Vlaamse Overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Graaf de Ferrarisgebouw Koning Albert II-laan 20, bus 8 1000 BRUSSEL tel: 02/553.80.79 fax: 02/553.80.75 Richtlijnen milieueffectrapportage: Inrichting van een bedrijventerrein : Eiland Zwijnaarde te Gent 25 November 2009 PRMER-0468-RL
1 Inleiding Het voorgenomen project betreft de ontwikkeling van een regionaal bedrijventerrein te Zwijnaarde (Gent). Het Eiland ligt ingesloten tussen de Ringvaart in het noorden en het Kanaal van Zwijnaarde in het westen, de Tijarm in het oosten projectgebied. Het projectgebied ligt in het noordelijk deel van het Eiland. Het projectgebied wordt van west naar oost in twee gedeeld door de E40. Daardoor is er binnen het projectgebied zelf sprake van een noordelijk en een zuidelijk deel, met de E40 als scheiding. De opdrachtgever voor dit MER is de Stad Gent. De stad Gent treedt op voor: Provincie Oost-Vlaanderen, Gouvernementstraat 1, 9000 Gent POM Oost-Vlaanderen, Seminariestraat 2, 9000 Gent Alinso nv, Nederzwijnaarde 2, 9052 Zwijnaarde Stadsontwikkelingsbedrijf Gent AG SOB, Sint-Jacobsnieuwstraat 17, 9000 Gent Waterwegen en Zeekanaal nv, Oostdijk 110, 2830 Willebroek Stad Gent, Botermarkt 1, 9000 Gent Het project is MER-plichtig volgens bijlage II van het Besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004 houdende vaststelling van de categorieën van projecten onderworpen aan milieueffectrapportage, omwille van : rubriek 10b: Stadsontwikkelingsprojecten, met inbegrip van de bouw van winkelcentra en parkeerterreinen, - met betrekking tot de bouw van 1.000 of meer woongelegenheden, of - met een brutovloeroppervlakte van 5.000 m² handelsruimte of meer, of - met een verkeersgenererende werking van pieken van 1.000 of meer personenautoequivalenten per tijdsblok van 2 uur. en Industrieterreinontwikkeling met een oppervlakte van 50 ha of meer. Het project betreft de ontwikkeling van handelsruimtes met een brutovloeroppervlakte groter dan 5.000 m². De totale oppervlakte van het projectgebied bedraagt 88 ha. Gezien de mogelijke effecten van de ontwikkeling op de omgeving wordt geen ontheffing aangevraagd maar wordt direct overgegaan tot het opstellen van een project-mer. Het kennisgevingsdossier is door de Dienst Mer van de afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid volledig verklaard op 23 september 2009. De ter inzage legging liep in Gent en in Merelbeke, telkens van 8 oktober tot en met 6 november 2009. Parallel aan de ter inzage legging werden de adviezen bij de administraties en openbare besturen gevraagd. Deze richtlijnen zijn, na een overlegvergadering met de betrokkenen op 24 november 2009, opgesteld door de Dienst Mer en hebben betrekking op de inhoudsafbakening van het MER. Ontvangen inspraakreacties en adviezen worden hierin meegenomen. 2 Vorm en presentatie Met betrekking tot de vorm en presentatie vraagt de Dienst Mer om: Richtlijnen milieueffectrapportage - PRMER-0468 2/8
recent kaartmateriaal te gebruiken voorzien van een duidelijke bronvermelding, schaalaanduiding, noordpijl en legende; aandacht te besteden aan de overeenstemming tussen figuur en legende; de bron van de gebruikte basiskaarten te vermelden; een verklarende woordenlijst, afkortingenlijst, lijst van figuren, lijst van tabellen en literatuurlijst bij het rapport op te nemen (in dit rapport : de afkorting VFR (pag. 17, 4.2.5) in de afkortingenlijst opnemen); achtergrondinformatie in de bijlagen op te nemen; in de tekst verwijzen naar de correcte figuren; figuren die momenteel onduidelijk of te klein weergegeven zijn in de kennisgeving, groter op te nemen in het MER; 3 Doelstelling, verantwoording en besluitvorming Art. 4. 3. 7. 1, 1, a en b Het doel van het project is om het Eilandje Zwijnaarde in te richten als bedrijventerrein volgens de bepalingen van het inrichtingsplan Zwijnaarde en het RUP van het grootstedelijk gebied Gent. Masterplan Eiland Zwijnaarde (2003) In een eerste fase is een masterplan opgesteld voor het projectgebied. Het masterplan is opgesteld in overleg met de stad Gent. Het masterplan heeft uitspraken gedaan over de sanering, het gewenst economisch profiel, de ontsluiting en aansluiting met de R4, de inrichting van het terrein, zuinig ruimtegebruik en de landmark. Het masterplan vormde de inhoudelijke basis voor het RUP. RUP voor de afbakening van het grootstedelijk gebied Gent (2005) Het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan afbakening grootstedelijk gebied Gent werd definitief vastgesteld door de Vlaamse Regering op 16 december 2005 (B.S. 19/01/2006). Dit afbakenings-rup is te beschouwen als de juridische verankering van het masterplan dat in 2003 voor het bedrijventerrein is opgemaakt en de krachtlijnen van de beoogde kwaliteitsvolle ontwikkeling weergeeft. Inrichtingsplan Eilandje Zwijnaarde (2007) Het in 2007 opgemaakte inrichtingsplan concretiseert de opties van dat afbakenings-rup. en werd uitgewerkt in nauw overleg met alle partners en met alle bevoegde en vergunningverlenende instanties. Het inrichtingsplan werkt met een minimum aan harde, bindende keuzen en regels, en daarrond een kring van richtinggevende opties waarvan als nodig gemotiveerd afgeweken kan worden. Het is te beschouwen als de leidraad voor de verdere ontwikkeling van het regionale bedrijventerrein en zijn directe omgeving. Vanuit datzelfde perspectief is het document ook hanteerbaar als verduidelijkende en situerende inrichtingsstudie die volgens het ruimtelijk uitvoeringsplan voor de stedenbouwkundige vergunningen nodig zal zijn, zowel voor de infrastructuren (wegenis, groenzone, ) en de globale terreinaanleg als bij de individuele aanvragen van grotere bedrijven. Het MER is niet alleen een hulp bij de besluitvorming maar moet ook "doorwerken in de besluitvorming " volgens art. 4.1.7. van het decreet nl. dat "bij de beslissing van de overheid Richtlijnen milieueffectrapportage - PRMER-0468 3/8
over het voorgenomen project en bij de uitwerking ervan rekening wordt gehouden met de goedgekeurde rapporten én met de opmerkingen en commentaren die werden uitgebracht". 4 Juridische en beleidsmatige context Art. 4. 3. 7. 1, 1, f De kennisgeving heeft opgave gedaan van het juridisch/ beleidsmatig kader dat voor dit MER van belang is. Het is van belang om ook tijdens het opstellen van het MER de stand van zaken van het beleid en de wetgeving op te volgen. Volgende relevante randvoorwaarden dienen in vergelijking met het kennisgevingsdossier bijkomend te worden aangepast, opgevolgd of aangevuld: Opnemen van de waterbeleidsnota en de Gewestelijke Stedebouwkundige Verordening inzake hemelwaterputten (cfr. opmerking van VMM). De verwijzing naar het Bouwreglement van de Stad Gent (pag. 24) zal worden verfijnd. 5 Voorgenomen projecten en alternatieven Art. 4. 3. 7. 1, 1, c, d en e De kennisgeving beschrijft in deel 4 het voorgenomen project. Het projectgebied heeft een oppervlakte van circa 88 ha. Het bedrijventerrein zal deels worden ingevuld door kennisbedrijven en deels door gemengde bedrijvigheid met vooral (bij voorkeur watergebonden) logistiek. Ophoging van het noordelijk deel van het projectgebied met baggerspecie is een belangrijke hoofdingreep. De specie wordt droog aangevoerd per schip en met dumpers uitgereden. Het zuidelijk deel van het projectgebied is reeds opgehoogd. Een belangrijke randvoorwaarde is de fasering met de aanleg van de R4. Deze moet voorzien in de volledige autoaansluiting van het bedrijventerrein. Indien de R4 er niet komt, wordt het project niet uitgevoerd. Belangrijke randingrepen zijn de infrastructuur (interne ontsluiting tussen het noordelijk en het zuidelijk deel van het projectgebied, onder de E40 door, een zachte zuidelijke toegang over de Tijarm, de aanleg van binnenvaartkaaien, de inrichting van de afvoer van hemelwater en afvalwater). Verder worden er twee brede groenassen voorzien, de aanleg van een landschapsheuvel en de realisatie vaneen natuurlijke oeverstrook langs de tijarm, die moet plaatsvinden voor er bedrijven worden aangelegd. Er worden geen locatiealternatieven onderzocht. In Hoofdstuk 3.4.2. wordt zulks op voldoende wijze gemotiveerd, meerbepaald met verwijzing naar het RUP voor het Grootstedelijk gebied Gent, dat het planmatig kader vormt voor dit project. Er worden evenmin inrichtingsalternatieven onderzocht. In Hoofdstuk 3.4.3 wordt zulks op voldoende wijze gemotiveerd, waarbij verwezen wordt naar de concepten die uit het masterplan en het RUP zijn voortgekomen en waaruit door alle betrokken actoren in consensus een inrichtingsplan is ontwikkeld, dat spoort met het stedelijke en gewestelijk beleid, in het bijzonder inzake de bevordering van watergebonden activiteit en de binnenvaart. Richtlijnen milieueffectrapportage - PRMER-0468 4/8
Uitvoeringsalternatieven hebben betrekking op het al dan niet realiseren van een windmolenpark (selectie van een deelgebied) en de bestemming van de flexibele zone, een deelgebied waarover er nog geen duidelijkheid is over de invulling (kennisbedrijvigheid of logistiek) (hoofdstuk 3.4.4.). Verwijzend naar reacties van burgers, met de vraag om onderzoek van alternatieve bestemmingen, stelt de Dienst MER dat zulke onderzoeken op een eerder planningsniveau thuishoren. Gelet op het stadium van ontwikkeling van het project, en de geschiedenis van totstandkoming (cfr. 3 van deze richtlijnen), wordt het onderzoek van bestemmingsalternatieven niet meer relevant geacht. 6 Methodologie Ingreep-effectanalyse De deskundige dient de effecten van de ophoging van het terrein met baggerspecie op de grondwaterkwaliteit en de grondwaterstroming op te nemen in het ingreep-effectschema (opmerking VMM). Aandachtspunten en aandachtsgebieden Een goede afstemming met het MER voor de aanleg van de R4 is noodzakelijk. Methodologie Verwijzend naar een opmerking van het Departement Mobiliteit en Openbare Werken, dient te worden gewaakt over de eenduidigheid van de effectbeschrijving en zijn beoordelingskader (pag. 46-47 van de kennisgeving). 7 Bestaande toestanden en milieueffecten Mobiliteit De deskundige zal voldoende aandacht besteden aan de ontsluiting van het terrein met openbaar vervoer in relatie tot het huidige netwerk en geplande of ter studie liggende projecten (bvb. in het inrichtingsplan). De impact van het bedrijventerrein op de omgeving blijkt reeds te zijn meegenomen als een scenario in het goedgekeurde MER voor de aanleg van de R4-zuid. Aangezien dit MER werd goedgekeurd op 2 juni 2009, kunnen de resultaten ervan nog steeds als actueel te worden beschouwd. De deskundige dient echter wel de voor dit project relevante resultaten uit het MER voor de R4 duidelijk en helder over te nemen en te verwerken in dit MER. Indien er alsnog ingrepen van aanleg van infrastructuur zouden zijn die een significante toename van de vrachtwagenbewegingen in en uit het projectgebied zouden teweegbrengen, en dit voor de voltooiing van de aansluiting van de R4-zuid, dient dit te worden onderzocht Lucht Richtlijnen milieueffectrapportage - PRMER-0468 5/8
De studie voorziet geen onderzoek van de discipline lucht. Dit wordt verantwoord omdat de belangrijkste bron van imissies in lucht, namelijk het verkeer, reeds onderzocht werd in het project-mer voor de R4-zuid, goedgekeurd op 2 juni 2009. In de inspraakreacties van de burgers wordt gevraagd om de discipline lucht wel te onderzoeken. De Dienst MER is van oordeel dat dit niet noodzakelijk is, op voorwaarde dat dit in het MER gemotiveerd wordt door a) een verwijzing naar het MER voor de R4 op te nemen, met samenvatting van de relevante resultaten en b) een motivatie te geven waarom er buiten de effecten veroorzaakt door het verkeer, geen reden is om de discipline lucht te onderzoeken. Inzake opmerkingen van burgers over CO 2 -uitstoot is de Dienst MER inziens niet worden onderzocht. Emissies van CO 2 vormen geen probleem van omgevingshygiëne en veroorzaken geen effecten van microklimaat. Aangezien de eerste bedrijven pas rond 2015 zullen worden opgericht, is het moeilijk om nu reeds te anticiperen op beleidsmaatregelen en technische of stedebouwkundige voorschriften die hun weerslag zullen hebben op details van de uitvoering van de toekomstige projecten. Geluid Aangaande effecten veroorzaakt door verkeer dient ook hier te worden verwezen naar relevante resultaten uit het MER voor de R4-zuid. Bodem Er moet worden nagegaan of er een impact is van de infrastructuurwerken op de gesaneerde sites binnen het projectgebied. Oppervlaktewater De VMM dringt aan op het grondig uitwerken van de hemelwaterafvoer van het openbare en het private terrein (het hemelwaterafvoersysteem is beschreven op pagina 15 van de kennisgeving). Grondwater (geen aanvullende opmerkingen). Fauna en flora Geen opmerkingen; (p.m.) verwijzend naar de reactie van burgers dient de deskundige zich voldoende documenteren over de aanwezige natuurwaarden in het studiegebied - zoals trouwens verwoord staat in 14.3 van de kennisgeving. Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie (geen opmerkingen) Mens (geen opmerkingen) 7 Leemten in de kennis Art. 4. 3. 7. 1, 4 Richtlijnen milieueffectrapportage - PRMER-0468 6/8
Het MER dient opgave te doen van de leemten in de kennis die tijdens het uitvoeren van het onderzoek werden vastgesteld. Deze leemten kunnen opgedeeld worden naar aard van de leemte waarbij dan onderscheid dient gemaakt te worden tussen leemten met betrekking tot het project, met betrekking tot de inventaris en aangaande methode en inzicht. Het MER zal eveneens aangeven hoe met deze leemten omgegaan is en hoe zij kunnen doorspelen naar de besluitvorming. 8 Monitoring en evaluatie Art. 4. 3. 7. 1, 2, d In het MER zal per discipline aangegeven worden of er eventueel opvolgingsmaatregelen voor te stellen zijn, bijvoorbeeld vanuit de vergunningsreglementering of vanuit de leemten in de kennis. 9 Integratie en eindsynthese Art. 4. 3. 7. 1, 2, e In een afzonderlijk deel zal het rapport een discipline-overschrijdende, leesbare samenvatting geven over de verwachte gevolgen voor het milieu en hoe en in welke mate de voorgestelde maatregelen deze kunnen milderen. De elementen welke noodzakelijk zijn voor de "Watertoets" uit het Decreet Integraal Waterbeheer moeten hierin opgenomen worden. De eindsynthese dient een conclusie m.b.t. de haalbaarheid van het project te bevatten. 10 Niet-technische samenvatting Art. 4. 3. 7. 1, 5 De niet-technische samenvatting vormt een afzonderlijk leesbaar deel van het rapport dat de essentie van de overige delen beknopt weergeeft. De tekst moet zodanig geschreven zijn dat zij begrijpelijk is voor de gemiddelde lezer. Het relevant kaartmateriaal dient deel uit te maken van de niet- technische samenvatting, als het kaartmateriaal als een afzonderlijke bundel deel uitmaakt van het MER, dan volstaat het om te verwijzen naar de relevante kaarten in de bundel. Een digitaal exemplaar dient bij de definitieve tekst gevoegd te worden. Het afdelingshoofd, Paul Van Snick Algemeen directeur Afdelingshoofd AMNEB Richtlijnen milieueffectrapportage - PRMER-0468 7/8
Overzicht reacties Bekendmaking en ter inzage legging in Gent en Merelbeke Lijst van inspraakreacties vanwege burgers - 1 vanuit Gent - 1 vanuit Merelbeke Lijst van reacties administraties, overheidsinstellingen en openbare besturen die opmerkingen hadden op de kennisgeving: OVAM Agentschap Natuur en Bos Oost-Vlaanderen VMM, Operationeel Waterbeheer Brussel Agentschap R-O Vlaanderen, R-O Oost-Vlaanderen, Onroerend Erfgoed Agentschap R-O Vlaanderen, R-O Oost-Vlaanderen, Ruimtelijke Ordening MOW, Brussel Stad Gent Lijst van aangeschreven administraties, overheidsinstellingen en openbare besturen die niet reageerden op het kennisgevingdossier (zij zullen geen ontwerptekst ontvangen, tenzij ze de dienst Mer verzoeken wel een ontwerptekst te willen ontvangen): LNE, Afdeling Milieuvergunningen Waterwegen en Zeekanaal, Willebroek LNE, Dienst Hinder en risicobeheer LNE, Dienst Klimaat en Lucht Provincie Oost-Vlaanderen dienst milieuhygiëne Agentschap Wegen en Verkeer Oost-Vlaanderen Ontvangen wel een ontwerptekst: De gouverneur van de provincie Oost-Vlaanderen College van Burgemeester en Schepenen van de gemeente Merelbeke Er dienen 10 exemplaren van het ontwerp te worden ingediend bij de Dienst MER. Richtlijnen milieueffectrapportage - PRMER-0468 8/8