Slingerbos - Ophemert
SEQ Part \r0 \h ColofonInhoud Kop 1 Bijlage
Slingerbos - Ophemert concept revisie 10 februari 2015 Auteur(s) A.Schuphof Opdrachtgever Gemeente Neerijnen - Ruimtelijke Ordening Postbus 30 4180 BA Waardenburg datum vrijgave beschrijving revisie goedkeuring vrijgave concept n.n.b. I. De lange - Verschuren
Colofon Contactgegevens: Beneluxweg 125 4904 SJ OOSTERHOUT Postbus 40 4900 AA OOSTERHOUT E. info.nl@anteagroup.nl Copyright Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar worden gemaakt door middel van druk, fotokopie, elektronisch of op welke wijze dan ook, zonder schriftelijke toestemming van de auteurs.
Inhoudsopgave Inhoud Blz. 1 Inleiding 1 2 Geohydrologie 2 2.1 Maaiveldhoogte 2 2.2 Bodemopbouw 2 2.3 Grondwaterstanden 5 2.4 Oppervlaktewater 6 2.5 Waterkering 7 3 Beleid 8 3.1 Europees- en Rijksbeleid 8 3.2 Provinciaal beleid 8 3.3 Beleid waterschap Rivierenland 9 3.4 Gemeentelijk beleid 9 4 Conclusies 11 4.1 Voorgenomen ontwikkeling 11 4.2 (On)mogelijkheden 11
Inleiding 1 Inleiding De gemeente Neerijnen is voornemens om ten oosten van de kern Ophemert woningbouw te realiseren. Om deze ontwikkeling mogelijk te maken is een watertoets noodzakelijk. In voorliggende rapportage wordt ingegaan op de geohydrologie van het plangebied, de (on)mogelijkheden die dit biedt, de wensen en eisen uit het beleid en de gevolgen voor de voorgenomen ontwikkeling. Locatie De projectlocatie is gelegen in de gemeente Neerijnen ten oosten van de kern van Ophemert tussen de Molenstraat en de Waalbandijk ter hoogte van dijkpaal TG056 en nabij de oppervlaktewateren De Waal en De Kil. Het plangebied is gelegen in het beheersgebied van waterschap Rivierenland. Een overzicht van de projectlocatie is weergegeven in onderstaande figuur. Locatie plangebied Figuur 1: Luchtfoto locatie plangebied (bron: maps.google.nl) De projectlocatie is in de huidige situatie op een woning met bijgebouwen in het noorden na volledig onverhard en in gebruik als landbouwgebied. Pagina 1 van 11
2 Geohydrologie Om de mogelijkheden en onmogelijkheden voor de (her)inrichting van het plangebied inzichtelijk te maken wordt in dit hoofdstuk de geohydrologie besproken. Aan het eind van het hoofdstuk volgen de conclusies ten aanzien van kansen en knelpunten bij de verdere uitwerking van de voorgenomen ontwikkeling. 2.1 Maaiveldhoogte Het plangebied heeft een maaiveldhoogte van circa +5,0 m NAP ten oosten van de Gulhofstraat en circa +5,4 m NAP ten zuiden van de Gulhofstraat richting de Waalbandijk. Locatie plangebied Figuur 2: Uitsnede Algemene Hoogtekaart Nederland 2 2.2 Bodemopbouw Regionaal Uit de grondwaterkaart van Nederland, kaartblad 39 Oost, blijkt dat op de onderzoekslocatie vermoedelijk een circa 10 meter dikke deklaag aanwezig is. De deklaag is een slecht doorlatende laag waarvan de sedimenten tot het Holoceen behoren. De deklaag bestaat hoofdzakelijk uit klei. In de deklaag bevindt zich de freatische waterspiegel. Het onderliggende goed doorlatende eerste watervoerende pakket is 40 tot 50 meter dik en bestaat voornamelijk uit uiterst grove tot middel grove zanden (Formaties van Kreftenheije, Urk en Sterksel). Het eerste watervoerende pakket wordt van het tweede watervoerende pakket gescheiden door een circa 35 meter dik slecht doorlatend pakket met kleilagen en slibhoudende afzettingen, (Formatie van Kedichem en Tegelen). Het tweede watervoerende pakket bestaat voornamelijk uit grofzandige afzettingen, Pagina 2 van 11
behorende tot de afzettingen van Tegelen en Maassluis. Het tweede watervoerend pakket is over het algemeen goed doorlatend. Zandbanenkaart Provincie Gelderland Uit de zandbanenkaart van de Provincie Gelderland uit 2010 valt af te leiden dat ter plaatse van het plangebied beddingzand van de onbedijkte rivieren kan worden verwacht. Centraal in het plangebied wordt de zandbaan al op circa 1 meter beneden maaiveld verwacht. Dit sluit ook aan bij de waargenomen dikte van de deklaag bij het verkennend milieukundig bodemonderzoek (zie volgende paragraaf). Figuur 3: Uitsnede Zandbanenkaart Provincie Gelderland (2010) Lokaal Op basis van boringen in het Dinoloket (zie figuren 4 en 5) direct ten noorden en zuiden van de Molenstraat ter plaatse van de projectlocatie kan worden afgeleid dat de deklaag van klei minimaal 5 meter bedraagt met in het plangebied enkele dunne ingesloten veenlagen. Volgens de boorprofielen uit het verkennend bodemonderzoek (Boot Organiserend Ingenieursbureau, Ophemert/Slingerbos, d.d. 06-11-2009) is de deklaag van klei gemiddeld 2 meter dik, variërend van 1,0 tot minimaal 3,5 meter. De gemeten dikte van de deklaag sluit aan bij de verwachte aanwezigheid van zandbanen van beddingzand van de onbedijkte rivieren. Pagina 3 van 11
Figuur 4: Boorprofielen boringen uit het Dinoloket Boring B39D0957 Boring B39D0183 Peilbuis B39D2639 Figuur 5: Locaties boringen en peilbuis Dinoloket Conclusie bodemopbouw Op basis van de boringen uit het verkennend bodemonderzoek en de zandbanenkaart van de Provincie Gelderland wordt geconcludeerd dat voor de dikte van deklaag dient te worden uitgegaan van een worst/case dikte van de deklaag van slechts 1 à 2 meter met daaronder goed doorlatende zandlagen. Pagina 4 van 11
2.3 Grondwaterstanden Freatische grondwaterstanden De algemene stroming van het freatische grondwater is van oost naar west maar is zeer wisselend. Door de sterke invloed vanuit de waterstand in de Waal en omliggende sloten en/of weteringen. Het verloop van de gemeten freatische grondwaterstand in de meest nabijgelegen peilbuis in het Dinoloket is opgenomen in figuur 6. Voor de locatie van de peilbuis, zie figuur 5. Gelet op de locatie (gelijke afstand van de Waalbandijk) en de afstand van de peilbuis tot het plangebied worden de gemeten grondwaterstanden representatief geacht voor het projectgebied. De gemeten grondwaterstanden liggen tussen 0,7 en 2,0 meter beneden het maaiveld. De meetperiode is te kort om een GHG en GLG af te leiden. Op basis van de aanwezigheid van bebouwing en het slotenpatroon wordt verwacht dat het plangebied voldoende ontwateringsdiepte biedt voor bebouwing. Figuur 6: Verloop freatische grondwaterstandpeilbuis B39D2639 Stijghoogte Het grondwater in het eerste watervoerend pakket stroomt globaal in noordwestelijke richting. De stijghoogte in het eerste watervoerend pakket is sterk afhankelijk van de waterstand op de rivier. Conclusie grondwaterstanden De freatische grondwaterstanden lijken voldoende ontwateringsdiepte te bieden voor bebouwing. In de huidige situatie is ook bebouwing aanwezig. De ontwateringsdiepe wordt echter gerealiseerd door de aanwezigheid van oppervlaktewater dat een drainerende functie heeft. Op basis van de (verwachte) stijghoogte en de zandbanenkaart wordt een toename in de kwelstroom verwacht bij doorgraven van de deklaag. Pagina 5 van 11
2.4 Oppervlaktewater Binnen het plangebied liggen watergangen die op de legger van het waterschap Rivierenland staan. Langs de noordgrens van het plangebied ligt een A-watergang in eigendom en beheer van het waterschap en met aan beide zijden een beschermingszone. Centraal door het plangebied loopt van noord naar zuid een B-watergang die wordt onderhouden door aangrenzende perceeleigenaren. De meest zuidelijke watergang van west naar oost is een C-watergang. De watergangen hebben enkel een ontwaterende functie voor de naastgelegen gronden. De projectlocatie is gelegen binnen het peilbesluit van de Tielerwaard, in peilgebied TLW009, en heeft een zomerpeil van +3,50 m NAP en ene winterpeil van +3,3m NAP. Figuur 7: Status watergangen in het plangebied Pagina 6 van 11
2.5 Waterkering De waterkering ten zuiden van de projectlocatie is de primaire waterkering Waalbandijk. Uit de toetsing in 2011 blijkt dat de dijk niet aan de normen voldoet. In het kader van het HoogWater BeschermingsProgramma wordt de dijk daarom in de periode 2015-2030 verbeterd. Hiertoe wordt een technische maatregel in de bodem aangebracht om het risico op piping te verminderen. De verschillende beschermingszones van de waterkering staan weergegeven in figuur 6. Figuur 8: Zonering waterkering Pagina 7 van 11
3 Beleid 3.1 Europees- en Rijksbeleid Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) In 2003 sloten Rijk, Interprovinciaal Overleg, Unie van Waterschappen en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW). Dit akkoord is te beschouwen als het bestuurlijke antwoord op het rapport WB21 (Waterbeheer 21 e eeuw). In het akkoord zijn maatregelen afgesproken met als doel het watersysteem in 2015 'op orde' te hebben. In het bestuursakkoord zijn taakstellende afspraken opgenomen over veiligheid en wateroverlast. Ook is een impuls gegeven aan het gebruik van de watertoets. De watertoets zorgt voor een vroegtijdige afstemming tussen ruimtelijke plannen en de waterhuishouding. In 2011 is een nieuw akkoord afgesloten door de koepels. De essentie van dit nieuwe akkoord is een doelmatig beheer en meer samenwerking tussen beheerders in de waterketen en kostenbesparingen door grotere efficiëntie en effectiviteit. Kaderrichtlijn Water (KRW) Door de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) heeft Nederland een resultaatsverplichting voor het bereiken van de gewenste waterkwaliteit en ecologie van grond- en oppervlaktewatersystemen. Voor grote wateren of watersystemen, de zogenaamde KRW-waterlichamen, zijn hiertoe doelen opgesteld. De (bindende) maatregelen om de doelen te bereiken zijn vastgelegd in de stroomgebiedsplannen. Voor de overige wateren geldt minimaal het stand-still principe. Waterbeheerders mogen hiervoor zelf aanvullende doelen opstellen. 3.2 Provinciaal beleid Waterplan Gelderland 2010-2015 Het Waterplan Gelderland is de opvolger van het derde Waterhuishoudingsplan (WHP3). Het beleid uit WHP3 wordt grotendeels voortgezet. In het Waterplan Gelderland 2010-2015 staan de doelen voor het waterbeheer, de maatregelen die daarvoor nodig zijn en wie ze gaat uitvoeren. In dit Waterplan Gelderland is het waterbeleid beschreven aan de hand van een aantal thema s, zoals landbouw, wateroverlast, watertekort, natte natuur, grondwaterbescherming en hoogwater-bescherming. Voor deze thema s is beschreven welke doelstellingen voor 2027 en 2015 er liggen. Bij sommige thema s gelden aanvullende waterdoelstellingen voor specifieke waterhuishoudkundige functies. In het kort hier de belangrijkste doelstellingen voor de planperiode: voor de 35 gebieden van de TOP-lijst is het Gewenste Grond- en Oppervlaktewater Regiem (GGOR) bestuurlijk vastgesteld en zijn de maatregelen voor herstel uitgevoerd; de maatregelen voor herstel van de wateren van het hoogste ecologisch niveau (HENwateren) zijn uitgevoerd; de natte ecologische verbindingszones zijn gerealiseerd, tenzij onvoldoende financiële middelen beschikbaar zijn; wateroverlast vanuit het regionale watersysteem wordt voorkomen door inrichting van waterbergingsgebieden en verruiming van watergangen; in het stedelijk gebied is urgente wateroverlast opgelost; de zwemwateren voldoen als minimum aan de categorie aanvaardbaar; toekomstvast hoogwaterbeleid. Voor het plangebied zijn geen specifieke functies en/of maatregelen voorzien. Pagina 8 van 11
3.3 Beleid waterschap Rivierenland Waterbeheerplan 2010-2015 De opgaven waar het waterschap in de komende planperiode voor staat zijn groot. Het waterschap wil het beheergebied in 2015 klimaatbestendig hebben op basis van de huidige klimaatscenario s. Dat wil zeggen dat de primaire waterkeringen dan op orde zijn en het bergend vermogen van watersysteem van het landelijk gebied zodanig is vergroot, dat slechts bij zeer uitzonderlijke regenval, wateroverlast optreedt. Daarnaast stellen we ons tot doel dat in 2027 de KRW-doelstellingen voor de waterkwaliteit worden gehaald. Hiervoor is het nodig in de periode 2010 tot en met 2015 een groot aantal maatregelen te treffen om vooral de ecologische waterkwaliteit te verbeteren. Ook het stedelijk gebied zal klimaatbestendig moeten worden gemaakt. Samen met de gemeenten gaan we in de planperiode verder op de ingeslagen weg om het waterbergend vermogen van stedelijk water te vergroten en de waterkwaliteit te verbeteren. Tenslotte wil het waterschap de watercondities voor de natte natuur, zoals Natura-2000 gebieden en verdroogde gebieden, verbeteren en de waterkwaliteit in wateren met aquatische natuurwaarden beschermen en waar mogelijk verbeteren. De ambities en de doelstellingen van het Waterbeheerplan 2010-2015 zijn leidend voor de uitvoering van maatregelen en activiteiten van het waterschap. Derden kunnen aan dit waterbeheerplan geen rechten ontlenen. Het waterbeheerplan legt hen ook geen verplichtingen op. Het waterbeheerplan biedt een motivering voor de besluiten van het waterschap. Besluiten, regelingen en verordeningen gebaseerd op deze nota kunnen overigens wel leiden tot verplichtingen voor derden. Keur Waterschap Rivierenland 2009 In de Keur zijn de gebods- en verbodsbepalingen opgenomen over zaken die niet mogen in of om waterlopen en dijken. Voor het uitvoeren van werkzaamheden in een zone die op de legger wateren of waterkeringen is aangegeven dient een melding of vergunningaanvraag ingediend te worden. In de keur is opgenomen dat het verboden is om zonder vergunning hemelwater afkomstig van nieuw verhard oppervlak op een oppervlaktewaterlichaam te lozen. Er geldt een vrijstelling van de compensatieplicht voor lozen vanaf nieuw verhard oppervlak van 500 m 2 binnen stedelijk gebied (bebouwde kom) en 1.500 m 2 in landelijk gebied. De lozing op zich is op grond van de Keur wel vergunningsplichtig. Legger Momenteel is het waterschap bezig met het maken van een nieuwe legger Waterkeringen 2015. 3.4 Gemeentelijk beleid Waterplan Neerijnen 2010 2015 Het Waterplan Neerijnen bevat een integraal uitvoeringsprogramma met concrete maatregelen om het waterbeleid en beheer in de gemeente Neerijnen in de periode 2010-2015 vorm te geven. De reikwijdte van het Waterplan is beperkt tot het stedelijk gebied. In het Waterplan is invulling gegeven aan de hemelwater en de grondwaterzorgplicht. Daarnaast bevat het waterplan maatregelen om het oppervlaktewatersysteem kwalitatief en kwantitatief in orde te krijgen. Pagina 9 van 11
Water- en Rioleringsplan (WRP) Neerijnen 2013 t/m 2017 Het WRP is hét beleidsplan voor de gemeente, waarin de ambities rondom riolering en water zijn verwoord. Voor alle thema s (inzameling stedelijk afvalwater, transport stedelijk afvalwater, inzameling overtollig hemelwater en inzameling en verwerking van grondwater) streeft de gemeente de ambitie van basis niveau na. Voor het plangebied zijn geen specifieke actiepunten benoemd. Bij nieuwbouw dient voldoende rekening te worden gehouden met een goede ontwateringsdiepte. Pagina 10 van 11
4 Conclusies Op basis van voorgaande hoofdstukken zijn de (on)mogelijkheden voor het plangebied inzichtelijk gemaakt aan de hand van een doorvertaling van de geohydrologische kansen en knelpunten en de eisen vanuit het beleid ten aanzien van de voorgenomen ontwikkeling. Nadere uitwerking en daarna is afstemming met o.a. het waterschap Rivierenland nodig. P.M. 4.1 Voorgenomen ontwikkeling De voorgenomen ontwikkeling voorziet in de bouw van woningen, het dempen van watergangen en de aanleg van oppervlaktewater als compensatie voor de toename in verharding. 4.2 (On)mogelijkheden - De locatie is gelegen nabij de rivier Waal waardoor de stijghoogte in het watervoerend pakket naar verwachting erg afhankelijk is van de waterstand op de rivier De Waal; - Door de aanwezigheid van zandbanen als gevolg van rivierafzettingen is de deklaag van klei lokaal dun en moet rekening worden gehouden met een sterke kwelstroom; - In het plangebied is oppervlaktewater aanwezig die het overtollige water afvoeren en voor voldoende ontwateringsdiepte zorgen; - De ligging van de primaire waterkering die niet voldoet aan de norm heeft mogelijk beperkingen ten aanzien van de inrichting van het plangebied. De mate van beperking is afhankelijk van de wijze waarop de waterkering wordt verbeterd; - Door de aanwezigheid van de zandbanen is het graven van nieuw oppervlaktewater niet zonder meer mogelijk zonder een toename in kwelstroom te verwachten. Nadere uitwerking met betrekking tot de locatie en diepte van te leggen watergangen is noodzakelijk om een toename in kwelstroom of zelfs opbarsten van de slootbodem te toetsen; - Als gevolg van de deklaag van klei en de verwachte stijghoogte in het watervoerend pakket is infiltratie van overtollig hemelwater niet mogelijk; - Conform het beleid dient voor de toename aan verharding nieuwe waterberging (in de vorm van oppervlaktewater) te worden gegraven; - Bij het dempen van oppervlaktewater zal minimaal eenzelfde hoeveelheid nieuw oppervlaktewater moeten worden gegraven. Pagina 11 van 11