Zaaknummer : CBHO 2015/033 Rechter(s) : mrs. Olivier, Lubberdink en Troostwijk Datum uitspraak : 7 augustus 2015 Partijen : Appellant en
|
|
- Marcella Segers
- 8 jaren geleden
- Aantal bezoeken:
Transcriptie
1 Zaaknummer : CBHO 2015/033 Rechter(s) : mrs. Olivier, Lubberdink en Troostwijk Datum uitspraak : 7 augustus 2015 Partijen : Appellant en Rijksuniversiteit Groningen Trefwoorden : EU/EER nationaliteit gelijkheidsbeginsel instellingscollegegeldtarief I instellingscollegegeldtarief II nationaliteit nationaliteitsvereiste partnerschap rechtvaardigingsgrond richtlijn 2004/38/EG wettelijk collegegeld Artikelen : WHW artikel 7.45a, eerste lid artikel 7.46, eerste lid artikel 7.46, tweede lid artikel 7.46, vijfde lid Wet studiefinanciering 2000 Artikel 2.2, eerste lid, Regeling Inschrijving en Collegegeld RUG artikel 12, eerste lid artikel 14, eerste lid, artikel 14, zesde lid artikel 15, derde lid artikel 15, vijfde lid bijlage 1 Uitspraak : ongegrond Hoofdoverwegingen : 2.3 Appellant betoogt dat het college van bestuur heeft miskend dat de weigering hem voor het wettelijk collegegeld in aanmerking te laten komen in strijd met richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden, tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1612/68 en tot intrekking van de Richtlijnen 64/221/EEG, 68/360/EEG, 72/194/EEG, 73/148/EEG, 75/34/EEG, 75/35/EEG, 90/365/EEG en 93/96/EEG (hierna: richtlijn 2004/38/EG) is genomen. Hij stelt hiertoe dat in bijlage 1, onder f, behorende bij de RIC , die is gebaseerd op richtlijn 2004/38/EG, een verkeerde uitleg aan die richtlijn is gegeven en dat hij op basis daarvan wel voor het wettelijk collegegeld in aanmerking komt. Volgens hem leidt het bepaalde in bijlage 1, onder f, behorende bij de RIC ertoe dat mensen met een Nederlandse nationaliteit worden gediscrimineerd ten opzichte van mensen met een Europese, doch niet-nederlandse nationaliteit. Appellant stelt dat het vreemd is dat hij in elk ander EU-land wel voor het wettelijk collegegeld in aanmerking zou komen als hij daar met zijn vader naar toe zou verhuizen, maar in Nederland niet. Dat kan niet de bedoeling van de Europese richtlijn en de Europese grondgedachte van vrij verkeer van personen zijn, aldus appellant. Appellant betoogt verder dat het instellingsbestuur ten onrechte geen gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid om in de inschrijfregels een uitzondering te maken voor studenten zoals hij en hen wel in aanmerking te laten komen voor het wettelijk
2 collegegeld dan wel collegegeld ter hoogte van het wettelijk collegegeld, zijnde instellingscollegegeld I. Dit is volgens hem in strijd met het gelijkheidsbeginsel. Tenslotte stelt appellant dat bij hem op basis van de RIC , die voordat hij zich inschreef op de website van de universiteit was gepubliceerd, het gerechtvaardigde vertrouwen is gewekt dat hij voor het wettelijk collegegeld in aanmerking zou komen. In dit verband brengt hij naar voren dat in bijlage 1, onder f, behorende bij de RIC stond vermeld dat familieleden van EU-burgers die in Nederland wonen en die of onder de 21 zijn of afhankelijk van die EU-burger zijn, behoren tot één van de groepen van personen als bedoeld in artikel 2.2 van de Wsf Pas in de RIC is daaraan toegevoegd dat het gaat om in Nederland wonende EU-burgers met een niet-nederlandse nationaliteit, die een niet EU/EER-nationaliteit bezitten, aldus appellant Ingevolge artikel 7.45a, eerste lid, van de WHW juncto artikel 12, eerste lid, onder b, van de RIC komt een student in aanmerking voor betaling van het wettelijk collegegeld indien de student behoort tot één van de groepen van personen als bedoeld in artikel 2.2 van de Wsf 2000 of de Surinaamse nationaliteit bezit. Artikel 2.2, eerste lid, onder b, van de Wsf bepaalt dat een student die niet de Nederlandse nationaliteit heeft, maar op grond van een verdrag of een besluit van een volkenrechtelijke organisatie op het terrein van studiefinanciering met een Nederlander wordt gelijk gesteld voldoet aan het nationaliteitsvereiste als bedoeld in artikel 7.45a, eerste lid, onder b, van de WHW en derhalve het wettelijk collegegeld is verschuldigd. De Rijksuniversiteit Groningen heeft in bijlage 1, onder f, behorende bij de RIC een toelichting gegeven op het bepaalde in artikel 2.2 van de Wsf. Daarin is vermeld dat tot de in dat artikel genoemde groep personen die in aanmerking komen voor betaling van het wettelijk collegegeld niet-eu/eer familieleden van in Nederland wonende EU-burgers met een niet-nederlandse nationaliteit behoren. Dit uitgangspunt is gebaseerd op richtlijn 2004/38/EG. Deze richtlijn ziet erop toe dat een burger van de Europese Unie die in een gastland van de Europese Unie verblijft recht heeft op dezelfde behandeling als de onderdanen van dat gastland. Anders dan appellant voorstaat kan hij geen beroep doen op het bepaalde in deze richtlijn, omdat zijn vader ten tijde van de beslissing van het college van bestuur van 15 januari 2015 niet over de Nederlandse nationaliteit beschikte. Voorts zou deze richtlijn evenmin toepasselijk zijn, indien de vader van appellant op dat moment wel de Nederlandse nationaliteit bezat. Zijn vader zou zich dan namelijk niet in ander land bevinden dan waarvan hij de nationaliteit zou bezitten. Appellant kan verder niet worden gevolgd in zijn standpunt dat in bijlage 1, onder f, behorende bij de RIC een verkeerde uitleg aan richtlijn 2004/38/EG is gegeven. Daartoe wordt in aanmerking genomen dat de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap in een brief van 22 augustus 2007 betreffende de implementatie van richtlijn 2004/38/EG ook heeft vermeld dat familieleden van Nederlanders die in Nederland wonen niet onder die richtlijn vallen. Dat appellant de brief van de minister niet kende, naar hij heeft gesteld, betekent niet dat met de in die brief gegeven uitleg geen rekening mocht worden gehouden bij het opstellen van de inschrijfregels. Nu appellant niet behoort tot één van de groepen van personen als
3 bedoeld in artikel 2.2 van de Wsf 2000 heeft het college van bestuur dan ook terecht geconcludeerd dat appellant niet voor het wettelijk collegegeld in aanmerking komt Appellant betoogt voorts tevergeefs dat ten onrechte geen gebruik is gemaakt van de mogelijkheid om studenten zoals hij in aanmerking te laten komen voor het instellingscollegegeldtarief I, terwijl dit in de RIC wel mogelijk is gemaakt voor een student die geen EU/EER nationaliteit heeft én die de echtgenoot/echtgenote of geregistreerd partner is van een Nederlander én die samen met deze Nederlander woonachtig is in Nederland. Appellant voldoet niet aan de vereisten voor de in de RIC gemaakte uitzondering. Niet valt in te zien dat het instellingsbestuur in de RIC niet in redelijkheid met deze gemaakte uitzondering heeft kunnen volstaan. Daartoe wordt overwogen dat een door het instellingsbestuur krachtens artikel 7.46, vijfde lid, van de WHW, vastgestelde regeling een algemeen verbindend voorschrift is en dat de toetsing daarvan door het College terughoudend is. Voor zover appellant stelt dat de omstandigheid dat voor studenten zoals hij geen uitzondering is gemaakt in de RIC leidt tot strijd met het gelijkheidsbeginsel, geldt dat uit de uitspraak van het College van 2 juli 2007 in zaak nr. 2007/16 ( volgt dat voor het maken van onderscheid naar nationaliteit wat betreft het betalen van collegegeld een redelijke en objectieve rechtvaardigingsgrond is gelegen in de extra voorzieningen die door hogescholen en universiteiten moeten worden getroffen voor buitenlandse studenten. Verder onderscheidt appellant zich niet van andere niet- EU/EER studenten die aan de Rijksuniversiteit Groningen een opleiding willen volgen en het instellingscollegegeldtarief II verschuldigd zijn Tenslotte bestaat geen grond voor het oordeel dat bij appellant op basis van bijlage 1, onder f, behorende bij de RIC het gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt dat hij voor het wettelijk collegegeld in aanmerking zou komen. Weliswaar was daarin niet expliciet vermeld dat het dient te gaan om in Nederland wonende EU-burgers met een niet-nederlandse nationaliteit, die een niet EU/EER-nationaliteit bezitten, maar uit richtlijn 2004/38/EG, waar in bijlage 1, onder f, behorende bij de RIC naar was verwezen, volgt dit wel expliciet. Uit de door appellant overgelegde berichten, waaronder een bericht van [ X ] van 17 juni 2014, blijkt verder dat aan appellant is meegedeeld dat de richtlijn uitsluitend betrekking heeft op EU-burgers die verblijven in een andere lidstaat dan hun nationaliteit en hun nonfamilieleden die de EU-burgers hierbij vergezellen. Daarbij is ook verwezen naar de eerder vermelde brief van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap die tevens als bijlage aan appellant is verzonden. Derhalve wist appellant reeds voordat hij zich inschreef voor de masteropleiding Sport Sciences dat hij niet voor het wettelijk collegegeld in aanmerking kwam. Uitspraak in de zaak tussen: [naam], wonende te [woonplaats], appellante, en
4 het college van bestuur van de Rijksuniversiteit Groningen, verweerder. 1. Procesverloop Bij beslissing van 4 september 2014 heeft het college van bestuur het verzoek van appellant om in aanmerking te komen voor het wettelijk collegegeld dan wel collegegeld ter hoogte van het wettelijk collegegeld, zijnde het instellingscollegegeld I, voor de masteropleiding Sport Sciences afgewezen. Bij beslissing van 15 januari 2015 heeft het college van bestuur het daartegen door appellant gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Tegen deze beslissing heeft appellant bij brief, bij het College ingekomen op 28 januari 2015, beroep ingesteld. Het college van bestuur heeft een verweerschrift ingediend. Het College heeft de zaak ter zitting behandeld op 8 mei 2015 waar het college van bestuur, vertegenwoordigd door mr. A.M. Wijnsma-Schuin, is verschenen. Appellant is met kennisgeving van afwezigheid niet verschenen. 2. Overwegingen 2.1 Ingevolge artikel 7.45a, eerste lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (hierna: de WHW) is het wettelijk collegegeld verschuldigd door een student die: a. blijkens het basisregister onderwijs sedert 1 september 1991 voor een inschrijving aan een bacheloropleiding niet eerder een bachelorgraad heeft behaald of voor een inschrijving aan een masteropleiding niet eerder een mastergraad heeft behaald, en b. tot één van de groepen van personen, bedoeld in artikel 2.2 van de Wet studiefinanciering 2000, behoort of de Surinaamse nationaliteit bezit. Ingevolge artikel 7.46, eerste lid, van de WHW is een student die niet voldoet aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 7.45a, eerste, tweede, derde of zesde lid, en niet is ingeschreven voor een onderwijseenheid bij de Open Universiteit het instellingscollegegeld verschuldigd. Ingevolge artikel 7.46, tweede lid, van de WHW wordt de hoogte van het instellingscollegegeld door het instellingsbestuur vastgesteld. Het instellingsbestuur kan per opleiding of groep van opleidingen of per groep of groepen studenten een verschillend instellingscollegegeld vaststellen. Ingevolge 2.2, eerste lid, van de Wet studiefinanciering 2000 (hierna: Wsf 2000) kan een studerende voor studiefinanciering in aanmerking komen die: a. de Nederlandse nationaliteit bezit, b. niet de Nederlandse nationaliteit bezit maar wel ingevolge een verdrag of een besluit van een volkenrechtelijke organisatie op het terrein van de studiefinanciering met een Nederlander wordt gelijkgesteld, of c. niet de Nederlandse nationaliteit bezit maar wel in Nederland woont en behoort tot een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen groep van personen die voor het terrein van de studiefinanciering met Nederlanders worden gelijkgesteld. Ingevolge artikel 12, eerste lid, van de Regeling Inschrijving en Collegegeld RUG (hierna: RIC ) is het wettelijk collegegeld verschuldigd door een student die: a. voor de inschrijving voor een bacheloropleiding niet eerder een bachelorgraad heeft behaald of voor de inschrijving voor een masteropleiding niet eerder een mastergraad heeft behaald, en b. behoort tot één van de groepen van personen bedoeld in artikel 2.2 van de Wsf 2000 of de Surinaamse nationaliteit bezit. Ingevolge artikel 14, eerste lid, van de RIC bedraagt het instellingscollegegeld I bij inschrijving voor een voltijdse opleiding 1.906,-.
5 Ingevolge artikel 14, zesde lid, van de RIC is het instellingscollegegeld I verschuldigd door degene die: - geen EU/EER nationaliteit heeft; én - de echtgenoot/echtgenote of geregistreerd partner is van een Nederlander; én - samen met deze Nederlander woonachtig is in Nederland. Ingevolge artikel 15, derde lid, van de RIC bedraagt het instellingscollegegeld II bij inschrijving als student voor een voltijdse masteropleiding respectievelijk ,-, ,-, ,- of ,-. Ingevolge artikel 15, vijfde lid, van de RIC is het instellingscollegegeld II verschuldigd door de student die niet voldoet aan de voorwaarden voor het wettelijk collegegeld of het instellingscollegegeld I. Ingevolge bijlage 1, onder f, behorende bij de RIC behoren tot één van de groepen van personen als bedoeld in artikel 2.2 van de Wsf 2000: familieleden (echtgenoot; partner met wie de burger van de Unie overeenkomstig de wetgeving van dat land een geregistreerd partnerschap heeft gesloten voor zover wetgeving van het gastland partnerschap gelijk stelt met het huwelijk en aan de voorwaarden van de wetgeving van het gastland wordt voldaan; rechtstreekse bloedverwant in neergaande lijn alsmede die van de echtgenoot of partner beneden leeftijd van 21 jaar of die ten hunnen laste komt; de rechtstreekse bloedverwant in opgaande lijn, alsmede die van de echtgenoot en partner die ten hunnen laste komen) van in Nederland wonende EU-burgers met een niet-nederlandse nationaliteit, die een niet EU/EERnationaliteit bezitten (op grond van richtlijn 2004/38/EG). 2.2 Appellant heeft zich op 31 juli 2014 aangemeld voor de masteropleiding Sport Sciences aan de Rijksuniversiteit Groningen. Appellant heeft de Indiase nationaliteit en valt volgens het college van bestuur niet onder de in bijlage I, onder f, behorende bij de RIC genoemde categorieën studenten die het wettelijk collegegeld verschuldigd zijn. Appellant komt evenmin in aanmerking voor het instellingscollegegeld I als bedoeld in artikel 14, zesde lid, van de RIC , aldus het college van bestuur. Naar het oordeel van het college van bestuur is appellant daarom voor de opleiding het instellingscollegegeld II à ,- verschuldigd. 2.3 Appellant betoogt dat het college van bestuur heeft miskend dat de weigering hem voor het wettelijk collegegeld in aanmerking te laten komen in strijd met richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden, tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1612/68 en tot intrekking van de Richtlijnen 64/221/EEG, 68/360/EEG, 72/194/EEG, 73/148/EEG, 75/34/EEG, 75/35/EEG, 90/365/EEG en 93/96/EEG (hierna: richtlijn 2004/38/EG) is genomen. Hij stelt hiertoe dat in bijlage 1, onder f, behorende bij de RIC , die is gebaseerd op richtlijn 2004/38/EG, een verkeerde uitleg aan die richtlijn is gegeven en dat hij op basis daarvan wel voor het wettelijk collegegeld in aanmerking komt. Volgens hem leidt het bepaalde in bijlage 1, onder f, behorende bij de RIC ertoe dat mensen met een Nederlandse nationaliteit worden gediscrimineerd ten opzichte van mensen met een Europese, doch niet-nederlandse nationaliteit. Appellant stelt dat het vreemd is dat hij in elk ander EU-land wel voor het wettelijk collegegeld in aanmerking zou komen als hij daar met zijn vader naar toe zou verhuizen, maar in Nederland niet. Dat kan niet de bedoeling van de Europese richtlijn en de Europese grondgedachte van vrij verkeer van personen zijn, aldus appellant. Appellant betoogt verder dat het instellingsbestuur ten onrechte geen gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid om in de inschrijfregels een uitzondering te maken voor studenten zoals hij en hen wel in aanmerking te laten komen voor het wettelijk collegegeld dan wel collegegeld ter hoogte van het wettelijk collegegeld, zijnde instellingscollegegeld I. Dit is volgens hem in strijd met het gelijkheidsbeginsel. Tenslotte stelt appellant dat bij hem op basis van de RIC , die voordat hij zich inschreef op de website van de universiteit was gepubliceerd, het gerechtvaardigde vertrouwen is gewekt dat hij voor het wettelijk collegegeld in aanmerking zou komen. In dit verband brengt hij naar voren dat in bijlage 1, onder f, behorende bij de RIC stond vermeld dat familieleden van EUburgers die in Nederland wonen en die of onder de 21 zijn of afhankelijk van die EU-burger zijn, behoren tot één van de groepen van personen als bedoeld in artikel 2.2 van de Wsf Pas in de
6 RIC is daaraan toegevoegd dat het gaat om in Nederland wonende EU-burgers met een niet-nederlandse nationaliteit, die een niet EU/EER-nationaliteit bezitten, aldus appellant Ingevolge artikel 7.45a, eerste lid, van de WHW juncto artikel 12, eerste lid, onder b, van de RIC komt een student in aanmerking voor betaling van het wettelijk collegegeld indien de student behoort tot één van de groepen van personen als bedoeld in artikel 2.2 van de Wsf 2000 of de Surinaamse nationaliteit bezit. Artikel 2.2, eerste lid, onder b, van de Wsf bepaalt dat een student die niet de Nederlandse nationaliteit heeft, maar op grond van een verdrag of een besluit van een volkenrechtelijke organisatie op het terrein van studiefinanciering met een Nederlander wordt gelijk gesteld voldoet aan het nationaliteitsvereiste als bedoeld in artikel 7.45a, eerste lid, onder b, van de WHW en derhalve het wettelijk collegegeld is verschuldigd. De Rijksuniversiteit Groningen heeft in bijlage 1, onder f, behorende bij de RIC een toelichting gegeven op het bepaalde in artikel 2.2 van de Wsf. Daarin is vermeld dat tot de in dat artikel genoemde groep personen die in aanmerking komen voor betaling van het wettelijk collegegeld niet-eu/eer familieleden van in Nederland wonende EU-burgers met een niet- Nederlandse nationaliteit behoren. Dit uitgangspunt is gebaseerd op richtlijn 2004/38/EG. Deze richtlijn ziet erop toe dat een burger van de Europese Unie die in een gastland van de Europese Unie verblijft recht heeft op dezelfde behandeling als de onderdanen van dat gastland. Anders dan appellant voorstaat kan hij geen beroep doen op het bepaalde in deze richtlijn, omdat zijn vader ten tijde van de beslissing van het college van bestuur van 15 januari 2015 niet over de Nederlandse nationaliteit beschikte. Voorts zou deze richtlijn evenmin toepasselijk zijn, indien de vader van appellant op dat moment wel de Nederlandse nationaliteit bezat. Zijn vader zou zich dan namelijk niet in ander land bevinden dan waarvan hij de nationaliteit zou bezitten. Appellant kan verder niet worden gevolgd in zijn standpunt dat in bijlage 1, onder f, behorende bij de RIC een verkeerde uitleg aan richtlijn 2004/38/EG is gegeven. Daartoe wordt in aanmerking genomen dat de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap in een brief van 22 augustus 2007 betreffende de implementatie van richtlijn 2004/38/EG ook heeft vermeld dat familieleden van Nederlanders die in Nederland wonen niet onder die richtlijn vallen. Dat appellant de brief van de minister niet kende, naar hij heeft gesteld, betekent niet dat met de in die brief gegeven uitleg geen rekening mocht worden gehouden bij het opstellen van de inschrijfregels. Nu appellant niet behoort tot één van de groepen van personen als bedoeld in artikel 2.2 van de Wsf 2000 heeft het college van bestuur dan ook terecht geconcludeerd dat appellant niet voor het wettelijk collegegeld in aanmerking komt Appellant betoogt voorts tevergeefs dat ten onrechte geen gebruik is gemaakt van de mogelijkheid om studenten zoals hij in aanmerking te laten komen voor het instellingscollegegeldtarief I, terwijl dit in de RIC wel mogelijk is gemaakt voor een student die geen EU/EER nationaliteit heeft én die de echtgenoot/echtgenote of geregistreerd partner is van een Nederlander én die samen met deze Nederlander woonachtig is in Nederland. Appellant voldoet niet aan de vereisten voor de in de RIC gemaakte uitzondering. Niet valt in te zien dat het instellingsbestuur in de RIC niet in redelijkheid met deze gemaakte uitzondering heeft kunnen volstaan. Daartoe wordt overwogen dat een door het instellingsbestuur krachtens artikel 7.46, vijfde lid, van de WHW, vastgestelde regeling een algemeen verbindend voorschrift is en dat de toetsing daarvan door het College terughoudend is. Voor zover appellant stelt dat de omstandigheid dat voor studenten zoals hij geen uitzondering is gemaakt in de RIC leidt tot strijd met het gelijkheidsbeginsel, geldt dat uit de uitspraak van het College van 2 juli 2007 in zaak nr. 2007/16 ( volgt dat voor het maken van onderscheid naar nationaliteit wat betreft het betalen van collegegeld een redelijke en objectieve rechtvaardigingsgrond is gelegen in de extra voorzieningen die door hogescholen en universiteiten moeten worden getroffen voor buitenlandse studenten. Verder onderscheidt appellant zich niet van andere niet-eu/eer studenten die aan de Rijksuniversiteit Groningen een opleiding willen volgen en het instellingscollegegeldtarief II verschuldigd zijn Tenslotte bestaat geen grond voor het oordeel dat bij appellant op basis van bijlage 1, onder f, behorende bij de RIC het gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt dat hij voor
7 het wettelijk collegegeld in aanmerking zou komen. Weliswaar was daarin niet expliciet vermeld dat het dient te gaan om in Nederland wonende EU-burgers met een niet-nederlandse nationaliteit, die een niet EU/EER-nationaliteit bezitten, maar uit richtlijn 2004/38/EG, waar in bijlage 1, onder f, behorende bij de RIC naar was verwezen, volgt dit wel expliciet. Uit de door appellant overgelegde berichten, waaronder een bericht van [ X ] van 17 juni 2014, blijkt verder dat aan appellant is meegedeeld dat de richtlijn uitsluitend betrekking heeft op EU-burgers die verblijven in een andere lidstaat dan hun nationaliteit en hun non-familieleden die de EU-burgers hierbij vergezellen. Daarbij is ook verwezen naar de eerder vermelde brief van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap die tevens als bijlage aan appellant is verzonden. Derhalve wist appellant reeds voordat hij zich inschreef voor de masteropleiding Sport Sciences dat hij niet voor het wettelijk collegegeld in aanmerking kwam. 2.4 Het beroep is ongegrond. 2.5 Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3. Beslissing Het College Rechtdoende: verklaart het beroep ongegrond.
Voor zover appellant aldus beoogt te betogen dat de bachelor- en masteropleiding Geneeskunde als één opleiding
Zaaknummer : 2013/216 Rechter[s] : mrs. Loeb, Nijenhof, Van der Spoel Datum uitspraak : 20 maart 2014 Partijen : Naam en Universiteit van Amsterdam Trefwoorden : BaMa-structuur, [instellings-] collegegeld,
Nadere informatie3 oktober 2012 heeft plaatsgevonden, leidt niet tot een ander oordeel.
Zaaknummer : 2013/073 Rechter(s) : mrs. Loeb, Troostwijk, Van der Spoel Datum uitspraak : 7 oktober 2013 Partijen : Appellante tegen Rijksuniversiteit Groningen Trefwoorden : Aanmelding, afstudeertijdstip,
Nadere informatiehet college van bestuur van de Vrije Universiteit van Amsterdam, verweerder.
Zaaknummer : 2013/010 Rechter(s) : mrs. Loeb, Olivier, Van der Spoel, Datum uitspraak : 25 juni 2013 Partijen : Appellant tegen Vrije Universiteit van Amsterdam Trefwoorden : [instellings-]collegegeld,
Nadere informatiehet college van bestuur van de Universiteit van Amsterdam (hierna: het college van bestuur), verweerder.
Zaaknummer : 2012/016 Rechter(s) : mrs. Olivier, Mollee, Kleijn Datum uitspraak : 12 juni 2012 Partijen : Appellant tegen Universiteit van Amsterdam Trefwoorden : Bijzondere omstandigheden, gelijkheidsbeginsel,
Nadere informatieBij beslissing van 14 april 2013 heeft het college van bestuur het daartegen door appellant gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Zaaknummer : 2013/091 Rechter(s) : mrs. Nijenhof, Olivier, Borman Datum uitspraak : 9 oktober 2013 Partijen : Appellant tegen Universiteit van Amsterdam Trefwoorden : Bestuursakkoord collegegeld tweede
Nadere informatieZaaknummer : 2013/020 en 020.1
Zaaknummer : 2013/020 en 020.1 Rechter(s) : mr. Troostwijk Datum uitspraak : 23 april 2013 Partijen : Verzoekster tegen Vrije Universiteit Amsterdam Trefwoorden : Bijzondere omstandigheden, [instellings]collegegeld,
Nadere informatieZaaknummer : 2014/150 : mrs. Olivier, Borman, Hoogvliet Datum uitspraak : 16 december 2014 : Appellante en Vrije Universiteit Amsterdam
Zaaknummer : 2014/150 Rechter(s) : mrs. Olivier, Borman, Hoogvliet Datum uitspraak : 16 december 2014 Partijen : Appellante en Vrije Universiteit Amsterdam Trefwoorden : Bevoegdheid College Bekostiging
Nadere informatieZaaknummer : 2013/136
Zaaknummer : 2013/136 Rechter[s] : mr. van der Spoel Datum : 28 november 2013 Partijen : Appellant tegen Universiteit van Tilburg Trefwoorden : Afdoening buiten zitting, begeleiding, [instellings] collegegeld,
Nadere informatieZaaknummers : 2011/019 en 019.1
Zaaknummers : 2011/019 en 019.1 Rechter : mr. Nijenhof Datum uitspraak : 14 februari 2011 Partijen : Appellante tegen Rijksuniversiteit Groningen Trefwoorden : CRIHO, differentiatie instellingscollegegeld,
Nadere informatieBij beslissing van 9 juli 2014 heeft het CBE het door appellante daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Zaaknummer : 2014/125.5 Rechter(s) : mrs. Olivier, Lubberdink en Kleijn Datum uitspraak : 8 oktober 2014 Partijen : Appellante tegen CBE Hogeschool van Amsterdam Trefwoorden : Bindend studieadvies, BNSA,
Nadere informatieZaaknummer : CBHO 2013/233 Rechter(s) : mr. Lubberdink Datum uitspraak : 13 juni 2014 Partijen : Appellant tegen de Hogeschool Inholland Trefwoorden
Zaaknummer : CBHO 2013/233 Rechter(s) : mr. Lubberdink Datum uitspraak : 13 juni 2014 Partijen : Appellant tegen de Hogeschool Inholland Trefwoorden : Afwijzing, bindend negatief studieadvies, BNSA, herkansing
Nadere informatiehet college van beroep voor de examens van de Saxion Hogeschool (hierna: CBE), verweerder.
Zaaknummer : 2013/079 Rechter(s) : mrs. Loeb, De Rijke-Maas, Borman Datum uitspraak : 21 augustus 2013 Partijen : Appellante tegen CBE Saxion Hogeschool Trefwoorden : [tijdig]aanvoeren gronden, deficiëntie,
Nadere informatiehet college van bestuur van de Universiteit Maastricht, gevestigd te Maastricht, verweerder.
Zaaknummer : 2010/071 Rechter(s) : mrs. Mollee, Borman, Kleijn Datum uitspraak : 8 augustus 2011 Partijen : Appellant tegen Universiteit Maastricht Trefwoorden : Algemeen verbindend voorschrift, [instellings]collegegeld,
Nadere informatieZaaknummer : CBHO 2014/060 Rechter(s) : mr. Borman Datum uitspraak : 18 juni 2014 Partijen : Appellant tegen CBE Hogeschool van Amsterdam Trefwoorden
Zaaknummer : CBHO 2014/060 Rechter(s) : mr. Borman Datum uitspraak : 18 juni 2014 Partijen : Appellant tegen CBE Hogeschool van Amsterdam Trefwoorden : NBSA, causaal verband, persoonlijke omstandigheden,
Nadere informatiehet College van Beroep voor de Examens van de HZ University of Applied Sciences, gevestigd te Vlissingen, verweerder.
Zaaknummer : 2014/232A en 232B Rechter[s] : mrs. Nijenhof, Van der Spoel, Hoogvliet Datum uitspraak : 25 maart 2015 Partijen : Appellant en CBE Hogeschool Zeeland Trefwoorden : Bindend negatief studieadvies
Nadere informatieZaaknummer : 2013/261
Zaaknummer : 2013/261 Rechter[s] : mr. Troostwijk Datum uitspraak : 27 maart 2014 Partijen : Appellante tegen CBE De Haagse Hogeschool Trefwoorden : Begeleiding, BNSA, gelijkheidsbeginsel, [extra]herkansing,
Nadere informatieZaaknummer : CBHO 2015/254 Rechter(s) : mr. B.K. Olivier Datum uitspraak : 13 januari 2016 Partijen : appellante en CBE Hogeschool Inholland
Zaaknummer : CBHO 2015/254 Rechter(s) : mr. B.K. Olivier Datum uitspraak : 13 januari 2016 Partijen : appellante en CBE Hogeschool Inholland Trefwoorden : bewijsmiddelen bindend negatief studieadvies BNSA
Nadere informatiehet college van beroep voor de examens van Fontys Hogescholen (hierna: CBE), verweerder.
Zaaknummer : 2013/041 Rechter(s) : mrs. Olivier, Troostwijk, Scholten-Hinloopen Datum uitspraak : 12 juni 2013 Partijen : Appellante tegen CBE Fontys Hogescholen Trefwoorden : Beoordeling, bindend negatief
Nadere informatieZaaknummer : CBHO 2015/089 Rechter(s) : mr. Olivier Datum uitspraak : 18 augustus 2015 Partijen : Appellante en CBE Erasmus Universiteit Rotterdam
Zaaknummer : CBHO 2015/089 Rechter(s) : mr. Olivier Datum uitspraak : 18 augustus 2015 Partijen : Appellante en CBE Erasmus Universiteit Rotterdam Trefwoorden : bindend negatief studieadvies compensatieregeling
Nadere informatieZaaknummer : CBHO 2016/180.5 Rechter(s) : mr. Streefkerk Datum uitspraak : 2 november 2016 Partijen : appellant en CBE Hogeschool Inholland
Zaaknummer : CBHO 2016/180.5 Rechter(s) : mr. Streefkerk Datum uitspraak : 2 november 2016 Partijen : appellant en CBE Hogeschool Inholland Trefwoorden : Ad-programma bijzondere omstandigheden bindend
Nadere informatieBij beslissing van 28 augustus 2013 heeft de examencommissie van de opleiding Informatica appellant een negatief bindend studieadvies gegeven.
Zaaknummer : CBHO 2014/045 Rechter(s) : mr. Borman Datum uitspraak : 23 juni 2014 Partijen : Appellant tegen Hogeschool Leiden Trefwoorden : Bijzondere omstandigheden, duale opleiding NBSA, negatief bindend
Nadere informatiehet College van Beroep voor de Examens van de Hogeschool Utrecht (hierna: het CBE), verweerder.
Zaaknummer : 2013/068 Rechter(s) : mrs. Nijenhof, Olivier, Borman Datum uitspraak : 6 november 2013 Partijen : Appellante tegen CBE Hogeschool Utrecht Trefwoorden : Beleidsvrijheid, in stand laten rechtsgevolgen,
Nadere informatieUitspraak in de zaak tussen: [naam], wonende te [woonplaats], appellant,
Zaaknummer : 2014/005 Rechter(s) : mrs. Nijenhof, Lubberdink en Van der Spoel Datum uitspraak : 11 juni 2014 Partijen : Appellant tegen Universiteit van Amsterdam Trefwoorden : Beoordeling tentamen, deskundigheid,
Nadere informatieZaaknummer : 2012/220 en 220.1
Zaaknummer : 2012/220 en 220.1 Rechter(s) : mr. Olivier Datum uitspraak : 3 december 2012 Partijen : Appellant tegen NHTV internationale hogeschool Breda Trefwoorden : Begeleiding student, bindend negatief
Nadere informatieZaaknummer : 2013/129
Zaaknummer : 2013/129 Rechter(s) : mr. Olivier Datum uitspraak : 13 november 2013 Partijen : Appellante tegen CBE Hogeschool van Amsterdam Trefwoorden : Bindend negatief studieadvies, finale geschillenbeslechting,
Nadere informatieZaaknummer : 2013/207 Rechter(s) : mr. Borman Datum uitspraak : 18 juli 2014 Partijen : Appellant tegen CBE Hogeschool van Amsterdam Trefwoorden :
Zaaknummer : 2013/207 Rechter(s) : mr. Borman Datum uitspraak : 18 juli 2014 Partijen : Appellant tegen CBE Hogeschool van Amsterdam Trefwoorden : NBSA, causaal verband, herkansing, persoonlijke omstandigheden,
Nadere informatiehet college van bestuur van de Universiteit Leiden, gevestigd te Leiden, verweerder.
Zaaknummer: 2008/008 Rechter(s): mrs. Loeb, Lubberdink, Mollee Datum uitspraak: 20 juni 2008 Partijen: appellant tegen college van bestuur van de Universiteit Leiden Trefwoorden: Bijzondere omstandigheden,
Nadere informatiehet College van Beroep voor de Examens van de Universiteit van Amsterdam (hierna: CBE), verweerder.
Zaaknummer : 2013/085 Rechter(s) : mrs. Nijenhof, Olivier, Borman Datum uitspraak : 5 november 2013 Partijen : Appellant tegen CBE Universiteit van Amsterdam Trefwoorden : Bevoegdheid examencommissie,
Nadere informatieZaaknummer : CBHO 2015/083 Rechter(s) : mr. Olivier Datum uitspraak : 26 januari 2016 Partijen : appellant en Hogeschool van Amsterdam Trefwoorden :
Zaaknummer : CBHO 2015/083 Rechter(s) : mr. Olivier Datum uitspraak : 26 januari 2016 Partijen : appellant en Hogeschool van Amsterdam Trefwoorden : collegegeld gegrond inschrijven ingetrokken inschrijving
Nadere informatieZaaknummer : 2014/038 Rechter(s) : mr. Kleijn Datum uitspraak : 28 juli 2014 Partijen : Appellant tegen het CvB van Hogeschool van Amsterdam
Zaaknummer : 2014/038 Rechter(s) : mr. Kleijn Datum uitspraak : 28 juli 2014 Partijen : Appellant tegen het CvB van Hogeschool van Amsterdam Trefwoorden : Afstuderen, beëindiging inschrijving, bericht
Nadere informatieZaaknummer : 2014/204 en 204.1
Zaaknummer : 2014/204 en 204.1 Rechter(s) : mr. Nijenhof Datum uitspraak : 28 december 2014 Partijen : Appellant en Radboud Universiteit Nijmegen Trefwoorden : Aanmaning ter voldoening Betalingsverplichting
Nadere informatieECLI:NL:RBNNE:2016:2567
ECLI:NL:RBNNE:2016:2567 Instantie Datum uitspraak 20-05-2016 Datum publicatie 25-07-2016 Zaaknummer LEE 15/3982 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Rechtbank Noord-Nederland Bestuursrecht
Nadere informatiehet College van Beroep voor de Examens van de Haagse Hogeschool (hierna: het CBE), verweerder.
Zaaknummer : CBHO 2015/293 en 2015/293.1 Rechter(s) : mr. Olivier Datum uitspraak : 12 januari 2016 Partijen : Appellant en Haagse Hogeschool Trefwoorden : bindend negatief studieadvies BNSA duidelijkheid
Nadere informatieZaaknummer : 2014/282 en Datum uitspraak : 26 januari 2015 : Verzoeker en Hogeschool Rotterdam
Zaaknummer : 2014/282 en 282.1 Rechter[s] : mr. Olivier Datum uitspraak : 26 januari 2015 Partijen : Verzoeker en Hogeschool Rotterdam Trefwoorden : [onderzoek] Adviseur Bijzondere omstandigheden Finale
Nadere informatieZaaknummer : CBHO 2015/104 Rechter(s) : mrs. Olivier, Van der Spoel en Verheij Datum uitspraak : 5 november 2015 Partijen : Appellante en
Zaaknummer : CBHO 2015/104 Rechter(s) : mrs. Olivier, Van der Spoel en Verheij Datum uitspraak : 5 november 2015 Partijen : Appellante en Universiteit Maastricht Trefwoorden : algemeen verbindend voorschrift
Nadere informatieUitspraak in de zaak tussen: [naam], wonende te [woonplaats], appellante,
Zaaknummer : CBHO 2015/262 Rechter(s) : mr. Olivier Datum uitspraak : 19 januari 2016 Partijen : appellante en CBE Hogeschool Inholland Trefwoorden : Ad-programma advies bijzondere omstandigheden bindend
Nadere informatieZaaknummer : 2014/159 en Rechter(s) : mr. Borman Datum uitspraak : 17 oktober 2014 Partijen : Verzoekster tegen Hogeschool voor de Kunsten
Zaaknummer : 2014/159 en 159.1 Rechter(s) : mr. Borman Datum uitspraak : 17 oktober 2014 Partijen : Verzoekster tegen Hogeschool voor de Kunsten Utrecht Trefwoorden : Beoordeling, kennen en kunnen, onverwijlde
Nadere informatieUitspraak in de zaak tussen: [naam appellant], wonende te [naam woonplaats], appellant,
Zaaknummer: 2009/025 Rechter(s): mrs. Nijenhof, Lubberdink, Borman Datum uitspraak: 19 oktober 2009 Partijen: Appellant tegen Technische Universiteit Delft Trefwoorden: Erkenning bijzondere omstandigheden,
Nadere informatiehet College van Beroep voor de Examens van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (hierna: het CBE), verweerder.
Zaaknummer : CBHO 2014/272 Rechter(s) : mr. Borman Datum uitspraak : 17 juli 2015 Partijen : Appellante en CBE Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Trefwoorden : afwijzing bezwaarprocedure bindend negatief
Nadere informatieUitspraak in de zaak tussen: [naam], wonende te [woonplaats], appellant, het CBE van de Hanzehogeschool Groningen (hierna: CBE), verweerder.
Zaaknummer : 2014/047 Rechter(s) : mr. Lubberdink Datum uitspraak : 2 juli 2014 Partijen : Appellant tegen het CBE van de Hanzehogeschool Trefwoorden : Besluit van gelijke strekking, bindend negatief studieadvies,
Nadere informatieZaaknummer : CBHO 2014/302 Rechter(s) : mrs. Borman, Troostwijk en Kleijn Datum uitspraak : 23 september 2015 Partijen : Appellant en Hogeschool van
Zaaknummer : CBHO 2014/302 Rechter(s) : mrs. Borman, Troostwijk en Kleijn Datum uitspraak : 23 september 2015 Partijen : Appellant en Hogeschool van Amsterdam Trefwoorden : aanmelden bekostiging belangenafweging
Nadere informatiehet college van beroep voor de examens van De Haagse Hogeschool (hierna: het CBE), verweerder.
Zaaknummer : 2013/268 Rechter(s) : mr. Troostwijk Datum uitspraak : 17 april 2014 Partijen : Appellante tegen het CBE van De Haagse Hogeschool Trefwoorden : NBSA, negatief bindend studieadvies, Osiris,
Nadere informatieZaaknummer : 2014/069 Rechter(s) : mr. Nijenhof. Datum uitspraak : 23 juli 2014 Partijen : Appellante tegen het CBE van de Hogeschool Rotterdam
Zaaknummer : 2014/069 Rechter(s) : mr. Nijenhof. Datum uitspraak : 23 juli 2014 Partijen : Appellante tegen het CBE van de Hogeschool Rotterdam Trefwoorden : Assessment, kennen en kunnen, stage Artikelen
Nadere informatieZaaknummer: 2000/026 en 2000/026.1 Rechter(s): mr. Olivier Datum uitspraak: 22 mei 2000 X tegen het college van bestuur van de Universiteit Leiden
Zaaknummer: 2000/026 en 2000/026.1 Rechter(s): mr. Olivier Datum uitspraak: 22 mei 2000 Partijen: X tegen het college van bestuur van de Universiteit Leiden Trefwoorden: Algemeen verbindend voorschrift,
Nadere informatieZaaknummer : 2014/153
Zaaknummer : 2014/153 Rechter(s) : mr. Olivier Datum uitspraak : 10 december 2014 Partijen : Appellant en CBE Erasmus Universiteit Rotterdam Trefwoorden : Begeleiding, (tussentijdse) beoordeling, evenredigheidsbeginsel,
Nadere informatieZaaknummer : 2014/145
Zaaknummer : 2014/145 Rechter(s) : mr. Olivier Datum uitspraak : 10 december 2014 Partijen : Appellant en CBE Hogeschool van Amsterdam Trefwoorden : (schriftelijk) advies studentendecaan, bindend negatief
Nadere informatieU I T S P R A A K
U I T S P R A A K 1 5 1 5 9 van het College van beroep van de Universiteit Leiden inzake het beroep van [naam], appellante tegen het Bestuur van de Faculteit der Geesteswetenschappen, verweerder 1. Ontstaan
Nadere informatieZaaknummer : CBHO 2015/297 Rechter(s) : mr.borman Datum uitspraak : 28 april 2016 Partijen : appellante en CBE Rijksuniversiteit Groningen
Zaaknummer : CBHO 2015/297 Rechter(s) : mr.borman Datum uitspraak : 28 april 2016 Partijen : appellante en CBE Rijksuniversiteit Groningen Trefwoorden : Aanwezigheidsverplichtingen buitenland combinatietabel
Nadere informatieECLI:NL:RBALK:2011:BQ1956
ECLI:NL:RBALK:2011:BQ1956 Instantie Rechtbank Alkmaar Datum uitspraak 14-04-2011 Datum publicatie 20-04-2011 Zaaknummer 10/719 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht Eerste
Nadere informatieCollege van Beroep voor het Hoger Onderwijs
College van Beroep voor het Hoger Onderwijs Zaaknummer: CBHO 2015/288 Datum uitspraak: 28 april 2016 Uitspraak in de zaak tussen: [naam], appellant, en het college van beroep voor de examens van de Universiteit
Nadere informatieZaaknummer : CBHO 2015/047 Rechter(s) : mrs. Olivier, Scholten-Hinloopen en Verheij Datum uitspraak : 7 augustus 2015 Partijen : Appellant en
Zaaknummer : CBHO 2015/047 Rechter(s) : mrs. Olivier, Scholten-Hinloopen en Verheij Datum uitspraak : 7 augustus 2015 Partijen : Appellant en Juridische Hogeschool Avans - Fontys Trefwoorden : beoordeling
Nadere informatieU I T S P R A A K
U I T S P R A A K 1 4 1 8 8 van het van de Universiteit Leiden inzake het beroep van [naam], appellante tegen het bestuur van de Faculteit der Rechtsgeleerdheid, verweerder 1. Ontstaan en loop van het
Nadere informatieU I T S P R A A K
U I T S P R A A K 1 8-2 2 5 Rapenburg 70 Postbus 9500 2300 RA Leiden T 071 527 81 18 van het van de Universiteit Leiden inzake het beroep van [naam] te Leiden, appellant tegen het Bestuur van de Faculteit
Nadere informatieVertrouwensbeginsel, terugwerkende kracht Artikelen: WHW art lid 1,3 en 4, Uitvoeringsbesluit WHW art. 2.1 en 2.2 lid 1, Awb art.
Zaaknummer: 1997/209 Rechter(s): mrs. Loeb, Martens, Nijenhof Datum uitspraak: 14 januari 1998 Partijen: X tegen het college van bestuur van de Rijksuniversiteit Trefwoorden: Vertrouwensbeginsel, terugwerkende
Nadere informatieZaaknummer : 2014/001/CBE en 2014/001.1
Zaaknummer : 2014/001/CBE en 2014/001.1 Rechter(s) : mr. Nijenhof Datum uitspraak : 27 februari 2014 Partijen : Verzoeker tegen CBE Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Trefwoorden : [duur] Bindend negatief
Nadere informatieECLI:NL:RVS:2010:BO4829
ECLI:NL:RVS:2010:BO4829 Instantie Raad van State Datum uitspraak 24-11-2010 Datum publicatie 24-11-2010 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201003576/1/H3 Bestuursrecht Hoger
Nadere informatieUitspraak in de zaak tussen: [naam], wonende te [woonplaats], appellant, het College van Beroep voor de Examens van Hogeschool Inholland, verweerder.
Zaaknummer : CBHO 2016/098 Rechter(s) : mr. Streefkerk Datum uitspraak : 19 augustus 2016 Partijen : appellante en CBE Hogeschool Inholland Trefwoorden : advies bindend negatief studieadvies causaal verband
Nadere informatieVerweerder heeft op 7 november 1995 een verweerschrift ingediend.
Zaaknummer: 1995/147 Rechter(s): mrs. Loeb, Martens, dr Brommer Datum uitspraak: 4 maart 1996 Partijen: X tegen het college van bestuur van de Rijksuniversiteit Groningen Trefwoorden: Fatale datum, bekendmaking
Nadere informatieECLI:NL:RVS:2004:AR4275
ECLI:NL:RVS:2004:AR4275 Instantie Raad van State Datum uitspraak 13-10-2004 Datum publicatie 20-10-2004 Zaaknummer 200407821/1 en 200407821/2 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht
Nadere informatieU I T S P R A A K
U I T S P R A A K 1 4 1 8 2 van het van de Universiteit Leiden inzake het beroep van [naam], appellant tegen het Bestuur van de Faculteit der Wiskunde en Natuurwetenschappen, verweerder 1. Ontstaan en
Nadere informatieZaaknummer : 2013/235
Zaaknummer : 2013/235 Rechter(s) : mr. Nijenhof Datum uitspraak : 13 mei 2014 Partijen : Appellante tegen CBE Erasmus Universiteit Rotterdam Trefwoorden : Begeleidingscontract, BNSA, [melden] bijzondere
Nadere informatieU I T S P R A A K
U I T S P R A A K 1 4 1 5 8 van het van de Universiteit Leiden inzake het beroep van [naam], appellant tegen het Bestuur van de Faculteit der Sociale Wetenschappen, verweerder 1. Ontstaan en loop van het
Nadere informatieAFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK
MigratieWeb ve12000040 201102012/1/V2. Datum uitspraak: 13 december 2011 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger
Nadere informatieU I T S P R A A K
U I T S P R A A K 1 4 2 3 5 van het College van beroep voor de examens van de Universiteit Leiden inzake het beroep van [naam], appellant tegen het Bestuur van de Faculteit Geesteswetenschappen, verweerder
Nadere informatiehet College van Beroep voor de Examens van de Vrije Universiteit Amsterdam (hierna: het CBE), verweerder.
Zaaknummer : CBHO 2016/029 Rechter(s) : mr. Streefkerk Datum uitspraak : 3 augustus 2016 Partijen : appellante en CBE Vrije Universiteit Amsterdam Trefwoorden : advies bindend negatief studieadvies BSA-commissie
Nadere informatieU I T S P R A A K
U I T S P R A A K 1 4 2 3 7 van het van de Universiteit Leiden inzake het beroep van [naam], appellant tegen het Bestuur van de Faculteit Geesteswetenschappen, verweerder 1. Ontstaan en loop van het geding
Nadere informatieU I T S P R A A K
U I T S P R A A K 1 7-3 1 1 Rapenburg 70 Postbus 9500 2300 RA Leiden T 071 527 81 18 van het College van beroep van de Universiteit Leiden inzake het beroep van [naam] te Leiden, appellant tegen het Bestuur
Nadere informatiehet college van bestuur van de Hogeschool van Amsterdam (hierna: de hogeschool), verweerder.
Zaaknummer : 2013/249 Rechter(s) : mrs. Troostwijk, Lubberdink, Borman Datum uitspraak : 9 mei 2014 Partijen : Appellant tegen CvB Hogeschool van Amsterdam Trefwoorden : Bedreigingsgevaar, belangenafweging,
Nadere informatieECLI:NL:CRVB:2017:73. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Inhoudsindicatie
ECLI:NL:CRVB:2017:73 Instantie Datum uitspraak 04-01-2017 Datum publicatie 13-01-2017 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 16/1380 WSF Socialezekerheidsrecht
Nadere informatieU I T S P R A A K
U I T S P R A A K 1 7-2 7 5 Rapenburg 70 Postbus 9500 2300 RA Leiden T 071 527 81 18 van het van de Universiteit Leiden inzake het beroep van [naam], appellante tegen de Raad van Bestuur van het LUMC,
Nadere informatieBij besluit van 4 maart 2010 heeft het college het door [appellant] hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
LJN: BP2096, Raad van State, 201003640/1/H2 Datum uitspraak: 26-01-2011 Datum publicatie: 26-01-2011 Rechtsgebied: Bestuursrecht overig Soort procedure: Hoger beroep Inhoudsindicatie: Bij besluit van 5
Nadere informatieU I T S P R A A K
U I T S P R A A K 1 4 1 7 2 van het van de Universiteit Leiden inzake het beroep van [naam], appellant tegen het Bestuur van de Faculteit Geesteswetenschappen, verweerder 1. Ontstaan en loop van het geding
Nadere informatieX wonende te Y, appellant, tegen het college van bestuur van de Hogeschool van Beeldende Kunsten, Muziek en Dans verweerder,
Zaaknummer: 1995/155 Rechter(s): mr. Olivier Datum uitspraak: 21 december 1995 Partijen: X tegen het college van bestuur van de Hogeschool van Beeldende Kunsten, Muziek en Dans Trefwoorden: Auditor, inschrijving,
Nadere informatieU I T S P R A A K 1 4 1 6 3
U I T S P R A A K 1 4 1 6 3 van het College van beroep voor de examens van de Universiteit Leiden inzake het beroep van [naam], appellant tegen het Bestuur van de Faculteit Geesteswetenschappen, verweerder
Nadere informatieZaaknummer : CBHO 2018/215 Rechter(s) : mr. Troostwijk, Verheij en De Moor van Vught Datum uitspraak : 11 juni 2019 Partijen : appellant en CBE van
Zaaknummer : CBHO 2018/215 Rechter(s) : mr. Troostwijk, Verheij en De Moor van Vught Datum uitspraak : 11 juni 2019 Partijen : appellant en CBE van de Hogeschool Utrecht Trefwoorden : eindbeoordeling herbeoordeling
Nadere informatieECLI:NL:RBAMS:2011:BQ3580
ECLI:NL:RBAMS:2011:BQ3580 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 22-02-2011 Datum publicatie 06-05-2011 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie AWB 10-504 AOW Bestuursrecht
Nadere informatieZaaknummer : CBHO 2015/059 Rechter(s) : mr. Borman Datum uitspraak : 2 maart 2016 Partijen : appellant en CBE Hogeschool Inholland Trefwoorden :
Zaaknummer : CBHO 2015/059 Rechter(s) : mr. Borman Datum uitspraak : 2 maart 2016 Partijen : appellant en CBE Hogeschool Inholland Trefwoorden : bindend negatief studieadvies causaal verband deeltijdstudent
Nadere informatieU I T S P R A A K
U I T S P R A A K 1 4 1 1 1 van het van de Universiteit Leiden inzake het beroep van [naam], appellant tegen het Bestuur van de Faculteit der Rechtsgeleerdheid, verweerder 1. Ontstaan en loop van het geding
Nadere informatieZaaknummer : CBHO 2015/247.5 Rechter(s) : mrs. Borman, Lubberdink en Streefkerk Datum uitspraak : 6 juni 2016 Partijen : appellante en CBE Hogeschool
Zaaknummer : CBHO 2015/247.5 Rechter(s) : mrs. Borman, Lubberdink en Streefkerk Datum uitspraak : 6 juni 2016 Partijen : appellante en CBE Hogeschool Utrecht Trefwoorden : beroepspraktijk bijzondere omstandigheden
Nadere informatieU I T S P R A A K
U I T S P R A A K 1 4 2 3 4 van het van de Universiteit Leiden inzake het beroep van [naam], appellant tegen het Bestuur van de Faculteit Wiskunde & Natuurwetenschappen, verweerder 1. Ontstaan en loop
Nadere informatieU I T S P R A A K
U I T S P R A A K 1 5-2 2 0 Rapenburg 70 Postbus 9500 2300 RA Leiden T 071 527 81 18 van het van de Universiteit Leiden inzake het beroep van [naam], appellante tegen het Bestuur van de Faculteit der Wiskunde
Nadere informatieECLI:NL:RBDHA:2016:1194
ECLI:NL:RBDHA:2016:1194 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 10-02-2016 Datum publicatie 21-04-2016 Zaaknummer AWB - 15 _ 7854 Rechtsgebieden Bestuursrecht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg -
Nadere informatieU I T S P R A A K
U I T S P R A A K 1 7-3 3 9 Rapenburg 70 Postbus 9500 2300 RA Leiden T 071 527 81 18 van het van de Universiteit Leiden inzake het beroep van [naam], appellant tegen het bestuur van de Faculteit der Wiskunde
Nadere informatieU I T S P R A A K
U I T S P R A A K 1 2 1 2 2 van het College van beroep voor de examens van de Universiteit Leiden inzake het beroep van XXX, appellante tegen het Bestuur van de Faculteit Sociale Wetenschappen, verweerder
Nadere informatieTegen eerstvermeld besluit heeft appellant bij een beroepschrift, ingekomen bij het College op 19 februari 1996, beroep ingesteld.
Zaaknummer: 1996/162 Rechter(s): mrs. Loeb, Martens, Olivier Datum uitspraak: 1 juli 1996 Partijen: X tegen het college van bestuur van de Universiteit Utrecht Trefwoorden: Bevoegdheid, inschrijvingsduur,
Nadere informatieU I T S P R A A K
U I T S P R A A K 1 8-2 5 3 Rapenburg 70 Postbus 9500 2300 RA Leiden T 071 527 81 18 van het van de Universiteit Leiden inzake het beroep van [naam] te Leiden, appellante tegen de examencommissie Chinastudies,
Nadere informatieU I T S P R A A K 1 4-3 0 5
U I T S P R A A K 1 4-3 0 5 van het College van beroep voor de examens van de Universiteit Leiden inzake het beroep van [naam], appellante tegen het Bestuur van de Faculteit Campus Den Haag, verweerder
Nadere informatievanstate /1/V6. Datum uitspraak: 28 maart 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK
Raad vanstate 201108441/1/V6. Datum uitspraak: 28 maart 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak na vereenvoudigde behandeling (artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) op het
Nadere informatieU I T S P R A A K
U I T S P R A A K 1 7-3 3 7 van het College van beroep voor de examens van de Universiteit Leiden inzake het beroep van [naam], appellante tegen het bestuur van de Faculteit der Governance and Global Affairs,
Nadere informatieU I T S P R A A K
U I T S P R A A K 1 0 0 5 8 van het College van beroep voor de examens van de Universiteit Leiden inzake het beroep van XXX, appellante tegen het Bestuur van de Faculteit der Rechtsgeleerdheid, verweerder
Nadere informatieU I T S P R A A K
U I T S P R A A K 1 3 2 0 7 van het College van beroep voor de examens van de Universiteit Leiden inzake het beroep van XXX, appellante tegen het Bestuur van de Faculteit der Rechtsgeleerdheid, verweerder
Nadere informatieAFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK
Raad vanstate 200607461/1. Datum uitspraak: 11 juli 2007 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: vennootschap onder firma appellante,, gevestigd te tegen de uitspraak in zaak nos.
Nadere informatieU I T S P R A A K
U I T S P R A A K 1 5-147 Rapenburg 70 Postbus 9500 2300 RA Leiden T 071 527 81 18 van het College van beroep van de Universiteit Leiden inzake het beroep van de [naam], appellant tegen het Bestuur der
Nadere informatieAFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
Raad vanstate 201010673/1 A/1. Datum uitspraak: 25 juni 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
Nadere informatieECLI:NL:RVS:2012:BW3893
ECLI:NL:RVS:2012:BW3893 Instantie Raad van State Datum uitspraak 25-04-2012 Datum publicatie 25-04-2012 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201109104/1/A2 Bestuursrecht Hoger
Nadere informatieU I T S P R A A K
U I T S P R A A K 1 6-0 8 2 Rapenburg 70 Postbus 9500 2300 RA Leiden T 071 527 81 18 van het van de Universiteit Leiden inzake het beroep van [naam], appellante tegen [naam], in haar hoedanigheid als examinator
Nadere informatieUitspraak 201405096/1/A2
Uitspraak 201405096/1/A2 Datum van uitspraak: Tegen: Proceduresoort: Rechtsgebied: 201405096/1/A2. Datum uitspraak: 21 januari 2015 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK woensdag 21 januari 2015 Uitspraak op het
Nadere informatieUitspraak /1/A2
Uitspraak 201802595/1/A2 Datum van uitspraak: woensdag 7 november 2018 Tegen: de Belastingdienst/Toeslagen Proceduresoort: Hoger beroep Rechtsgebied: Geld ECLI: ECLI:NL:RVS:2018:3626 201802595/1/A2. Datum
Nadere informatieZaaknummer : CBHO 2014/165 Rechter(s) : mrs. Olivier, Scholten-Hinloopen en Verheij Datum uitspraak : 14 januari 2015 Partijen : appellant en CBE
Zaaknummer : CBHO 2014/165 Rechter(s) : mrs. Olivier, Scholten-Hinloopen en Verheij Datum uitspraak : 14 januari 2015 Partijen : appellant en CBE Hogeschool Utrecht Trefwoorden : aanvullend tentamen accreditatie
Nadere informatieECLI:NL:RVS:2017:1318
ECLI:NL:RVS:2017:1318 Instantie Raad van State Datum uitspraak 17-05-2017 Datum publicatie 17-05-2017 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201607764/1/A2 Bestuursrecht Hoger
Nadere informatie