De rendabiliteit van het tuinbouwbedrijf



Vergelijkbare documenten
De rendabiliteit van het tuinbouwbedrijf

MAXIMALE RENTABILITEITSOPPERVLAKTEN VOOR DE PERIODE 25/11/ /11/2022

DE PRODUCTIEREKENING VAN DE VLAAMSE LAND- EN TUINBOUW

PRODUCTIEREKENING VAN DE VLAAMSE LAND- EN TUINBOUW 2012

PERSBERICHT Brussel, 14 december 2016

PRODUCTIEREKENING VAN DE VLAAMSE LAND- EN TUINBOUW 2013

DE PRODUCTIEREKENING VAN DE VLAAMSE LAND- EN TUINBOUW

PERSBERICHT Brussel, 13 december 2017

DE VLAAMSE LANDBOUWCONJUNCTUURINDEX

Personeelsmanagement op de Vlaamse glastuinbouwbedrijven

De Vlaamse glastuinbouw en zijn concurrenten

2-1") Interne nota 170. Februari 1972 DE FINANCIËLE RESULTATEN VAN EEN AANTAL FRUIT - TEELBEDRIJVEN IN 1969 EN 1970, 5? Ci'! ;'?.

Bepaling van het energieverbruik in de Vlaamse land- en tuinbouw

Sectorrapport Bos- en haagplantsoen

DE VLAAMSE LANDBOUWCONJUNCTUURINDEX

TECHNISCHE EN ECONOMISCHE RESULTATEN VAN DE VARKENSHOUDERIJ OP BASIS VAN HET LANDBOUWMONITORINGSNETWERK

Categoriale inkomensverdeling

Kostprijsanalyse en rentabiliteitsbepaling vollegrondsgroenten 2008 en 2009

DE VLAAMSE LANDBOUWCONJUNCTUURINDEX

RENTABILITEITS- EN KOSTPRIJSANALYSE GROENTEN IN OPENLUCHT

Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap Werkverwachtingen van schoolverlaters in het land- en tuinbouwonderwijs in Vlaamderen

Pachtafhankelijke bedrijven in beeld

Rol van de groentespeciaalzaak

JONGE LANDBOUWERS IN VLAANDEREN

Productierekening 2005

L 2.5 LANDBOUW-ECONOMISCH INSTITUUT ,99 OVERZICHT VAN DE BEDRIJFSRESULTATEN VAN EEN AANTAL CHAMPIGNONBEDRIJVEN IN NEDERLAND OVER 1976

Sociaal-economische kerngegevens

EVOLUTIE VAN DE MARKT

RAMING VAN DEBEDRIJFS UITKOMSTEN IN 1994 VAN DEBEDRIJVEN MET GROENTETEELT OPEN GROND,FRUIT EN BLOEMBOLLENTEELT

AANTAL FRUIT ARBEIDSINKOMEN VLAANDEREN EURO BEDRIJ BEDRIJFSECONOMISCHE GEMIDDELD MILJARD ECONOMISCH BRUTO ANDEEL S GESTEGEN VARKENS VOEDERGEWASSEN

TECHNISCHE EN ECONOMISCHE RESULTATEN VAN DE VARKENSHOUDERIJ OP BASIS VAN HET LANDBOUWMONITORINGSNETWERK

Grotere landbouwbedrijven bepalen grondvraag en -prijs

Bepaling van het verbruik van bestrijdingsmiddelen in de Vlaamse landbouw

DE VLAAMSE LANDBOUWCONJUNCTUURINDEX

Bedrijfsbegroting naam leerling : oke

Om de sector zo goed mogelijk te vertegenwoordigen, hebben we alle ondernemingen geïdentificeerd die hun jaarrekening op de website van de NBB

DE VLAAMSE LANDBOUWCONJUNCTUURINDEX

De inflatie zakte in juni nog tot 1,5 punten. De daaropvolgende maanden steeg de inflatie tot 2,0 in augustus (Bron: NBB).

Studies. De Plaatselijke werkgelegenheidsagentschappen. Beschrijvende analyse

DE VLAAMSE LANDBOUWCONJUNCTUURINDEX

De evolutie en tendensen op regionaal en provinciaal niveau worden verderop in deze barometer besproken.

2 Constante en variabele kosten

Inkomsten en uitgaven van de landsoverheid Curaçao in 2014

123WatEenSite C. van de PC Teststraat ZZ Alblasserdam

Hoog aantal vastgoedtransacties in het afgelopen trimester. De vastgoedmarkt herpakt zich na een relatief rustige maand maart

AARDAPPELEN FOCUS. van het Landbouwmonitoringsnetwerk INLEIDING INHOUD. 1. Inleiding 2. Aardappelteelt in Vlaanderen 3. Resultatenrekeningen

Marktsituatie voor groenten en fruit vier maanden na de afkondiging van de Russische boycot

Regionale verdeling van de notariële vastgoedindex

Rentabiliteits- en kostprijsanalyse sla

1 Kostprijsberekening en bezettingsresultaat

Dossier regionale luchthavens. 0. Aanleiding:

STAAT VAN HET VRIJ VERMOGEN

plage-lestijden onderwijzer

De JetStar bestaat uit een reeks onderdelen die in de onderneming JetFun bvba worden geproduceerd.

Evolutie van de Belgische voorraden

O v e r z i c h t v a n d e b o e k h o u d k u n d i g e r e s u l t a t e n v a n l a n d - e n t u i n b o uw b e d r i j v e n

Bedrijfsgrootte en economische omvang landbouwbedrijven,

Technische en economische resultaten van de varkenshouderij op basis van het Landbouwmonitoringsnetwerk Boekjaren

notarisbarometer Belgisch vastgoed blijft betrouwbaar Vastgoedactiviteit in België 106,4 106,8 102,8 102,6 94,9

LANDBOUW-ECONOMISCH INSTITUUT

Notarisbarometer Vastgoed - familie - vennootschappen Oktober - december 2013

Resultaten Conjunctuurenquête 1 e halfjaar 2018

Regionale economische vooruitzichten

RAPPORT Opgesteld door: Financieel adviesburo Hofman Noordzee DB Maassluis

30 3 DE TRIMESTER 2016

Regionale verdeling van de Belgische in- en uitvoer van goederen en diensten,

Verdere evolutie van de geharmoniseerde werkloosheid in ruime zin

Financiële positie land- en tuinbouwbedrijven in Noord-Brabant

De invoering van nieuwe waarnemingsmethoden in de Consumentenprijsindex (CPI) Nieuwe methoden voor vliegtickets en pakketreizen

PERSBERICHT Brussel, 7 november 2014

ALGEMEEN OMZET DECEMBER /12/2016

DE VLAAMSE LANDBOUWCONJUNCTUURINDEX

NOTARISBAROMETER VASTGOED AAN DE KUST OVERZICHT

Economische effecten van een verlaging van de administratieve lasten

Marktontwikkelingen varkenssector

DE EVOLUTIE VAN DE BELGISCHE VASTGOEDPRIJZEN IN 2016: DATA ADS 1 INLEIDING

Slechts 1 antwoord is juist, alle andere zijn fout (en bevatten heel vaak onzin)!

IMPACT VAN EEN RUIMTELIJK UITVOERINGSPLAN IN EEKLO OP LAND- EN TUINBOUW

Sectorrapport Bos- en haagplantsoen Najaar 2013

2.1.2.: bij aankoop van reeds geoogste wortels: 2.2.: voor de witlooftelers : bij aankoop van wortels op struik en van reeds geoogste wortels:

OVERZICHTSFICHE GROENTEN EN FRUIT IN VLAANDEREN

ALGEMENE ECONOMIE /03

Notarisbarometer Vastgoed - familie - vennootschappen Juli - September 2013

STAAT VAN HET VRIJ VERMOGEN

:Rendabiliteit van de categorieën van verzekeringsprodukten LEVEN.

pca Bewaarproblemen oogst 2014

HET GEBRUIK VAN SALDO'S BIJ BEDRIJFSBEOORDELING EN BEDRIJFSBEGROTING

Notarisbarometer Vastgoed - familie - vennootschappen

STUDIE Faillissementen 1 december Maand november sluit af met stijging van 3,69% In Brussel een stijging van 25,17%.

SL WAGENINGEN. Financiële positie land- en tuinbouwbedrijven in Noord-Brabant. āīŕ

Sectorfoto PSC

RAPPORT Opgesteld door: Financieel adviesburo Hofman Noordzee DB Maassluis

DE VLAAMSE LANDBOUWCONJUNCTUURINDEX

4. Resultaten. 4.1 Levensverwachting naar geslacht en opleidingsniveau

notarisbarometer 94, Trim 1

UIT groei en conjunctuur

PERSBERICHT Brussel, 5 december 2014

Monitor 2016Q4 15 Pag. MONITOR FLEXI-JOBS

DE VLAAMSE LANDBOUWCONJUNCTUURINDEX

Het energieverbruik in de Vlaamse land- en tuinbouw

Transcriptie:

0 Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap De rendabiliteit van het tuinbouwbedrijf Boekjaar 2003 35 210 30 180 25 150 20 120 15 90 10 60 5 30 0 publicatie n 2.05 Centrum voor januari 2005 Landbouweconomie

Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap De rendabiliteit van het tuinbouwbedrijf Boekjaar 2003 Centrum voor Landbouweconomie publicatie n 2.05 januari 2005

Als schakel tussen observatie en dienstverlening voert het Centrum voor Landbouweconomie onderzoek uit rond een breed spectrum van onderwerpen. De resultaten worden in verschillende reeksen gepubliceerd. Deze publicatie is een onderdeel van de reeks: 1. Studies en analyses 2. Verslagen 3. Informatieve documenten 4. Statistieken Contactadres: Centrum voor Landbouweconomie Treurenberg 16 4 e verdieping 1000 Brussel Beheer adressenbestand en verzendingen: Martine MULDER 02/553.15.34 email: martine.mulder@ewbl.vlaanderen.be Meer informatie over deze publicatie: Dirk VAN LIERDE 02/553.15.05 email: dirk.vanlierde@ewbl.vlaanderen.be Vermenigvuldiging of overname van gegevens toegestaan mits duidelijke bronvermelding. Aansprakelijkheidsbeperking Deze publicatie werd door het Vlaams Gewest met de meeste zorg en nauwkeurigheid opgesteld. Er wordt evenwel geen enkele garantie gegeven omtrent de juistheid of de volledigheid van de informatie in deze publicatie, De gebruiker van deze publicatie ziet af van elke klacht tegen het Vlaams Gewest of zijn ambtenaren, van welke aard ook, met betrekking tot het gebruik van de via deze publicatie beschikbaar gestelde informatie. In geen geval zal het Vlaams Gewest of zijn ambtenaren aansprakelijk gesteld kunnen worden voor eventuele nadelige gevolgen die voortvloeien uit het gebruik van de via deze publicatie beschikbaar gestelde informatie.

DE RENDABILITEIT van het TUINBOUWBEDRIJF in 2003 VOORWOORD INLEIDING INHOUD HOOFDSTUK I. ENKELE ALGEMENE KENMERKEN 1. Algemene kenmerken van de bestudeerde bedrijven 2. Het weder 3. De kosten HOOFDSTUK II. DE AANWENDING van de PRODUCTIEFACTOREN HOOFDSTUK III. ANALYSES van de BEDRIJFSRESULTATEN per PRODUCTIESECTOR 1. DE GROENTEBEDRIJVEN 1.1. De champignonbedrijven 1.2. De aardbeibedrijven 1.3. De gespecialiseerde glasgroentebedrijven 1.4. De overige glasgroentebedrijven 1.5. De bedrijven met overwegend groenten in open grond 2. DE SIERTEELTEDRIJVEN 2.1. De kasplantenbedrijven 2.2. De azaleabedrijven 2.3. De begoniabedrijven 2.4. De snijbloemenbedrijven 2.5. De overige bloemenbedrijven 2.6. De boomkwekerijbedrijven 3. DE FRUITBEDRIJVEN HOOFDSTUK IV. EVOLUTIE en SPREIDING van het ARBEIDS INKOMEN van de TUINBOUWBEDRIJVEN HOOFDSTUK V. HET ONDERNEMERSINKOMEN op de TUINBOUWBEDRIJVEN SAMENVATTING BIJLAGE: I. Het aantal volwaardige arbeidskrachten (V.A.K.) per bedrijf II. Toelichting bij de gegevens van de tabellen 9 tot 23 LIJST DER TABELLEN LIJST DER FIGUREN Blz. 1 2 6 6 8 8 13 15 15 17 19 21 24 26 29 29 32 32 35 35 38 40 42 46 49 53 55 62 64

VOORWOORD Het Centrum voor Landbouweconomie (C.L.E.) is een wetenschappelijke instelling van het Ministerie van het Vlaamse Gewest. Door het Centrum werd een systeem van weging uitgewerkt dat toelaat, om op basis van de bedrijfsresultaten van de Vlaamse tuinbouwbedrijven die deel uitmaken van het C.L.E. boekhoudnet, een schatting te maken van de rendabiliteit van het gemiddeld tuinbouwbedrijf (voor de bedrijven die behoren tot het waarnemingsveld). In voorliggend rapport worden de gewogen bedrijfsresultaten van het Vlaamse tuinbouwbedrijf gepubliceerd, en dit voor het boekjaar 2003. Er wordt opgemerkt dat vanaf 2000 het boekjaar voor alle bedrijfstypes samenvalt met het kalenderjaar. Dit verslag gaat uit van de Afdeling "Boekhoudkundige en financiële analyses" van het Departement "Microeconomie" van het C.L.E. Het betreft de bedrijfsresultaten die werden bekomen dankzij de medewerking van de tuinbouwers waarvan de bedrijven werden gekozen om deel uit te maken van het boekhoudkundig informatienet van het C.L.E. De opgegeven waarden zijn dus zoals reeds werd vermeld, geen gewone rekenkundige gemiddelden van de waargenomen waarden, maar het zijn gemiddelden die berekend werden door een systeem van weging. Teneinde meer bij de actualiteit aan te sluiten wordt voor elk bedrijfstype op een beknopte wijze de situatie in 2004 geschetst. Deze gegevens zijn niet gebaseerd op boekhoudkundige gegevens, er werd wel gebruik gemaakt van veilinggegevens en andere informatie die over de betrokken sectoren beschikbaar was. De boekhoudgegevens werden verzameld door de tuinbouwboekhouders van het C.L.E.. De controle van het omvangrijk cijfermateriaal en het opstellen van het verslag werd uitgevoerd door H. GIELIS, hoofddeskundige, onder leiding van ir. N. TARAGOLA, wetenschappelijk attaché en ir. D. VAN LIERDE, wetenschappelijk directeur. Aangezien het tuinbouwboekhoudnet vanaf het boekjaar 2004 werd overgedragen aan de afdeling Monitoring en Studie (AM&S) van de administratie land en tuinbouw (ALT) is dit het laatste verslag dat door het Centrum voor Landbouweconomie zal worden samengesteld.

2 INLEIDING De resultaten die in dit verslag worden vermeld zijn afkomstig van 270 tuinbouwboekhoudingen die worden bijgehouden door de Afdeling "Boekhoudkundige en financiële analyses" van het Centrum voor Landbouweconomie, en dit tijdens het boekjaar dat loopt van 1 januari 2003 tot 31 december 2003. Er dient te worden opgemerkt dat de opgegeven waarden geen gewone rekenkundige gemiddelden zijn van de waargenomen waarden. De gemiddelden in dit rapport worden berekend door een systeem van weging, waarbij de waargenomen waarden worden geëxtrapoleerd naar de verschillende groepen van de betrokken tuinbouwbedrijven in het waarnemingsveld. Om het aantal bedrijven voor elke groep in het waarnemingsveld te bepalen wordt gebruik gemaakt van het classificatieschema voor de tuinbouwbedrijven zoals dit door het C.L.E. werd opgesteld 1. De aandacht wordt er op gevestigd dat als gevolg van het afnemend aantal bedrijven in het boekhoudnet, de resultaten voor sommige bedrijfstypes gebaseerd zijn op een beperkt aantal waarnemingen. Deze gegevens dienen dan ook met de nodige omzichtigheid te worden benaderd. De set van bruto standaardsaldi (B.S.S.) die gebruikt worden voor de berekening van de bedrijfstypologie is een set van B.S.S. die gebaseerd is op vijfjaarlijkse gemiddelden. Het gebruik van vijfjaarlijkse gemiddelden vangt beter de variaties op van de B.S.S. die veroorzaakt worden door de jaarlijkse schommelingen van de opbrengsten als gevolg van wisselende weersomstandigheden en prijsfluctuaties. Om beter de dynamiek van de tuinbouwsector te volgen wordt de set van B.S.S. om de twee jaar vervangen door een meer recente set van B.S.S. Voor het boekjaar 2001 en 2002 wordt gewerkt met de set van B.S.S. die gecentreerd is op het jaar 1998 (dus een gemiddelde van de gegevens van de boekjaren (1996, 1997, 1998, 1999, 2000). Voor de berekening van de gegevens van het boekjaar 2003, werd gebruik gemaakt van de set B.S.S. gecentreerd op 2000. 1 Een nieuw classificatieschema voor de Belgische tuinbouwbedrijven D.VAN LIERDE. CLEPublicaties nr. 7, november 1986

3 Aangezien in dergelijk systeem de opeenvolgende sets van B.S.S. niet alleen verschillen omwille van de wijzigingen die plaatsgrijpen op het bedrijfseconomisch vlak, maar ook omwille van de inflatie wordt de dimensie van de bedrijven niet langer uitgedrukt in euro B.S.S. maar in een nieuwe grootteeenheid, de standaardgrootteeenheid of SGE. De standaardgrootteeenheid (SGE) komt overeen met een bepaalde waarde van B.S.S., deze waarde is verschillend voor elke set van B.S.S. Voor de set van B.S.S. gecentreerd op 1998 werd een standaardgrootteeenheid of SGE vastgesteld op een B.S.S van 5.305 euro. De SGE voor de set van B.S.S. gecentreerd op 2000 komt overeen met 5.380 euro. Er wordt aan herinnerd dat het waarnemingsveld alle bedrijven omvat die bij de landbouwtelling van 15 mei van het Nationaal Instituut voor de Statistiek verklaren een beroeps of gelegenheidsbedrijf te zijn (categorieën 1 tot 3) en waarvan meer dan 2/3 van het totaal bruto standaardsaldo (B.S.S.) afkomstig is van tuinbouwteelten. Alleen de bedrijven waarvan de economische bedrijfsomvang groot genoeg is om beschouwd te kunnen worden als een bedrijf met een echt professioneel karakter worden opgenomen in het waarnemingsveld. Het zijn bedrijven waarvan de bedrijfseconomische dimensie minstens 4 standaardgrootteeenheden of SGE bedraagt. Om het wegingsysteem te kunnen toepassen, worden de bedrijven van de steekproef en van de referentiepopulatie (dus de bedrijven die behoren tot het waarnemingsveld) verdeeld in 12 bedrijfstypes en 4 klassen van economische bedrijfsomvang (gemeten in B.S.S.). Voor meer informatie over de wijzigingen wordt verwezen naar de CLEstudie nr. A90 Structuur van de Belgische tuinbouwbedrijven in 1999" (D. VAN LIERDE & N. TARAGOLA). De bedrijfstypes die werden opgenomen in de steekproef zijn de volgende 2 : 1. De champignonbedrijven 2. De aardbeibedrijven 3. De gespecialiseerde glasgroentebedrijven 4. De overige glasgroentebedrijven 5. De bedrijven met overwegend groenten in open grond 6. De kasplantenbedrijven 7. De azaleabedrijven 8. De begoniabedrijven 9. De snijbloemenbedrijven 10. De overige bloemenbedrijven 11. De boomkwekerijen 12. De fruitbedrijven 2 In de classificatie van de tuinbouwbedrijven zijn nog twee andere types voorzien, nl. de bedrijven met overige blijvende teelten en de overige tuinbouwbedrijven. Deze bedrijfstypes zijn niet opgenomen in de steekproef omdat ze enerzijds te weinig in aantal zijn en anderzijds een te gemengd bedrijfstype vormen.

4 De vier klassen van economische bedrijfsomvang die in het schema van het wegingsysteem werden voorzien zijn de volgende: B1: van 4 tot minder dan 11 SGE B2: van 11 tot minder dan 16 SGE B3: van 16 tot minder dan 26 SGE B4: van 26 tot minder dan 100 SGE Tenzij anders vermeld zijn de gegevens die in dit rapport voorkomen voor een bedrijfstype bekomen door weging van de waargenomen (berekende) gemiddelden in de verschillende cellen van dit bedrijfstype (klassen van economische bedrijfsomvang) met het aantal bedrijven die in de referentiepopulatie in deze cellen voorkomen. Indien het gaat over de verhouding tussen twee gegevens (opbrengst per hectare cultuurgrond...), dan betreft het de deling van de gewogen gemiddelde waarde van de teller door de gewogen gemiddelde waarde van de noemer 3. Het arbeidsinkomen per volwaardige arbeidskracht dat in de tabellen met de rendabiliteit wordt opgegeven wordt bekomen door het globale arbeidsinkomen te berekenen voor al de bedrijven van het bestudeerde bedrijfstype en dit vervolgens te delen door het totale aantal volwaardige arbeidskrachten, dat berekend werd voor dit bedrijfstype. De weging beperkt zich niet tot de bedrijfstypes alleen; op basis van de gewogen gemiddelden van de bedrijfstypes worden gewogen gemiddelden voor de gehele tuinbouwsector berekend. Bovendien worden ook voor de groep van de groentebedrijven enerzijds, en voor de groep van de sierteeltbedrijven anderzijds (inclusief boomkwekerij) tabellen met de gegevens van de rendabiliteit opgenomen. Op basis van deze stratificatie, benadert de gewogen gemiddelde bedrijfsomvang van het geheel van de bedrijven van het boekhoudnet steeds zeer dicht de gemiddelde bedrijfsomvang van de bedrijven zoals die voorkomen in de 15 meitelling; de afwijking tussen deze twee types van gemiddelden is voor sommige bedrijfstypes echter groter. De meest recente gegevens zijn deze van de 15 meitelling 2000. De gegevens in verband met de rendabiliteit van de verschillende bedrijfstypes worden weergegeven in de tabellen 9 tot 23. De meeste gegevens van deze tabellen worden uitgedrukt per are of hectare cultuurgrond (voor de champignonbedrijven per 100 m² champignons). Hierbij dient te worden opgemerkt dat, afhankelijk van de samenstelling van de steekproef, de verhouding tussen de oppervlakte teelten onder glas en in open grond in de loop der jaren kan veranderen. Hoewel dit weinig invloed heeft op de gemiddelde bedrijfsomvang uitgedrukt in bruto standaardsaldo (B.S.S.), kan dit toch de vergelijking van kosten en opbrengstgegevens uitgedrukt per oppervlakteeenheid bemoeilijken (hoe meer open grond er is, hoe lager de opbrengsten en kosten per oppervlakteeenheid zullen zijn). De gegevens van de tabellen worden in een beknopte commentaar toegelicht. 3 In voornoemd geval gaat men als volgt te werk: men berekent voor elke cel de gemiddelde opbrengst per bedrijf en de gemiddelde oppervlakte cultuurgrond. Men vermenigvuldigt deze gegevens met het aantal bedrijven uit de referentiepopulatie die in de overeenkomstige cellen voorkomen. Men maakt voor dit bedrijfstype de totalen van de vier cellen en vervolgens deelt men de waarde van de opbrengsten door de waarde die men voor de oppervlakte cultuurgrond heeft bekomen (men berekend dus in feite de totale opbrengst van al de bedrijven van de groep in de referentiepopulatie en deelt deze vervolgens door de totale oppervlakte van al deze bedrijven). Dit geeft de gewogen gemiddelde opbrengst per hectare cultuurgrond.

5 Naast de resultaten van 2003 worden ook deze van 2002 en 2001 vermeld. Zodoende kunnen de jongste resultaten vergeleken worden met deze van de twee voorgaande jaren. De opbrengsten en kosten worden "exclusief B.T.W." geboekt. Bij de beoordeling van de resultaten dient te worden rekening gehouden met de verschillende principes die in de bedrijfseconomische boekhouding werden aangenomen (toegerekende lonen voor eigen arbeid, toegerekende rente op de geïnvesteerde kapitalen, afschrijvingen berekend op vervangingswaarde enz...). Bij de kritische analyse van de absolute waarden die in dit document worden voorgesteld, mag men niet uit het oog verliezen dat de bestudeerde bedrijven niet willekeurig gekozen werden en dat zij, vanuit het statistisch standpunt, niet op een volmaakte wijze het bestudeerde universum vertegenwoordigen. Nochtans zou het beeld dat deze cijfers geven in verband met de evolutie van de opbrengsten, de kosten en de bedrijfsresultaten, voldoende betrouwbaar moeten zijn. In bijlage wordt een uitvoerige toelichting bij de gegevens van de tabellen verstrekt. Voor een juiste interpretatie van de cijfers is het noodzakelijk deze toelichting te raadplegen.

6 HOOFDSTUK I. ENKELE ALGEMENE KENMERKEN 1. Algemene kenmerken van de bestudeerde bedrijven Bij de keuze van de bestudeerde bedrijven wordt er naar gestreefd representatieve tuinbouwbedrijven te vinden met voor hun bedrijfstype normale productie en afzetomstandigheden. Het aantal bedrijven in de steekproef wordt in tabel 1 aangegeven per bedrijfstype en per provincie. In tabel 2 worden de bedrijven in de steekproef per bedrijfstype en per klasse van economische bedrijfsomvang gegeven. In tabel 3 worden dezelfde gegevens vermeld voor de tuinbouwbedrijven in de referentiepopulatie volgens de 15 meitelling van 2000 (inclusief de twee bedrijfstypes die niet in de steekproef vertegenwoordigd zijn) 4. TABEL 1. Spreiding van de bedrijven in de steekproef per bedrijfstype en per provincie, boekjaar 2003. Bedrijfstype Antwerpen Vlaams Brabant West Vlaanderen Oost Vlaanderen Limburg Totaal Champignons Aardbeien Gespecialiseerde glasgroenten Overige glasgroenten Overwegend groenten in open grond Kasplanten Azalea s Begonia s Snijbloemen Overige bloemen Boomkwekerij Fruit 7 34 1 10 4 3 2 2 2 1 1 1 16 1 3 2 13 6 1 3 1 1 1 1 2 5 2 15 3 5 16 19 8 15 5 4 5 6 5 2 1 4 4 27 13 15 55 7 36 22 19 8 21 14 8 52 totaal 65 38 21 97 49 270 4 Voor meer informatie betreffende de bedrijven in de referentiepopulatie wordt verwezen naar de publicatie : Structuur van de Belgische tuinbouw in 1999 op basis van de 15 meitelling van 1999" van D. VAN LIERDE & N. TARAGOLA, CLESTUDIE Nr A90, december 2000.

7 TABEL 2. Verdeling van de Vlaamse bedrijven in de steekproef per bedrijfstype en per klasse van economische bedrijfsomvang Boekjaar 2003 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. Bedrijfstype Champignons Aardbeien Gespecialiseerde glasgroenten Overige glasgroenten Overwegend groenten in open grond Kasplanten Azalea s Begonia s Snijbloemen Overige bloemen Boomkwekerij Fruit Klassen van economische bedrijfsomvang B1 B2 B3 B4 Totaal 4 2 5 2 2 1 4 3 4 3 6 5 1 7 2 4 2 3 1 6 2 3 14 1 10 5 7 4 6 3 11 11 2 36 3 14 13 6 1 8 7 4 32 13 15 55 7 36 22 19 8 21 14 8 52 Totaal 30 37 66 137 270 TABEL 3. Verdeling van de Vlaamse bedrijven in het waarnemingsveld per bedrijfstype en per klasse van economische bedrijfsomvang 15 mei 2000 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. Bedrijfstype Champignons Aardbeien Gespecialiseerde glasgroenten Overige glasgroenten Overwegend groenten in open grond Kasplanten Azalea s Begonia s Snijbloemen Overige bloemen Boomkwekerij Fruit Overige blijvende teelten Overige bedrijven Klassen van economische bedrijfsomvang B1 B2 B3 B4 Totaal 11 149 124 86 284 66 55 33 93 157 158 293 7 69 5 64 136 68 107 45 31 17 53 58 82 159 1 38 15 89 247 56 111 80 85 11 39 65 87 275 4 41 68 91 430 44 63 123 88 8 32 101 197 309 3 61 99 393 937 254 565 324 259 69 217 381 524 1.036 15 209 Totaal 1.585 864 1.205 1.628 5.282

8 2. Het weder De winterperiode 2003 kende afwisselend fris en zacht weer. Januari kende veel neerslag terwijl februari werd gekenmerkt door veel zonneschijn. De lente begon extreem zacht, met temperaturen die hoger waren dan normaal. De lente bracht meer zonneschijn dan normaal het geval is. De neerslag in de lente was van een normaal niveau. Tijdens de zomer was het opmerkelijk warm met temperaturen die praktisch gans het seizoen hoger waren dan normaal. In augustus was er zelfs sprake van een hittegolf. De hoeveelheid neerslag was normaal in de maand juni; in juli en augustus viel er dan weer te weinig regen. Ook de herfstperiode was zeer zonnig, met een te lage hoeveelheid neerslag tot gevolg. De maand oktober was vrij fris. Het jaar 2003 was een uiterst zonnig jaar, met hoge temperaturen en een vrij normale hoeveelheid neerslag. 3. De kosten De kosten kunnen in vier groepen worden ingedeeld: de arbeidskosten de kosten van de duurzame productiemiddelen de brandstofkosten de overige kosten Over de eerste drie groepen van kosten kunnen vooraf enkele bemerkingen worden gemaakt die geldig zijn voor al de tuinbouwbedrijven. A. De arbeidskosten De kosten van de arbeid (zowel de betaalde als de berekende lonen) vormen, op alle types van tuinbouwbedrijven, het belangrijkste bestanddeel van de totale kosten. Het aandeel van de arbeidskosten in de totale kosten ligt tussen 34 pct. bij de bedrijven met overige bloemen en 57 pct. bij de begoniabedrijven. Voor het geheel van de tuinbouwbedrijven bedraagt het aandeel van de arbeidskosten in de totale kosten 38,5 pct. De evolutie van de uurlonen zal dan ook een belangrijke invloed hebben op de totale kosten.

9 In bijgaand staatje worden voor 2001, 2002 en 2003 de uurlonen van een geschoolde arbeider weergegeven. Het zijn deze uurlonen, sociale lasten van werkgever en werknemer inbegrepen, die door het C.L.E. worden aangewend voor de berekening van het loon van de bedrijfsleider en de meewerkende gezinsleden. In 2003 vertonen de uurlonen een stijging, die afhankelijk van het type begrepen is tussen 4 pct. en 5 pct. Voor 2004 zullen de lonen in beperkte mate toenemen. Uurloon van de geschoolde arbeider: A B C D 2001 2002 2003 Euro Euro Euro 2001=100 2002=100 13,61 14,05 14,65 108 104 13,61 13,78 14,53 107 105 12,12 12,59 13,06 108 104 15,30 15,52 16,34 107 105 A: champignonbedrijven, glasgroentebedrijven, aardbei en fruitbedrijven B: bloemenbedrijven C: de bedrijven met overwegend groenten in open grond D: boomkwekerijen B. De kosten van de duurzame productiemiddelen Als tweede belangrijke kostenbestanddeel zijn de kosten van de duurzame productiemiddelen te vermelden. Zij omvatten de kosten van de grond, gebouwen, glasopstand, installaties, aanplantingen, grondverbeteringen en werktuigen. Hun aandeel ligt tussen 14 pct. bij de champignonbedrijven en 32 pct. bij de fruitbedrijven. Voor het geheel van de tuinbouwbedrijven bedraagt het aandeel van de kosten van de duurzame productiemiddelen 21,4 pct. van de totale kosten. Deze kosten bestaan hoofdzakelijk uit de afschrijvingen en de berekende interesten. De afschrijvingen worden berekend op de vervangingswaarde. De vervangingswaarde van al deze duurzame productiemiddelen wordt bepaald met behulp van de C.L.E.index van de landbouwconstructies. In 2003 nam de vervangingswaarde met 2 pct. toe. Voor 2004 zal de vervangingswaarde met 2 pct. toenemen. In de bedrijfseconomische boekhouding wordt er van uitgegaan dat de geïnvesteerde kapitalen volledig eigendom zijn van het bedrijf. Als vergoeding voor dit kapitaal wordt er een interest op berekend die in de kosten wordt opgenomen. De interesten worden berekend op het gemiddelde van de inventariswaarde (vervangingswaarde verminderd met de gecumuleerde afschrijving) bij het begin en het einde van het boekjaar.

10 Voor de interestberekening worden volgende percenten toegepast: grond: 1,5 pct. Er wordt voor de grond een waarde genomen welke voor de streek en het bedrijfstype normaal kan genoemd worden. grondverbeteringen, gebouwen, glasopstand, installaties, aanplantingen en werktuigen: 5 pct. Voor de bestudeerde bedrijven bedraagt de werkelijk betaalde rente gemiddeld 39,5 pct. van de berekende rente. Dit neemt echter niet weg dat voor recent opgerichte bedrijven, met veel vreemd vermogen, die al hun leningen aan hogere rentevoeten hebben moeten aangaan, de werkelijk te betalen rente groter kan zijn dan de in de boekhouding berekende rente. C. De brandstofkosten Voor de bedrijven met teelten onder glas zijn de brandstofkosten vrij belangrijk. Zo bedragen voor de gespecialiseerde glasgroentebedrijven de brandstofkosten 18 pct. van de totale kosten. Voor het geheel van de tuinbouwbedrijven bedraagt het aandeel van de brandstofkosten 7 pct. van de totale kosten. Prijzen In volgend staatje worden de gemiddelde prijzen van de stookolie gegeven voor 2001, 2002 en 2003. Het betreft hier de gemiddelde prijzen op jaarbasis (exclusief B.T.W.) die werden berekend op basis van de maximumprijzen van de lichte en extrazware stookolie (met 1 pct. zwavel). Figuur 1. Evolutie van de prijzen van de lichte en extrazware stookolie (maximumprijzen excl. B.T.W.; excl. taksen) Periode 20012003. Prijs van de stookolie (excl. B.T.W.; excl. taksen) Soort brandstof 2001 2002 2003 Euro Euro Euro 2001=100 2002=100 Lichte stookolie (euro/100l) 27,53 25,25 26,13 95 103 Extrazware stookolie (euro/100kg) 17,33 18,14 18,84 109 104 Bron: CLEstatistieken Uit deze gegevens blijkt dat de gemiddelde prijs van lichte stookolie in 2003 met 3 pct. gestegen is t.o.v. 2002. De extrazware stookolie (met een zwavelgehalte van 1 %) is gemiddeld 4 pct. duurder geworden dan in 2002. Figuur 1 geeft het prijsverloop per maand van de lichte en de extrazware stookolie, en dit voor de periode 20012004. Het betreft hier de gemiddelde prijzen per maand (exclusief B.T.W.; exclusief taksen), die werden berekend op basis van de maximumprijzen van de lichte en de extrazware stookolie.

11 Figuur 1. Evolutie van de prijzen van de lichte en extrazware stookolie (maximumprijzen excl. B.T.W.; excl. Taksen) Periode 2001 2004 Zoals blijkt uit figuur 1 zijn de olieprijzen in de periode 2001 2003 vrij stabiel. Na een tijdelijke daling vanaf oktober 2001 stijgen de prijzen geleidelijk aan om in oktober 2002 een maximum te bereiken. In april 2003 is er een plotse daling waarna de prijzen terug toenemen. Vooral voor lichte stookolie blijft de prijsstijging toenemen; vanaf mei 2004 is de prijstoename als gevolg van de energiecrisis sterk uitgesproken. Voor extra zware stookolie blijft de prijstoename echter vrij beperkt. Verbruik In tabel 5 wordt voor de belangrijkste types van tuinbouwbedrijven het brand stofverbruik per 100 m 2 staand glas gegeven (rekenkundige gemiddelden). Voor de champignonbedrijven wordt het brandstofverbruik per 100 m 2 teeltoppervlakte van het bedrijf berekend (het product van het aantal cellen vermenigvuldigd met de gemiddelde teeltoppervlakte per cel geeft de teeltoppervlakte van het bedrijf). Het brandstofverbruik wordt uitgedrukt in kilogram extrazware stookolie per 100 m 2 staand glas; voor andere brandstoffen dan extrazware stookolie wordt het verbruik dus eerst omgerekend.

12 TABEL 4. Het gemiddelde brandstofverbruik van de tuinbouwbedrijven in 2001, 2002 en 2003 uitgedrukt in kilogram extrazware stookolie per 100 m 2 staand glas (rekenkundige gemiddelden) Bedrijfstype 2001 2002 2003 Champignons (x) Aardbeien Gespecialiseerde glasgroenten Overige glasgroenten Kasplanten Azalea's Begonia's Snijbloemen Overige bloemen 2.476 1.263 2.939 1.259 3.0 691 2.197 1.247 2.845 879 97 2.761 708 1.266 1.120 1. 2.596 2.279 1.865 1.710 2.066 1.419 2.945 1.092 2.708 776 093 2.426 1.621 ( x) per 100 m 2 teeltoppervlakte Het brandstofverbruik van de bedrijven van eenzelfde bedrijfstype kan grote verschillen vertonen. In tabel 6 wordt de spreiding van de bedrijven weergegeven in functie van hun brandstofverbruik. TABEL 5. Spreiding van de bedrijven volgens hun brandstofverbruik en per bedrijfstype in 2003 (niet omgerekend naar de populatie), verbruik in kg extrazware stookolie per m² staand glas. Bedrijfstype 010 kg 1020 kg 2030 kg 3040 kg > 40 kg Champignons (x) Aardbeien Gespecialiseerde glasgroenten Overige glasgroenten Kasplanten Azalea s Begonia's Snijbloemen Overige bloemen 2 3 21 3 3 16 3 5 1 Aantal bedrijven in de steekproef 4 6 2 2 6 3 5 5 9 4 2 3 2 6 5 3 1 6 2 2 1 2 23 5 4 Totaal aantal bedrijven 13 11 55 7 22 19 8 21 14 Totaal 57 42 25 12 34 170 (x) per m² teeltoppervlakte bedrijf

13 HOOFDSTUK II. De AANWENDING van de PRODUCTIEFACTOREN In tabel 7 worden de structurele gegevens van de verschillende bedrijfstypes gegeven, wat moet toelaten de gegevens van de tabellen 9 tot 23 beter te interpreteren. TABEL 6. Gemiddelde structurele gegevens voor het boekjaar 2003 Bedrijfstype Gemiddelde oppervlakte Glasopper Aantal V. A.K vlakte per bedrijf (a) Oppervlakte per V.A.K. Gewerkte uren per ha ha pct. ha 1. 2. Champignons (b) Aardbeien 0,1812 2,8289 9,88 5,41 3,11 0,0335 0,9108 84.832 2.973 3. 4. 5. Gespecialiseerde glasgroenten Overige glasgroenten Overwegend groenten in open grond 1,1286 2,8528 13,1199 89,40 20,07 0,22 3,24 2,95 2,37 0,3488 0,9685 5,5265 7.758 2.777 512 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. Kasplanten Azalea's Begonia's Snijbloemen Overige bloemen Boomkwekerij Fruit Totaal 0,8344 1,9414 1,9643 0,6336 1,3428 3,3988 13,5287 5,5335 58,21 51,31 11,35 79,38 41,68 0,96 0,00 6,96 2,56 2,66 1,76 1,99 2,78 2,42 2,90 2,82 0,3264 0,7309 1,1190 0,3187 0,4837 1,4054 4,6630 1,9649 8.827 3.676 2.539 9.326 5.641 1. 845 585 1.392 (a) Voor het begrip V.A.K., zie bijlage I. (b) De vermelde oppervlakte is de teeltoppervlakte van het bedrijf. In tabel 8 wordt het kapitaal (exclusief grond en omlopend kapitaal) van de bestudeerde bedrijven onderverdeeld in zijn bestanddelen. Het gaat hier niet om de oorspronkelijke aankoopprijzen van de werktuigen, glasopstand, vaste installaties, bedrijfsgebouwen enz..., maar wel om hun vervangingswaarde aan prijzen geldig voor het betrokken boekjaar. Verder dient te worden opgemerkt dat de vervangingswaarde zoals die wordt gegeven in tabel 8 geen rekening houdt met de ouderdom van de werktuigen, glasopstand, vaste installaties, bedrijfsgebouwen enz..., deze zijn doorgaans al een zeker aantal jaren in gebruik en bijgevolg gedeeltelijk afgeschreven. Om een idee te geven over de ouderdom van de betrokken goederen wordt in tabel 8 de verhouding gegeven tussen de boekwaarde en de vervangingswaarde van de duurzame productiemiddelen. Teneinde de kapitaalomvang van de verschillende bedrijfstypes beter te kunnen vergelijken wordt ook de vervangingswaarde van het kapitaal (exclusief grond en omlopend kapitaal) per volwaardige arbeidskracht gegeven.

TABEL 7. Samenstelling van het kapitaal (a), boekjaar 2003, vervangingswaarde per 100 m² cultuurgrond. 14 Bedrijfstype Werktuigen Bedrijfs gebouwen Glasopstand en/of installaties Beplanting + steunmateriaal Grond verbeteringen Plantopstand Totaal (b) Boekwaarde in pct. vervangingswaarde (c) Kapitaal per V.A.K. (a) Euro Euro Euro Euro Euro Euro Euro Pct. Euro 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. Champignons (d) Aardbeien Gespecialiseerde glasgroenten Overige glasgroenten Overwegend groenten in open grond Kasplanten Azalea's Begonia's Snijbloemen Overige bloemen Boomkwekerij Fruit 8.161 223 1.078 448 130 1.124 920 480 1.083 764 324 136 24.943 225 688 222 93 788 296 75 873 447 252 201 15.610 898 5.705 1.470 43 6.816 3.239 884 8.775 3.885 172 2 37 7 12 18 1 13 4 1 589 12 1 136 162 15 88 25 4 80 61 20 69 49 55 5 1.108 515 1 6 106 367 1 48.913 1.368 7.571 2.184 272 9.930 5.036 1.461 11.395 5.263 1.171 481 19,3 27,3 30,9 15,8 34,2 21,0 26,3 33,6 23,2 26,6 47,0 38,2 163.741 124.576 264.118 211.477 150.081 324.094 368.041 163.468 363.150 254.544 164.597 224.408 Gemiddeld tuinbouwbedrijf 239 224 556 74 15 46 1.155 30,4 226.949 (a) Exclusief grond en omlopend kapitaal. (b) Het kapitaal vee is in het totaal begrepen. (c) Boekwaarde en vervangingswaarde van de duurzame productiemiddelen (exclusief grond). (d) Per 100 m² teeltoppervlakte van het bedrijf.

15 HOOFDSTUK III. ANALYSES van de BEDRIJFSRESULTATEN per PRODUCTIE SECTOR 1. DE GROENTEBEDRIJVEN Zoals uit de gegevens van tabel 9 blijkt, is het gewogen gemiddelde arbeidsinkomen per arbeidseenheid op de groentebedrijven in 2003 met 20 pct. toegenomen t.o.v. 2002. Het arbeidsinkomen per V.A.K. bedraagt 32.094 euro, tegen 26.749 euro in 2002. Per 1.000 euro kosten worden 1.011 euro opbrengsten behaald tegen 950 euro tijdens het vorige boekjaar. In de tabellen 10 tot 14 worden de gegevens in verband met de rendabiliteit van de verschillende types van groentebedrijven vermeld. Om een idee te krijgen van de bijdrage van elk bedrijfstype tot het gemiddeld groentebedrijf wordt verwezen naar tabel 3, die de verdeling van de bedrijven in het waarnemingsveld per bedrijfstype en per klasse van economische bedrijfsomvang geeft. * * * Er wordt verwacht dat de rendabiliteit van de groentebedrijven beduidend slechter zal zijn dan in 2003. Vooral de rendabiliteit van de glasgroenteteelt, na een goed 2003, zou terugvallen.

16 Tabel 8. Rendabiliteit van de groentebedrijven Kosten (in per are) BOEKJAREN 2001 2002 2003 1 Arbeid bedrijfsleider + gezinsleden 133 135 131 2 Betaald personeel 73 73 72 3 Werk door derden 8 9 9 4 Werktuigkosten 30 31 31 Totaal bewerkingskosten 244 248 243 5 Bestrijdingsmiddelen 12 12 12 6 Meststoffen 26 27 26 7 Brandstoffen 67 54 60 8 Zaad en plantgoed 49 48 48 12 Overige materialen 13 14 12 Totaal grondstoffen 167 155 158 13 Kosten van grond en gebouwenkapitaal 76 80 77 14 Verkoopkosten 22 22 23 15 Directe kosten teelten 12 12 15 17 Algemene onkosten 20 21 21 Totaal 130 135 136 18 TOTALE KOSTEN 541 538 537 Opbrengsten (in per are) 25 Teelten onder glas 379 367 405 30 Teelten in open lucht 136 139 119 42 Overige 3 5 6 43 TOTALE OPBRENGSTEN 518 511 543 44 Winst of verlies (in per are) 23 27 6 45 Arbeidsinkomen (in per are) 183 181 209 46 Arbeidsinkomen (in per V.A.K.) 25675 26749 32094 47 Opbrengsten per 1.000 kosten 957 950 1011

17 1.1. De champignonbedrijven In tabel 10 worden de belangrijkste resultaten van de champignonbedrijven weergegeven. Het jaar 2003 wordt gekenmerkt door een iets beter prijsverloop voor de champignons dan in 2002. De gewogen gemiddelde prijs van de champignons die op de bedrijven van het boekhoudnet werden verkocht bedraagt 1,35 euro/kg, dit is 3 pct. hoger dan in 2002. Het betreft hier een gewogen prijs van alle verkochte champignons zonder onderscheid tussen champignons voor verse consumptie en champignons voor de verwerkingsindustrie, een verschuiving naar meer champignons voor de verse consumptie zal de gemiddelde prijs doen stijgen en omgekeerd. De gemiddelde kostprijs stijgt tot 1,47 euro/kg, tegen 1,39 euro/kg in 2002, dit is een toename van 6 pct. De kilogramopbrengst per 100 m² champignons daalt met 6 pct. Dit alles heeft ertoe geleid dat het arbeidsinkomen per arbeidskracht met 15 pct. is afgenomen en 23.382 euro bedraagt. Per 1.000 euro kosten worden 922 euro opbrengsten behaald tegen 945 euro in 2002. * * * In vergelijking met 2003 is de prijsvorming van de champignons in 2004 minder goed. Op basis van het prijspeil op de tuinbouwveilingen kan een prijsdaling van 10 pct. worden vooropgesteld. Enkel in de periode van maart tot juni kunnen de prijzen gelijke tred houden met deze die in dezelfde periode van 2003 werden behaald. Men mag dan ook aannemen dat de rendabiliteit van de champignonbedrijven minder goed zal zijn dan in 2003.

18 Tabel 9. Rendabiliteit van de champignonbedrijven Kosten (in per are) BOEKJAREN 2001 2002 2003 1 Arbeid bedrijfsleider + gezinsleden 497 512 569 2 Betaald personeel 813 836 807 3 Werk door derden 127 127 110 4 Werktuigkosten 167 152 170 Totaal bewerkingskosten 1604 1627 1656 5 Bestrijdingsmiddelen 56 51 47 7 Brandstoffen 108 77 78 9 Kompost 1233 1183 1207 10 Broed 16 5 5 11 Dekaarde 169 172 162 12 Overige materialen 28 27 24 Totaal grondstoffen 1610 1515 1523 13 Kosten van grond en gebouwenkapitaal 399 383 354 14 Verkoopkosten 91 87 109 15 Directe kosten teelten 42 41 42 17 Algemene onkosten 162 173 169 Totaal 694 684 674 18 TOTALE KOSTEN 3908 3826 3853 Opbrengsten (in per are) 21 Champignons 3784 3512 3423 42 Overige 115 103 129 43 TOTALE OPBRENGSTEN 3899 3615 3552 44 Winst of verlies (in per are) 9 211 301 45 Arbeidsinkomen (in per are) 1301 1137 1075 46 Arbeidsinkomen (in per V.A.K.) 28489 24598 23382 47 Opbrengsten per 1.000 kosten 998 945 922 48 Gemiddelde verkoopprijs ( /kg) 1,32 1,31 1,35 49 Gemiddelde kostprijs ( /kg) 1,32 1,39 1,47

19 1.2. De aardbeibedrijven Op deze bedrijven staat de teelt van aardbeien centraal. Men vindt er zowel aardbeien onder glas, onder grote of kleine plastiekkappen als in open grond. In open grond worden benevens aardbeien ook augurken, prei, sla, spruiten en andere groenten geteeld. Het bedrijfsresultaat zal op deze bedrijven vooral afhangen van de geldopbrengsten van de aardbeien. Er dient rekening te worden mee gehouden dat in het boekhoudnet de teelt van aardbeien in open lucht waarschijnlijk onvoldoende vertegenwoordigd is omdat de grote bedrijven met teelt in open lucht ontbreken. Voor de aardbeienteelt was 2003 een goed jaar. Zowel de glasaardbeien als de aardbeien onder plastiek en in open lucht kenden in 2003 een vlotte afzet met goede prijsvorming. Vooral voor de aardbeien in open lucht, als voor de verlate teelt waren de geldopbrengsten beduidend hoger dan in 2002. Omwille van het mooie zomerweer werd het een vroeg en kort seizoen voor de openluchtaardbeien, de prijzen waren zeer goed. Als gevolg van de hogere opbrengsten van de teelt van aardbeien nemen de geldopbrengsten per hectare met 6 pct. toe; de kosten dalen met 2 pct.. Als gevolg hiervan neemt de rendabiliteit van deze bedrijven in belangrijke mate toe. Per 1.000 euro kosten worden 1.014 euro opbrengsten behaald, in 2002 was dit slechts 939 euro. Het arbeidsinkomen per V.A.K. neemt met 17 pct. toe, en bedraagt 29.419 euro. * * * Het glasaardbeienseizoen kent een vroege start met betere prijzen dan in 2003. Vanaf de maand mei zet zich een prijsdaling in waarbij de prijzen voor de rest van het aardbeienseizoen ver beneden het peil van 2003 zakken. De aanvoeren zijn groter dan in 2003, maar deze toename is onvoldoende om de prijsdalingen te compenseren. Er wordt dan ook verwacht dat de rendabiliteit van de aardbeibedrijven minder goed zal zijn dan in 2003.

20 Tabel 10. Rendabiliteit van de aardbeibedrijven Kosten (in per hectare) BOEKJAREN 2001 2002 2003 1 Arbeid bedrijfsleider + gezinsleden 18934 20848 19320 2 Betaald personeel 10335 12042 12061 3 Werk door derden 240 380 242 4 Werktuigkosten 3143 3076 3119 Totaal bewerkingskosten 32652 36346 34742 5 Bestrijdingsmiddelen 1479 1340 1403 6 Meststoffen 957 1038 1226 7 Brandstoffen 3931 2798 3497 8 Zaad en plantgoed 7486 6311 6839 12 Overige materialen 2686 2385 1673 Totaal grondstoffen 16539 13872 14638 13 Kosten van grond en gebouwenkapitaal 7642 8221 7778 14 Verkoopkosten 3325 3315 3617 15 Directe kosten teelten 1371 1435 1510 17 Algemene onkosten 1971 2055 1797 Totaal 14309 15026 14702 18 TOTALE KOSTEN 63500 65244 64082 Opbrengsten (in per hectare) 26 Teelten onder glas 30950 32364 28717 28 Fruit 602 99 24 30 Groenten in open lucht 22513 24969 30907 42 Overige 2890 3808 5352 43 TOTALE OPBRENGSTEN 56955 61240 65000 44 Winst of verlies (in per hectare) 6545 4004 918 45 Arbeidsinkomen (in per hectare) 22724 28886 32299 46 Arbeidsinkomen (in per V.A.K.) 19482 25168 29419 47 Opbrengsten per 1.000 kosten 897 939 1014

21 1.3. De gespecialiseerde glasgroentebedrijven In vergelijking met 2002 hebben de gespecialiseerde glasgroentebedrijven beduidend betere resultaten geboekt. Het arbeidsinkomen per volwaardige arbeidskracht nam met 49 pct. toe en bedraagt 41.952 euro tegen 28.165 euro in 2002. Drukt men de kosten en opbrengsten uit per 100 m² glas dan kan men vaststellen dat de kosten met 13 pct. zijn gestegen, de brandstofkosten zijn met 24 pct. gestegen. De opbrengsten per 100 m² glas zijn met 28 pct. gestegen. Per 1.000 euro kosten werden 1.086 euro opbrengsten behaald, tegen 956 euro in 2002. In de maanden maart en april liggen de prijzen van de tomaten op een lager peil dan in dezelfde periode van 2002. In de maanden mei en juni zijn de prijzen beduidend beter dan in 2002, maar in juli zakken de prijzen tot beneden de prijzen van juli 2002. Vanaf augustus herstelt de markt zich echter en zijn de prijzen beter dan in dezelfde periode van 2002. Tijdens de laatste maand van het jaar zijn de prijzen weer lager dan in 2002. De geoogste hoeveelheden zijn hoger dan in 2002. De gemiddelde prijs van de tomaten ligt hoger dan deze van 2002. De resultaten van de tomatenteelt waren dan ook beter dan deze die in 2002 werden bekomen. Tijdens de eerste twee maanden van 2003 liggen de prijzen van de kropsla op een lager peil dan de hoge prijzen die in 2002 werden behaald. In maart en april zijn de prijzen echter veel beter dan in 2002, toen het prijspeil laag was. Het seizoen van de herfstkropsla zet in september in met matige prijzen. Later trekken de prijzen echter aan om in november en december op een hoog peil te liggen. De geldopbrengsten van de lentekropsla en de herfstkropsla zijn beduidend beter dan in 2002; voor de winterkropsla is dit niet het geval. Voor komkommers en paprika zijn de prijzen veel beter dan in 2002. * * * Bij de start van het tomatenseizoen 2004 ligt de prijs hoger dan in 2003. Vanaf de maand april dalen de prijzen tot ver beneden het peil van 2003. In juni en juli liggen de prijzen 40 pct. lager dan in dezelfde maanden van 2003. In augustus en september bedraagt de prijs van de tomaten slechts 40 pct. van deze in 2003. Naar het einde van het jaar toe trekken de prijzen weer aan. Er wordt verwacht dat op jaarbasis de gemiddelde prijs van de tomaten ongeveer één derde lager zal zijn dan in 2003.

22 Voor de teelt van kropsla is de prijs in januari nog behoorlijk. Vanaf de maand februari dalen de prijzen sterk. Tijdens de periode februari april bedraagt de gemiddelde prijs minder dan de helft van deze in dezelfde periode van 2003. Voor de lentekropsla zal de geldopbrengst dan ook beduidend lager liggen dan in 2003. Het seizoen van de herfstkropsla zet in september in met matige prijzen. In oktober en november liggen de prijzen echter beduidend hoger dan in 2003. Voor herfstkropsla zou 2004 beter uitvallen dan 2003. Voor de bedrijven met jaarrondteelt van sla zal 2004 echter slechter zijn dan 2003. Voor komkommers ligt de gemiddelde jaarprijs 10 pct. onder het peil van 2003, voor paprika is dit 16 pct. Er wordt verwacht dat de geldopbrengsten van de glasgroentebedrijven beduidend kleiner zullen zijn dan in 2003. De gemiddelde rendabiliteit van de bedrijven zal veel lager liggen dan de goede resultaten die in 2003 werden geboekt. Vooral de bedrijven met tomatenteelten zullen minder goede resultaten boeken.

23 Tabel 11. Rendabiliteit van de gespecialiseerde glasgroentebedrijven Kosten (in per are) BOEJAREN 2001 2002 2003 1 Arbeid bedrijfsleider + gezinsleden 514 525 572 2 Betaald personeel 365 345 384 3 Werk door derden 25 31 38 4 Werktuigkosten 108 117 135 Totaal bewerkingskosten 1012 1018 1129 5 Bestrijdingsmiddelen 53 55 58 6 Meststoffen 72 75 86 7 Brandstoffen 527 421 520 8 Zaad en plantgoed 231 221 235 12 Overige materialen 64 65 74 Totaal grondstoffen 947 837 973 13 Kosten van grond en gebouwenkapitaal 422 430 464 14 Verkoopkosten 107 102 127 15 Directe kosten teelten 54 52 58 17 Algemene onkosten 108 108 118 Totaal 691 692 767 18 TOTALE KOSTEN 2650 2547 2869 Opbrengsten (in per are) 22 Tomaten 1490 1558 2039 23 Komkommers 195 175 227 24 Kropsla 486 376 433 25 Andere groenten onder glas 384 297 364 30 Groenten in open lucht 28 26 26 42 Overige 4 3 26 43 TOTALE OPBRENGSTEN 2587 2435 3115 44 Winst of verlies (in per are) 63 112 246 45 Arbeidsinkomen (in per are) 816 758 1202 46 Arbeidsinkomen (in per V.A.K.) 27809 28165 41952 47 Opbrengsten per 1.000 kosten 976 956 1086

24 1.4. De overige glasgroentebedrijven De rendabiliteit van de overige glasgroentebedrijven was beter dan deze in 2002. Op deze bedrijven zijn voor de glasteelten vooral de licht verwarmde en de koude teelt van tomaten en de verschillende slateelten belangrijk. De geldopbrengsten van de tomatenteelten waren merkelijk beter dan deze van 2002. De prijzen van de serrekropsla op deze bedrijven liggen in 2003 boven het peil van 2002. Voor de kropsla in open lucht liggen de prijzen hoger dan in 2002, maar de aanvoer is beduidend lager. Voor de klassieke wintergroenten (kolen, prei, spruiten) vielen over het algemeen de prijzen goed mee. Het arbeidsinkomen per V.A.K. neemt met 17 pct. toe en bedraagt 26.276 euro tegen 22.363 euro tijdens het voorgaande boekjaar. Per 1.000 euro kosten worden 916 euro opbrengsten behaald; het vorige boekjaar was dit 843 euro. Er dient wel te worden opgemerkt dat voor dit bedrijfstype het aantal bedrijven in het boekhoudnet zeer klein is geworden. * * * De prijzen van de lentekropsla zullen in 2004 slechter zijn dan in 2003; voor herfstkropsla kunnen betere resultaten worden geboekt. Voor de tomatenteelt stonden de prijzen onder zeer grote druk zodat de geldopbrengsten veel lager zullen zijn dan in 2003. Voor openluchtsla zijn de prijzen slecht. Voor de klassieke wintergroenten (kolen, prei en spruiten) is het nog te vroeg om duidelijk tendensen waar te nemen, het lijkt er echter op dat ook voor deze groenten de prijsvorming zal tegenvallen. Er wordt verwacht dat de rendabiliteit van de overige glasgroentebedrijven sterk zal tegenvallen in 2004.

25 Tabel 12. Rendabiliteit van de overige glasgroentebedrijven Kosten (in per are) BOEKJAREN 2001 2002 2003 1 Arbeid bedrijfsleider + gezinsleden 229 201 260 2 Betaald personeel 59 56 74 3 Werk door derden 11 10 9 4 Werktuigkosten 38 36 45 Totaal bewerkingskosten 337 303 388 5 Bestrijdingsmiddelen 19 20 24 6 Meststoffen 19 20 20 7 Brandstoffen 61 38 60 8 Zaad en plantgoed 54 47 68 12 Overige materialen 13 11 11 Totaal grondstoffen 166 136 183 13 Kosten van grond en gebouwenkapitaal 89 83 101 14 Verkoopkosten 22 22 32 15 Directe kosten teelten 10 10 13 17 Algemene onkosten 20 20 24 Totaal 141 135 170 18 TOTALE KOSTEN 644 574 741 Opbrengsten (in per are) 26 Teelten onder glas 364 318 508 27 Teelten in open lucht 173 164 170 42 Overige 5 2 1 43 TOTALE OPBRENGSTEN 542 484 679 44 Winst of verlies (in per are) 102 90 62 45 Arbeidsinkomen (in per are) 186 167 272 46 Arbeidsinkomen (in per V.A.K.) 21625 22363 26276 47 Opbrengsten per 1.000 kosten 842 843 916

26 1.5. De bedrijven met overwegend groenten in open grond Op ongeveer de helft van deze bedrijven is de witloofteelt de belangrijkste teelt. Op deze bedrijven wordt de teelt van witloof aangevuld met landbouwgewassen, en soms ook met andere tuinbouwteelten. De bedrijven met overwegend groenten in open grond, die geen witloof in het teeltplan hebben opgenomen en die de andere helft van het totale aantal bedrijven uitmaken, beperken zich meestal uitsluitend tot tuinbouwteelten. Op deze bedrijven is vooral de teelt van bloemkolen, prei, kropsla en aardbeien van belang 5. De tuinbouwteelten leveren samen 94 pct. van de totale geldopbrengsten van deze bedrijven. Vanaf 2000 wordt voor dit bedrijfstype het boekjaar gelijk gesteld aan het kalenderjaar. Tijdens de voorgaande jaren liep het boekjaar op deze bedrijven van 1 mei tot 30 april. Het belangrijkste gevolg hiervan is dat voor de witloofteelt niet meer met de opbrengsten per forcerieseizoen wordt gewerkt. De opbrengsten voor het witloof worden nu verrekend als de opbrengsten tijdens het kalenderjaar. Dit heeft als gevolg dat in de opbrengsten zowel witloof wordt verrekend dat werd geforceerd van wortelen van de oogst van het voorgaande jaar, als van wortelen die tijdens dit boekjaar werden geteeld. Deze wijziging bracht met zich mee dat de witloofwortelteelt als een aparte teelt dient beschouwd te worden, waarbij de geproduceerde witloofwortelen een waarde krijgen die een kost wordt voor de witloofforcerie. De opbrengsten zullen dus toenemen met de waarde van de geproduceerde wortelen en de kosten van zaad en plantgoed zullen eveneens toenemen. Vanaf het boekjaar 2000 is het dan ook onmogelijk geworden om de opbrengsten van de witloofforcerie uit te drukken per hectare witloofwortelen. In vergelijking met het kalenderjaar 2002 is de gemiddelde prijs van het witloof sterk gedaald. De middenprijs daalt met meer dan 20 pct.. Gedurende het ganse jaar blijft de prijs op een laag niveau. De rendabiliteit van de bedrijven met witloof in het teeltplan vallen dan ook sterk tegen. De resultaten van de bedrijven met overwegend groenten in open grond die geen witloof in het teeltplan hebben opgenomen, zijn ook beduidend slechter dan deze die tijdens het voorgaande boekjaar werden behaald. De resultaten van de bloemkoolteelt werden negatief beïnvloed door het weer. Ook voor de klassieke wintergroenten (kolen, spruiten en prei) vallen de prijzen voor het teeltseizoen 2003 tegen. 5 De extensieve groenteteelt en de teelt van industriegroenten komt niet voor op dit type van tuinbouwbedrijven. In de bedrijfstypologie worden deze extensieve teelten tot de landbouwteelten gerekend.

27 De rendabiliteit van de bedrijven met overwegend groenten in open grond is beduidend slechter dan in 2002, het arbeidsinkomen per V.A.K. daalt met 29 pct. en bedraagt 19.692 euro tegen 27.809 euro. Per 1.000 euro kosten worden 874 euro opbrengsten behaald, tegen 985 euro in 2002. * * * Voor het kalenderjaar 2004 is de prijs van witloof beter dan in 2003; gemiddeld was het witloof 10 pct. duurder dan in 2003. Met uitzondering van de maanden februari, augustus en september zijn de prijzen hoger dan tijdens het voorgaande jaar. Toch blijft de gemiddelde prijs beneden 1 euro, wat onvoldoende is om de kosten te dekken. De bloemkolen behaalden in mei en juni betere prijzen dan in 2003, maar tijdens de andere maanden was de prijs lager dan in dezelfde maanden van het voorgaande jaar. Voor de kropsla uit open grond was de prijsvorming zeer slecht; de gemiddelde prijs bedraagt slechts één derde van deze in 2003. Voor de klassieke wintergroenten (kolen, prei en spruiten) is het momenteel nog te vroeg om duidelijke tendensen waar te nemen; het lijkt er momenteel echter op dat voor deze groenten de prijsvorming zal tegenvallen. Zoals de situatie momenteel is lijkt het er op dat de rendabiliteit van de bedrijven met overwegend groenten in open grond die witloof in het teeltplan hebben beter zal zijn dan in 2003. Op de overige groentebedrijven zal de rendabiliteit minder goed zijn.

28 Tabel 13. Rendabiliteit van de bedrijven met overwegend groenten in open grond Kosten (in per hectare) BOEKJAREN 2001 2002 2003 1 Arbeid bedrijfsleider + gezinsleden 4868 4667 4143 2 Betaald personeel 1338 1119 1061 3 Werk door derden 438 439 501 4 Werktuigkosten 1421 1450 1291 Totaal bewerkingskosten 8065 7675 6996 5 Bestrijdingsmiddelen 383 390 375 6 Meststoffen 300 336 297 7 Brandstoffen 84 51 57 8 Zaad en plantgoed 1708 1871 1747 12 Overige materialen 88 74 46 Totaal grondstoffen 2563 2722 2522 13 Kosten van grond en gebouwenkapitaal 1581 1771 1702 14 Verkoopkosten 557 539 430 15 Directe kosten teelten 460 465 838 17 Algemene onkosten 457 520 507 Totaal 3055 3295 3477 18 TOTALE KOSTEN 13683 13692 12995 Opbrengsten (in per hectare) 32 Tuinbouwteelten 12754 12863 10672 33 Landbouwteelten 613 454 523 42 Overige 151 167 161 43 TOTALE OPBRENGSTEN 13518 13484 11356 44 Winst of verlies (in per ha) 165 208 1639 45 Arbeidsinkomen (in per ha) 6041 5578 3565 46 Arbeidsinkomen (in per V.A.K.) 27041 27809 19692 47 Opbrengsten per 1.000 kosten 988 985 874

29 SIERTEELTBEDRIJVEN Zoals uit de gegevens van tabel 15 blijkt is het gewogen gemiddelde arbeidsinkomen per arbeidseenheid op de sierteeltbedrijven in 2003 lager dan dit van 2002. Het arbeidsinkomen per V.A.K. bedraagt 25.773 euro tegen 27.853 euro in 2002, dit is een afname van 7 pct. Per 1.000 euro kosten worden 898 euro opbrengsten behaald tegen 932 euro tijdens het vorige boekjaar. In de tabellen 16 tot 21 worden de gegevens in verband met de rendabiliteit van de verschillende types van sierteeltbedrijven vermeld. Om een idee te krijgen van de bijdrage van elk bedrijfstype tot het gemiddelde sierteeltbedrijf wordt verwezen naar tabel 3, die de verdeling van de bedrijven in het waarnemingsveld per bedrijfstype en per klasse van economische bedrijfsomvang geeft. * * * Voor 2004 wordt verwacht dat de rendabiliteit in de sierteeltsector minder goed zal zijn dan in 2003. Voor de begoniabedrijven worden betere resultaten verwacht dan in 2003. 2.1. De kasplantenbedrijven gegeven. In tabel 16 worden de belangrijkste resultaten van de kasplantenbedrijven De afzet van kasplanten kende een eerder kalm verloop tijdens het voorjaar van 2003. De marktsituatie was vrij gunstig. Ook tijdens de rest van het seizoen blijft de markt positief gestemd. Opmerkelijk is dat de prijsvorming voor groene planten beter is dan voor de bloeiende kasplanten. Afhankelijk van het sortiment kunnen dan ook grote verschillen optreden. Uitgedrukt per 100 m² glas dalen de kosten met 3 pct. De opbrengsten nemen met 4 pct. af. Het arbeidsinkomen per V.A.K. bedraagt 35.105 euro, dit is een toename met 3 pct. Per 1.000 euro kosten worden 973 euro opbrengsten behaald, in 2002 was dit 990 euro. Tussen de bedrijven onderling kunnen, afhankelijk van het geteelde plantensortiment, grote verschillen bestaan. Dit komt duidelijk tot uiting in tabel 25. * * * De afzet van kasplanten verloopt kalm. Voor de groene kasplanten valt de prijsvorming echter tegen. Er wordt verwacht dat de kasplantenbedrijven minder goede resultaten zullen behalen dan in 2003. Afhankelijk van het sortiment kunnen grote verschillen optreden.