Inleiding. De opgave. Trends

Vergelijkbare documenten
memo Voortoets vermesting en verzuring uitbreiding manege Rijksweg Noord 123, Elst

Aanvullend stikstofdepositieonderzoek Bestemmingsplan Buitengebied Hof van Twente Projectnr mei 2014, revisie 01

Samenvatting. A. van Leeuwenhoeklaan MA Bilthoven Postbus BA Bilthoven KvK Utrecht T

Ontwerpbeschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

Informatiebijeenkomst Fijnstof. Jos van Lent, provincie Noord Brabant

Actualisatie gemeentelijke geurverordening gemeente Sint Anthonis. Informatieve bijeenkomst gemeenteraad maandag 14 september 2015

Programmatische Aanpak Stikstof: PAS

Colofon. Projectgroep bestaande uit: dr. ir. L.T. Runia drs. V.A. Maronier drs. C. Schellingen ir. J.M. Stark ing. E. Been drs. J.T.B.

PAS. Programmatische Aanpak Stikstof. Ministry of Economic Affairs program management Natura 2000

Luchtvervuiling in Nederland in kaart gebracht

Projectnummer: B Opgesteld door: ing. P. Hartskeerl. Ons kenmerk: :B. Kopieën aan: Lisette Sipman

PAS en vergunningverlening onder Natuurbeschermingswet Wim Hage Provincie Zeeland

Opvallend in deze figuur is het grote aantal bedrijven met een vergunning voor exact 340 stuks melkvee (200 melkkoeien en 140 stuks jongvee).

Ontwerpbesluit van Gedeputeerde Staten van Limburg. Artikel 16/19d Natuurbeschermingswet 1998

LOG Montfort - Maria Hoop

onderzoek stikstofdepositie naar aanleiding van ophoging duin Neeltjesnol

Opdrachtgever: Gemeente Hilvarenbeek projectnummer:

Onderwerp: vergelijkingskaarten alternatieven en scenario's planmer Nederweert

PAS in de praktijk. ervaringen met gebiedsontwikkeling Klavertje 4 en ervaringen met de veehouderij. VVM-Commissie m.e.r.

Bestemmingsplan buitengebied 2016 gemeente Simpelveld

S A U S R R A O E. Naar lagere lokale emissies in de stadsregio Arnhem Nijmegen

Herziening Bestemmingsplan buitengebied Bergeijk 2016

Stikstofonderzoek. Tuinbouwvestiging De Kievit BV Plan IV + V

Nico-Dirk van Loo en Mark Wilmot Taakgroep AERIUS + monitoren. Cursus AERIUS

Aanvullende beleidsuitgangspunten

Ontwerpbesluit van Gedeputeerde Staten van Limburg. Artikel 16/19d Natuurbeschermingswet 1998

Programmatische Aanpak Stikstof TERSCHELLING

AANVULLING OP DE. Aanvullende berekeningen buitenland en actualisatie AERIUS Monitor.!!!

Gemeente Leerdam t.a.v: dhr. D. van Dun Dokter Reilingplein 1 Postbus 16, 4140 AA Leerdam

Joost Meijer, Amsterdam, 2015

Kiplekker Topklimaat

Projectnummer: B Opgesteld door: Beno Koolstra. Ons kenmerk: :C. Kopieën aan: ARCADIS Dolf Logemann

Bestemmingsplan buitengebied Baarle-Nassau

2018D Lijst van vragen

Natuurbeschermingswet 1998 en het bestemmingsplan buitengebied

Stikstofdepositieonderzoek bestemmingsplan Duingeest te Monster

Ontwerpbesluit van Gedeputeerde Staten van Limburg. Artikel 16/19d Natuurbeschermingswet 1998

de PAS: Eenvoudig Beter Lysbeth van Brederode Senior beleidsmedewerker

Overschrijding kritische stikstofdepositie op natuur, 2009

De ins en outs van de Nederlandse PAS

Natura 2000 en Ammoniak. Afsprakenkader Brabant en Limburg

Artikel 16/19d Natuurbeschermingswet Luttikhuisen, Broekhuizerdijk 38 te Melderslo Zaaknummer:

Ons kenmerk: EW Groningen, 4 juni 2014 Betreft: inspraakreactie natuur en stikstof

Bestemmingsplan buitengebied Wageningen

Ruimtelijke onderbouwing

Memo. memonummer v01 datum 19 december 2017 Gemeente Zwijndrecht van S. Visser Antea Group

Intensieve veehouderijen en Natura2000-gebieden in het bestemmingplan buitengebied Doelvoorschriften bieden uitkomst voor een theoretisch probleem

CO 2 -uitstootrapportage 2011

Notitie Reikwijdte en Detailniveau

memo Memo in relatie tot vaststelling Omgevingsplan Zeeland en de

Veehouderij 2012 Bedrijfsontwikkelingen, ammoniak, geur en fijnstof

Vleeskuikenhouderij Spijk-Kolholsterweg 14, gemeente Delfzijl

Analyse en nadere toelichting onderbouwing stoppersruimte

RBOI-Rotterdam B.V. Stikstofdepositieonderzoek. bedrijventerrein Oosteind

Varkenshouderij Emmaweg 13a te Uithuizen

Rode draad van deze toelichting

memo Luchtkwaliteit Rijksweg 20-1 te Drempt

Bijlage 2. nummer 1 datum 13 juli 2012 Gemeente Schagen van Oranjewoud Reinier van Dijk kopie. projectnummer Stikstofdepositie onderzoek

Vormvrije m.e.r. versie 30 november 2016

Bestemmingsplan buitengebied Boxtel

Bedrijfsontwikkeling-uitbreiding

Voortoets Natura Melkveebedrijf De Bieshorst Dwarsdijk 2 te Halle

Verklaring van geen bedenkingen van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

OOSTERHOUT Stikstofberekening Zwaaikom

Duurzame stallen,

Bestemmingsplan buitengebied Etten-Leur

Betreft : Aanvulling Passende Beoordeling N345 De Hoven

Ontwikkeling provinciale belasting

Bestemmingsplan buitengebied gemeente Someren 2014

AERIUS. Christiaan Langezaal Mark Wilmot. Ministerie van EL&I Programma Directie Natura 2000 Programma Stikstof (PAS)

Bestemmingsplan buitengebied Roosendaal - Nispen

Afbeelding 2.1. Locatie Aviko en nabijgelegen Natura 2000-gebied Rijntakken

De gemeente Amersfoort heeft het voornemen om de Westelijke ontsluiting te realiseren. Deze weg is in strijd met het vigerende bestemmingsplan.

Q,dbn. Verklaring van geen bedenkingen van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant Omgevingsdienst Brabant Noord

NOTITIE. Aanleiding. Natuurbeschermingswet 1998

Het volgende stuk maakt onderdeel uit van de vergunning: plattegrondtekening d.d behorende bij de melding verplaatsen inrichting.

Buitengebied 2002 Wehl 22e wijziging (Broekstraat 1)

Bestemmingsplan Landelijk Gebied Vlist, gemeente Krimpenerwaard

Buitengebied Salland. Toetsingsadvies over het milieueffectrapport en de aanvulling daarop. 1 juli 2010 / rapportnummer

Toetsingskader ammoniak rondom Natura 2000 gebieden

Besluit van Gedeputeerde Staten van Limburg. Artikel 16/19d Natuurbeschermingswet 1998

Verklaring van geen bedenkingen van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

Bestemmingsplan Buitengebied Rijnwoude

LOG Graspeel. Toetsingsadvies over het geactualiseerde milieueffectrapport. 4 maart 2013 / rapportnummer

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA DEN HAAG

Het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) Anneke Smilde

AERIUS. Leeswijzer Bijlage Eigen gebruik

FAQ Verordening stikstof en Natura2000

Adviseursdag AERIUS. Nico-Dirk van Loo Ministerie van Economische Zaken Project manager AERIUS. 30 augustus,

Voor de berekening van de stikstofdepositie met AERIUS Calculator zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:

Bijlage 8 Onderbouwing Verklaring Van Geen Bedenkingen

BIJLAGE: Overschrijdingskaart N-deposities

Notitie. Voortoets Spoorallee Zevenaar

Bijlage notitie 2. Ex ante evaluatie mestbeleid 2013 Plaatsingsruimte fosfaat uit meststoffen in 2015 en daarna

ADVIES REIKWIJDTE EN DETAILNIVEAU VOOR HET MILIEUEFFECTRAPPORT (MER) BETREFFENDE HET PLUIMVEEBEDRIJF AAN DE BARNEVELDSEWEG 21A EN 21C IN LUNTEREN

Geachte heer / mevrouw Deiman-Ottens,

Betreft Klant Van Datum Besluit ruimtelijke ordening: Ladder voor duurzame verstedelijking

In de volgende figuur is het aandeel in de stikstofdepositie van verkeer en industrie rood omcirkeld.

Aanvulling toets Natuurbeschermingswet ivm de wijziging van het Tracébesluit weguitbreiding Schiphol-Amsterdam- Almere

PAS berekening De Liesbosch

Transcriptie:

Intensieve veehouderij en natuur in Limburg Verlichting in een overspannen relatie? 2 8 Natuurgebieden en intensieve veehouderij hebben een overspannen relatie. Dat geldt zeker in het noordelijk deel van Limburg. In het kader van het nieuwe omgevingsplan van de provincie Limburg is een planmer opgesteld waarin met een scenariobenadering in beeld is gebracht in hoeverre in deze overspannen situatie verlichting wordt gebracht door het voorgenomen beleid. Dit artikel beschrijft de daarbij gevolgde aanpak en geeft een beeld van de resultaten. De aanpak met veel gegevens en het gebruik maken van de rekenkracht van modellen kan tevens dienen als een voorbeeld van het gebruik van big data en brute force bij effectbepalingen in m.e.r. Lex Runia Inleiding De provincie Limburg is in een intensief proces bezig geweest met het nieuwe Provinciale Omgevingsplan Limburg (POL). Het POL is een integraal plan dat zich niet alleen richt op ruimtelijke ordening, maar ook op milieu, water en natuur, wonen en werken; de drie P s people, planet en profit zijn als het ware de scope van het beleid dat in het POL wordt opgenomen. Ook het planmer bij het POL richt zich op dit brede kader en bevat daarom een beoordelingskader dat, naast de traditionele milieuaspecten, ook aspecten als werkgelegenheid en de leefbaarheid van het platteland bevat. Belangrijke punten voor het POL zijn natuur (de herijking van de EHS) en intensieve veehouderij. De opgave Intensieve veehouderij en verkeren in Limburg in een overspannen relatie. Limburg en met name Noord- en Midden-Limburg biedt ruimte aan een groot aantal intensieve veehouderijen. De schrale zandgronden van de Peelgebieden zijn de basis onder voedselarme en stikstofgevoelige natuur, maar tevens een reden van het ontstaan van intensieve veehouderij. De -gebieden in Noord- en Midden-Limburg herbergen habitats die zeer gevoelig zijn voor de depositie van stikstof (lage kritische depositiewaarden, KDW s) die mede als gevolg van de emissies uit de veehouderijen zwaar worden overschreden. Aan deze overspannen situatie lijkt vooralsnog, ondanks allerlei inspanningen, geen einde te komen. Een boeiende vraag voor het planmer was dan ook het in beeld brengen van de gevolgen die de beleidsopties voor de intensieve veehouderij zullen hebben voor de -gebieden in en rond Limburg. Leidt het voorgenomen beleid van de provincie tot een minder gespannen verhouding tussen veehouderij en natuur? Beide kanten, zowel natuur als veehouderij, zijn van belang en daarom wordt gezocht naar een modus voor het duurzaam samengaan van deze functies. De intensieve veehouderij levert een forse bijdrage van de Limburgse economie, vooral in Noord- en Midden Limburg; de natuur heeft haar eigen intrinsieke waarde die wettelijk stevig wordt beschermd, maar ook economisch van belang is. Voor het provinciale omgevingsbeleid is dus een belangrijke vraag of en hoe natuur en veehouderij nog kunnen samengaan. De vraag is kortom: wat is de bijdrage van de veehouderij aan de stikstofbelasting van -gebieden en in hoeverre draagt het voorgenomen omgevingsbeleid bij aan het behalen van de depositiedoelstellingen? Om deze vraag te kunnen beantwoorden is in het kader van het planmer voor het POL onderzoek gedaan. Trends Voor het onderzoek kon worden beschikt over gegevensbestanden van alle veehouderijen in Limburg. De gegevens hebben betrekking op zowel de in-

2 9 tensieve veehouderij als melkveebedrijven. Het Figuur 1. Intensieve-veehouderijbedrijven zijn gemiddeld genomen schoner geworden. gaat om gegevens over onder meer de grootte van de bedrijven, de emissie van stikstof en de locatie (coördinaten). Door het vergelijken van gegevens uit 2011 en 2013 is inzichtelijk gemaakt welke trends in de intensieve veehouderij aanwezig zijn ook in de beschouwde korte periode en wat de karakteristieken van de bedrijven zijn. Bestaande beelden, zoals de afname van het aantal intensieve-veehouderijbedrijven en het gemiddeld groter worden van bedrijven, blijken volgens de feitelijke gegevens te kloppen. Ook la- 2013 relatief tov 2011 160 140 120 100 80 60 40 ten de gegevens zien dat de grotere bedrijven gemiddeld genomen schoner zijn (beschouwd als emissie van ammoniak per dierplaats) dan klei- 20 0 aantal bedrijven totale omvang IV bedrijven mediaan omvang varkensbedrijven mediaan omvang pluimveebedrijven DE AUTEUr Lex Runia (0162-487395, lex.runia@anteagroup.com) is senior adviseur bij Antea Group en redactielid van Toets. nere bedrijven. Tussen 2011 en 2013 nam het aantal intensieve-veehouderijbedrijven af, maar bleef de totale omvang van de sector ongeveer gelijk. De gegevens laten ook zien dat de trends in gebieden met een verschillende beleidsstatus (in het vigerende POL extensiveringsgebieden, LOG s en verwevingsgebieden) ook verschillen. Door het proces met verschillende drijvende krachten, zoals individuele factoren (bijvoorbeeld het ontbreken van een bedrijfsopvolger) economische factoren en regelgeving voor met name emissies, is de sector gemiddeld genomen schoner geworden (figuur 1).

Figuur 2. Scenario A. 3 0 rsw Figuur 3. Scenario B. Figuur 4. Scenario C. Bron: Antea Group. Aanpak Het beoordelen van de effecten van het voorgenomen beleid vraagt om een modelmatige aanpak, waarbij de emissies vanuit de veehouderijen waaronder ook melkveehouderij en de als gevolg daarvan optredende depositie in -gebieden worden berekend. Om de modellen beheersbaar te houden is ervoor gekozen uitsluitend te rekenen voor de veehouderij. De consequentie van die keuze is dat slechts een deel (het veehouderijdeel) van de depositie in beeld komt. Daardoor zijn geen uitspraken mogelijk over de absolute omvang van de depositie en over de depositie in relatie tot de KDW (is er sprake van een overspannen situatie?). Anderzijds levert dit wel een duidelijk beeld op van de relevantie van de veehouderij in relatie tot de natuurdoelen en hoeft geen aandacht te worden besteed aan het grote aantal factoren (en de onzekerheden daarin) die de totale depositie bepalen. Het beschikbare bestand met bedrijfsgegevens is een goede basis om een prognose te doen voor de ontwikkeling van de sector, zowel naar het aantal en de omvang van de bedrijven als ten aanzien van de emissie vanuit de bedrijven. Het bestand is ten behoeve van het onderzoek uitgebouwd tot een emissiemodel, waarin op basis van een aantal ingevoerde randvoorwaarden het aantal en de omvang van de bedrijven verandert en tevens de emissie per grootte-eenheid verandert. De bedrijven zijn daartoe per veehouderijsector gegroepeerd in kwartielen (25% grootste, 25% kleinste en twee tussengroepen) waarna per bedrijf random is bepaald of het bedrijf stopt, niet groeit of krimpt of (sterk) groeit. De kans op groeien, stoppen of gelijk blijven verschilt per kwartielgroep, met een randvoorwaarde voor de totale omvang van de sector. De kans op stoppen is het grootst bij de kleine bedrijven. Voor de toekomstige emissie vanuit de bedrijven zijn twee scenario s gehanteerd. Scenario A is gebaseerd op het doortrekken van de trends van de afgelopen jaren dat wil zeggen een geleidelijk lagere emissie per dierplaats. Scenario B is gebaseerd op het nieuwe beleid van de provincie, dat niet alleen strenge eisen stelt in het geval van nieuwbouw of uitbreiding, maar ook bepaalt dat bestaande stallen uiteindelijk schoner moeten worden. Deze restricties aan de emissie per dierplaats, die zijn gerelateerd aan technische en economische mogelijkheden, zijn het sterkst voor de varkenssector en wat minder sterk voor de melkveehouderij. In scenario B is tevens een beperkte groei van de sector als geheel opgenomen. Dit gezamenlijk leidt tot emissiefactoren (per dierplaats) die samen met de random bepaalde toekomstige bedrijfsomvang de emissie per bedrijf bepalen. Voor alle resterende bedrijven samen resulteert dit in een toekomstige emissie vanuit de veehouderijen. Door de randomgenerator en uiteraard de andere onzekerheden is dit op bedrijfsniveau zeker geen absolute voorspelling, maar voor de provincie als geheel ontstaat wel een goed beeld. In verschillende runs met de randomgenerator ontstaan door de toevalsfactor op detailniveau verschillende uitkomsten, die echter gemiddeld genomen in dezelfde bandbreedte van de geformuleerde randvoorwaarden vallen. Voor de uiteindelijke depositieberekeningen is de output van een (willekeurige) run genomen. Deze emissiegegevens zijn ingevoerd in een depositiemodel OPS-pro 4.3.15, waarmee voor alle -gebieden in Limburg de stikstofdepositie vlakdekkend is berekend voor 2025. Over elk -gebied is in het

3 1 model een vlakindeling gelegd; per vak is de depositie als gevolg van de emissie uit de veehouderijen berekend. Voor gebieden buiten Limburg zijn enkele maatgevende punten opgenomen. De output van de modelberekeningen bestaat uit kaarten met depositiegegevens en een bestanden met depositiegegevens per -gebied. Het uitgangsbestand met de bedrijfsgegevens is gebruikt voor het doorrekenen van de situatie in 2013. Wat levert het op? Doordat de modelaanpak alleen zicht geeft op de emissie en depositie vanuit de veehouderijbedrijven, is het niet mogelijk om te beoordelen of de KDW in de toekomstige situatie in de al dan niet wordt overschreden. De output uit het emissiemodel is daarom weergegeven in absolute getallen (mol N/ha/jaar) en als percentage van de KDW die in de betreffende gebieden gelden. Voor de meeste -gebieden in Limburg is inmiddels informatie beschikbaar uit de zogeheten PAS-analyses, die laten zien hoe de depositie van stikstof zich zal ontwikkelen onder invloed van beleid. Deze informatie is als achtergrondinformatie in het planmer opgenomen. In een groot deel van de -gebieden zal de depositie weliswaar dalen, maar in veel gevallen nog (ruimschoots) boven de KDW blijven. Dit geldt (vanzelfsprekend) vooral voor de gebieden met de laagste KDW s die in Noord- en Midden-Limburg aanwezig zijn. Wat levert deze hele exercitie nu op? In de eerste plaats worden de verschillen tussen Zuid-Limburg enerzijds en Noord- en Midden-Limburg anderzijds duidelijk. In de tweede plaats lijken de resultaten te laten zien dat als het voorgenomen beleid wordt gerealiseerd de emissie van de veehouderijen substantieel wordt teruggedrongen en beschouwd in relatie tot de KDW s in veel gebieden nog maar van beperkt belang is, en slechts in enkele gebieden nog een belangrijke factor is. In Zuid-Limburg is nagenoeg geen intensieve veehouderij, maar wel melkveehouderij aanwezig, veelal in de vorm van relatief kleine bedrijven. De -gebieden in Zuid-Limburg hebben grosso modo relatief hoge KDW s en verkeren blijkens de PAS-analyses in de toekomstige situatie niet (meer) in een overspannen situatie. De combinatie van relatief lage emissies en relatief kleine gevoeligheid maakt dat de depositie als gevolg van de veehouderijen bij scenario B minder dan 10 procent bedraagt van de meest gevoelige KDW s. Het verschil tussen de beschouwde beleidsscenario s (A en B, minder strikt respectievelijk strikt) is relatief klein. Voor Zuid-Limburg leidt de combinatie van relatief groot belang van de melkveehouderij, enige groei in die sector en de minder strakke emissieregels ertoe dat scenario B iets ongunstiger is dan scenario A. In Noord- en Midden-Limburg is het beeld anders. Ook hier leiden beide scenario s tot een afname van de depositie vergeleken met de bestaande situatie (figuur 4). Er is hier echter een groter verschil tussen de scenario s doordat een groot deel van de bedrijven vallen onder de sectoren waarvoor de scherpste emissiereductie gelden. Gerelateerd aan de KDW s neemt de depositie uit de veehouderijen ook in Noord- en Midden-Limburg vooral bij scenario B met het voorgenomen beleid sterk af. Als gevolg van de lage KDW s en de in absolute zin hogere depositie (dan in Zuid-Limburg) is de bijdrage vanuit de veehouderijen aan het opvullen van de KDW s nog relatief hoog. Deze bijdrage ligt bij scenario B in de range van 5% tot (voor één gebied) ruim 50%. In vergelijking met de huidige situatie is echter sprake van de forse verbetering: in

3 2 2013 leiden de veehouderijen volgens de uitgevoerde berekeningen in Noorden Midden-Limburg tot een depositie van stikstof die de helft tot meer dan 100% van de meest kritische KDW s opvult. Bij de gehanteerde uitgangspunten neemt de totale emissie vanuit de veehouderijen fors af. De reductie is het grootst voor de varkenssector (in scenario B ongeveer 80% lager) en het minst groot bij de melkveehouderijen (ongeveer 30%). Dit tikt relatief zwaar door in Noord- en Midden-Limburg, waar de varkenshouderij de grootste sector is. Een kanttekening die bij deze cijfers moet worden gemaakt is dat in de modellering alleen is gekeken naar de emissies vanuit de huisvesting van de dieren. Andere bronnen van stikstofemissie uit de landbouw, bijvoorbeeld door bemesting, zijn niet in beschouwing genomen. Conclusie De uitgevoerde berekeningen en de analyse van de modelresultaten leveren inzicht in de gevolgen van voorgenomen aanscherping van de emissienormen in combinatie met een beperkte groei van de totale omvang van de sector, zoals opgenomen in scenario B. De gevolgde aanpak het afzonderlijk beschouwen van de veehouderij in relatie tot de gevoeligheid van -gebieden laat het relatieve belang zien van de veehouderijsector en maakt het mogelijk eventuele nadere keuzes te maken over aanvullend beleid, dat eventueel per gebied of sector anders kan zijn. Het gebruik van feitelijke bedrijfsgegevens en het daarop loslaten van autonome trends en beleidsaanscherpingen biedt de mogelijkheid om een ruimtelijk beeld te creëren van de effecten van beleid. Zo n aanpak, waarbij dus niet naar de juridische mogelijkheden wordt gekeken, maar naar ontwikkelingen die zich (bij verschillende scenario s) daadwerkelijk kunnen voordoen, kan ook bruikbaar zijn bij andere ruimtelijke plannen. Maak gebruik van big data en brute force Deze casus illustreert, naast het bovenstaande, de mogelijkheden van het gebruik van grote hoeveelheden gegevens in het kader van m.e.r. en beleidsstudies. Het gebruikmaken van big data is een trend die we om ons heen steeds meer zien, mogelijk gemaakt door enerzijds de grote hoeveelheid gegevens over van alles en nog wat die worden verzameld en opgeslagen en anderzijds de rekenkracht van moderne computers. Dat laatste geldt ook voor laptops en spreadsheets die voor iedereen beschikbaar zijn. Het gebruik maken van grote hoeveelheden gegevens kan ook bij andere milieuthema s interessant zijn. Ik denk daarbij bijvoorbeeld aan geluidmodelleringen voor een MER. Waar het vroeger vanwege het ontbreken van gegevens waar zijn gevoelige bestemmingen aanwezig? en rekenkracht nog aan te bevelen was om geluidberekeningen te doen voor enkele maatgevende woningen, is het nu mogelijk om gegevens te genereren voor een groot aantal punten. Die gegevens kunnen eventueel statistisch worden bewerkt en zijn bruikbaar om effecten (en verschillen in effecten) te analyseren en inzichtelijk te maken voor diverse schaalniveaus, van individuele punten tot straten, wijken of een geheel plangebied. Dit lijkt in tegenspraak met het streven naar eenvoudiger effectbepaling. Mijn indruk is echter dat juist zo n big data- of brute force-aanpak kan leiden tot een efficiënte aanpak die zeer flexibel is ten aanzien van effectanalyses en die tevens informatie kan opleveren die goed bruikbaar is voor communicatie met belanghebbenden.