Bij beslissing van 5 juni 2018 heeft het CvB het door appellant daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Vergelijkbare documenten
Voor zover appellant aldus beoogt te betogen dat de bachelor- en masteropleiding Geneeskunde als één opleiding

Zaaknummer : CBHO 2015/033 Rechter(s) : mrs. Olivier, Lubberdink en Troostwijk Datum uitspraak : 7 augustus 2015 Partijen : Appellant en

het college van bestuur van de Vrije Universiteit van Amsterdam, verweerder.

Bij beslissing van 14 april 2013 heeft het college van bestuur het daartegen door appellant gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

het college van bestuur van de Universiteit van Amsterdam (hierna: het college van bestuur), verweerder.

Zaaknummers : 2011/019 en 019.1

Zaaknummer : 2013/136

3 oktober 2012 heeft plaatsgevonden, leidt niet tot een ander oordeel.

Zaaknummer : 2014/069 Rechter(s) : mr. Nijenhof. Datum uitspraak : 23 juli 2014 Partijen : Appellante tegen het CBE van de Hogeschool Rotterdam

Zaaknummer : 2014/150 : mrs. Olivier, Borman, Hoogvliet Datum uitspraak : 16 december 2014 : Appellante en Vrije Universiteit Amsterdam

Zaaknummer : CBHO 2015/083 Rechter(s) : mr. Olivier Datum uitspraak : 26 januari 2016 Partijen : appellant en Hogeschool van Amsterdam Trefwoorden :

Zaaknummer : CBHO 2014/302 Rechter(s) : mrs. Borman, Troostwijk en Kleijn Datum uitspraak : 23 september 2015 Partijen : Appellant en Hogeschool van

Zaaknummer : 2013/020 en 020.1

het College van Beroep voor de Examens van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (hierna: het CBE), verweerder.

Zaaknummer : CBHO 2013/233 Rechter(s) : mr. Lubberdink Datum uitspraak : 13 juni 2014 Partijen : Appellant tegen de Hogeschool Inholland Trefwoorden

Zaaknummer : CBHO 2014/060 Rechter(s) : mr. Borman Datum uitspraak : 18 juni 2014 Partijen : Appellant tegen CBE Hogeschool van Amsterdam Trefwoorden

het college van beroep voor de examens van de Saxion Hogeschool (hierna: CBE), verweerder.

Zaaknummer : CBHO 2016/180.5 Rechter(s) : mr. Streefkerk Datum uitspraak : 2 november 2016 Partijen : appellant en CBE Hogeschool Inholland

Zaaknummer : 2013/207 Rechter(s) : mr. Borman Datum uitspraak : 18 juli 2014 Partijen : Appellant tegen CBE Hogeschool van Amsterdam Trefwoorden :

Zaaknummer : 2014/204 en 204.1

Zaaknummer : 2014/038 Rechter(s) : mr. Kleijn Datum uitspraak : 28 juli 2014 Partijen : Appellant tegen het CvB van Hogeschool van Amsterdam

Zaaknummer : CBHO 2015/089 Rechter(s) : mr. Olivier Datum uitspraak : 18 augustus 2015 Partijen : Appellante en CBE Erasmus Universiteit Rotterdam

Bij beslissing van 28 augustus 2013 heeft de examencommissie van de opleiding Informatica appellant een negatief bindend studieadvies gegeven.

Zaaknummer : CBHO 2015/254 Rechter(s) : mr. B.K. Olivier Datum uitspraak : 13 januari 2016 Partijen : appellante en CBE Hogeschool Inholland

Uitspraak in de zaak tussen: [naam], wonende te [woonplaats], appellant,

Bij beslissing van 9 juli 2014 heeft het CBE het door appellante daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.

Zaaknummer : 2014/001/CBE en 2014/001.1

het College van Beroep voor de Examens van de Hogeschool Utrecht (hierna: het CBE), verweerder.

Zaaknummer : 2013/261

Zaaknummer : CBHO 2018/002 Rechter(s) : mr. Lubberdink Datum uitspraak : 7 augustus 2018 Partijen : appellant en Hogeschool Rotterdam Trefwoorden :

het College van Beroep voor de Examens van de Haagse Hogeschool (hierna: het CBE), verweerder.

Zaaknummer : 2014/159 en Rechter(s) : mr. Borman Datum uitspraak : 17 oktober 2014 Partijen : Verzoekster tegen Hogeschool voor de Kunsten

ECLI:NL:RVS:2012:BW3893

het college van beroep voor de examens van Fontys Hogescholen (hierna: CBE), verweerder.

Zaaknummer : 2014/153

Zaaknummer : 2014/282 en Datum uitspraak : 26 januari 2015 : Verzoeker en Hogeschool Rotterdam

Zaaknummer : 2014/145

het college van beroep voor de examens van De Haagse Hogeschool (hierna: het CBE), verweerder.

het College van Beroep voor de Examens van de Universiteit van Amsterdam (hierna: CBE), verweerder.

Zaaknummer : 2013/129

Zaaknummer : CBHO 2015/297 Rechter(s) : mr.borman Datum uitspraak : 28 april 2016 Partijen : appellante en CBE Rijksuniversiteit Groningen

College van Beroep voor het Hoger Onderwijs

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBMNE:2015:5375, Meerdere afhandelingswijzen

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBOBR:2013:5574, Bekrachtiging/bevestiging

het College van Beroep voor de Examens van de HZ University of Applied Sciences, gevestigd te Vlissingen, verweerder.

ECLI:NL:RVS:2015:3038

het College van Beroep voor de Examens van de Vrije Universiteit Amsterdam (hierna: het CBE), verweerder.

Zaaknummer : CBHO 2015/247.5 Rechter(s) : mrs. Borman, Lubberdink en Streefkerk Datum uitspraak : 6 juni 2016 Partijen : appellante en CBE Hogeschool

Zaaknummer : CBHO 2015/047 Rechter(s) : mrs. Olivier, Scholten-Hinloopen en Verheij Datum uitspraak : 7 augustus 2015 Partijen : Appellant en

Uitspraak in de zaak tussen: [naam appellant], wonende te [naam woonplaats], appellant,

vanstate /1/V6. Datum uitspraak: 28 maart 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

het college van bestuur van de Universiteit Maastricht, gevestigd te Maastricht, verweerder.

ECLI:NL:RBNNE:2016:2567

ECLI:NL:RBALK:2011:BQ1956

Zaaknummer : CBHO 2018/074 Rechter(s) : mrs. Verheij, Streefkerk en Daalder Datum uitspraak : 18 juli 2018 Partijen : appellant en CBE Universiteit

Zaaknummer : 2012/220 en 220.1

het college van beroep voor de examens van de Hogeschool Utrecht, verweerder.

ECLI:NL:RVS:2015:3340

Uitspraak in de zaak tussen: [naam], wonende te [woonplaats], appellant, het College van Beroep voor de Examens van Hogeschool Inholland, verweerder.

het college van bestuur van de Hogeschool van Amsterdam (hierna: de hogeschool), verweerder.

ECLI:NL:RVS:2014:1169

Zaaknummer : 2013/235

ECLI:NL:RVS:2010:BO4829

Zaaknummer : CBHO 2015/059 Rechter(s) : mr. Borman Datum uitspraak : 2 maart 2016 Partijen : appellant en CBE Hogeschool Inholland Trefwoorden :

ECLI:NL:RBARN:2006:AV7682

Uitspraak in de zaak tussen: [naam], wonende te [woonplaats], appellant, het CBE van de Hanzehogeschool Groningen (hierna: CBE), verweerder.

U I T S P R A A K

U I T S P R A A K

Regeling collegegeld

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBSGR:2012:BW4490, Meerdere afhandelingswijzen

ECLI:NL:RVS:2016:3390

Zaaknummer : CBHO 2014/165 Rechter(s) : mrs. Olivier, Scholten-Hinloopen en Verheij Datum uitspraak : 14 januari 2015 Partijen : appellant en CBE

het college van burgemeester en wethouders van Son en Breugel proceduresoort Eerste aanleg - meervoudig rechtsgebied Kamer 2 - Milieu - Overige

Uitspraak in de zaak tussen: [naam], wonende te [woonplaats], appellante,

ECLI:NL:RVS:2013:BZ1273

Zaaknummer : CBHO 2015/104 Rechter(s) : mrs. Olivier, Van der Spoel en Verheij Datum uitspraak : 5 november 2015 Partijen : Appellante en

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBMNE:2015:7224, Bekrachtiging/bevestiging

ECLI:NL:RVS:2013:BZ7733

Zaaknummer: 2000/026 en 2000/026.1 Rechter(s): mr. Olivier Datum uitspraak: 22 mei 2000 X tegen het college van bestuur van de Universiteit Leiden

ECLI:NL:RVS:2012:BY5907

ECLI:NL:RVS:2004:AR4275

het college van bestuur van de Universiteit Leiden, gevestigd te Leiden, verweerder.

U I T S P R A A K

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 17 maart 2016 in zaak nr. ROE 15/2616 in het geding tussen:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak op het verzet (artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht) van:

U I T S P R A A K

U I T S P R A A K

Bij besluit van 4 maart 2010 heeft het college het door [appellant] hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Raad. . te- 13. vanstate. -6 FEB. 2(m. Afdeling bestuursrechtspraak GEMEEME SOEST. Ingek. Nr. Afd.: ^ (

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBROT:2016:4843, Bekrachtiging/bevestiging

U I T S P R A A K

ECLI:NL:RVS:2015:2989

tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 25 april 2013 in zaak nr. 12/641 in het geding tussen:

ECLI:NL:RBDHA:2016:1194

ECLI:NL:RBARN:2010:BN2186

ECLI:NL:RVS:2006:AV7550

Vertrouwensbeginsel, terugwerkende kracht Artikelen: WHW art lid 1,3 en 4, Uitvoeringsbesluit WHW art. 2.1 en 2.2 lid 1, Awb art.

U I T S P R A A K

Transcriptie:

Zaaknummer : CBHO 2018/122 Rechter(s) : mr. Borman Datum uitspraak : 19 november 2018 Partijen : appellant en Hogeschool Arnhem en Nijmegen Trefwoorden : Centraal register hoger onderwijs (CROHO) gezondheidszorg instellingscollegegeld Artikelen : WHW: artikel 7.10a WHW: Artikel 7.45a, eerste lid UWHW 2008: Artikel 2.3, eerste lid UWHW 2008: artikel 3.1, aanhef en onder e Uitspraak : ongegrond Hoofdoverwegingen : 2.4. De HBO-opleiding Sport, Gezondheid en Management, die appellant heeft afgerond, is in het CROHO-register opgenomen onder het onderdeel gezondheidszorg, als bedoeld in artikel 3.1, aanhef en onder e, van het Uitvoeringsbesluit WHW. Uit artikel 2.3, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit blijkt dat deze opleiding daarom voor dat artikel als opleiding op het gebied van gezondheidszorg wordt aangemerkt. De omstandigheden die appellant naar voren heeft gebracht, maken dat niet anders. Nu appellant een bachelorgraad heeft behaald in verband met een opleiding op het gebied van gezondheidszorg, komt hij niet voor de in artikel 2.3, vierde lid, van het Uitvoeringsbesluit WHW opgenomen uitzondering in aanmerking. Het CvB heeft zich derhalve terecht op het standpunt gesteld dat appellant ingevolge artikel 7.45a, eerste lid, van de WHW voor de deeltijdopleiding PABO instellingscollegegeld verschuldigd is. Het betoog faalt. Uitspraak in de zaak tussen: [naam], wonende te [woonplaats], appellant, en het college van bestuur van de Hogeschool Arnhem en Nijmegen, verweerder. 1. Procesverloop Bij beslissing van 19 januari 2018 heeft het CvB appellant voor de deeltijdopleiding PABO een bedrag van 2.496,67, zijnde het instellingscollegegeld, in rekening gebracht. Bij beslissing van 5 juni 2018 heeft het CvB het door appellant daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Tegen deze beslissing heeft appellant beroep ingesteld. Het CvB heeft een verweerschrift ingediend. Het College heeft de zaak van een meervoudige naar een enkelvoudige kamer verwezen. Het College heeft het beroep ter zitting behandeld op 26 oktober 2018, waar appellant, en het CvB, vertegenwoordigd door mr. B.A. van Koeven, zijn verschenen. 2. Overwegingen 2.1. Appellant heeft in 2016 de HBO-opleiding Sport, Gezondheid en Management afgerond. Deze opleiding is in het Centraal Register Opleidingen Hoger Onderwijs (hierna: CROHO-register) geregistreerd onder gezondheidszorg. Appellant heeft zich aangemeld om per 1 februari 2018 te beginnen met de deeltijdopleiding PABO. Het CvB heeft beslist dat appellant daarvoor het instellingscollegegeld moet betalen. Hij kan geen gebruik maken van de uitzondering voor een

tweede opleiding op het gebied van onderwijs of gezondheidszorg, omdat hij reeds een opleiding op het gebied van gezondheidszorg heeft afgerond. 2.2. Appellant betoogt dat het CvB hem ten onrechte het instellingscollegegeld in rekening brengt. Hij wijst erop dat de opleiding Sport, Gezondheid en Management niet meer bestaat. Dit is nu de opleiding Sportkunde, welk in het CROHO-register is geregistreerd onder Gedrag & Maatschappij. Verder stelt appellant dat hij de gezondheidsvakken na het tweede jaar van zijn opleiding heeft laten vallen. 2.3. Artikel 7.45a, eerste lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (hierna: de WHW) luidt: Het wettelijk collegegeld is verschuldigd door een student die tot één van de groepen van personen, bedoeld in artikel 2.2 van de Wet studiefinanciering 2000 behoort of die de Surinaamse nationaliteit bezit. ( ) Voor een inschrijving aan een bacheloropleiding geldt als aanvullende voorwaarde, dat de student blijkens het basisregister onderwijs sedert 1 september 1991 niet eerder bij een bekostigde instelling in verband met het volgen van initieel onderwijs een graad Bachelor als bedoeld in artikel 7.10a heeft behaald. ( ) Het tweede lid luidt: Bij algemene maatregel van bestuur kan de categorie studenten, bedoeld in het eerste lid, worden uitgebreid. Artikel 2.3, eerste lid, van het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 luidt: In dit artikel wordt verstaan onder een opleiding op het gebied van onderwijs: a. een opleiding die is opgenomen in het onderdeel «onderwijs» van het Centraal register hoger onderwijs, bedoeld in artikel 3.1, aanhef en onder a; b. ( ); c. ( ). Het tweede lid luidt: In dit artikel wordt verstaan onder een opleiding op het gebied van gezondheidszorg: een opleiding die is opgenomen in het onderdeel «gezondheidszorg» van het Centraal register hoger onderwijs, bedoeld in artikel 3.1, aanhef en onder e. Het vierde lid luidt: Een persoon die zich, gerekend vanaf 1 september 1991, volgens het basisregister onderwijs, voor de eerste keer inschrijft voor een bacheloropleiding op het gebied van onderwijs of gezondheidszorg, nadat hij eerder een bachelorgraad heeft behaald in verband met een opleiding op een ander gebied dan onderwijs of gezondheidszorg, is voor die opleiding op het gebied van onderwijs of gezondheidszorg niet meer dan het wettelijk collegegeld verschuldigd, mits hij behoort tot één van de groepen van personen, bedoeld in artikel 2.2 van de Wet studiefinanciering 2000, of de Surinaamse nationaliteit bezit. Artikel 3.1, opgenomen in hoofdstuk 3, afdeling 1 Centraal register opleidingen hoger onderwijs, van het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 luidt: Het register bestaat uit de volgende onderdelen: a. onderwijs, b. d. ( ), e. gezondheidszorg, f. j. ( ). 2.4. De HBO-opleiding Sport, Gezondheid en Management, die appellant heeft afgerond, is in het CROHO-register opgenomen onder het onderdeel gezondheidszorg, als bedoeld in artikel 3.1, aanhef en onder e, van het Uitvoeringsbesluit WHW. Uit artikel 2.3, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit blijkt dat deze opleiding daarom voor dat artikel als opleiding op het gebied van gezondheidszorg wordt aangemerkt. De omstandigheden die appellant naar voren heeft gebracht, maken dat niet anders. Nu appellant een bachelorgraad heeft behaald in verband met een opleiding op het gebied van gezondheidszorg, komt hij niet voor de in artikel 2.3, vierde lid, van het Uitvoeringsbesluit WHW opgenomen uitzondering in aanmerking. Het CvB heeft zich derhalve terecht op het standpunt gesteld dat appellant ingevolge artikel 7.45a, eerste lid, van de WHW voor de deeltijdopleiding PABO instellingscollegegeld verschuldigd is. Het betoog faalt. 2.5. Het beroep is ongegrond. 2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing Het College Rechtdoende: verklaart het beroep ongegrond. Deze uitspraak is gedaan door mr. C.J. Borman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. H.E. Noordhoek, als secretaris.