Zaaknummer : CBHO 2015/297 Rechter(s) : mr.borman Datum uitspraak : 28 april 2016 Partijen : appellante en CBE Rijksuniversiteit Groningen

Transcriptie

1 Zaaknummer : CBHO 2015/297 Rechter(s) : mr.borman Datum uitspraak : 28 april 2016 Partijen : appellante en CBE Rijksuniversiteit Groningen Trefwoorden : Aanwezigheidsverplichtingen buitenland combinatietabel compenseren coördinator dubbeltelling harde knip herkansing herkansingstoets interpretatie leenstelsel normering onderwijseenheid ongelijke behandeling studiefinanciering studievertraging tentamen tentamenresultaat voortgangstoetsen vrijstelling Artikelen : Regels & Richtlijnen Examencommissie tentamenvereisten bacheloropleiding Geneeskunde studiejaar , kopje Tentamen 3.6 Kennisprogressie BIII Protocol tentamenvereisten kennisprogressie bacheloropleiding Geneeskunde : kopje D. Aanwezigheidsverplichtingen kopje E. Toepassing van combinatietabellen kopje F. Herkansingen via dubbeltelling Uitspraak : ongegrond Hoofdoverwegingen : 2.6. Het College stelt voorop dat appellante de met de voortgangstoetsen behaalde scores niet betwist. Daarnaast betwist zij het standpunt van verweerder dat die scores, gelet op combinatietabel KPB3v, niet leiden tot een combinatie waaraan het resultaat voldoende kan worden toegekend, niet. Daarom zijn partijen slechts verdeeld over het antwoord op de vraag of in de situatie van appellante is voldaan aan de voorwaarden voor dubbeltelling, neergelegd in het KPB2014, onder kopje F Vaststaat dat een onderwijseenheid bestaat uit vier voortgangstoetsen. Bij voldoende progressie, die wordt beoordeeld aan de hand van een combinatie van de scores behaald over die vier toetsen, kan een resultaat van voldoende of goed worden toegekend en is het tentamen behaald. Voor de situatie waarin een vrijstelling is verleend, geldt de combinatietabel KPB3v. Verschil van inzicht bestaat over de vraag of een voortgangstoets, waarbij een te laag niveau is behaald, kan worden gecompenseerd door een voortgangstoets met een voldoende niveau binnen dezelfde onderwijseenheid (een serie van vier toetsen), of dat zo n voortgangstoets met onvoldoende niveau slechts kan worden gecompenseerd door een voortgangstoets, afgelegd in een volgende onderwijseenheid. Ter zitting heeft verweerder toegelicht dat dubbeltelling alleen geldt voor een voortgangstoets die is afgelegd in een volgende onderwijseenheid. Met een volgende score in het KPB2014 wordt volgens verweerder de eerstvolgende toets bedoeld die is afgelegd in een nieuwe onderwijseenheid. Met het dubbeltellen van die toets kan een eerdere onderwijseenheid Kennisprogressie alsnog worden behaald. Deze dubbeltelling is evenwel voor de onderwijseenheid Kennisprogressie 3, de laatste onderwijseenheid in de bachelorfase, niet mogelijk, vanwege de zogenoemde harde knip tussen de bachelor- en masterfase. Dat betekent dat een voortgangstoets met een voldoende niveau, die is afgelegd in de

2 masterfase, niet kan dubbeltellen teneinde een onderwijseenheid Kennisprogressie in de bachelorfase alsnog te behalen. Dat is volgens verweerder ook de ratio achter het bepaalde onder kopje D, waarin is vermeld dat in de situatie van een vrijstelling slechts combinatietabel KPB3v geldt en derhalve niet kopje F. Toegepast op de situatie van appellante, betekent het voorgaande volgens verweerder dat de voortgangstoets van mei 2015, waarbij zij een score van niveau 12 heeft behaald niet kan worden dubbel geteld om het resultaat van een toets in diezelfde onderwijseenheid te compenseren. De eerstvolgende toets die volgens verweerder voor dubbeltelling in aanmerking komt is een in september 2015 voor onderwijseenheid KPB3 af te leggen (herkansings)toets. Indien appellante bij die toets een voldoende niveau behaalt, te weten een niveau 11, kan zij doorstromen naar de masterfase, aldus verweerder Naar het oordeel van het College heeft verweerder in redelijkheid de door de examencommissie gehanteerde interpretatie van de in geding zijnde bepaling kunnen onderschrijven. Daarbij acht het College van belang dat, zoals verweerder ter zitting heeft toegelicht, op landelijk niveau afspraken zijn gemaakt over de te behalen niveaus. Dat de examencommissie strenger zou beoordelen op kennisprogressie dan de andere geneeskundefaculteiten, zoals appellante betoogt, betekent niet dat de examencommissie in afwijking van haar protocol appellante alsnog een resultaat voldoende had moeten geven. Daarnaast heeft de examencommissie ter zitting te kennen gegeven het KPB2014 in alle gevallen op deze wijze te interpreteren en dat van belang is dat appellante, in afwijking van het vereiste dat op basis van vier toetsen een tentamenresultaat kan worden behaald, de mogelijkheid heeft gehad om op basis van deelname aan drie toetsen de onderwijseenheid te behalen. Anders dan appellante betoogt, is naar het oordeel van het College evenmin sprake van een ongelijke behandeling tussen studenten die vanwege tijdelijk in het buitenland studeren een vrijstelling bezitten en andere studenten. De aan de orde zijnde onmogelijkheid voor dubbeltelling geldt voor zowel studenten met als studenten zonder vrijstelling. In zoverre is geen sprake van ongelijke behandeling. Het betoog van appellante, dat twee versies van het KPB2014 in omloop zijn, doet aan het voorgaande niet af. Ten aanzien van beide versies geldt dezelfde redenering. De overige door appellante opgeworpen omstandigheden, waaronder de omstandigheid dat zij als gevolg van het niet-behalen van het tentamen onder een gewijzigd stelsel van studiefinanciering komt te vallen en dat de coördinator het KPB2014 anders leest dan de examencommissie, leiden niet tot het oordeel dat verweerder een andere beslissing had moeten nemen. Uitspraak in de zaak tussen: [naam], wonende te [woonplaats], appellante, en het college van beroep voor de examens van de Rijksuniversiteit Groningen, verweerder. 1. Procesverloop Bij beslissing van 17 juli 2015 heeft de Examencommissie Tandheelkunde & Geneeskunde (hierna: de Examencommissie) appellante te kennen gegeven dat zij het tentamen Kennisprogressie B3 (hierna ook: KPB3) niet met een voldoende resultaat heeft afgesloten. Bij beslissing van 27 oktober 2015 heeft verweerder het daartegen door appellante ingestelde beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing heeft appellante beroep ingesteld.

3 Verweerder heeft een verweerschrift ingediend. Het College heeft de zaak van een meervoudige naar een enkelvoudige kamer verwezen. Het College heeft het beroep ter zitting behandeld op 18 april 2016, waar appellante, vergezeld door I. van Tuinen en verweerder vertegenwoordigd door mr. M.E.A. Donkersloot zijn verschenen. Ook waren aanwezig dr. R.A. Tio en G.M. Vos, beiden werkzaam bij de Rijksuniversiteit Groningen. 2. Overwegingen 2.1. Volgens de Regels & Richtlijnen Examencommissie tentamenvereisten bacheloropleiding Geneeskunde studiejaar onder het kopje Tentamen 3.6 Kennisprogressie BIII, bestaat de onderwijseenheid Kennisprogressie BIII uit vier voortgangstoetsen, te weten VGT9, VGT10, VGT11 en VGT12. Daarnaast is onder dit kopje vermeld dat voor studenten die met ingang van 1 september 2014 voor het eerst voormelde onderwijseenheid volgen, de tentamenvereisten uit het Protocol tentamenvereisten kennisprogressie bacheloropleiding Geneeskunde (hierna: KPB2014) gelden Volgens het ten tijde van de beslissing van 17 juli 2015 toepasselijke KPB2014, onder kopje D. Aanwezigheidsverplichtingen is de student voor elke onderwijseenheid Kennisprogressie verplicht bij ten minste vier voortgangstoetsen aanwezig te zijn. Indien een voortgangstoets is gemist, geldt de eerstvolgende georganiseerde voortgangstoets als mogelijkheid om aan de aanwezigheidsverplichting te voldoen. Volgens kopje E. Toepassing van combinatietabellen worden tentamenresultaten voor een onderwijseenheid Kennisprogressie niet eerder berekend dan nadat is voldaan aan de aanwezigheidsverplichting van de desbetreffende onderwijseenheid Kennisprogressie. De combinatietabel KPB3 vormt de maatstaf voor de berekening van het tentamenresultaat voor de onderwijseenheid Kennisprogressie 3. Bij een verleende vrijstelling geldt voor de onderwijseenheid KPB3 enkel de combinatietabel KPB3v. Volgens kopje F. Herkansingen via dubbeltelling van KPB2014 kan een volgende behaalde score worden meegeteld voor een niet eerder behaald niveau wanneer aan de aanwezigheidsverplichting voor de desbetreffende onderwijseenheid is voldaan. Het hierdoor behaalde tentamenresultaat geldt als vastgesteld in herkansing. Wanneer niet aan de aanwezigheidsverplichting voor de desbetreffende onderwijseenheid Kennisprogressie is voldaan, kan dubbeltelling niet worden toegepast. Scores behaald in de bacheloropleiding kunnen niet worden dubbel geteld voor meetmomenten uit de masteropleiding. 2.3 Volgens combinatietabel KPB3v geldt als resultaat goed de combinatie van minimaal tweemaal score G (goed) op niveau MM12 en op de derde VGT een score V (voldoende) op niveau MM8. Het resultaat voldoende geldt bij een combinatie van minimaal eenmaal score V op niveau MM12 en eenmaal score V op niveau MM11 én de score op de derde VGT uit de reeks minimaal V op niveau MM10. Voor alle overige combinaties geldt als resultaat onvoldoende Verweerder heeft in zijn beslissing van 27 oktober 2015 vastgesteld dat appellante aan drie voortgangstoetsen heeft deelgenomen, te weten in december 2014, februari 2015 en mei Appellante heeft daarbij achtereenvolgens als score kennisniveau 9, kennisniveau 10 en kennisniveau 12 behaald. Voor de voortgangstoets in september 2014 heeft appellante vrijstelling genoten in verband met studie in het buitenland. Volgens verweerder heeft de examencommissie op juiste gronden vastgesteld dat de combinatie van de door appellante behaalde scores op de voortgangstoetsen, gelet op combinatietabel KPB3v, niet leidt tot het resultaat voldoende. Daarnaast heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat appellante geen beroep toekomt op dubbeltelling van een voortgangstoets, als bedoeld in het KPB2014 onder kopje F. Volgens verweerder kan de regeling van dubbeltelling slechts gelden voor een nieuwe serie van voortgangstoetsen. De examencommissie heeft op goede gronden vastgesteld dat appellante het tentamen Kennisprogressie B3 niet met een voldoende resultaat heeft afgesloten, aldus verweerder Appellante kan zich niet verenigen met deze beslissing van verweerder. Daartoe stelt zij zich op het standpunt dat verweerder van een onjuiste interpretatie uitgaat en op onjuiste wijze toepassing heeft gegeven aan het KPB2014 en dan in het bijzonder aan hetgeen is opgenomen onder kopje F. Volgens appellante voldoet zij wel degelijk aan de voorwaarden voor dubbeltelling van de laatstelijk gemaakte voortgangstoets met een behaalde score op kennisniveau 12. In dat verband is van belang dat haar vrijstelling is verleend voor de voortgangstoets in september 2014, dat zij aan de aanwezigheidsverplichting heeft voldaan en dat een volgende behaalde score kan meetellen als herkansing voor de eerdere toets die zij nog niet op het juiste kennisniveau had

4 behaald. De wijze van interpretatie en toepassing door de examencommissie leidt tot een zinledige bepaling en tot een ongelijke behandeling van studenten die met een vrijstelling in het buitenland studeren ten opzichte van studenten die wel in het examengebouw konden verschijnen, aldus appellante. Daarnaast zijn 2 versies van het KPB2014 in omloop en zijn de beide versies moeilijk leesbaar. Daarom dient de meest gunstige versie en lezing van het KPB2014 te worden toegepast in de situatie van appellante. Bovendien, zo stelt appellante, heeft verweerder onvoldoende rekening gehouden met de omstandigheden dat verweerder reclame maakt voor het systeem van dubbeltelling om studievertraging te voorkomen, dat het onredelijk is dat de voortgangstoets niet kan worden herkanst in hetzelfde semester als gevolg waarvan appellante is onderworpen aan een ongunstiger leenstelsel, dat het KPB2014 alleen door de examencommissie op deze wijze wordt geïnterpreteerd, maar niet door bijvoorbeeld de coördinator van de voortgangstoetsen en dat de examencommissie een strengere normering hanteert dan andere instellingen in het land Het College stelt voorop dat appellante de met de voortgangstoetsen behaalde scores niet betwist. Daarnaast betwist zij het standpunt van verweerder dat die scores, gelet op combinatietabel KPB3v, niet leiden tot een combinatie waaraan het resultaat voldoende kan worden toegekend, niet. Daarom zijn partijen slechts verdeeld over het antwoord op de vraag of in de situatie van appellante is voldaan aan de voorwaarden voor dubbeltelling, neergelegd in het KPB2014, onder kopje F Vaststaat dat een onderwijseenheid bestaat uit vier voortgangstoetsen. Bij voldoende progressie, die wordt beoordeeld aan de hand van een combinatie van de scores behaald over die vier toetsen, kan een resultaat van voldoende of goed worden toegekend en is het tentamen behaald. Voor de situatie waarin een vrijstelling is verleend, geldt de combinatietabel KPB3v. Verschil van inzicht bestaat over de vraag of een voortgangstoets, waarbij een te laag niveau is behaald, kan worden gecompenseerd door een voortgangstoets met een voldoende niveau binnen dezelfde onderwijseenheid (een serie van vier toetsen), of dat zo n voortgangstoets met onvoldoende niveau slechts kan worden gecompenseerd door een voortgangstoets, afgelegd in een volgende onderwijseenheid. Ter zitting heeft verweerder toegelicht dat dubbeltelling alleen geldt voor een voortgangstoets die is afgelegd in een volgende onderwijseenheid. Met een volgende score in het KPB2014 wordt volgens verweerder de eerstvolgende toets bedoeld die is afgelegd in een nieuwe onderwijseenheid. Met het dubbeltellen van die toets kan een eerdere onderwijseenheid Kennisprogressie alsnog worden behaald. Deze dubbeltelling is evenwel voor de onderwijseenheid Kennisprogressie 3, de laatste onderwijseenheid in de bachelorfase, niet mogelijk, vanwege de zogenoemde harde knip tussen de bachelor- en masterfase. Dat betekent dat een voortgangstoets met een voldoende niveau, die is afgelegd in de masterfase, niet kan dubbeltellen teneinde een onderwijseenheid Kennisprogressie in de bachelorfase alsnog te behalen. Dat is volgens verweerder ook de ratio achter het bepaalde onder kopje D, waarin is vermeld dat in de situatie van een vrijstelling slechts combinatietabel KPB3v geldt en derhalve niet kopje F. Toegepast op de situatie van appellante, betekent het voorgaande volgens verweerder dat de voortgangstoets van mei 2015, waarbij zij een score van niveau 12 heeft behaald niet kan worden dubbel geteld om het resultaat van een toets in diezelfde onderwijseenheid te compenseren. De eerstvolgende toets die volgens verweerder voor dubbeltelling in aanmerking komt is een in september 2015 voor onderwijseenheid KPB3 af te leggen (herkansings)toets. Indien appellante bij die toets een voldoende niveau behaalt, te weten een niveau 11, kan zij doorstromen naar de masterfase, aldus verweerder Naar het oordeel van het College heeft verweerder in redelijkheid de door de examencommissie gehanteerde interpretatie van de in geding zijnde bepaling kunnen onderschrijven. Daarbij acht het College van belang dat, zoals verweerder ter zitting heeft toegelicht, op landelijk niveau afspraken zijn gemaakt over de te behalen niveaus. Dat de examencommissie strenger zou beoordelen op kennisprogressie dan de andere geneeskundefaculteiten, zoals appellante betoogt, betekent niet dat de examencommissie in afwijking van haar protocol appellante alsnog een resultaat voldoende had moeten geven. Daarnaast heeft de examencommissie ter zitting te kennen gegeven het KPB2014 in alle gevallen op deze wijze te interpreteren en dat van belang is dat appellante, in afwijking van het vereiste dat op basis van vier toetsen een tentamenresultaat kan worden behaald, de mogelijkheid heeft gehad om op basis van deelname aan drie toetsen de onderwijseenheid te behalen. Anders dan appellante betoogt, is naar het oordeel van het College evenmin sprake van een ongelijke behandeling tussen studenten die vanwege tijdelijk in het buitenland studeren een vrijstelling bezitten en andere studenten. De aan de orde zijnde onmogelijkheid voor dubbeltelling geldt voor zowel studenten met als studenten zonder vrijstelling. In zoverre is geen sprake van ongelijke behandeling. Het betoog van appellante, dat twee versies van het KPB2014 in omloop zijn, doet aan het voorgaande niet af. Ten aanzien van beide versies geldt dezelfde redenering.

5 De overige door appellante opgeworpen omstandigheden, waaronder de omstandigheid dat zij als gevolg van het niet-behalen van het tentamen onder een gewijzigd stelsel van studiefinanciering komt te vallen en dat de coördinator het KPB2014 anders leest dan de examencommissie, leiden niet tot het oordeel dat verweerder een andere beslissing had moeten nemen Het beroep is ongegrond Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3. Beslissing Het College Rechtdoende: verklaart het beroep ongegrond.