Gezinnen in Amsterdam - Gaan ze weg of blijven ze? Onderzoek, Informatie en Statistiek. Factsheet september 2019

Vergelijkbare documenten
Fact sheet. Dienst Wonen, Zorg en Samenleven. Eigen woningbezit 1e en 2e generatie allochtonen. Aandeel stijgt, maar afstand blijft

Fact sheet Wonen in Amsterdam 2017

Fact sheet Wonen in Amstelveen 2017

Fact sheet Wonen in Haarlemmermeer 2017

Fact sheet Wonen in Almere. Kerncijfers

Fact sheet Wonen in Diemen 2017

Fact sheet Wonen in Ouder-Amstel. Kerncijfers

Fact sheet Wonen in Wormerland 2017

Fact sheet Wonen in Zaanstad 2017

Onderzoeksflits. Planbureau voor de Leefomgeving De stad: magneet, roltrap en spons. IB Onderzoek, 22 mei Utrecht.

Fact sheet Wonen in Beemster 2017

Fact sheet Wonen in Almere 2017

Fact sheet Wonen in Landsmeer 2017

Fact sheet Wonen in Oostzaan 2017

Fact sheet Wonen in Amstelveen. Kerncijfers

Fact sheet Wonen in Purmerend 2017

Fact sheet Wonen in Waterland 2017

Fact sheet Wonen in Ouder-Amstel 2017

Fact sheet Wonen in Lelystad 2017

Fact sheet Wonen in Zaanstad (2015) Kerncijfers

Fact sheet Wonen in Beverwijk 2017

Fact sheet Wonen in Velsen 2017

Fact sheet Wonen in Heemstede 2017

Fact sheet Wonen in Heemskerk 2017

Fact sheet Wonen in Aalsmeer 2017

Fact sheet Wonen in Uithoorn 2017

Verhuizingenbestand. Op basis van CBS microdata. Hester Booi

Fact sheet Wonen in Weesp 2017

Fact sheet Wonen in Zandvoort 2017

Fact sheet Wonen in Blaricum 2017

Fact sheet Wonen in Edam-Volendam 2017

Fact sheet Wonen in Haarlemmerliede en Spaarnwoude 2017

Fact sheet Wonen in Gooise Meren 2017

Fact sheet Wonen in Bloemendaal 2017

Fact sheet Wonen in Haarlem 2017

Fact sheet Wonen in Laren 2017

Fact sheet. Autochtonen in Amsterdam. Helft Amsterdammers is autochtoon. nummer 2 maart 2007

Fact sheet Wonen in Hilversum 2017

Fact sheet Wonen in Wijdemeren 2017

Fact sheet Wonen in Huizen 2017

Werkloosheid 50-plussers

Dienst Ruimtelijke Ordening Fact sheet Demografische ontwikkelingen: blijvende groei Amsterdamse bevolking

Jeugdwerkloosheid Amsterdam

Grote gemeenten goed voor driekwart van bevolkingsgroei tot 2025

Bevolkingsprognose van Amersfoort Gemeente Amersfoort Marc van Acht en Ben van de Burgwal maart 2013

Tevredenheid over winkels in buurt neemt af

Verhuisplannen en woonvoorkeuren

Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2016

Dienst Ruimtelijke Ordening Fact sheet Demografische ontwikkelingen in 2005: emigratie stopt groei Amsterdamse bevolking

Bewoners regio kopen minder in eigen gemeente

Woningmarktanalyse Gooise Meren

Woon-werkstromen van Amsterdams onderwijspersoneel po, so en vo

De triomf van de stedelijke voorkeur

Hoogopgeleide jongeren willen grootstedelijk wonen, de rest niet

fluchskrift Vergrijzing in Fryslân neemt toe Aantal senioren sterk gestegen Aantal 65-plussers in Fryslân, /2012

Uit huis gaan van jongeren

Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2017

DEMOGRAFIE DEMOGRAFISCHE TRENDBREUK DOOR VERMINDERDE WONINGBOUW

Fact sheet. dat de segregatie in het voortgezet onderwijs

Fact sheet. Concentraties van allochtone ouderen en jongeren,

Nieuwe stedelingen in Amsterdam. De stad als bevolkingsmagneet Marcel Janssen 29 januari 2013

Fact sheet Wonen in Diemen 2017

Politieke participatie

Dorien Manting en Corina Huisman

Bevolkingsprognose

RESULTATEN WOONONDERZOEK PURMEREND UPDATE MAART 2015

Kerncijfers armoede in Amsterdam

Studenten aan lerarenopleidingen

Startende leraren in Amsterdam

Veranderend Noord. Ontwikkelingen in de bevolkingssamenstelling en de woningvoorraad van Noord. Onderzoek, Informatie en Statistiek

Gouda ligt centraal in de Randstad en is gelet op het inwonertal de 46e gemeente van Nederland. De Atlas voor

Slachtoffers van woninginbraak

WONINGMARKTAFSPRAKEN ZEEUWS-VLAANDEREN DEEL 2: DE BALANS. [jaarlijkse rapportage over het jaar20xx]

WoON-themarapport. Woningbouwplanningen van kwantiteit naar kwaliteit

TOENAME SPANNINGEN TUSSEN BEVOLKINGSGROEPEN IN AMSTERDAMSE BUURTEN

5.6 Het Nederlands hoger onderwijs in internationaal perspectief

Steeds meer bewoners vier grote steden verlaten hun stad

Arbeidsmarktontwikkelingen 2016

Verleden en toekomst in Oud-West

Fact sheet. Bevolkingsprognose. Jaarlijks Amsterdammers erbij. Amsterdam blijft groeien. nummer 4 mei 2014

Gebruik van kinderopvang

Verhuizers onder in- en uitstroom WWB

Wonen in de regio Stadsregio Amsterdam, gemeente Almere, Zuid-Kennemerland/IJmond

Verhuizingen en residentiële segregatie in Amsterdam Henk Laloli Amsterdam

Naar een woonvisie voor Waterland

11 juni 2014 PN

Fact sheet. Veiligheidsmonitor Amsterdam-Amstelland Politie Eenheid Amsterdam. Veiligheidsbeleving buurt. nummer 4 februari 2013

Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2015

Migratie en pendel Twente. Special bij de Twente Index 2015

Huishoudensprognose : belangrijkste uitkomsten

Atlas voor gemeenten 2013: de positie van Utrecht. notitie van Onderzoek.

Demografische ontwikkeling Gemeente Koggenland Augustus 2014

Demografische ontwikkeling Gemeente Opmeer Augustus 2014

Sinds het uitbreken van de crisis eind 2008 daalt het aanbod van nieuwbouwwoningen

Cohortvruchtbaarheid van niet-westers allochtone vrouwen

Demografische levensloop van jongeren na het uit huis gaan

Nut en noodzaak buurtkranten. Onderzoek, Informatie en Statistiek

Verhuisonderzoek Drechtsteden

Demografische ontwikkeling Gemeente Hoorn

Demografische ontwikkeling Gemeente Hoorn

Transcriptie:

- Gaan ze weg of blijven ze? Factsheet september 219 Amsterdam heeft een jonge bevolking met veel twintigers en dertigers. Zij vinden elkaar in de stad en een deel van hen vormt vervolgens een gezin. Deze gezinnen komen dan voor de keus te staan: in Amsterdam blijven of verhuizen naar de omliggende gemeenten? In deze fact sheet gaan we in op het woongedrag van jonge gezinnen in Amsterdam. Hoeveel gezinnen wonen er in de stad? Welke trends zijn er waar te nemen in het vertrek uit de stad? En waar verhuizen zij dan naar toe? Vanaf midden jaren negentig zien we het aandeel van gezinshuishoudens in steden stijgen. Dit geldt voor meerdere steden in Nederland (en daarbuiten), maar vooral in Amsterdam is deze kentering goed zichtbaar (Boterman en Karsten, 21). Dat lijkt een trendbreuk: gezinnen waren tot dan toe altijd een belangrijke groep van suburbanisanten. De grote stad werd algemeen als weinig aantrekkelijk gezien voor huishoudens met opgroeiende kinderen. De trendbreuk richting stedelijk gezinswonen zet vanaf 2 versterkt door (Karsten, 27). Waar meer gezinnen in de stad blijven wonen, neemt de druk op de woningmarkt toe. Het zijn immers niet alleen gezinnen die een voorkeur voor stedelijk wonen aan de dag leggen: stad en stedelijkheid genieten een steeds groter wordende aantrekkingskracht. De grote stad groeit uit tot een van de populairste woonmilieus in Nederland (De Beer et al, 218). De druk op de stedelijke woningmarkt neemt toe. Die druk wordt na een periode van crisis (28-214) alleen maar groter onder invloed van de opbloeiende arbeidsmarkt en de opkomst van andere vormen van woninggebruik (ontwikkelingen rond short-stay, AirBnB en vastgoed als beleggingsobject). Terwijl het inwonertal in Amsterdam sneller groeit dan het aanbod van woningen, ontstaat er noodzakelijkerwijs - ook een groeiende uitstroom van stedelijke huishoudens. Het is niet voor iedereen mogelijk een geschikte woning te vinden op de Amsterdamse woningmarkt. Er is een beperkt aanbod en de prijzen stijgen snel. Met name voor gezinnen wordt de situatie behoorlijk nijpend: waar nog een woning van een redelijke grootte in een enigszins rustige straat tegen een betaalbare prijs te bemachtigen? Krantenkoppen doen veronderstellen dat gezinnen weer (vanaf 21) massaal de stad verlaten. Maar klopt dat beeld? 1

In dit artikel gaan we in op de woonsituatie van gezinnen in Amsterdam. Hoeveel gezinnen wonen er eigenlijk in de stad en hoeveel gaan er weg? In dit artikel zoeken we een cijfermatige onderbouwing, analyse en verklaring van de recente trends in Amsterdam. We focussen op de periode 2-219 waardoor we zowel zicht krijgen op de situatie voor de periode van crisis (28-214) als daarna. Eerst zoomen we in op de ontwikkeling van het aantal gezinnen in de stad in het algemeen. Daarna focussen we op de verhuizingen. Hoeveel wordt er verhuisd en wie zijn de vertrekkende gezinnen? We kijken naar de richting van vertrek: zowel in termen van de nieuwe woning (site) als van het nieuwe woonmilieu (situation). Tot slot zoomen we in op het zoekproces en de beweegredenen voor gezinnen om te vertrekken uit de stad. Dit doen we aan de hand van resultaten uit diepte-interviews, gehouden in 218 (Karsten, 219). In een laatste paragraaf reflecteren we op de uitgevoerde analyses: wat betekenen die voor het stedelijk gezinswonen en voor de stad? Meer gezinnen in Amsterdam Nederlandse grote steden kenden de afgelopen decennia een groei van het aantal gezinnen. Voor Amsterdam zag dat er als volgt uit. In 219 telde de stad 74. stellen met kinderen, 27% meer dan 19 jaar terug. Deze groei was sterker dan de gemiddelde huishoudengroei in de stad (+17%), zoals ook uit onderstaande tabel blijkt. Wel is het aandeel stellen met kinderen in de stad de laatste jaren licht afgenomen, van 16,2% in 216 naar 1,9% in 219. Tabel 1 Huishoudens naar huishoudentype, 2 en 219 2 219 groei (2 = ) alleenwonend 216 24869 11 stel zonder kinderen 844 9776 116 stel met kinderen 86 74 127 eenoudergezin 6246 47 112 overig 44 61 1 huishoudens totaal 99497 46728 117 bron: OIS De instroom van gezinnen in de stad is klein. Amsterdamse gezinnen worden meestal in de stad gevormd. Mensen leren elkaar kennen en gaan samenwonen in de stad. De jonge mensen in de stad zijn daarmee de gezinnen van morgen. De groeiende groep studenten in de stad zorgde voor een groeiende groep hoger opgeleide gezinnen. De instroom van jonge mensen in de stad wordt internationaler, en dit is ook terug te zien in een groeiend aantal expat gezinnen die in de stad gevormd worden (Booi, et al., 219). Als we niet kijken naar gezinnen maar naar het aantal kinderen in de stad zien we vergelijkbare trends. Het aantal kinderen in Amsterdam neemt al jaren toe en die trend versterkt zich tijdens de crisisperiode (28-214). Vooral bij de jongste kinderen zijn de veranderingen groot: van 7. - jarigen in 28 naar 41. in 214. Daarna zien we een daling van het aantal jonge kinderen naar 8. in 219. De samenstelling van de kinderen in Amsterdam verandert en ook dat speelt weer vooral bij de jongste groep. Het aantal jonge kinderen met een niet-westerse migratieachtergrond neemt af, van 19. in 2 naar 14. in 219. Dit komt deels doordat de gezinnen met een migratieachtergrond kleiner worden (minder kinderen per gezin). Ook is de instroom van nieuwe migranten uit niet-westerse landen veel kleiner dan voorheen waardoor er weinig nieuwe aanwas is. De instroom van nieuwe migranten uit westerse landen (waaronder ook expats) neemt juist toe. En dit is ook terug te zien in een groeiende groep jonge kinderen met een westerse migratieachtergrond. Dit nam toe van jonge kinderen van westerse herkomst in 2 naar 2

7 in 219. De jonge kinderen zonder migratieachtergrond namen eveneens toe in de periode 2-214 (van 14. naar 19.), maar daarna was er sprake van krimp (naar 18. in 219). Tabel 2 Bevolking naar leeftijdsgroep, 2-219 2 28 214 219 groei (2=) - jaar totaal 6197 6944 4764 78 4 niet-westerse migratieachtergrond 192 1711 16 196 7 westerse migratieachtergrond 2716 414 98 692 24 geen migratieachtergrond 14129 117 19169 17622 12 4-11 jaar totaal 9718 62 6421 6242 9 niet-westerse migratieachtergrond 246 71 174 29662 84 westerse migratieachtergrond 91 874 82 16 26 geen migratieachtergrond 27 2927 2411 264 124 bevolking totaal 71289 74729 81118 862987 118 bron: OIS Als we inzoomen op de verschillen naar wijken, ontstaat een gedifferentieerd beeld (zie figuur 1). In de crisisperiode is het aantal kinderen sterk toegenomen in de stadsdelen Centrum en Zuid. Maar na de crisis zien we deze toename weer omslaan in een daling. Dit lijkt een gevolg van de crisis op de woningmarkt: jonge gezinnen verhuisden in de crisisjaren (28-214) minder vaak, maar met het aantrekken van de woningmarkt maken zij deze stap alsnog. In andere gebieden, zoals aan de IJ-oevers en Elzenhagen in Noord, in delen van Nieuw-West en rond de Zuidas is het aantal kinderen voor de crisis ook sterk toegenomen en had deze toename te maken met de opgeleverde nieuwbouw. Anders dan in Centrum en Zuid heeft de groei van het aantal kinderen zich daar in de periode na 21 voortgezet. Figuur 1 Toe en afname kinderen in Amsterdam per buurt, 28-219 bron: OIS

Verhuispatronen van gezinnen We kunnen dus concluderen dat er nog heel wat gezinnen in de stad wonen, dat in sommige delen van de stad een duidelijke groei te traceren is, maar dat in andere wijken een duidelijke daling is ingezet. Zoals gezegd heeft dit voor een groot deel te maken met recente verhuisbewegingen. Vanaf 214 zien we een scherpe toename van het vertrek van jonge kinderen uit de stad. Was het aandeel kinderen tussen - jaar oud dat uit de stad vertrok in de crisisjaren iets meer dan %, in 217 is dit toegenomen tot 9%. In de jaren voor de crisis lag dit aandeel op 7%. Hoewel de vertrekkans iets lijkt af te vlakken, is het de vraag of dit weer terugzakt naar het niveau van voor de crisis, of dat het vertrek van jonge kinderen op dit hogere niveau blijft. Als dit laatste het geval is, kan dit op den duur leiden tot structureel minder gezinnen in de stad. Figuur 2 Aandeel kinderen per leeftijdsgroep en per jaar dat vertrok naar een Nederlandse gemeente, 2-218 % 9 8 7 6 4 - jaar 4-7 jaar 8-12 jaar 2 1 218 217 216 21 214 21 212 211 2 29 28 27 26 2 24 2 22 21 2 bron: OIS 4

totaal gezinnen tot 12 jaar gezinnen basis school leeftijd jonge gezinnen Hoe zien de verhuisbewegingen van gezinnen er precies uit? Hier is iets meer over te zeggen aan de hand van het verhuizingenbestand dat OIS aanmaakt op basis van CBS-microdata. Dit beslaat wel een iets andere periode (26-218) en kijkt steeds naar verhuisbewegingen in een periode van twee jaar. De gezinssituatie is steeds vastgesteld aan het eind van de periode. Eind 218 waren er 47. gezinnen (oudste kind maximaal 12 jaar), waarvan minstens één ouder aan het begin van de periode (1/1/217) in Amsterdam woonde. Van hen is 69% niet verhuisd. Hun woonsituatie is gedurende 217-218 gelijk gebleven. Vijftien procent verhuisde binnen Amsterdam. De overige zestien procent vertrok uit Amsterdam, merendeels naar een plaats in de regio (11%). Verhuizingen naar het buitenland zijn buiten beschouwing gelaten. 1 Gezinnen met jonge kinderen verhuizen meer dan gezinnen met kinderen in de basisschoolleeftijd (zie fig. ). Bij deze jonge gezinnen ligt het aandeel verhuisden binnen de stad op 19%. Veertien procent vertrok naar de regio en 8% naar elders in Nederland. Voor beide groepen, maar vooral voor de jonge gezinnen, lag het aandeel verhuisden in de crisisperiode beduidend lager. Vergelijken we de verhuisden van 217-218 met die van tien jaar terug, dan zien we dat het aandeel weer op een vergelijkbaar niveau ligt. Wel is er een verschuiving te zien: het valt op dat minder gezinnen binnen Amsterdam verhuizen (1% in 217-218 versus 17% in 2-26) en meer gezinnen van Amsterdam naar elders verhuizen, in toenemende mate ook naar buiten de regio (% versus 6%). Dit zou er op kunnen duiden dat het aanbod in Amsterdam voor gezinnen in deze periode kleiner is dan voor de crisis, en zij daarom vaker de stad uit gaan. In totaal ging het in de periode 217-218 om 77 gezinnen met kinderen tot 12 jaar die vertrokken uit de stad. In de periode 2-26 was het een groep van 2 gezinnen. Figuur Verhuisbewegingen van gezinnen, 2-26 tot en met 217-218 2-26 27-28 211-212 21-214 21-216 217-218 61 61 7 68 6 9 2 19 22 22 17 17 12 12 9 11 14 14 4 6 8 2-26 27-28 211-212 21-214 21-216 217-218 81 81 87 87 82 8 12 1 11 9 8 6 6 7 2 2 1 1 2 4 2-26 27-28 211-212 21-214 21-216 217-218 7 7 77 77 7 69 17 18 1 1 1 1 9 9 7 8 11 2 4 6 7 8 9 4 4 6 niet verhuisd verhuisd binnen Amsterdam verhuisd naar de regio verhuisd naar de rest van NL Maar is er nu ook sprake van een afname van gezinnen in de stad als gevolg van deze verhuizingen? Ondanks alle verhuizingen de stad uit is er nog geen sprake van een afname van het totaal aantal gezinnen in Amsterdam (zie hiervoor ook tabel 1). Ook CBS-cijfers laten een toename zien van het aantal gezinshuishoudens in Amsterdam. Wanneer de gezinnen in Amsterdam uitgesplitst worden naar leeftijdscategorie, dan blijkt de groep jonge gezinnen 1 Er wordt gekeken naar de situatie aan het eind van de onderzoeksperiode. Wanneer gezinnen naar het buitenland verhuizen, zijn er geen gegevens meer over hen bekend.

stabiel. Jonge gezinnen die vertrekken, worden weer opgevolgd door nieuw gevormde gezinnen. De toename van het aantal gezinshuishoudens is vooral gevolg van een ander fenomeen: kinderen blijven langer thuis wonen, waardoor er meer gezinnen ontstaan met volwassen inwonende kinderen (fig. 4). Figuur 4, naar leeftijd van het oudste kind, 27-219 8. 7. 6. gezinnen met volwassen kind(eren). 4. gezinnen met tienerkind(eren). gezinnen basisschoolleeftijd 2.. jonge gezinnen 27 29 21 21 217 219 De CBS gegevens geven ook de mogelijkheid de inkomenspositie van gezinnen in beeld te brengen (fig. ). De gezinnen met een laag of middeninkomen nemen in absolute aantallen licht af, de groei van het aantal gezinnen betreft vooral hoge inkomens. In 27 had 41% van de gezinnen met kinderen (oudste kind maximaal 12 jaar) een hoog inkomen. In 217 is dit toegenomen tot 1%. Dit aandeel hoge inkomens onder de gezinnen verschilt sterk per stadsdeel. In Centrum (64%), Zuid (68%) en Oost (6%) ligt dit het hoogst. Daarna volgt West met 2%. In Noord (7%), Nieuw-West (%) en Zuidoost (27%) ligt het aandeel hoge inkomens beduidend lager. De grootste stijging was er in West, van 2% in 27 naar 2% in 217, maar ook in Oost nam het aandeel sterk toe (van 49% naar 6%). Figuur, oudste kind < 12 jaar, naar inkomen, 27-219 4. 4... 2. 41% 4% 49% 1% 1% alle gezinnen 2. hoog inkomen 1. laag/middeninkomen.. 27 29 21 21 217 219 Hoog inkomen: 4 e inkomenskwartiel; laag/midden inkomen: 1 e - e inkomenskwartiel Voor 219 zijn nog geen inkomensgegevens beschikbaar. 6

Nu we weten dat Amsterdamse gezinnen gemiddeld genomen rijker zijn geworden, is het niet verwonderlijk dat ook de uitstroom van rijke gezinnen is toegenomen. Gezinnen die vertrekken hebben overwegend een hoog inkomen (4 e inkomenskwartiel volgens de landelijke inkomensverdeling): 62%. Van de gezinnen die niet verhuizen heeft 1% een dergelijk hoog inkomen. Deze gezinnen met een hoog inkomen hebben in het algemeen ook een hoog opleidingsniveau (HBO of WO geschoold). Gezinnen die vertrekken laten wat vaker een huurwoning achter dan een koopwoning (8% had een koopwoning versus 6% van de niet verhuisde gezinnen). Ook woonden zij vaker klein (2% woonde op minder dan 6 vierkante meter versus 17% van de niet verhuisde gezinnen). Het vertrek ligt het hoogst in stadsdeel Zuid (vertrekpercentage van 22% over twee jaar), gevolgd door West (18%). In Nieuw-West en Noord (11%-12%) ligt het beduidend lager. Figuur 6 Vertrek van gezinnen naar stadsdeel, 2-26 tot en met 217-218 (procenten) 2 % 2 1 Centrum West Nieuw-West Zuid Oost Noord Zuidoost 2-26 27-28 211-212 21-214 21-216 217-218 Richting van het vertrek Waar trekken de gezinnen die Amsterdam verlaten heen? De richting van de verhuizing omvat twee dimensies: hoe kunnen we de nieuwe woning typeren (site) en hoe de nieuwe woonplaats (situation)? Wat betreft de nieuwe woning hebben we gegevens over de eigendomsverhouding en de grootte voor en na de verhuizing. Het inkomen heeft een grote invloed op de mogelijkheid van gezinnen op de woningmarkt. Daarom wordt apart gekeken naar gezinnen met een hoog inkomen. De gezinnen die in 217-218 binnen Amsterdam zijn verhuisd, hebben minder vaak een koopwoning (%) en ook na verhuizing blijven zij relatief vaak buiten de koopsector. Een grote groep gaat van Amsterdamse huur naar Amsterdamse huur. Verhuizen gezinnen naar de regio, dan gaat dit vaak gepaard met een overstap van een huur- naar een koopwoning. Van deze groep had 7% een koopwoning voor de verhuizing, na de verhuizing was dit 6%. Voor gezinnen met een hoog inkomen geldt dit in versterkte mate en zij verhuizen ook binnen de stad in meerderheid naar een koopwoning (zie fig. 7). 7

Figuur 7 Gezinnen naar eigendomsvorm van de woning, voor en na verhuizing, 219 alle gezinnen (kind max 12 jaar) gezinnen met een hoog inkomen (4 e kwartiel) 9 9 8 8 7 7 6 6 onbekend particuliere verhuur 4 2 6 44 7 6 4 2 76 41 61 48 76 corporatieverhuur eigenaar-bewoner voor verhuizing na verhuizing voor verhuizing na verhuizing niet verhuisd binnen Amsterdam verhuisd naar de regio verhuisd voor verhuizing na verhuizing voor verhuizing na verhuizing niet verhuisd binnen Amsterdam verhuisd naar de regio verhuisd Wat betreft de grootte van de nieuwe woning, is de verwachting dat verhuizen gepaard gaat met het betrekken van een grotere woning. Dat blijkt te kloppen (fig. 8), maar meer voor de vertrekkende gezinnen dan voor de gezinnen die binnen Amsterdam verhuizen. Deze laatsten gaan in bijna de helft van de gevallen naar een woning van meer dan vierkante meter. Gezinnen die naar de regio gaan, komen in driekwart van de gevallen in een dergelijke grote woning terecht. De regio heeft duidelijk een groter aanbod van grote woningen waar gezinnen behoefte aan hebben. De situatie voor verhuizing verschilt voor gezinnen met een hoog inkomen nauwelijks van het gemiddelde. Iets minder dan een kwart van de gezinnen had voor verhuizing een woning van meer dan vierkante meter. Maar wanneer gezinnen met een hoog inkomen verhuizen, dan verhuizen zij wel veel vaker naar een grote woning ( fig. 8). Figuur 8 Gezinnen naar aantal vierkante meters, voor en na de verhuizing, 219 alle gezinnen (kind max 12 jaar) gezinnen met een hoog inkomen (4 e kwartiel) 9 8 7 6 4 4 48 2 4 47 2 47 7 9 8 7 on 6 6 4 29 46 66 26 1 92 onbekend vierkante meter en meer 6 tot vierkante meter 42 tot 4 tot 6 vierkante meter 2 2 voor verhuizing na verhuizing voor verhuizing na verhuizing niet verhuisd binnen Amsterdam verhuisd naar de regio verhuisd 2 28 8 voor verhuizing na verhuizing voor verhuizing na verhuizing niet verhuisd binnen Amsterdam verhuisd naar de regio verhuisd Het is dus duidelijk dat verhuizende gezinnen gaan voor kopen en voor een grotere woning. En dat die vaker in de regio te vinden zijn dan binnen de stadsgrenzen. Maar buiten Amsterdam is een groot gebied. In welke plaatsen gaan gezinnen zich daadwerkelijk vestigen? Om deze vraag te beantwoorden zoomen we eerst weer even uit naar alle verhuizingen over een langere periode (2-217). Vanaf 2 is er een verschuiving gaande van de belangrijkste vestigingsgemeenten van vertrekkers uit Amsterdam. In de periode 2-28 nam het aantal personen dat vanuit Amsterdam naar de meer betaalbare gemeenten Haarlemmermeer, 8

Purmerend en Almere verhuisde, af (fig. 9). Tegelijkertijd groeide het vertrek richting de duurdere gemeenten Amstelveen, Haarlem, Gooise Meren en Hilversum. In de crisisperiode kwam dit proces even tot stilstand. Na 21 is er een toegenomen vertrek naar alle gemeenten rondom Amsterdam. 4 4 Figuur 9 Verhuisde personen vanuit Amsterdam naar enkele gemeenten in de regio, 2-218 4 Amstelveen 2 Almere 2 Haarlem 2 1 Haarlemmermeer Purmerend 2 1 Gooise Meren Hilversum 2 21 22 2 24 2 26 27 28 29 2 211 212 21 214 21 216 217 218 2 21 22 2 24 2 26 27 28 29 2 211 212 21 214 21 216 217 218 bron: OIS Het vertrek van jonge gezinnen, de belangrijkste motor in dit patroon, kan meer licht werpen op bovenstaande algemene trend. De samenstelling van de gezinnen in de stad verandert, een groeiende groep heeft een hoog inkomen. Dit vertaalt zich ook in de uitstroom van gezinnen uit de stad: het betreft in toenemende mate gezinnen met een hoog inkomen. Gezinnen met een lager inkomen verhuizen relatief vaak naar gemeenten Zaanstad, Almere en Purmerend. De verhuisstroom van gezinnen naar deze plaatsen is in vergelijking met tien jaar terug redelijk stabiel. Gezinnen met een hoog inkomen verhuizen weinig naar deze gemeenten, maar juist meer naar Haarlem en omgeving en Het Gooi. De trend door de tijd laat zien dat de groeiende uitstroom van gezinnen naar Haarlem en omgeving en Het Gooi vooral bestaat uit gezinnen met een hoger inkomen (fig. ) Figuur Verhuizing van gezinnen (kind max. 12 jaar) naar plaatsen in de directe omgeving van Amsterdam, naar inkomensniveau, 2-26 en 21-216, en totaal 217-218 (geen inkomensgegevens beschikbaar) 12 8 6 4 2 217-218 21-216 2-26 Almere, Lelystad 217-218 21-216 2-26 H'meer 217-218 21-216 2-26 Purmer end 217-218 21-216 2-26 Zaanstad 217-218 21-216 2-26 dorpen ten noorden van A'dam 217-218 21-216 2-26 Amstel veen 217-218 21-216 2-26 dorpen ten zuiden van A'dam 217-218 21-216 2-26 Zuid- Kenne merland (Haarlem e.o.) alle gezinnen hoog inkomen laag/midden inkomen 217-218 21-216 2-26 Gooi- en Vecht streek 9

Zoekgedrag De vraag waar gezinnen heen gaan en waarom daar is ook op een andere manier onderzocht: in een kwalitatief onderzoek onder vertrokken gezinnen (Karsten, 219). Hierin komt duidelijk naar voren dat de afstand tot Amsterdam en de OV verbindingen naar Amsterdam belangrijke criteria zijn bij het zoeken naar een nieuwe woning. De meeste gezinnen beschrijven hun zoektocht als het trekken van een steeds groter wordende cirkel: eerst wordt er alleen in Amsterdam gekeken, daarna in plaatsen direct om de hoofdstad en zo verder. Reden daarvan is dat in veel gevallen de werklocatie van beide of een van de ouders ook na verhuizing Amsterdam blijft. Soms kiezen gezinnen voor een duidelijk breuk: zij zoeken een nieuwe baan in een nieuwe omgeving verder weg van Amsterdam. Dat geldt voor ouders die een baan hebben die ze gemakkelijk kunnen inruilen voor een andere, zoals in het onderwijs. Soms ook switchen ouders naar een baan die ze vanuit huis kunnen doen. In alle gevallen is het doel om werk en zorg combineerbaar te houden. Vanuit een wens om groter te wonen en de realiteit dat dat binnen Amsterdam niet goed haalbaar is, kiest de fam. M. ervoor vanuit de Amsterdamse Watergraafsmeer naar Diemen te verhuizen. Zij proberen zo hun oude Amsterdamse leven zoveel mogelijk voort te zetten, inclusief het werk en de school van de kinderen. Maar de nieuwe woonplaats heeft vooralsnog weinig betekenis: Als ik naar mezelf in Diemen kijk, dan wonen we op het randje. Ik kijk richting Amsterdam. Ik maak helemaal niets mee in Diemen. Ik kom echt niet verder dan het zwembad, nog steeds niet. Ik kom in het winkelcentrum en dat is het. Ik ben ook helemaal niet betrokken...het is best erg hoe het gesteld is met mijn interesse in Diemen". De vraag waarom daar wordt duidelijk ingekaderd door tijdruimtelijke overwegingen en de hoeveelheid geld die er te besteden is. Gezinnen die iets meer te besteden hebben zoeken dezelfde nabijheid in een iets duurdere context, zoals de familie P. die voor Broek in Waterland en zijn historische kern kiest, nadat ze ook in Weesp en Haarlem hebben gekeken: Ik vond dit hier wel het allermooiste. Plus dat het echt dichtbij de stad is De verbinding, er gaan bussen echt elke minuten s ochtends en het heeft een oude kern. Ik denk dat wij alle twee niet in een buitenwijk van Amsterdam of een nieuwbouwwijk passen, dat trekt ons niet. Geen Vinex, geen Purmerend, geen Almere. Wel sfeervol. Anderen letten vooral op een landschappelijk mooi gebied zoals de kust of het Gooi. Dat is dan weer beter weg gelegd voor ouders die niet aan de Amsterdamse arbeidsmarkt gebonden zijn. De familie R. werkt (freelance) door het hele land: We hebben een tijdje gedacht dat het heel handig was voor ons werk als we wat meer in dat Gooigebied zouden gaan zitten. Dus we hebben daar wel wat rond gekeken en nog een oude boerderij in Huizen bekeken en alles.op een gegeven moment hebben we een keer met een glas wijn erbij gezegd, nou waar willen we nu echt leven? En toen zeiden we allebei binnen een minuut: bij de kust!.

De meeste verhuisde gezinnen zijn redelijk tevreden met hun nieuwe woonplaats, maar dat geldt niet voor iedereen in dezelfde mate. Op basis van de interviews zijn drie groepen onderscheiden, die elk een eigen visie hebben op de nieuwe en oude woonplaats als plek om kinderen groot te brengen. De eerste groep bestaat uit pragmatici die voor- en nadelen van zowel Amsterdam als de nieuwe woonplaats benoemen. Zij zijn redelijk tevreden maar zouden de stad niet uitgegaan zijn als er een goede en betaalbare woning beschikbaar was geweest. De tweede groep vindt het nog steeds erg spijtig dat ze hebben moeten vertrekken. Zij voelen zich, zoals dat in de Engelstalige literatuur wordt genoemd, displaced. Dat kan zijn vanwege financiële redenen maar ook omdat zij hun Amsterdam niet meer herkennen. Naar eigen zeggen is de oude buurt overgenomen door toeristen. De derde groep zijn de happy movers. Dit is een groep die gemiddeld verder weg trekt en aangeeft altijd al van plan te zijn om Amsterdam te verlaten als er kinderen zouden komen. Voor alle geïnterviewde gezinnen blijkt dat de huizenmarkt en de financiële mogelijkheden doorslaggevend zijn in de beslissing om te verhuizen. Achter die eenduidigheid gaan echter interessante verschillen schuil die vooral te maken hebben met de opvattingen van de ouders over de ideale plek om kinderen op te laten groeien. Dat varieert. Sommigen betreuren het vertrek uit Amsterdam vanwege de kwaliteit als diverse leefomgeving, anderen daartegen definiëren Amsterdam als te hectisch om een kind groot te brengen. Het is duidelijk dat niet alle gezinnen er voor kiezen om in Amsterdam te blijven. Dat is altijd zo geweest, maar de groep van stedelijk georiënteerde gezinnen (zowel de pragmatici als de displaced families) die wel zouden willen blijven, slagen er niet meer in hun Amsterdamse woonvoorkeur te verwezenlijken. Tot besluit Gezinnen hebben altijd in de stad gewoond en er zullen altijd gezinnen in de stad blijven wonen. Maar het vertrek van gezinnen uit de stad is ook een fenomeen van alle tijden. In Amsterdam zien we de afgelopen twee decennia interessante golfbewegingen, nieuwe trends en processen van uitselectering. Na 2 is de stad als woonmilieu duidelijk in de lift geraakt. Dit geldt voor verschillende type huishoudens, ook voor gezinnen. Het gaat om een internationale ontwikkeling die vooral zichtbaar wordt als we inzoomen op bepaalde buurten binnen de stad (Butler, 2; Rerat, 212; Authier & Lehman-Frisch, 21; Karsten, 214; Lilius, 214; Hjortol & Bjornskau, 2). De situatie op de woningmarkt beïnvloedt de verhuisbewegingen. Tijdens de economische crisis van 28-214 werd er minder verhuisd, en minder gezinnen verlieten toen de stad. Het aantal gezinnen groeide, vooral in de centrale delen van de stad. Na de crisis hebben veel gezinnen alsnog hun woning kunnen verkopen. Tegelijkertijd kwamen zij erachter dat het kopen van een andere woning in Amsterdam veel duurder was geworden. Dat bleek niet voor iedereen haalbaar en een deel van de gezinnen heeft alsnog de stad te verlaten. Dit toegenomen vertrek van gezinnen leidt vooralsnog niet tot een absolute daling in het totaal aantal gezinnen in de stad. Voor de hele periode 2-219 geldt dat het aantal gezinnen is gestegen. Maar dat geldt ook voor het vertrek. Ook worden er nog altijd veel jonge gezinnen gevormd in de stad. Maar het aantal jonge gezinnen blijft stabiel en groeit niet meer mee met de totale huishoudengroei in de stad. Op termijn leidt dit tot een minder kinderrijke stad. Het vertrek van gezinnen heeft invloed op de samenstelling van de groep gezinnen in Amsterdam. Het blijken vooral de jongste gezinnen (kinderen onder de vier) die de stad verlaten. Het migrantengezin waarbij de ouders geboren zijn in niet-westerse landen, vaak met een laag inkomen, neemt in aantal af. Het aantal gezinnen met een westerse herkomst, en vaak een hoger inkomen, neemt toe. Dit heeft niet zozeer met veranderingen in het vertrek van de gezinnen te maken, als wel met de veranderingen in het type gezin dat ontstaat in de stad. Amsterdam trekt veel studenten en pas afgestudeerden en zij vormen de nieuwe gezinnen van de stad. Deze hoger opgeleide gezinnen hebben vaak een dubbel inkomen en daarmee relatief 11

veel te besteden. Het aandeel rijke gezinnen in Amsterdam is toegenomen. Dit betekent overigens niet dat deze groep gezinnen met een hoger inkomen niet te maken heeft met beperkingen van betaalbaarheid (Brun & Fagnani, 1994). Ook zij zien zich geconfronteerd met een snel duurder wordende stad, maar hebben ook de keus om buiten de stad een meer betaalbare grote woning te betrekken. Zij nemen geen genoegen, en hoeven ook geen genoegen te nemen, met een kleine woning in Amsterdam. Het blijkt dan ook dat de uitstroom van gezinnen (net als de aanwas) vooral bestaat uit rijke gezinnen. Voor gezinnen met een laag inkomen, die aangewezen zijn op de sociale huursector, zijn de mogelijkheden van verhuizing nog beperkter. Rijkere gezinnen blijken zich te vestigen in de rijkere delen van de regio. In plaats van de goedkopere traditionele woonkernen in Almere en Purmerend leggen zij een voorkeur aan de dag voor het duurdere Haarlem en plaatsen in het Gooi. Wel weer voornamelijk in de directe (OV) nabijheid van Amsterdam waar veel ouders blijven werken. Het vertrek uit de stad wordt door een deel van de gezinnen betreurd: zij voelen zich displaced, zij herkennen hun stad niet meer en/of kunnen zich er geen woning meer permitteren. Dat is niet alleen jammer voor de betrokken gezinnen, maar ook voor Amsterdam. Het beschikbare aanbod van grotere en betaalbare woningen is daarmee een belangrijke factor in het behouden van gezinnen in de stad. Dat aanbod is in Amsterdam traditioneel al zeer beperkt. Wanneer de stad meer gezinnen wil vasthouden, is het van belang in de plannen voor nieuwbouw hiermee rekening te houden. Anders wordt Amsterdam steeds meer een stad voor de kinderloze, rijke (tijdelijke) inwoner. 12

Literatuur Authier, J. & S. Lehman-Frisch (21) Le Gout des Autres: Gentrification told by children. Urban Studies, (), p. 994-. Beer, J. de & P. Ekamper, N. van der Gaag (218) Grote steden groeien sneller dan de rest van Nederland. Demos, 4 (2), p. 1-4. Booi, H., W. Boterman & S. Musterd (219) Staying in the city or moving to the suburbs? Unravelling the moving behavior of young families in the city (forthcoming). Boterman, W. (212) Residential Practices of Middle Classes in the Field of Parenthood. Amsterdam: UvA. Boterman, W. & L. Karsten (21) De opmars van het stadsgezin. In: PBL (21) De stad magneet, roltrap en spons. Den Haag: PWL, p. 118-127. Brun, J. & J. Fagnani (1994), Lifestyles and Locational Choices. Urban Studies 1, pp. 921 94. Butler, T. (2), London Calling. The Middle Classes and the Remaking of Inner-London. Oxford: Berg. Hjorthol, R. & T. Bjornskau (2), Gentrification in Norway: Capital, Culture or Convenience? European Urban and Regional Studies 12, pp. 71. Karsten, L. (27), Housing as a Way of Life: Towards an Understanding of Middle Class Families Preferences for an Urban Residential Location. Housing Studies 22, pp. 8 98. Karsten, L. (214), From Yuppies to Yupps: family gentrifiers consuming spaces and reinventing cities. TESG, (2), p. 17-188. Karsten, L. (219) Counterurbanisation: why settled families move again out of Amsterdam (forthcoming). Laarman, K. & F. van Dam (218) Waar willen jonge gezinnen wonen? Demos, 4 (7), p. 4-7. Lilius, J. (214), Is there room for families in the inner-city? Life-stage blenders challenging planning. Housing Studies, p. 84-861. Rerat, P. (212) The new demographic growth of cities: the case of reurbanisation in Switserland, Urban Studies, 49 (), pp. 17-112. Colofon (OIS) Oudezijds Voorburgwal 12 GL Amsterdam Telefoon: 2 21 www.ois.amsterdam.nl Auteurs Hester Booi, Lia Karsten, Universiteit van Amsterdam h.booi@amsterdam.nl c.j.m.karsten@uva.nl 1