Ontwerpbeschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

Transcriptie

1 Ontwerpbeschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant op de op 9 januari 2017 door ons ontvangen aanvraag voor een vergunning ingevolge artikel 2.7, tweede lid, van de Wet natuurbescherming van Nutricia Cuijk B.V. voor de uitbreiding van de productiecapaciteit van een bedrijf gelegen aan de Grotestraat 91, 5431 DJ te Cuijk in de gemeente Cuijk.

2 INHOUDSOPGAVE ONTWERPBESCHIKKING Onderwerp Ontwerpbeschikking Aanvraag Bevoegd gezag Uniforme openbare voorbereidingsprocedure Ontvankelijkheid Instemming... 5 OVERWEGINGEN EN TOETSINGEN Wettelijk kader Wet natuurbescherming Mogelijke effecten van het project Bedrijf en project Mogelijke invloeden en effecten Beoordeling mogelijke invloeden en effecten Beoogde situatie in aanvraag Uitgangssituatie Effecten stikstofdepositie op beschermde natuurgebieden Overwegingen effecten op beschermde gebieden Conclusie BIJLAGE: Depositie- berekening aangevraagde situatie BIJLAGE: Tabellen emissie-bronnen aangevraagde situatie Kennisgeving Wet natuurbescherming ODBN, 2

3 ONTWERPBESCHIKKING 1 Onderwerp Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant hebben op 9 januari 2017 van Nutricia Cuijk B.V. een aanvraag ontvangen voor een vergunning ingevolge artikel 2.7, tweede lid, van de Wet natuurbescherming. De aanvraag betreft de uitbreiding van de productiecapaciteit van een bedrijf gelegen aan de Grotestraat 91, 5431 DJ te Cuijk in de gemeente Cuijk. 2 Ontwerpbeschikking Gelet op de bepalingen van de Wet natuurbescherming besluiten wij aanvullend: I. aan Nutricia Cuijk B.V., gevestigd aan de Grotestraat 91, 5431 DJ te Cuijk, de ingevolge artikel 2.7, tweede lid, van de Wet natuurbescherming vereiste vergunning te verlenen voor de uitbreiding van de productiecapaciteit van een bedrijf aan de Grotestraat 91, 5431 DJ te Cuijk, gelegen nabij de Natura 2000-gebieden Sint-Jansberg, Zeldersche Driessen en Maasduinen ; II. dat de beschrijving van het project in de aanvraag en de bijlage bij deze beschikking, voor zover deze betrekking heeft op emissiegegevens, deel uitmaakt van deze vergunning; III. dat deze vergunning betrekking heeft op een emissie van kg NOx per jaar, resulterend in een stikstofdepositie op de in beslispunt I genoemde Natura 2000-gebieden zoals weergegeven in de bijlage bij deze beschikking. ODBN, 3

4 PROCEDURELE ASPECTEN 1 Aanvraag Op 9 januari 2017 hebben wij van Nutricia Cuijk B.V. een aanvraag voor een vergunning ingevolge artikel 2.7, tweede lid, van de Wet natuurbescherming (hierna: Wnb) ontvangen. Deze aanvraag is door Gedeputeerde Staten van de provincie Limburg ontvangen op 15 december 2014 (zaaknummer 2016/16777) en aan ons doorgezonden aangezien wij per 1 januari 2017 bevoegd zijn te beslissen op de aanvraag. Een uitgebreide projectomschrijving is opgenomen in de aanvraag. De aanvraag is geregistreerd onder nummer Z/ Op 18 mei 2015 heeft het college van Gedeputeerde Staten van Gelderland voor dezelfde beoogde situatie reeds een vergunning ingevolge artikel 2.7, tweede lid, van de Wnb verleend (kenmerk ). Genoemde vergunning geldt voor het daarin vergunde project gelegen nabij de Natura gebieden De Bruuk en Rijntakken. Voor zover deze aanvraag nogmaals betrekking heeft op een aanvraag ingevolge artikel 2.7, tweede lid,van de Wnb, wordt deze bij deze beschikking buiten beschouwing gelaten. Op 19 juni 2015 heeft college van Gedeputeerde Staten van Brabant voor dezelfde beoogde situatie reeds een vergunning ingevolge artikel 2.7, tweede lid, van de Wnb verleend (kenmerk: C /14101). Genoemde vergunning geldt voor het daarin vergunde project gelegen nabij het Natura gebied Oeffelter Meent. Voor zover deze aanvraag nogmaals betrekking heeft op een aanvraag ingevolge artikel 2.7, tweede lid,van de Wnb, wordt deze bij deze beschikking buiten beschouwing gelaten. 2 Bevoegd gezag Omdat het project gerealiseerd wordt, onderscheidenlijk verricht wordt in de provincie Noord- Brabant, zijn wij op grond van artikel 1.3 van de Wnb bevoegd om op de aanvraag te beslissen. Het project in relatie tot de gebieden in limburg is nog niet passend beoordeeld. Bij ons besluit betrekken wij derhalve de de gevolgen voor Natura 2000-gebieden buiten onze provinciegrens en/of buiten Nederland voorzover niet eerder beoordeeld. 3 Uniforme openbare voorbereidingsprocedure Op 13 september 2016 (dossier C / ) hebben wij besloten de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing te verklaren op de voorbereiding van besluiten op aanvragen om een vergunning ingevolge artikel 2.7, tweede lid, van de Wnb ( 4 Ontvankelijkheid Aangezien de aanvraag is ingediend voor 1 juli 2015, en derhalve onder het overgangsrecht van artikel 5.13 van het Besluit natuurbescherming (hierna: Bnb) valt, zijn de artikelen 2.7, 2.8 en 2.9 van het Bnb niet van toepassing op onderhavige procedure. Ten aanzien van de aspecten van de aanvraag waarvoor een vergunning ingevolge de Wnb is vereist, hebben wij beoordeeld of de aanvraag volledig is en voldoende gegevens bevat, rekening houdend met artikel 5.13 van het Bnb. ODBN, 4

5 Wij zijn van oordeel dat de aanvraag voldoende informatie bevat voor een goede beoordeling van die aspecten waarvoor een vergunning is vereist. 5 Instemming Op grond van artikel 1.3, derde lid, van de Wnb sturen wij de ontwerpbeschikking aan het college van Gedeputeerde Staten van Limburg, waarbij wij het college verzoeken in te stemmen met voorliggende ontwerpbeschikking. Indien niet binnen 4 weken wordt gereageerd, wordt automatisch ingestemd met dit besluit, conform het door alle provincies vastgestelde beleid dienaangaand. ODBN, 5

6 OVERWEGINGEN EN TOETSINGEN 1 Wettelijk kader Wet natuurbescherming Artikel 2.7 van de Wnb heeft betrekking op de vergunningplicht in verband met Natura 2000-gebieden (habitatrichtlijn- en vogelrichtlijngebieden). Op grond van artikel 2.7, tweede lid, van de Wnb is het verboden zonder vergunning van Gedeputeerde Staten projecten of andere handelingen uit te voeren die, gelet op de instandhoudingsdoelstellingen, de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in een Natura 2000-gebied kunnen verslechteren of een significant verstorend effect kunnen hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen. Uit jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State 1 blijkt dat een wijziging of uitbreiding van een veehouderij die stikstofdepositie tot gevolg heeft op voor stikstof gevoelige habitats en soorten binnen een Natura 2000-gebied vergunningplichtig is op grond van artikel 2.7, tweede lid, van de Wnb. Behoudens ongewijzigde voorzetting op basis van een verleende omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onderdeel i, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, verleende Wet natuurbeschermingsvergunning, project waar op basis van artikel 2.9, vierde lid, van de Wnb, of artikel 2.12, eerste lid, van het Bnb, het artikel 2.7, tweede lid, van de Wnb niet van toepassing is dan wel er sprake is van bestaand gebruik als bedoeld in artikel 2.9, tweede lid, van de Wnb, is bij het oprichten, uitbreiden of wijzigen van het project of andere handelingen van voornoemde situaties een Wet natuurbeschermingsvergunning noodzakelijk. Bij de beoordeling van de vergunningaanvraag wordt op grond van artikel 2.8 van de Wnb rekening gehouden met de gevolgen die het aangevraagde project, gelet op de instandhoudingsdoelstellingen, kan hebben voor een Natura 2000-gebied. Verordening natuurbescherming Noord-Brabant Provinciale Staten (hierna: PS) hebben op basis van artikel 2.4, derde lid, van de Wnb de Verordening natuurbescherming Noord-Brabant (hierna: Verordening) vastgesteld. In deze Verordening zijn regels vastgesteld ten aanzien van de realisatie van nieuwe stallen. Wanneer niet aan de Verordening wordt voldaan kan de vergunning niet worden verleend. Referentiedatum Ten aanzien van andere effecten dan als gevolg van stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden, buitenlandse Natura 2000-gebieden en Natura 2000-gebieden niet opgenomen in de PAS wordt op basis van de Beleidsregel natuurbescherming Noord-Brabant de voor het betreffende Natura gebied geldende referentiedatum betrokken. 1 O.a. uitspraak van 31 maart 2010, zaaknummer /1/R2 en uitspraak van 7 september 2011, zaaknummer /1/R2. ODBN, 6

7 Uit jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State blijkt tevens dat bij de beoordeling van de aanvraag moet worden uitgegaan van de vergunde situatie met de laagste emissie in de periode vanaf de referentiedatum 2. In artikel 5.13 van het Bnb is opgenomen dat projecten/andere handelingen waarvoor voor 1 juli 2015 een aanvraag is ingediend onder het overgangsrecht kunnen vallen. Voor deze aanvragen ingediend voor 1 juli 2015 wordt geen beroep gedaan op de Programmatische aanpak stikstof (hierna PAS) en mogen middels het nemen van maatregelen (zoals interne saldering, externe saldering en overige maatregelen) de significante negatieve effecten op de omliggende Natura 2000 gebieden worden uitgesloten. In artikel 5.13 van het Bnb is daarvoor opgenomen dat de artikelen 2.7, 2.8 en 2.9 van het Bnb niet van toepassing zijn. Voor wat betreft stikstof dient er bij deze aanvragen door de eventueel getroffen maatregelen (anders dan in de PAS zijn opgenomen) geen toename te zijn van stikstofdepositie: het betreft aanvragen die leiden tot afname of gelijk blijven van de stikstofdepositie op de Natura 2000-gebieden. 2 Mogelijke effecten van het project 2.1 Bedrijf en project Nutricia Cuijk B.V. heeft als hoofdactiviteit de productie van klinische-, dieet- en babyvoeding, hoofdzakelijk uit zuivelgrondstoffen. Aanleiding van voorliggende aanvraag is de uitbreiding van de productiecapaciteit. De beoogde capaciteit is schematisch weergegeven in onderstaande figuur. 2 Hierbij gelden later verleende vergunningen krachtens de Wabo, de Wet milieubeheer of Hinderwet of ingediende meldingen op basis van het Besluit melkrundveehouderij milieubeheer, het Besluit landbouw milieubeheer of het Activiteitenbesluit, voor zover hierin een lagere ammoniakemissie is vergund of gemeld, als uitgangssituatie. ODBN, 7

8 2.2 Mogelijke invloeden en effecten De vestiging van Nutricia Cuijk B.V. ligt op circa 2,8 kilometer van het dichtstbijzijnde Natura gebied Sint-Jansberg. Er zijn alleen mogelijke negatieve effecten te verwachten van stikstofdepositie als gevolg van de uitstoot van stikstof. In voedselarme ecosystemen, zoals aanwezig in de nabij gelegen natuurgebieden, leidt een overmaat 3 aan stikstofdepositie tot een ongewenste toename aan voedingsstoffen en verzuring. 3 Beoordeling mogelijke invloeden en effecten 3.1 Beoogde situatie in aanvraag Relevante NO x -emissies bij Nutricia Cuijk B.V. vinden plaats door diverse stookinstallaties en transportbewegingen op het terrein van de inrichting en de openbare weg. In tabel 1 wordt een totaaloverzicht gegeven van emissiebronnen in de beoogde situatie. Tabel 1. Emissies aangevraagde situatie De totale NO x -emissie vanwege de beoogde bedrijfsactiviteiten bedraagt kg/jaar. 3.2 Uitgangssituatie De Natura 2000-gebieden Sint-Jansberg, Zeldersche Driessen en Maasduinen liggen in de invloedssfeer van het project. De referentiedatum voor het vogelrichtlijngebied Maasduinen is 24 maart De referentiedatum voor de habitatrichtlijngebieden Sint-Jansberg, Zeldersche Driessen en Maasduinen is 7 december Alterra-rapport nr (Wageningen, 2012) geeft een overzicht van kritische depositiewaarden voor stikstof, toegepast op de habitattypen en leefgebieden binnen Natura 2000-gebieden. ODBN, 8

9 Op 17 mei 2005 is een revisievergunning verleend (nr ). Dit is de vigerende vergunning. Aanvrager heeft aannemelijk gemaakt dat deze vergunning betrekking heeft op activiteiten die overeenkomen met de laagst vergunde emissies sinds de referentiedata. Voor de uitgangssituatie wordt daarom uitgegaan van de milieuvergunning van 17 mei Deze vergunning heeft betrekking op activiteiten die overeenkomen met de emissies zoals weergegeven in tabel 2. Tabel 2. Emissies uitgangssituatie De totale NOx-emissie vanwege de bedrijfsactiviteiten in de uitgangssituatie bedraagt kg/jaar. 3.3 Effecten stikstofdepositie op beschermde natuurgebieden Uit de tabellen 1 en 2 blijkt dat er in de aangevraagde situatie sprake is van een afname van NOxemissie ten opzichte van de uitgangssituatie. Om een goed beeld te krijgen van de stikstofdepositie op de beschermde gebieden, is de depositie berekend op verschillende punten. De berekeningen zijn uitgevoerd met het model OPS pro en maken deel uit van de aanvraag. Er zijn berekeningen uitgevoerd van de stikstofdepositie in de aangevraagde situatie en de stikstofdepositie in de uitgangssituatie. Uit de berekeningen blijkt dat er in de aangevraagde situatie sprake is van een afname van stikstofdepositie ten opzichte van de uitgangssituatie. Dit is inzichtelijk gemaakt in de aanvraag. In onderstaande tabel zijn de maximale depositiewaarden weergegeven ter plaatse van stikstofgevoelige habitattypen voor de meest nabijgelegen en hoogstbelaste beschermde natuurgebieden. Tabel 3. Stikstofdepositieberekeningen (mol N/ha/jr) voor uitgangssituatie op referentiedatum en aangevraagde situatie. Gebied uitgangssituatie Maximale stikstofdepositie op uitgangssituatie Maximale stikstofdepositie aangevraagd Verschil uitgangsen beoogde situatie Sint Jansberg (HR) 17 mei ,99 0,66-0,33 Maasduinen (VR) 17 mei ,09 0,06-0,03 ODBN, 9

10 Uit de depositieberekeningen blijkt dat de stikstofdepositie op het Natura 2000-gebied Sint- Jansberg een afname laat zien van 0,33 mol N/ha/jr ten opzichte van de uitgangssituatie. De stikstofdepositie op het vogelrichtlijngebied Maasduinen neemt af met 0,03 mol N/ha/jr ten opzichte van de uitgangssituatie. 4 Overwegingen effecten op beschermde gebieden Ten opzichte van de uitgangssituatie is geen sprake van een toename van stikstofemissie. Uit de aanvraag is ons voorts gebleken dat er evenmin sprake is van toename van stikstofdepositie op de Natura 2000-gebieden. De Wet natuurbeschermingsvergunning van 29 juni 2015 (kenmerk: C /14101) en de Wet natuurbeschermingsvergunning van 18 mei 2015 (kenmerk ) gelden voor het daarin vergunde project in relatie tot de daarin genoemde gebieden. Uit de aanvraag blijkt dat er, naast de effecten van stikstof, geen andere negatieve effecten te verwachten zijn die de natuurlijke kenmerken van de beschermde gebieden kunnen aantasten. 5 Conclusie Op grond van bovenstaande beoordeling concluderen wij dat de aangevraagde activiteit, gelet op de instandhoudingsdoelstellingen, niet kan leiden tot verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in de Natura 2000-gebieden Sint-Jansberg, Zeldersche Driessen en Maasduinen en geen significant verstorend effect kan hebben op de soorten waarvoor de gebieden zijn aangewezen. Wij zijn voornemens de gevraagde vergunning ingevolge artikel 2.7, tweede lid, van de Wnb te verlenen. ODBN, 10

11 BIJLAGE: Depositie- berekening aangevraagde situatie ODBN, 11

12 BIJLAGE: Tabellen emissie-bronnen aangevraagde situatie ODBN, 12

13 KENNISGEVING WET NATUURBESCHERMING, Nutricia Cuijk B.V., Grotestraat 91, 5431 DJ Cuijk, Z/ Ontwerpbeschikking Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant maken bekend dat zij voornemens zijn in het kader van de Wet natuurbescherming een besluit te nemen op een aanvraag voor een vergunning. Het project betreft de uitbreiding van de productiecapaciteit van de fabriek, uitgevoerd op Grotestraat 91, 5431 DJ te Cuijk, in de gemeente Cuijk. Het ontwerpbesluit en de bijbehorende stukken zijn vanaf 4 april 2017 tot en met 15 mei 2017 in te zien bij de Omgevingsdienst Brabant Noord (ODBN), Telefoonnummer (0485) Het besluit is digitaal op te vragen via Info@odbn.nl of terug te vinden op de website Een ieder kan tot en met 15 mei 2017 ten aanzien van het ontwerpbesluit schriftelijk of mondeling zienswijzen inbrengen bij Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant (p/a Omgevingsdienst Brabant Noord, Postbus 88, 5430 AB Cuijk). Voor het mondeling inbrengen van zienswijzen bestaat binnen deze periode de mogelijkheid tot het houden van een hoorzitting. Een verzoek daartoe dient binnen drie weken na begindatum ter inzage legging bij de Omgevingsdienst Brabant Noord te worden ingediend. Belanghebbenden die tijdig zienswijzen hebben ingebracht, kunnen later beroep instellen tegen het definitieve besluit. Aan deze procedure is het kenmerk Z/ gekoppeld. U dient bij correspondentie dit kenmerk te vermelden. 's-hertogenbosch, april 2017 ODBN, 13