Werkstuk LO Atletiek Werkstuk door een scholier 1639 woorden 14 april 2004 6 280 keer beoordeeld Vak LO 2.Wat is atletiek? Atletiek is een van de eerste sporten. Atletiek bestond al voor de Grieken. Atletiek wedstrijden werden op berg Olympia gehouden. De meeste mensen kunnen rennen, springen, en werpen. Ze deden het zonder te weten dat ze atletiek deden. Atletiek bestaat uit verschillende onderdelen: marathon, midden afstanden, sprint, Verspringen, hink-stapsprong, hoogspringen, poolstok hoogspringen, Kogelstoten, kogelslingeren, discus werpen, speerwerpen, horden lopen Steeple-chase en estafette. De atletiek baan is 400m lang. 4 stukken van100m 2 rechte stukken en 2 bochten De atletiek baan bestaat ook uit 6 tot 8 banen van 1 m. breed. De sport kleding is ook veranderd. In 1890 was de kleding van wol omdat, dat het goedkoopste was hun schoenen waren van leer met 5 spikes(een soort punaises die onder atletiek schoenen zitten). In 1920 zijn de meeste kleren van katoen die de atleten lekker vinden. Bij de kraag zaten knopen. En hun broekzat vast met een touwtje. 1950 De atleten hadden nylon hemden met korte losse broekjes. De kleuren zijn van het land en ze hadden betere spikes. De pakken zijn nu strak. 1990 De pakken zijn met veel kleuren en de broek zit vast aan het hemd 3. Hardlopen Marathon De marathon is 42.195 m. Dat is in1908 tijdens de olympische spelen in Londen bekend gemaakt. De atleet heeft geen startblokken nodig voor de marathon. Want anders zouden er 30.000 startblokken nodig zijn. En start blokken zijn voor snelle starten bij sprints. Midden afstand https://www.scholieren.com/verslag/werkstuk-lo-atletiek-16121 Pagina 1 van 5
Midden afstanden zijn atletiekonderdelen in verschillende afstanden. Zoals 800 1000, 2000 en 3000m. De 1500m is de bekendste midden afstand. De midden afstanden kunnen op de baan. Bij de start heeft ieder een eigenbaan. Na de start mag ieder naar de binnenbaan. Je moet niet te snel van start gaan, want anders word je te snel moe. Sprint De sprint moet je snel rennen, want het is maar een korte afstand. De 100, 200 en 400 zijn olympische afstanden. Voor kinderen de 40, 60 en100m. Voor de sprint heb je startblokken nodig. Een start blok is een ijzeren staaf waar twee driehoeken aan vast zitten. Deze driehoeken kan je instellen. Het ene blok staat drie voeten van de startlijn, het andere blok twee voeten. De startblokken worden al sinds 1928 gebruikt. Snelwandelen Snelwandelen is een zwaar onderdeel. Je moet altijd verbinding met de grond houden Je mag dus niet gaan rennen. Bij de derde waarschuwing wordt de atleet gediskwalificeerd. Om sneller te rennen moet je met je heupen wiegen. Zo kan je wel 15km per uur bereiken Het snelwandelen kost veel uithoudingsvermogen. Hordelopen Hordelopen is een sprint, maar dan met hindernissen, die op vaste afstanden van elkaar op de baan staan. Een horde is een soort hekje van 1,20 m. lang en is verstelbaar in de hoogte. Je moet over de hordes springen, maar als je er eentje om verloopt is dat niet erg. De horde gaat vanzelf weer overeind als die omgegooid is. Hordelopen kan ook weer over verschillende afstanden. Estafette De estafette is ook een soort sprint met stokjes en met vier atleten. Het stokje is een glad staafje van 28 tot 30 cm lang, 2 cm doorsnede en weegt 50 gr. Bij de 400 m. rent elke atleet 100 m. dat noemen ze de 4 x 100 m. De starter heeft een stokje in zijn hand, de tweede man staat klaar om het stokje te krijgen. Als de starter gestart is rent hij naar de 1e etappe (1e wisselpunt 2e atleet) de 2e atleet rent al een beetje als de eerste atleet vlak bij hem is. De starter roept "pak" zodat de 2e atleet weet dat hij het stokje geeft. Pakt het stokje met zijn rechter arm en vlak bij de 2e etappe geeft hij het stokje aan zij linker arm en roept pak en geeft het. Zo gaat het ook bij de anderen. https://www.scholieren.com/verslag/werkstuk-lo-atletiek-16121 Pagina 2 van 5
De tijd word geklokt van elke deelnemer en de hele 400 m Steeple-chase Steeple-chase is een soort hordelopen maar dan over 3000m. De hordes zijn ook hoger en niet verstelbaar. Ze zijn 90 cm hoog en je passeert ze 28 keer. 7 keer passeer je ook zo'n horde maar met een sloot van 3,66 m breed en 70 cm diep. De sloot loopt schuin naar beneden. Bij het springen stap je eerst op de balk en duw je vooruit. 4. Werpen. Kogelstoten De kogel is tot 7,50kg. Voor het kogelstoten moet je veel kracht gebruiken. De kogel moet je in je schouderholte leggen, zo dat de kogel tegen je kaak drukt. De kogel word gestoten uit de kogelring, dat is een cirkel van 2,135 m. doorsnede. Voorin de kogelring ligt een stootblok. Daar moet je je voet tegen aan drukken. Voor het stoten sta je met je rug naar de werp richting. Daarna draai je niet te snel en dan stoot je. Tijdens het stoten mag je niet springen. Na het stoten moet je naar achteren lopen, namelijk achter de middellijn. Kogelslingeren De kogel zit aan een stalen kabel van 3 mm dik een 1 m. lang. De kogel is 7,265 kg. Men werpt in een ring die even groot is als bij het kogelstoten. De kogel kan wel 80 meter ver komen. De beschermingskooi is een vangnet voor bescherming van het publiek. Voor rechts handige houd je je rechterhand vast en je linkerhand eroverheen. Begint met de kogel een paar keer over je hoofd heen te slingeren, daarna draai je met gestrekte armen steeds sneller een paar keer rond. En laat los. Discuswerpen Een discus is 600 gr. tot 2 kg. Een discus lijkt op een cd. De doorsnede van een discus is tussen de 21.9 en 22,1 cm voor de mannen. En 18 en 18,2 voor de vrouwen. De discus moet je met je vingertoppen vasthouden. De werper draait anderhalf keer om zijn as en werpt. Je kan dan wel 70 m. halen. Speerwerpen Een speer is een stalen stok van 2,60 tot 2,70 m. voor mannen en 2,20 tot 2,30 voor vrouwen. Een speer is voor de mannen 800 gr. en voor de vrouwen 600 gr. In het midden van de speer zit touw omgewikkeld (de omwikkeling). De aanloopbaan is 30 tot 36,50m lang. https://www.scholieren.com/verslag/werkstuk-lo-atletiek-16121 Pagina 3 van 5
Bij de aanloop moed je bij elke stap opspringen. Houd de speer op hoogte van je oor. Strek je arm naar achteren tot je speerpunt naast je zit. Strek je voorste been zo ver mogelijk op de grond. En werp de speer weg. 5. Verspringen en hink-stapsprong De aanloopbaan is 40m lang en 1,22 m. breed. De afzetbalk is een soort plank die 1 m. van de springbak ligt. Vanaf de afzetbalk mag je springen. Bij wedstrijden ligt er een soort poeder op om te zien waar je hebt afgezet. De springbak is 10 M. en gevuld met zand. De sprong wordt afgekeurd als je met je voet op de afzetbalk komt; als je sprong te gevaarlijk is; als het langer duurt dan anderhalve minuut voor je gaat springen. Er zijn verschillende sprongen. hink-stapsprong De aanloopbaan is 40 m en 1,22 m breed Het afzetblok ligt 13 m van de landingsbak Hink-stapsprong is alleen voor mannen bij de olympische spelen. Ook bij hink-stapsprong is de landingsbak 10 m. Er wordt vanaf de afzetbalk gemeten. Bij het afzetblok zet je af, met het been dat je hebt afgezet land je ook, daarna doe je een grote stap en dan nog een hele grote sprong. Je wordt afgekeurd: te vaak hinkkelen, langer dan 1 minuut voor je gaat springen, te gevaarlijke sprong, als je met je voet op de afzetbalk komt. 6. Hoogspringen en polsstokhoogspringen Je moet over een lat springen, zonder dat deze eraf valt. De aanloop is minimaal 15 m. De springlat is tussen de 3,89 en 4,02 m. De hoogten van de palen is verschillend. Maar moeten 10 cm van de lat zitten. De landingsmatras is 5 m. lang en 3 m. breed. Begin de aanloop met grote stappen maak een grote bocht, trek jezelf met je schouders en je blik, Trek je rug boven de lat hol en je hielen om de lat, trek je hielen snel weer op en val, op je schouders. Je wordt gediskwalificeerd: als je tegen de lat springt, als je, zelfs zonder te springen, de lijn tussen de 2 palen overschrijdt, als je langer dan anderhalve minuut doet voor je gaat springen. Polsstokhoogspringen Polsstokhoogspringen lijkt op hoogspringen De aanloopbaan is 40 m. lang. De springlat is 4 m. en 2,25 kg. De afzetbak is 1 m. De afzetbak is een bak waar je de poolstok is doet en afzet soms zit er zand in. Een poolstok is een lange stok die erg buigzaam is. In de aanloop houd je de stok omhoog. https://www.scholieren.com/verslag/werkstuk-lo-atletiek-16121 Pagina 4 van 5
Voor de afzetbalk zet je de stok in de afzetbak, dan spring je en duw jezelf omhoog zodat je er aanhangt. Duw je benen omhoog en draai je zelf zodat je buik om de lat is, duw nog een klein stukje omhoog en laat los. 7. Meerkamp Bij de meerkampen moet je verschillende onderdelen doen. De meerkamp bij de mannen is de tienkamp daar doe je tien verschillende onderdelen in 2 dagen De 1e dag: de 100 m., verspringen, kogelstoten, hoogspringen, en 400 m. De 2e dag:110 m. horden, discuswerpen, polsstokhoogspringen, speerwerpen en de 1500 meter. De meerkamp bij de vrouwen is de zeven kamp daar doe je 7 onderdelen ook in 2 dagen 1e dag: 100 m. horden, hoogspringen, kogelstoten en de 200 m 2e dag: verspringen, speerwerpen, en de 800 m. Bij elk onderdeel krijg je punten, op het laatst worden de punten bij elkaar opgeteld en bij de meeste punten heeft gewonnen. https://www.scholieren.com/verslag/werkstuk-lo-atletiek-16121 Pagina 5 van 5