Kerkpraktijk in België: Resultaten van de zondagstelling in oktober 2009 Rapport ten behoeve van de Belgische Bisschoppenconferentie



Vergelijkbare documenten
Religieuze praktijk in België 2007: een statistische analyse

Kerncijfers uit de kerkelijke statistiek van het Rooms-Katholiek Kerkgenootschap in Nederland. Memorandum no februari 2002

1.1 Aantal levend geborenen dat bij geboorte woont in het Vlaamse Gewest sinds 2001

plage-lestijden onderwijzer

PERSBERICHT Brussel, 24 oktober 2012

De evolutie en tendensen op regionaal en provinciaal niveau worden verderop in deze barometer besproken.

Arbeidsmarktbarometer Onderwijs

BMI BIJ SCHOOLKINDEREN

Arbeidsmarktbarometer Onderwijs

De jonge uitkeringstrekkers ten laste van de RVA

Arbeidsmarktbarometer Onderwijs

De vastgoedactiviteit volgt de evolutie van het aantal vastgoed-gerelateerde dossiers op die maandelijks binnekomen in de notariskantoren.

NOTARISBAROMETER S LANDBOUWGRONDEN LANDBOUWGRONDEN GEMIDDELDE PRIJZEN EN OPPERVLAKTE IN

Kerncijfers uit de kerkelijke statistiek van het Rooms-Katholiek Kerkgenootschap in Nederland. Rapport nr. 561 oktober 2007

Kerkbezoek met Pasen 2004

THEMA I.3. Daghospitalisatieverblijven

NOTARISBAROMETER S LANDBOUWGRONDEN LANDBOUWGRONDEN GEMIDDELDE PRIJZEN EN OPPERVLAKTE N 2

Regionale verdeling van de notariële vastgoedindex

Arbeidsmarktbarometer 2011 Basisonderwijs en Secundair onderwijs

Trendbarometer hotels 2012 Finaal rapport

Notarisbarometer Vastgoed - familie - vennootschappen

Stadsmonitor 2014 Een samenwerking tussen het Agentschap Binnenlands Bestuur en de Studiedienst van de Vlaamse Regering

Definitieve resultaten eindejaarscontroles

Demografie SAMENVATTING

Werkloosheidscijfers Tijdelijke werkloosheid Faillissementen

De inflatie zakte in juni nog tot 1,5 punten. De daaropvolgende maanden steeg de inflatie tot 2,0 in augustus (Bron: NBB).

NOTARISBAROMETER VASTGOED AAN DE KUST OVERZICHT

De geografische spreiding van de kandidaten voor de Kamerverkiezingen van 1987 tot en met Gert-Jan Put, Jef Smulders en Bart Maddens

Kerncijfers Rooms-Katholieke Kerk 2011

PERSBERICHT Brussel, 20 december 2013

Noord-Limburg , , ,2

Tuberculose in Vlaanderen 2002

Kerncijfers uit de kerkelijke statistiek van het Rooms-Katholiek Kerkgenootschap in Nederland. Rapport nr. 590 augustus 2009

PERSBERICHT Brussel, 25 maart 2014

De evolutie van het ledenaantal van de politieke partijen in Vlaanderen,

PERSBERICHT Brussel, 22 december 2015

... Graydon studie. Faillissementen. Oktober 2018

nr. 187 van INGEBORG DE MEULEMEESTER datum: 13 januari 2015 aan HILDE CREVITS

Ontwikkeling leerlingaantallen

Kerncijfers Rooms-Katholieke Kerk 2016

De positie van de Vlaamse kust op de Belgische reismarkt

Profiel van de UVW-WZ: vergelijking 2004/ 2013

Kerncijfers uit de kerkelijke statistiek van het Rooms-Katholiek Kerkgenootschap in Nederland. Rapport nr. 581 november 2008

Grafische sector West-Vlaanderen Werkt 2, 2009

Kinderopvang cijfert. Voorrangsgroepen

vrij katholiek onderwijs schooljaar Resultaten van de spoedtelling D

Ondernemingen. 1 Meer oprichtingen dan stopzettingen. Kempen Provincie Antwerpen Vlaams Gewest. Streekpact Cijferanalyse.

Pendelarbeid tussen Gewesten en provincies

Prijzen houden stand, maar de activiteit daalt. derde trimester met 5,1% naar beneden ten opzichte van de derde trimester van 2009.

PERSBERICHT Brussel, 25 juni 2013

0. KENGETALLEN. Bron: FOD Economie (Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie), INR, VDAB, RVA en Steunpunt WSE.

THEMA I.2. Aantal ligdagen in klassieke hospitalisatie

Een terugblik op vijf decennia

De beroepsbevolking in de grensregio s van Nederland en Vlaanderen: grote verschillen aan weerszijden van de grens

PERSBERICHT Brussel, 28 maart 2013

Notarisbarometer Vastgoed - familie - vennootschappen

De regionale impact van de economische crisis

Studiepopulatie. Gezondheidsenquête, België, 1997.

Op 31 december 2012 telde het arrondissement Turnhout inwoners. Hiermee vertegenwoordigen we 7% van de Vlaamse inwoners.

Vennootschappen onderworpen aan de vennootschapsbijdrage

Leefstijl en preventie

STUDIE. Faillissementen januari 2017

NOTARISBAROMETER VASTGOED MACRO-ECONOMISCHE FACTOREN. Barometer 35

Kerncijfers Rooms-Katholieke Kerk 2014

Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid

Tabel 2.1 Overzicht van de situatie op de arbeidsmarkt van de onderzochte personen op 30/06/97. Deelpopulatie 1996

De evolutie van het ledenaantal van de politieke partijen in Vlaanderen,

De werkloosheid op haar hoogste peil sinds het begin van de crisis

College van Procureurs-generaal stelt. jaarstatistiek 2015 van de correctionele parketten voor

PERSBERICHT Brussel, 30 september 2013

Notarisbarometer Vastgoed - familie - vennootschappen

Regionale verdeling van de vastgoedactiviteit

EVOLUTIE OP JAARBASIS (2017 YTD 2018) EVOLUTIE OP 5 JAAR (2013 YTD 2018)

notarisbarometer 101,6 99, ,2 99,8 94,1 Belgisch vastgoed zet de economische crisis een hak

FOCUS Werkgelegengheid in het Brussels Grootstedelijk Gebied

2011/5 De (in)stabiliteit van huwelijken in België

Grondwaterstandindicator freatisch grondwater Juli 2014

INHOUDSTAFEL INHOUDSTAFEL... 1 LIJST VAN TABELLEN EN FIGUREN... 2

STUDIE Faillissementen 2 november 2016 Opnieuw forse stijging in oktober

Toekomstige demografische veranderingen gemeente Groningen in een notendop

PERSBERICHT Brussel, 24 september 2015

Demografische evoluties: wat, wanneer en vooral waar? Ingrid Schockaert, Edwin Pelfrene, Edith Lodewijckx Statistiek Vlaanderen

Kerncijfers Rooms-Katholieke Kerk 2017

Voor meer cijfers, zie beleidsdomein Woonstad. Stad Genk Publicatie Stedenbouwkundige vergunningen

Arbeidsmarktbarometer 2012 Basisonderwijs en Secundair onderwijs

T NOTARISBAROMETER VASTGOED MACRO-ECONOMISCH. Barometer 36

Vraag nr. 351 van 26 februari 2013 van PAUL DELVA

STUDIE. Faillissementen februari 2017

Notarisbarometer Vastgoed - familie - vennootschappen

Kerncijfers uit de kerkelijke statistiek van het Rooms-Katholiek Kerkgenootschap in Nederland

5.1. Impact van de wijzigingen van het nationaliteitswetboek

In 2015 gebeurden er in Genk 342 verkeersongevallen met doden en gewonden, dat is een daling met 26 ongevallen (-7,1%) ten opzichte van 2014.

Verenigingen en vrijwilligerswerk: hardnekkige fenomenen

NOTARISBAROMETER VASTGOED AAN DE KUST OVERZICHT VASTGOEDACTIVITEIT AAN DE KUST EVOLUTIE OP 5 JAAR ( )

Trendbarometer campings 2010

Verandering in de frequentie van het gemengde huwelijk

Rapportage meldingen everzwijn Limburg Thomas Scheppers & Jim Casaer

Notarisbarometer Vastgoed - familie - vennootschappen Juli - september 2015

EVOLUTIE VAN DE MARKT

De Oost-Vlaamse arbeidszorgmedewerker in beeld September Data & Analyse, Provincie Oost-Vlaanderen

Transcriptie:

Kerkpraktijk in België: Resultaten van de zondagstelling in oktober 2009 Rapport ten behoeve van de Belgische Bisschoppenconferentie Nele Havermans en Marc Hooghe KU Leuven Centrum voor Politicologie 2011

Nele Havermans en Marc Hooghe (2011). Kerkpraktijk in België: Resultaten van de zondagstelling in oktober 2009. Rapport ten behoeve van de Belgische Bisschoppenconferentie. Leuven: Centrum voor Politicologie, januari 2011. Centrum voor Politicologie, KU Leuven, 2011 1

1. Inleiding Sinds 2006 worden er binnen de Belgische parochies opnieuw systematisch gegevens verzameld over het bijwonen van kerkdiensten (op zondag of op Kerstavond) en over de deelname aan de katholieke overgangsrituelen. Door het verzamelen en verwerken van deze gegevens is het mogelijk om jaar na jaar de evoluties te onderzoeken. Wat nieuw is in 2009, is dat de parochies bevraagd werden over het aantal kerkgangers op de derde zondag van oktober (in dit geval: zaterdag 17 en zondag 18 oktober 2009). Hiermee knoopt men aan bij een lange traditie van het tellen van de bezoekers van kerkdiensten op zondag. Door deze zondagtelling kunnen we de cijfers van 2009 koppelen aan de cijfers van 1967 tot 1998 en nagaan of er een trend zichtbaar wordt. De wekelijkse kerkdienst vormt immers een belangrijk onderdeel van de katholieke godsdienst, en het gaat hier uiteraard om de meest frequente vorm van religieuze participatie, die ook een relatief intense band impliceert tussen de individuele gelovige en de religieuze gemeenschap waarvan hij of zij deel uitmaakt. Dat is in veel mindere mate het geval bij de grote overgangsrituelen, die veel minder frequent voorkomen in het leven van de gelovige, en we zijn dan ook uitermate verheugd dat we vanaf 2009 opnieuw over gegevens over de zondagspraktijk beschikken. We zullen de cijfers afzetten tegenover bestaande demografische gegevens om zo gemeenten met elkaar te kunnen vergelijken. Het kerkbezoek en het aantal vrijwilligers zullen we vergelijken met de totale bevolking op actieve leeftijd, de doopsels zullen we afzetten tegenover het totaal aantal geboorten, de huwelijken worden vergeleken met het totale aantal burgerlijke huwelijken en het aantal begrafenissen zal vergeleken worden met de sterfte. Daarbij hanteren we zoveel mogelijk dezelfde methodologie als diegene die het Centrum voor Godsdienststatistiek en prof. Karel Dobbelaere decennia lang gehanteerd hebben, zodat de cijfers vergelijkbaar worden doorheen de tijd. Hierna zullen we onderzoeken of we verschillen vinden tussen verschillende types van gemeenten. Dit maakt het mogelijk om te kijken of er verschillen zijn tussen steden en kleinere gemeenten. Tot slot zullen we de data van 1967 tot 2009 gebruiken om trends doorheen de tijd te bepalen. 2

2. Gegevensanalyse In het voorjaar van 2010 ontving iedere parochiepriester in België een vragenlijst over de religieuze praktijk binnen de parochie in 2009, waarbij de priesters gevraagd werden de ingevulde vragenlijsten terug te sturen naar hun bisdom. Deze gegevens werden verzameld en verwerkt door het secretariaat van de Belgische Bisschoppenconferentie, onder leiding van E.H. E. Quintiens. De uiteindelijke analyse gebeurde door N. Havermans en prof. dr. M. Hooghe van het Centrum voor Politicologie van de KU Leuven. Voor het verwerken van de informatie van 2009 werd het patroon van de voorbije jaren gevolgd. In de eerste plaats werden de gegevens gekoppeld aan de meest recente bevolkingsinformatie. Op deze manier konden percentages berekend worden en kunnen gemeenten, provincies en bisdommen met elkaar vergeleken worden. De parochies werden gegroepeerd per gemeente aan de hand van het Katholiek Jaarboek van België en informatie die beschikbaar was op de Nederlandstalige en Franstalige website van de Katholieke Kerk in België. De demografische gegevens werden ontleend aan de Federale Overheidsdienst Economie, KMO, Middenstand en Energie. Naast deze demografische gegevens maakten we gebruik van de socio-economische typologie van Dexia. Deze typologie deelt de gemeenten van België in in zes categorieën volgens verschillende socio-economische indicatoren. Het doel van het gebruiken van deze typologie is het indelen van de gemeenten in zes homogene socio-economische groepen. De zes categorieën zijn: 1. Woongemeenten die gelegen zijn in landelijk zones, maar ook in de stadsrand. Deze worden gekenmerkt door een hoger inkomensniveau dan het regionaal gemiddelde en een zwakke centrumfunctie (bijvoorbeeld Brasschaat en Watermaal-Bosvoorde). 2. Landelijke gemeenten of verstedelijkte plattelandsgemeenten met een lage urbanisatiegraad en een lager inkomensniveau dan het regionaal gemiddelde (bijvoorbeeld Hastière en Borgloon) 3. Gemeenten met een concentratie aan economische activiteit die een grote economische of industriële activiteit kennen (bijvoorbeeld Bree en Herstal) 3

4. Semistedelijke of agglomeratiegemeenten die ondanks hun semistedelijke type een zwakke centrumfunctie en lage economische activiteit hebben met een inkomensniveau dat gevoelig lager ligt dan het regionaal gemiddelde (bijvoorbeeld Dour en Ronse) 5. Centrumsteden waar de klemtoon ligt op het centrum- of aantrekkingskrachtfunctie (bijvoorbeeld Roeselare en Brussel) 6. Toeristische gemeenten, zoals de kustgemeenten Wat zeker opgemerkt moet worden bij het lezen van dit verslag, is dat niet alle parochies gerapporteerd hebben. Gemiddeld hebben 78% van de parochies voldoende informatie opgestuurd om opgenomen te worden in de statistieken. Indien minder dan 75% van de parochies binnen een gemeente informatie had ingeleverd, hebben we ervoor gekozen deze gemeente te verwijderen uit de dataset omdat we niet weten hoe representatief deze parochies zijn voor de totale gemeente. Het is immers goed mogelijk dat enkel de meest actieve parochies hun gegevens hebben doorgespeeld, waardoor een vertekening zou kunnen ontstaan. In tegenstelling tot 2008 waarbij er een betere rapportering vastgesteld werd, is de rapportering in 2009 afgenomen, met name in het Waals Gewest. Voor 177 van de 589 gemeenten hadden we onvoldoende informatie, zodat we in dit rapport vooral uitspraken doen over de resterende 412 gemeenten. Van de ontbrekende gemeenten bevindt ongeveer 40 procent zich in het bisdom Namen. Dit heeft tot gevolg dat we voor het bisdom Namen geen globale percentages zullen berekenen 1. In de bisdommen Luik en Doornik is er, in vergelijking met 2008, eveneens een hoger aantal ontbrekende gemeenten. Voor de berekeningen van de aantallen voor het bisdom Luik, het bisdom Doornik, het Waals Gewest en België hebben we gecorrigeerd voor de ontbrekende gemeenten in deze twee bisdommen 2. Bij het lezen van dit hele rapport moet dan ook duidelijk in het achterhoofd gehouden worden dat de gegevens goed betrouwbaar zijn voor het Vlaams en het Brussels Gewest, maar dat we voor het Waals Gewest rekening moeten houden met een grotere mate van onzekerheid over de betrouwbaarheid van de gegevens. 4

3. Doopsels in België 3.1. Doopsels volgens bisdommen en gewesten Tabel 1 geeft weer hoeveel doopsels er plaatsvonden in 2009. Vervolgens wordt het percentage doopsels per aantal geboorten berekend. We zullen dit percentage berekenen op basis van het aantal geboorten in 2008. De reden hiervoor is dat de geboortecijfers van 2009 pas in 2011 beschikbaar zullen zijn. Gelet op de algemene demografische evolutie in ons land hebben we echter geen reden om aan te nemen dat het aantal geboorten tussen 2008 en 2009 sterk zou gewijzigd zijn. De tabel toont in de eerste plaats aan dat meer dan de helft van de pasgeboren kinderen gedoopt wordt. We zien echter sterke verschillen tussen de bisdommen en de gewesten. Wat het sterkst naar voor komt, is het lage percentage in het aartsbisdom Mechelen-Brussel en het lage percentage in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Het is voornamelijk het lage percentage van de Brusselse parochies die het percentage van het aartsbisdom doet afnemen. In het bisdom Brugge en Gent ligt het percentage doopsels het hoogst: ongeveer drie op vier pasgeborenen wordt in deze bisdommen gedoopt. Voor het bisdom Namen hebben we slechts gegevens binnengekregen van een beperkt aantal bijzonder actieve parochies, met als totaalcijfer 409 toegediende doopsels. Het is dus bijzonder twijfelachtig of deze parochies representatief zijn voor het volledige bisdom. 5

Tabel 1. Doopsels volgens bisdom en gewest (2009) Naam Doopsels Geboorten doopsels Het Rijk 58.322 98.844 57,62% Gewest Vlaams Gewest 40.612 60.451 67,18% Waals Gewest 15.262 26.486 57,62% Brussels Gewest 2.448 11.907 20,56% Bisdommen Antwerpen 9.797 16.445 59,57% Mechelen-Brussel 8.451 23.465 36,02% Brugge 8.985 11.332 79,29% Gent 11.385 14.932 76,25% Tournai 7.566 12.708 59,53% Liège 6.543 11.454 57,12% Hasselt 5.595 8.508 65,76% Namur 409 508 n.a. Op de grafische voorstelling van het percentage doopsels, komt deze lage rapportering door de Waalse gemeenten sterk tot uiting. In het bisdom Namen zien we dat slechts een beperkt aantal gemeenten ingekleurd is. De witte vlekken op de kaart geven gemeenten weer waarvan we onvoldoende gegevens gekregen hebben. In de bisdommen Doornik en Luik is er eveneens een hoog aantal gemeenten met ontbrekende informatie. We zien verder dat de meeste gemeenten met een laag dooppercentage terug te vinden zijn in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en in grote centrumsteden, zoals Antwerpen, Hasselt en Gent. De gemeenten met de hoogste percentages doopsels vinden we voornamelijk terug in West- en Oost-Vlaanderen, de Antwerpse Kempen en de Duitstalige Gemeenschap. 6

Figuur 1. doopsels in België (2009) Vervolgens bekijken we of er de voorbije vier jaar een trend kan worden vastgesteld wat betreft het percentage van kinderen die gedoopt worden. De percentages voor 2006, 2007, 2008 en 2009 zijn weergegeven in de Tabel 2. 7

Tabel 2. Evolutie in percentage doopsels volgens bisdom en gewest (2006-2009) Naam Trend 2006- doopsels doopsels doopsels doopsels 2009 2006 2007 2008 2009 Het Rijk 56,8% 54,6% 57,3% 57,6% +0,8 % Gewest Vlaams Gewest 67,8% 65,1% 67,1% 67,2% -0,6% Waals Gewest 54,0% 51,8% 54,0% 57,6% +3,6% Brussels Gewest 17,1% 14,8% 17,8% 20,6% +3,5% Bisdommen Antwerpen 64,0% 60,1% 64,0% 59,6% -4,4% Mechelen-Brussel 36,9% 31,1% 36,8% 36,0% -0,9% Brugge 79,4% 77,1% 78,6% 79,3% -0,1% Gent 73,2% 75,7% 76,2% 76,3% +3,1% Tournai 56,9% 54,3% 59,0% 59,5% +2,6% Liège 55,2% 55,2% 54,8% 57,1% +1,9% Hasselt 69,9% 68,8% 65,8% 65,8% -4,1% Namur 44,4% 37,7% 37,5% n.a. n.a. In het algemeen zien we dat het percentage doopsels relatief constant blijft in vergelijking met de voorbije jaren en zelfs een licht stijgende trend vertoont. In het Vlaams Gewest blijft het dooppercentage redelijk constant in de periode tussen 2006 en 2009, maar in Wallonië en Brussel zien we een toename van 3,6%. De sterkste stijging zien we in de bisdommen Doornik en Gent. In Antwerpen en Limburg daarentegen is er een daling van meer dan vier procent. Omwille van de slechtere rapportering van het bisdom Namen in 2009 in vergelijking met de voorbije jaren, zullen we het percentage van 2009 niet opnemen in Tabel 2. Terwijl in 2008 nog 46% van de parochies in Namen voldoende gegevens rapporteerde om opgenomen te worden in de statistieken, bedroeg dit percentage in 2009 slechts 27%. Het zijn voornamelijk de gemeenten die in 2008 een dooppercentage lager dan 50% kenden, die in 2009 onvoldoende gerapporteerd hebben. Het verdwijnen van deze gemeenten uit de statistieken zal bijgevolg de gemiddelde 8

cijfers voor het bisdom Namen doen stijgen en een vergelijking met de periode 2006-2008 moeilijk maken. 3.2. Doopsels volgens socio-economische typologie We zullen vervolgens bekijken of er verschillen te vinden zijn tussen de zes onderscheiden types van gemeenten. Dit maakt het ondermeer mogelijk te bekijken of er nog steeds verschillen teruggevonden kunnen worden tussen centrumsteden en woon- en plattelandsgemeenten. In Tabel 3 staan de percentages doopsels in 2009 volgens de gemeentelijke typologie. Zoals reeds naar voren kwam in de grafische weergave van het percentage doopsels in België, ligt het aantal doopsels in de centrumsteden het laagst. Landelijke gemeenten en gemeenten met een concentratie aan economische activiteit kennen het hoogste percentage doopsels. Tabel 3. Doopsels volgens socio-economische typologie (2009) Type Doopsels Geboorten doopsels 2009 Woongemeenten 9.627 15.530 61,99% Landelijke gemeenten of verstedelijkte plattelandsgemeenten Gemeenten met een concentratie van economische activiteit Semistedelijke of agglomeratiegemeenten 9.038 11.215 80,59% 7.879 10.153 77,60% 7.667 10.699 71,66% Centrumsteden 17.348 38.894 44,60% Toeristische gemeenten 682 1.026 66,47% In Tabel 4 vergelijken we de dooppercentages van 2009 met die van de voorbije jaren. We zien de sterkste stijging in centrumsteden, maar ondanks deze toename bedraagt het percentage doopsels in centrumsteden nog steeds ongeveer de helft van die in plattelandsgemeenten. De 9

veranderingen blijven echter beperkt en we kunnen bijgevolg dus stellen dat het dooppercentage in de verschillende types gemeenten relatief constant gebleven is in de periode tussen 2006 en 2009. Tabel 4. Evolutie in percentage doopsels volgens gemeentelijke typologie (2006-2009) Type doopsels doopsels doopsels doopsels Trend 2006-2009 2006 2007 2008 2009 Woongemeenten 60,9% 55,6% 59,9% 62,0% +1,1% Landelijke gemeenten of verstedelijkte Gemeenten met een concentratie van economische activiteit Semistedelijke of plattelandsgemeenten agglomeratiegemeenten 81,6% 80,5% 79,7% 80,6% -1,0% 76,7% 73,3% 79,6% 77,6% +0,9% 69,4% 64,8% 69,7% 71,7% +2,3% Centrumsteden 41,8% 41,0% 43,1% 44,6% +2,8% Toeristische gemeenten 69,0% 66,9% 63,3% 66,5% -2,5% 10

Figuur 2. Evolutie in percentage doopsels volgens socio-economische typologie (2006-2009) 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% doopsels 2006 doopsels 2007 doopsels 2008 doopsels 2009 3.3. Trends inzake doopsels tussen 1967 en 2009 Tenslotte zullen we voor dit sacrament de evolutie bekijken die het doorgemaakt heeft sinds 1967. We zien een duidelijke dalende trend in het percentage van pasgeborenen die gedoopt worden. In 1967 zagen we slechts kleine verschillen tussen de gewesten en werd de grote meerderheid van de pasgeborenen gedoopt. Dit percentage daalde geleidelijk tot 57,6% voor heel België in 2009. In Vlaanderen worden in 2009 de meeste kinderen gedoopt. Wat ook opvalt, is dat de kloof van Brussel met Vlaanderen en Wallonië met de jaren meer en meer uitgesproken wordt: in Vlaanderen en Wallonië worden in 2009 ongeveer driemaal zo veel kinderen gedoopt als in Brussel. Opvallend is voorts dat de systematisch dalende trend in de periode 1967-2007 nu enigszins omgebogen wordt. Tabel 5. Trends inzake doopsels (1967-2009) 1967 1973 1980 1990 1998 2006 2007 2008 2009 België 93,6% 89,3% 82,4% 75,0% 64,7% 56,8% 54,6% 57,3% 57,6% Vlaanderen 96,1% 93,6% 89,0% 83,1% 73,1% 67,8% 65,1% 67,1% 67,2% Wallonië 92,8% 90,3% 82,3% 74,1% 64,8% 54,0% 51,8% 54,0% 57,6% Brussel 81,6% 62,1% 44,9% 34,4% 23,4% 17,1% 14,8% 17,8% 20,6% 11

Figuur 3. Trends inzake percentage doopsels (1967-2009) 100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% 1960 1970 1980 1990 2000 2010 België Vlaanderen Wallonië Brussel 12

4. Kerkelijke huwelijken in België 4.1. Kerkelijke huwelijken volgens bisdom en gewest In tegenstelling tot het dooppercentage, zien we dat het percentage huwelijken dat in de kerk ingezegend worden, redelijk laag ligt. Ongeveer één op vier huwelijken verloopt kerkelijk. In het Brussels Gewest is het percentage het laagste: slechts één op tien huwelijken worden in de kerk ingewijd. In het bisdom Brugge is dit nog bijna 33 procent, in het aartsbisdom Mechelen-Brussel komen aan een totaal percentage van 18,56 procent. Opnieuw moeten we hier wijzen op het geringe aantal verslagen uit het bisdom Namen, waar we slechts gegevens over 134 huwelijken ontvingen, zodat we over dit lage aantal geen zinvolle uitspraken kunnen doen. Tabel 6. Kerkelijke huwelijken volgens bisdom en gewest (2009) Naam Kerkelijke huwelijken Huwelijken Het Rijk 9.573 36.501 26,22 % Gewest Vlaams Gewest 6.362 23.320 27,28 % Waals Gewest 2.816 9.359 30,09 % Brussels Gewest 395 3.822 10,33 % Bisdommen Antwerpen 1.461 6.048 24,16 % Mechelen-Brussel 1.470 7.922 18,56 % Brugge 1.525 4.686 32,54 % Gent 1.486 5.618 26,45 % Tournai 1.273 2.112 29,35 % Liège 1.298 4.214 30,88 % Hasselt 1.096 4.314 29,63 % Namur 134 202 n.a. Het geografisch patroon van het percentage huwelijken komt sterk overeen met de kaart van de dooppercentages. In de grote steden wordt er minder kerkelijk getrouwd, terwijl voornamelijk in West-Vlaanderen (met uitzondering van een aantal kustgemeenten), de streek 13

rond Chimay en Luik er een concentratie is van gemeenten met een hoog percentage huwelijken. De geografische weergave weerspiegelt ook onze vermoedens over de cijfers van Namen: de gemeenten die wel voldoende gerapporteerd hebben in dit bisdom, zijn voornamelijk gemeenten waar de huwelijkscijfers hoger dan gemiddeld ligt. Dit zorgt voor een vertekening van het cijfer van Namen. Figuur 4. huwelijken in België (2009) Vervolgens zullen we de evolutie in het percentage huwelijken van de voorbije jaren bekijken. Zoals bij de doopsels het geval was, zien we geen drastische verschillen tussen 2006 en 2009. De sterkste stijging in het percentage huwelijken zien we in het bisdom Doornik. De toename in het percentage huwelijken in Doornik vond voornamelijk plaats tussen 2006 en 2007. De grootste afname zien we in het bisdom Antwerpen en Brugge. Brugge blijft, ondanks de daling van 3,1% in de periode tussen 2006 en 2009, het bisdom waar proportioneel gezien de meeste huwelijken plaatsvinden. 14

Tabel 7. Evolutie van huwelijken volgens bisdom en gewest (2006-2009) Naam huwelijken 2006 huwelijken 2007 huwelijken 2008 huwelijken 2009 Trend 2006-2009 Het Rijk 26,7% 25,6% 26,1% 26,2 % -0,5% Gewest Vlaams Gewest 29,6% 28,0% 28,2% 27,3 % -2.3% Waals Gewest 28,6% 28,4% 28,8% 30,1 % +1,5% Brussels Gewest 8,9% 7,2% 7,7% 10,3 % +1,4% Bisdommen Antwerpen 27,9% 26,5% 26,2% 24,2 % -3,7% Mechelen-Brussel 19,8% 16,8% 18,3% 18,6 % -1,2% Brugge 35,6% 34,4% 33,4% 32,5 % -3,1% Gent 28,7% 28,7% 28,4% 26,5 % -2,2% Tournai 26,8% 29,1% 28,0% 29,4 % +2,6% Liège 29,8% 32,0% 29,6% 30,9 % +1,1% Hasselt 30,3% 28,7% 30,6% 29,6 % -0,7% Namur 22,7% 19,9% 24,0% n.a. n.a. 4.2. Kerkelijke huwelijken volgens socio-economische typologie We zullen vervolgens bekijken of we de verschillen tussen stad en platteland die we op de geografische weergave terugvonden, ook kunnen zien in de percentages naar socio-economische typologie van de gemeenten. In Tabel 8 zien we een duidelijk verschil tussen de centrumsteden en de andere gemeenten: in centrumsteden wordt er minder kerkelijk gehuwd dan in andere gemeenten. Het hoogste percentage huwelijken vinden we terug in plattelandgemeenten en gemeenten met een concentratie van economische activiteit. Dit zijn eveneens de twee types van gemeenten waar we het hoogste percentage doopsels terugvonden. 15

Tabel 8. Kerkelijke huwelijken volgens socio-economische typologie (2009) Type Kerkelijke huwelijken Huwelijken huwelijken Woongemeenten 1.674 5.618 29,80% Landelijke gemeenten of verstedelijkte plattelandsgemeenten Gemeenten met een concentratie van economische activiteit Semistedelijke of agglomeratiegemeenten 1.572 4.496 34,96% 1.363 4.070 33,49% 1.143 3.876 29,49% Centrumsteden 2.675 13.770 19,42% Toeristische gemeenten 144 513 28,07% De sterkste daling van het percentage huwelijken in de periode 2006-2009 kan teruggevonden worden in woongemeenten en plattelandsgemeenten. In de andere types van gemeenten vinden we slechts kleine verschillen met de voorbije jaren (Tabel 9). 16

Tabel 9. Evolutie huwelijken volgens socio-economische typologie (2006-2009) Type Trend 2006-2009 huwelijken 2006 huwelijken 2007 huwelijken 2008 huwelijken 2009 Woongemeenten 32,0% 28,0% 29,2% 29,8% -2,2% Landelijke gemeenten of verstedelijkte Gemeenten met een concentratie van economische activiteit Semistedelijke of plattelandsgemeenten agglomeratiegemeenten 38,2% 38,1% 37,5% 35,0% -3,2% 31,8% 33,1% 32,5% 33,5% +1,7% 31,1% 27,8% 29,1% 29,5% -1,6% Centrumsteden 19,2% 19,2% 19,9% 19,4% +0,2% Toeristische gemeenten 29,2% 28,7% 25,5% 28,1% -1,1% 17

Figuur 5. Evolutie huwelijken volgens socio-economische typologie (2006-2009) 40% 35% 30% 25% 20% 15% 10% 5% 0% huwelijken 2006 huwelijken 2007 huwelijken 2008 huwelijken 2009 4.3. Trends inzake huwelijken tussen 1967 en 2009 Ook voor wat betreft het percentage huwelijken zullen we de trends bekijken die hebben plaatsgevonden tussen 1967 en 2009. We zien een afname in het percentage, die voor de drie gewesten ongeveer gelijklopend is. De percentages in Vlaanderen en Wallonië blijven min of meer gelijk aan elkaar, terwijl er in Brussel steeds tussen de 20% en 30% minder huwelijken plaatsvinden. Deze kloof tussen Brussel en de andere twee gewesten neemt niet toe met de jaren. We zien eveneens dat de dalende trend in 2008 omgekeerd wordt en dat het percentage huwelijken lijkt toe te nemen en dan voornamelijk in Wallonië en Brussel. Tabel 10. Trends inzake huwelijken (1967-2009) 1967 1973 1980 1990 1998 2006 2007 2008 2009 België 86,1% 82,0% 75,7% 59,1% 49,2% 26,7% 25,6% 25,6% 26,2 % Vlaanderen 91,8% 87,6% 81,5% 64,5% 51,2% 29,7% 28,0% 28,0% 27,3 % Wallonië 83,5% 80,2% 73,4% 58,1% 54,3% 28,6% 28,4% 28,4% 30,1 % Brussel 61,5% 54,4% 44,7% 28,1% 20,6% 8,9% 7,2% 7,7% 10,3 % 18

Figuur 6. Trends inzake huwelijken (1967-2009) 100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% 1960 1970 1980 1990 2000 2010 België Vlaanderen Wallonië Brussel 19

5. Kerkelijke begrafenissen in België 5.1. Kerkelijke begrafenissen volgens bisdom en gewest Na het bekijken van de doop- en huwelijkscijfers, zullen we onze aandacht vestigen op het aantal begrafenissen in België in 2009. Samen met het doopsel, is dit een van de meest ingebedde sacramenten. Tabel 11 zet het aantal begrafenissen af tegen de sterfte van 2008. We zullen de sterfte van 2008 gebruiken om het aantal begrafenissen te vergelijken, omdat we op dit moment geen recentere cijfers ter beschikking hebben. We zien dat gemiddeld 63,41% van de overledenen zich kerkelijk laat begraven. Net als bij de doopcijfers en de huwelijkscijfers, vinden we het laagste percentage terug in het Brusselse Gewest en het hoogste in het Vlaams Gewest. De bisdommen met het hoogste percentage begrafenissen zijn Hasselt en Brugge. De laagste percentages vinden we terug in het aartsbisdom Mechelen-Brussel en het bisdom Luik. Tabel 11. Kerkelijke begrafenissen in België volgens gewest en bisdom (2009) Naam Kerkelijke begrafenissen 2009 Sterfte 2008 begrafenissen 2009 Het Rijk 53.156 83.825 63,41% Gewest Vlaams Gewest 36.275 51.097 70,99% Waals Gewest 14.609 25.352 57,62% Brussels Gewest 2.272 7.376 30,80% Bisdommen Antwerpen 8.624 13.263 65,02% Mechelen-Brussel 8.360 16.686 50,10% Brugge 8.589 11.242 76,40% Gent 8.745 13.017 67,18% Tournai 7.426 12.058 61,59% Liège 6.115 11.272 54,25% Hasselt 5.297 6.287 84,25% Namur 360 385 n.a. 20

Op de geografische weergave zien we hetzelfde patroon terugkeren als bij de dooppercentages. Er is een laag percentage begrafenissen in grote steden, zoals Gent en Antwerpen. In West-Vlaanderen zien we de meeste gemeenten die donkergroen gekleurd zijn, met uitzondering van een aantal kustgemeenten. In het Waals gewest valt het hoge aantal ontbrekende gemeenten op. De gemeenten die wel gerapporteerd hebben, zijn vaak gemeenten met een redelijk hoog percentage begrafenissen. Figuur 7. Kerkelijke begrafenissen in België (2009) De percentages voor 2009 verschillen slechts in beperkte mate van die van de periode 2006-2008. We zien in alle bisdommen een toename, behalve in de bisdommen Antwerpen en Gent waar een daling van minder dan één procent plaatsgevonden heeft. De toename is het sterkst in het Waals Gewest, terwijl in Vlaanderen het percentage begrafenissen in de periode tussen 2006 en 2009 eerder constant gebleven is. Ditzelfde fenomeen zien we ook in het Brussels Gewest: met uitzondering van 2007 schommelt het percentage begrafenissen daar rond de dertig procent. 21

Tabel 12. Evolutie in begrafenissen volgens gewest en bisdommen (2006-2009) Naam begrafenissen 2006 begrafenissen 2007 begrafenissen 2008 begrafeniss en 2009 Trend 2006-2009 Het Rijk 61,0% 58,4% 61,2% 63,4% +2,4% Gewest Vlaams Gewest 70,4% 68,0% 69,5% 71,0% +0,6% Waals Gewest 52,8% 51,2% 54,2% 57,6% +4,8% Brussels Gewest 29,8% 22,6% 29,1% 30,8% +1,0% Bisdommen Antwerpen 65,6% 63,0% 65,0% 65,0% -0,6% Mechelen-Brussel 50,7% 43,6% 50,9% 50,1% -0,6% Brugge 76,1% 75,8% 77,4% 76,4% +0,3% Gent 67,8% 68,7% 66,7% 67,2% -0,6% Tournai 55,7% 55,0% 59,5% 61,6% +5,9% Liège 52,0% 52,1% 51,7% 54,3% +2,3% Hasselt 81,4% 76,6% 78,8% 84,3% +2,9% Namur 46,2% 37,3% 42,7% n.a. n.a. 5.2. Kerkelijke begrafenissen naar socio-economische typologie Als we de percentages van de verschillende types van gemeenten bekijken, kunnen we vaststellen dat net als bij huwelijken, het laagste percentage in centrumsteden gevonden kan worden. Ongeveer de helft van de personen die overlijden, worden kerkelijk begraven. In plattelandsgemeenten daarentegen bedraagt dit percentage 84%. We zien dus sterke verschillen tussen gemeenten naargelang de socio-economische typologie. 22

Tabel 13. Kerkelijke begrafenissen volgens socio-economische typologie (2009) Type Kerkelijke begrafenissen Sterfte begrafenissen Woongemeenten 9.350 13.800 67,75% Landelijke gemeenten of verstedelijkte plattelandsgemeenten Gemeenten met een concentratie van economische activiteit Semistedelijke of agglomeratiegemeenten 7.899 9.352 84,46% 6.881 8.981 76,62% 6.800 9.363 72,63% Centrumsteden 15.992 29.935 53,42% Toeristische gemeenten 924 1.569 59,00% In de volgende tabel kunnen we onderzoeken of er sprake is van homogenisering, waarbij de verschillende types van gemeenten in de loop van tijd naar elkaar toe groeien of net van differentiatie, waarbij de verschillen tussen types enkel toenemen. We zien dat in alle types van gemeenten er een toename van het percentage begrafenissen is ten opzichte van 2008. Deze stijging is het laagst in de toeristische gemeenten aan de kust en het hoogst in woongemeenten. 23

Tabel 14. Evolutie begrafenissen volgens socio-economische typologie (2006-2009) Type Trend 2006-2009 begrafenissen 2006 begrafenissen 2007 begrafenissen 2008 begrafenissen 2009 Woongemeenten 61,9% 57,4% 62,4% 67,8% +5,9% Landelijke gemeenten of verstedelijkte Gemeenten met een concentratie van economische activiteit Semistedelijke of plattelandsgemeenten agglomeratiegemeenten 81,7% 80,7% 81,4% 84,5% +2,8% 72,3% 71,5% 73,9% 76,6% +4,3% 70,3% 66,2% 70,4% 72,6% +2,3% Centrumsteden 50,3% 47,9% 50,3% 53,4% +3,1% Toeristische gemeenten 57,4% 55,6% 56,0% 59,0% +1,6% 24

Figuur 8. Kerkelijke begrafenissen volgens socio-economische typologie (2006-2009) 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% begrafenissen 2006 begrafenissen 2007 begrafenissen 2008 begrafenissen 2009 5.3. Trends inzake begrafenissen tussen 1967 en 2009 Zoals bij doopsels en huwelijken beschikken we over percentages vanaf 1967. Dit maakt het mogelijk om de trends tussen 1967 en 2009 te bekijken. In de grafiek zien we dat de daling van het aantal begrafenissen trager op gang komt dan de afname in het aantal doopsels en het aantal huwelijken. Dit wijst erop dat de deelname aan katholieke overgangsrituelen voornamelijk gedaald is bij de jongere generaties (die trouwen en kinderen krijgen) dan bij de oudere generaties (die sterven) (Dobbelaere, 2003). Er is een dalende trend, maar vanaf 2007 is er een toename die het sterkst is in Wallonië. We zien ook dat Brussel steevast een lager percentage heeft en dat de kloof tussen Brussel en de andere twee gewesten toegenomen is in de loop der jaren. 25

Tabel 15. Trends inzake begrafenissen (1967-2009) 1967 1973 1980 1990 1998 2006 2007 2008 2009 België 84,3% 84,3% 83,0% 81,4% 76,6% 61,0% 58,4% 61,2% 63,4% Vlaanderen 91,3% 91,3% 90,7% 88,8% 83,6% 70,4% 68,0% 69,5% 71,0% Wallonië 79,3% 80,0% 78,2% 76,8% 73,6% 52,8% 51,2% 54,2% 57,6% Brussel 72,0% 68,4% 64,2% 60,4% 48,7% 29,8% 22,6% 29,1% 30,8% Figuur 9. Trends inzake begrafenissen (1967-2009) 100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% 1960 1970 1980 1990 2000 2010 België Vlaanderen Wallonië Brussel 26

6. Kerkbezoek in België 6.1. Kerkbezoek in België volgens gewest en bisdom In 2009 werd voor het eerst in tien jaar een zondagstelling gehouden: aan de parochies werd gevraagd hoeveel kerkgangers er in hun parochie waren op de derde zondag van oktober. We zullen deze aantallen vergelijken met de totale bevolking op actieve leeftijd (5- tot 69-jarigen) in 2009 om zo te berekenen hoeveel procent van de mensen op zondag kerkdiensten bijwoont. Voor heel België komen we dan op een kerkpraktijk van ongeveer 5 procent van de bevolking. In Vlaanderen (5,4 procent) ligt het percentage kerkgangers hoger dan in het Waals (4,2 procent) en Brussels (3,4 procent) gewest. Het hogere percentage in Vlaanderen zien we ook als we naar de bisdommen afzonderlijk kijken: in het bisdom Hasselt, Brugge en Gent ligt het kerkbezoek het hoogst. Tabel 16. Kerkbezoek in België volgens bisdom en gewest (2009) Naam Kerkbezoek op Totale actieve zondag 2009 bevolking (5-69 jaar) kerkbezoek op zondag Het Rijk 315.063 6.339.062 4,97% Gewest Vlaams Gewest 246.824 4.591.742 5,38% Waals Gewest 45.723 1.088.764 4,20% Brussels Gewest 22.516 656.488 3,43% Bisdommen Antwerpen 50.442 1.189.039 4,24% Mechelen-Brussel 59.531 1.525.148 3,90% Brugge 56.639 923.659 6,13% Gent 61.858 1.103.654 5,60% Tournai 15.872 457.057 3,47% Liège 22.974 448.095 5,13% Hasselt 47.747 690.342 6,92% Namur 1.666 37.923 n.a. 27

De geografische spreiding toont minder sterke verschillen tussen regio s dan bij doopsels, huwelijken en begrafenissen. We kunnen vaststellen dat in West-Vlaanderen, Limburg en de Duitstalige Gemeenschap de hoogste percentages kerkgangers gevonden kunnen worden. In Brussel en de provincie Antwerpen vinden we daarentegen meer gemeenten met lagere percentages. Figuur 10. Kerkbezoek op zondag (2009) Tussen 2006 en 2008 werd er een kersttelling afgenomen, en zijn er geen cijfers over de zondagspraktijk. Het zal dus niet mogelijk zijn het percentage kerkgangers te vergelijken met de voorbije jaren. Wel zijn er percentages voor België en de drie gewesten beschikbaar van voor 1998. Op basis van deze cijfers hebben we een grafiek opgesteld die de evolutie weergeeft van de verhouding tussen het aantal personen die op zondag naar de kerk gaan en de totale actieve bevolking. We zien in deze grafiek duidelijk de neerwaartse trend in het kerkbezoek. In 1967 schommelde het percentage tussen 52% in Vlaanderen en 24% in Brussel. In 1976 daalden deze percentages met meer dan tien procent: in Vlaanderen ging nog 35% van de actieve bevolking 28

naar de kerk en Brussel kende nog steeds het laagste percentage kerkgangers met 15%. Deze dalende trend blijft aanhouden: in 1998 gingen in Vlaanderen, Wallonië en Brussel nog respectievelijk 12,70%, 9,30% en 6,30% van de bevolking naar de kerk. Met de telling in 2009 zien we dat het kerkbezoek verder gedaald is tot gemiddeld vijf procent in België. Figuur 11. Kerkbezoek in België (1967-2009) 60% 50% 40% 30% 20% België Vlaanderen Wallonië Brussel 10% 0% 1960 1970 1980 1990 2000 2010 6.2. Kerkbezoek in België volgens socio-economische typologie Wat het kerkbezoek in 2009 betreft, zien we slechts beperkte verschillen tussen de verschillende types van gemeenten. In plattelandsgemeenten en in de toeristische gemeenten aan de kust wordt het meest naar de kerk gegaan, maar de verschillen met de andere types van gemeenten zijn eerder klein. De meest voor de hand liggende verklaring hiervoor is dat niet alle gelovigen noodzakelijkerwijs de zondagsdienst bijwonen in de parochie waarin ze effectief wonen. Grotere kerken in de centrumsteden kunnen een zekere aantrekkingskracht uitoefenen, en dit verklaart het relatief gunstige cijfer voor de centrumsteden. 29

Tabel 17. Kerkbezoek naar socio-economische typologie (2009) Type Kerkbezoek op zondag Totale actieve bevolking (5-69 jaar) kerkbezoek op zondag Woongemeenten 60.028 1.246.889 4,81% Landelijke gemeenten of verstedelijkte plattelandsgemeenten Gemeenten met een concentratie van economische activiteit Semistedelijke of agglomeratiegemeenten 67.008 897.088 7,47% 33.448 812.094 4,86% 36.674 786.956 4,22% Centrumsteden 104.815 2.483.128 4,45% Toeristische gemeenten 7.090 110.839 6,00% Figuur 12. Kerkbezoek op zondag naar socio-economische typologie, 2009. 8% 7% 6% 5% 4% 3% 2% 1% 0% kerkbezoek op zondag 2009 30

7. Parochiale vrijwilligers in België 7.1. Parochiale vrijwilligers in België naar bisdom en gewest Tot slot zullen we het aantal vrijwilligers die actief zijn binnen de kerkgemeenschap bekijken. We zullen deze aantallen, zoals bij het kerkbezoek, afzetten tegenover de actieve bevolking om zo een percentage te berekenen. De pastorale inzet is de laatste jaren sterk toegenomen omwille van twee redenen: de vergrijzende priesterpopulatie en het veranderde kerkbeleid sinds het Tweede Vaticaans Concilie (Botterman & Hooghe, 2009). Verschillende auteurs hebben al overtuigend gesteld dat het katholieke vrijwilligerschap een belangrijke factor is voor vrijwilligerswerk en het verenigingsleven in het algemeen (Bekkers, 2005; Botterman, Hooghe & Bekkers, 2009). In België zou er gemiddeld één persoon op veertig of 2,54% vrijwilliger zijn bij de kerkgemeenschap. We zien dat het percentage voor het Vlaamse gewest het hoogste is, het is bijna tweemaal zo hoog als in Wallonië en meer dan viermaal zo hoog als in Brussel. Het hoogste percentage vrijwilligers naar actieve bevolking vinden we terug in het bisdom Hasselt, terwijl het percentage het laagst is in het bisdom Doornik en het aartsbisdom Mechelen-Brussel. 31

Tabel 18. Kerkelijke vrijwilligers in België volgens bisdom en gewest (2009) Naam Kerkelijke vrijwilligers Totale actieve bevolking (5-69 jaar) vrijwilligers Het Rijk 160.949 6.339.062 2,54% Gewest Vlaams Gewest 138.607 4.591.742 3,02% Waals Gewest 17.806 1.088.764 1,68% Brussels Gewest 4.536 656.488 0,69% Bisdommen Antwerpen 37.391 1.189.039 3,14% Mechelen-Brussel 25.372 1.525.148 1,66% Brugge 26.468 923.659 2,87% Gent 30.928 1.103.654 2,80% Tournai 6.151 457.057 1,35% Liège 8.527 448.095 1,90% Hasselt 26.112 690.342 3,78% Namur 1.102 37.923 n.a. De geografische spreiding wijst erop dat we hoge percentages kunnen terugvinden in Limburg en de Antwerpse Kempen en de Duitstalige Gemeenschap. In Brussel en Waals-Brabant vinden we meer gemeenten met lage percentages vrijwilligers. 32

Figuur 13. Kerkelijke vrijwilligers in België (2009) Vervolgens zullen we 2009 vergelijken met de voorafgaande drie jaar. De percentages blijven allemaal redelijk constant, en we kunnen er dan ook van uitgaan dat het hier om relatief stabiele en trouwe kernen van vrijwillige medewerkers gaat. 33

Tabel 19. Evolutie in percentage vrijwilligers (2006-2009) Naam vrijwilligers 2006 vrijwilligers 2007 vrijwilligers 2008 vrijwilligers 2009 Trend 2006-2009 Het Rijk 2,6% 2,0% 2,3% 2,5% -0,1% Gewest Vlaams Gewest 3,3% 2,5% 3,1% 3,0% -0,3% Waals Gewest 1,6% 1,5% 1,6% 1,7% +0,1% Brussels Gewest 0,7% 0,5% 0,8% 0,7% 0,0% Bisdommen Antwerpen 3,4% 3,3% 3,3% 3,1% -0,3% Mechelen-Brussel 1,8% 1,6% 1,8% 1,7% -0,1% Brugge n.a. n.a. n.a. 2,9% n.a. Gent 3,0% 3,0% 2,9% 2,8% -0,2% Tournai 1,2% 1,0% 1,1% 1,4% +0,2% Liège 1,9% 1,9% 1,9% 1,9% 0,0% Hasselt 4,1% 3,8% 3,8% 3,8% -0,2% Namur 1,6% 1,3% 1,6% n.a. n.a. 7.2. Parochiale vrijwilligers volgens socio-economische typologie Tussen de verschillende socio-economische categorieën van gemeenten vinden we weinig verschillen. In plattelandsgemeenten is er het hoogste percentage aan vrijwilligers. De toeristische gemeenten aan de Belgische kust hebben het laagste percentage vrijwilligers op de totale actieve bevolking. We kunnen hieruit besluiten dat ook in de centrumsteden de kerken blijkbaar nog voldoende overtuigde vrijwilligers vinden om de parochiale functie in stand te houden. 34

Tabel 20. Kerkelijke vrijwilligers volgens socio-economische typologie (2009) Naam Kerkelijke Totale actieve vrijwilligers 2009 bevolking (5-69 jaar) vrijwilligers 2009 2008 Woongemeenten 32.411 1.246.889 2,61% Landelijke gemeenten 34.965 897.088 3,90% of verstedelijkte plattelandsgemeenten Gemeenten met een 23.456 812.094 2,89% concentratie van economische activiteit Semistedelijke of 18.465 786.956 2,35% agglomeratiegemeenten Centrumsteden 49.701 2.483.128 2,00% Toeristische gemeenten 1.951 110.839 1,76% We beschikken enkel over de percentages van 2008 om een vergelijking te maken met 2009. We zien dat de percentages voor de meeste types van gemeenten ongeveer hetzelfde gebleven zijn. We zien hiernaast ook een zeer lichte toename het percentage vrijwilligers in centrumsteden. 35

Tabel 21. Kerkelijke vrijwilligers volgens socio-economische typologie (2008-2009) Type Trend 2008-2009 vrijwilligers 2008 vrijwilligers 2009 Woongemeenten 2,4% 2,6% +0,2% Landelijke gemeenten of verstedelijkte plattelandsgemeenten Gemeenten met een concentratie van economische activiteit Semistedelijke of agglomeratiegemeenten 3,2% 3,9% +0,7% 2,7% 2,9% +0,2% 2,4% 2,4% 0,0% Centrumsteden 1,7% 2,0% +0,3% Toeristische gemeenten n.a. 1,8% n.a. Figuur 14. Kerkelijke vrijwilligers volgens socio-economische typologie (2008-2009) 4,0% 3,5% 3,0% 2,5% 2,0% 1,5% 1,0% 0,5% 0,0% vrijwilligers 2008 vrijwilligers 2009 36

8. Besluit De cijfers van 2009 bevestigen in zekere mate de cijfers van 2006-2008, maar we kunnen op bepaalde punten ook spreken van aanwijzingen voor een lichte trendbreuk. De dalende trend die sinds 1967 tekenend was voor de godsdienststatistieken met betrekking tot de drie overgangsrituelen, lijkt in zekere mate gekeerd te zijn en we kunnen nu spreken van een stabilisering. De percentages doopsels en begrafenissen stijgen zelfs lichtjes in Vlaanderen, Brussel en Wallonië en het percentage huwelijken neemt toe in Wallonië en Brussel. Het is vooral in Wallonië en Brussel dat we van een toename kunnen spreken inzake deelname aan overgangsrituelen. Toch moeten de cijfers met het nodige wantrouwen bekeken worden. Voor het bisdom Namen is de rapportering minder betrouwbaar dan de voorbije jaren. Als we de kaartjes met de geografische spreiding van de drie overgangsrituelen vergelijken met die van de voorbije jaren, kunnen er twee zaken opgemerkt worden. Ten eerste valt het grote aantal witte punten op de kaart op: deze duiden op gemeenten die onvoldoende informatie opgeleverd hebben om in de godsdienststatistieken opgenomen te worden. Ten tweede zien we dat voornamelijk de gemeenten die niet zo hoog scoorden de voorbije jaren, uitgevallen zijn. Het gevolg van deze twee fenomenen is dat de percentages voor Namen (en in mindere mate voor Doornik en Luik) in 2009 op het eerste gezicht veel hoger liggen dan de voorbije jaren. Voor Doornik en Luik hebben we dit opgelost door te corrigeren voor de ontbrekende gemeenten. In Namen lag het percentage ontbrekende gemeenten echter zo hoog dat we voor dit bisdom geen globale percentages meer konden berekenen. De betrouwbaarheid van de statistieken hangt voor een groot deel af van de rapportering door de parochies en we hopen dan ook dat in de toekomst de rapportering enkel zal verbeteren. Als we systematisch te weinig gegevens ontvangen uit één bisdom, dan komt uiteraard ook de berekening van het cijfers voor heel België in het gedrang. Met deze waarschuwing in het achterhoofd zullen we de resultaten voor de vier parameters van religieuze praktijk in België kort overlopen. Het eerste katholieke overgangsritueel dat we van naderbij bekeken was het doopsel. We zien dat in het Brussels Gewest en in andere grootstedelijke gebieden het doopsel het minst ingeworteld is. In de Duitstalige Gemeenschap, de Antwerpse Kempen, West- en Oost-Vlaanderen worden de meeste pasgeborenen gedoopt. Hiernaast zien we in vergelijking met de voorbije jaren een lichte stijging in het dooppercentage 37

in Brussel en een sterke stijging in Wallonië. Vervolgens bekeken we de verspreiding van de huwelijken in België. De geografische spreiding en de evolutie van 1967 tot 2009 komt sterk overeen met dat van de doopsels. We zien eveneens een lichte toename in Brussel en een sterke stijging in Wallonië die deels verklaard kan worden door lage rapportering in gemeenten met een lager huwelijkspercentage. In West-Vlaanderen, de Duitstalige Gemeenschap en de streek rond Chimay is het huwelijk het sterkst aanwezig en deze traditie wordt daar duidelijk verder gezet. In stedelijke gebieden ligt het huwelijkspercentage veel lager dan in landelijke gebieden. In landelijke gemeenten zien we wel een achteruitgang van het percentage huwelijken in vergelijking met de voorbije jaren. Het derde overgangsritueel waarvoor we de statistieken opstelden, zijn begrafenissen. Evenals bij doopsels en huwelijken, zien we dat er in stedelijke gebieden minder begrafenissen plaatsvinden. In Gent, Antwerpen en het Brussels Gewest kiezen minder personen voor een uitvaartdienst, terwijl dit percentage hoger ligt in de bisdommen Brugge en Hasselt. Naast de drie overgangsrituelen bekijken we ook de participatie van Belgen in het kerkelijk leven. In de eerste plaats onderzochten we het bijwonen van kerkdiensten. In de bisdommen Brugge en Hasselt wordt het vaakst naar de kerk gegaan in vergelijking met de stedelijke gebieden, zoals Brussel, Mechelen en Antwerpen. In plattelandsgemeenten vinden we het hoogste percentage kerkgangers terug. De cijfers van 2009 bevestigen de dalende trend die al sinds de jaren zeventig vastgesteld werd. Tot slot hebben we het aantal vrijwilligers die actief zijn binnen de kerkgemeenschap bekeken. Hiervoor vonden we sterke verschillen tussen de drie gewesten: in Vlaanderen zijn (procentueel bekeken) bijna dubbel zo veel vrijwilligers actief als in Wallonië. Het verschil met Brussel is nog groter: het percentage vrijwilligers is hier slechts 0,7 procent. De meeste vrijwilligers kunnen teruggevonden worden in de bisdommen Brugge en Hasselt, de Antwerpse Kempen en de Duitstalige Gemeenschap. Voor het percentage vrijwilligers vonden we geen al te grote verschillen tussen stedelijke en landelijke gemeenten. We vinden voor de onderzochte parameters van religieuze praktijk met andere woorden redelijk gelijklopende resultaten. De geografische spreiding is in de eerste plaats zeer gelijklopend: in West-Vlaanderen, Limburg, de Antwerpse Kempen en de Duitstalige Gemeenschap is de religieuze praktijk meer ingebed dan in het Brussels Gewest en andere grootstedelijke gebieden, zoals Gent en Antwerpen. Ten tweede zien we dat de dalende trend die al sinds de jaren zestig de godsdienststatistieken kenmerkt, minder duidelijk zichtbaar is en dat we voor doopsels, 38

huwelijken, begrafenissen en vrijwilligers een lichte stijging kunnen optekenen. Deze stijging lijkt het sterkst in Wallonië, maar juist voor dit gewest moeten we rekening houden met een onvoldoende rapportering door de parochies. In het Brussels Gewest zien we ook steeds een toename. De percentages in Vlaanderen blijven relatief constant ten opzichte van de voorbije jaren, en hierbij dient opgemerkt te worden dat juist de parochies in dit gewest het best rapporteren. Tot slot zien we dat de verschillen tussen landelijke en meer geürbaniseerde gemeenten blijven standhouden. In centrumsteden ligt de participatie in het leven en de deelname aan katholieke overgangsrituelen lager dan in landelijke of plattelandsgemeenten. Dit rapport over het jaar 2009 moet dan ook enigszins als een overgangsrapport gezien te worden. Aan de ene kant zijn er duidelijk aanwijzingen voor een stabilisering van de religieuze praktijk in België, met name voor de grote overgangsrituelen. Als deze trend zich verder zet in de periode 2010-2011, dan zou dit betekenen dat een einde is gekomen aan de systematisch dalende trend die we voor de periode 1967-2007 kenden. Anderzijds moeten we echter rekening houden met een steeds groter wordende foutenmarge, met name dan voor het Waals Gewest. Die lagere rapportage zorgt er voor dat we cijfers voor 2009, met name voor het Waals Gewest, met de grootste omzichtigheid moeten interpreteren. Op basis van de huidige gegevens kunnen we onmogelijk uitmaken of de ogenschijnlijke stabilisering in 2009 te maken heeft met een echte stabilisering, of met een verminderde rapportagebereidheid. Om na te gaan of we hier effectief te maken hebben met een trendbreuk, zullen we dus vooral naar de evolutie de komende jaren moeten kijken. 39

Referenties Bekkers, R. (2005). Participation in Voluntary Associations. Relations with Resources, Personality, and Political Values. Political Psychology, 26, 439-454. Botterman, S., & Hooghe, M. (2008). Religieuze praktijk in België 2007: Een statistische analyse. Rapport ten behoeve van de Belgische bisschoppenconferentie. Leuven: Katholieke Universiteit Leuven. Botterman, S., & Hooghe, M. (2009). Religieuze praktijk in België in 2008: Een betere rapportering door parochies.leuven: Katholieke Universiteit Leuven. Botterman, S., Hooghe, M., & Bekkers, R. (2009). Levensbeschouwing en maatschappelijke participatie: Is levensbeschouwing nog steeds een motiverende factor? In J. Pickery (Red.), Vlaanderen gepeild, 2009 (pp. 7-29). Brussel: Studi edienst van de Vlaamse Regering. Dexia (2007). Sociaaleconomische typologie van gemeenten. Brussel: Dexia. Dobbelaere, K. (2003). Trends in de katholieke godsdienstigheid eind 20 ste eeuw. België vergeleken met West- en Centraal-Europese landen. Tijdschrift voor Sociologie, 24(1), 9-35. Hooghe, M., Quintelier, E., & Reeskens, T. (2006). Kerkpraktijk in Vlaanderen. Trends en extrapolaties: 1967-2004, Ethische Perspectieven, 16(2), 113-123. 40

Eindnoten 1. De onvolledige rapportage in het bisdom Namen heeft onvermijdelijk ook gevolgen voor de totaalcijfers. We stellen vast dat de parochies die rapporteren in het bisdom juist bijzonder actief en levendig zijn. Het gaat hier echter om een heel beperkt aantal parochies, en opname van deze gegevens leidt in de praktijk voor een sterke vertekening. Om dit soort vertekening te vermijden hebben we er voor geopteerd om in een aantal gevallen de globale percentages te berekenen zonder rekening te houden met de gegevens voor Namen. Hoewel het bisdom Namen geografisch bijzonder uitgestrekt is, omvat het slechts zes procent van de totale bevolking, zodat de impact van het bisdom op de globale cijfers voor België relatief beperkt blijft. 2. In het bisdom Luik en het bisdom Doornik was er in vergelijking met 2008 een hoger aantal ontbrekende gemeenten. We kunnen vaststellen dat de gemeenten die onvoldoende gerapporteerd hebben, voornamelijk gemeenten waren die lagere percentages dan gemiddeld behaalden in 2008 voor de overgangsrituelen (doopsels, huwelijken en begrafenissen). Door de afwezigheid van deze gemeenten, zouden de resultaten voor deze overgangsrituelen in Luik en Doornik (en eveneens van het Waals Gewest en België) sterk stijgen in vergelijking met de voorbije jaren. Omdat het aantal ontbrekende gemeenten in Doornik en Luik lager ligt dan in Namen, zullen we deze bisdommen wel opnemen in de berekening van globale percentages, maar met een correctie voor de ontbrekende gemeenten. We corrigeren voor de afwezige gemeenten door hen de percentages van 2008 toe te kennen. Deze correctie vindt enkel plaats bij het berekenen van de doopsels, huwelijken en uitvaartdiensten. Voor kerkbezoek zijn geen cijfers van 2008 beschikbaar. Bij het berekenen van het aantal vrijwilligers zien we dat de percentages voor Luik en Doornik in de lijn liggen met de resultaten van 2008. 41