Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Dienst Mer Koning Albert II-laan 20, bus 8 1000 BRUSSEL tel: 02/553.80.79 fax: 02/553.80.75 Project-MER-Verslag Goedkeuring milieueffectrapport Project: Oudegem Papier: Uitbreiding tot 440 000 ton/jaar Initiatiefnemer: Oudegem Papier Oude Baan 120 9200 Dendermonde 13 maart 2007 PRMER-0211-GK
1 Inleiding Dit milieueffectrapport werd opgesteld met het oog op de uitbreiding van Oudegem Papier van de productiecapaciteit van 360 000 ton/jaar tot 440 000 ton/jaar door aanpassing aan één van de papiermachines (machine 7). Oudegem Papier is gelegen in een industriezone aanpalend aan de woonkern van Oudegem (Dendermonde). Op dezelfde industriesite is ook het zusterbedrijf VPK Packaging gevestigd. Omwille van de integratie van beide bedrijven zullen de effecten van de volledige site onderzocht worden. De terreinen van Oudegem Papier en VPK Packaging beslaan een oppervlakte van 15 ha waarvan 14,5 ha in gebruik genomen. Als gevolg van de uitbreiding is een bijkomende gasketel noodzakelijk voor de energievoorziening en moet de waterzuivering worden uitgebreid (bijkomende anaërobe interne circulatiereactor met nabeluchter in proceswatercircuit + verhoging lozingsdebiet tot 200 m 3 /dag, bijkomende slibafscheider en nieuwe meetgoot). Tot slot wordt ook een bijkomende opslagruimte voor papier gebouwd. Overeenkomstig de huidige inzichten is deze activiteit onderwerpen aan de mer-plicht volgens rubriek 22b van bijlage I van het Besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004 houdende vaststelling van de categorieën van projecten onderworpen aan milieueffectrapportage met name: de fabricage van papier en karton met een productiecapaciteit van meer dan 200 ton per dag en dit in combinatie met rubriek 26 van bijlage I van voormelde besluit met name: wijziging of uitbreiding van in deze bijlage opgenomen projecten, wanneer die wijziging of uitbreiding aanleiding geeft tot de overschrijding van de in deze bijlage genoemde drempelwaarden, voor zover deze bestaan. Het kennisgevingsdossier is door de Dienst Mer van de Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid volledig verklaard op 11 augustus 2006. De terinzagelegging bij het gemeentebestuur van Dendermonde liep van 23 augustus 2006 tot 20 september 2006. Er werd 1 inspraakreactie ontvangen. Door de Dienst Mer werden richtlijnen geschreven die de inhoudelijke aanpak van het project-mer weergeven, deze richtlijnen werden betekend op 3 november 2006. Tijdens de milieueffectrapportage werd overleg gepleegd: een eerste vergadering op 16 oktober 2006 voor de vastlegging van de richtlijnen en een tweede als ontwerptekstbespreking op 15 januari 2007. Het kennisgevingsdossier en het ontwerprapport werden naar de verschillende administraties rondgestuurd voor adviezen en opmerkingen. Het definitieve milieueffectrapport werd ontvangen op 8 februari 2007 en de goedkeuring ervan wordt met dit goedkeuringsverslag uiterlijk betekend op 20 maart 2007. Aan de hand van de criteria die vooropgesteld werden in de eerder betekende richtlijnen werd dit goedkeuringsverslag opgesteld. Het milieueffectrapport heeft voldoende invulling gegeven aan de richtlijnen die overeenkomstig artikel 4.3.5 1 van het decreet betreffende de milieueffect - en veiligheidsrapportage van 18 december 2002 (BS 13 februari 2003) werden vastgesteld. Het MER bevat voldoende informatie om het aspect milieu een volwaardige plaats te geven bij de besluitvorming. 2 Vorm en presentatie Het voorliggende milieueffectenrapport is naar vorm en presentatie een verzorgd document geworden. Het document bevat een duidelijk woord vooraf, leeswijzer, inhoudstafel, lijsten met afkortingen, verklarende woorden, figuren, tabellen en bijlagen. Achteraan het rapport Dienst Mer 2
bevindt zich tevens een literatuurlijst. De bijlagen bevatten verduidelijkende achtergrondinformatie. De figuren geven een duidelijke en overzichtelijke meerwaarde aan het MER. In het woord vooraf wordt kort de milieueffectrapportageprocedure besproken en de te volgen stappen en inspraakmomenten. 3 Doelstelling, verantwoording en besluitvorming art.4.3.7. 1,1, a en b De doelstelling bestaat erin de effecten aan te tonen van de geplande uitbreiding van 360 000 ton/jaar tot 440 000 ton/jaar papierproductie. Het project kadert in de ondersteuning van de interne groei en de internationale expansie van de VPK Packaging Group. Voor deze geplande uitbreiding is een bouwvergunning en milieuvergunning noodzakelijk. Oudegem Papier heeft voor deze uitbreiding reeds een bouwvergunning bekomen. Voor de bijkomende IC reactor en beluchtingsbekken in het intern watercircuit, bijkomende gasketel van 14 MW, verhoging lozingsdebiet tot 200 m³/uur en nieuwe lozingsnormen werden eveneens de nodige vergunningen reeds bekomen. Eigenlijk hadden deze vergunningen, in het ideale geval, de resultaten van dit MER moeten afwachten zodanig dat bij de vergunningsvoorwaarden hier rekening mee had kunnen gehouden worden. Hierdoor verliest het MER eigenlijk zijn doel. Bij de administratieve voorgeschiedenis worden de relevante vergunningsvoorwaarden uit de verschillende milieuvergunningen opgesomd. De voorwaarden uit de vergunning dd. 28/09/06 werden hier niet vermeld. Bij de bespreking van de disciplines wordt aangegeven hoe een antwoord wordt gegeven op de relevante bijzonder voorwaarden. 4 Voorgenomen project en alternatieven art.4.3.7. 1,1,c, d en e Het rapport beschrijft in deel 3 het project op een voldoende wijze. De reeds vergunde bijstook van recyclageresidu s en onbruikbare papiervezels is nog niet geïmplementeerd gezien de hiervoor noodzakelijke rookgasreiniging (droge kalkwassing) nog moet gebouwd worden. De impact van de bijstook van recyclageresidu s en onbruikbare vezel wordt mee in beschouwing genomen in de toekomstige situatie. Om een goed overzicht te krijgen van de effecten van de capaciteitsuitbreidingen worden, zoals gevraagd in de richtlijnen waar relevant 3 situatie beschreven: referentiesituatie, de vergunde situatie (zonder verhoging van de productiecapaciteit tot 440 000 ton papier per jaar) en de geplande situatie. De opstart van de verbranding van recyclageresidu s wordt voorzien in juni 2007. In het MER wordt gemotiveerd waarom locatie- en uitvoeringsalternatieven niet van toepassing zijn voor dit project. Het MER bevat een toetsing aan de voorgestelde best beschikbare technieken in de Europese BREF voor papier en pulpproductie in tabelvorm. Inrichtingsalternatieven worden niet besproken. Dienst Mer 3
5 Juridische en beleidsmatige context art.4.3.7. 1,f Het rapport geeft een volledig overzicht van de juridische en beleidsmatige randvoorwaarden onder de vorm van een matrix. De matrix geeft aan welke randvoorwaarden relevant zijn voor dit project en waar deze relevante randvoorwaarden verder behandeld worden. Ten opzichte van de ontwerptekst werden alle gevraagde aanpassingen aangevuld. 6 Algemene methodologische aspecten De ingreep-effectmatrix vormt een duidelijk schema waarbij per oorzaak/effect aangegeven wordt welke effecten er te verwachten zijn, zowel tengevolge van de constructiefase als exploitatiefase (processen, transport, opslag). Per discipline wordt een goede beschrijving gegeven van de te volgen methodologie om de effecten van het project in te schatten. Een expliciet, kwantitatief significantiekader wordt gebruikt bij de discipline lucht, oppervlaktewater en mobiliteit. Voor de overige disciplines werd aangegeven waarmee rekening gehouden wordt bij de beoordeling. Het blijft een aandachtspunt om de significantiekaders over de verschillende disciplines heen op elkaar af te stemmen om de vergelijkbaarheid en de eindintegratie zo transparant mogelijk te maken. 7 Bestaande toestand en milieueffecten In wat volgt wordt vermeld in hoeverre door de opstellers van het MER gevolg werd gegeven aan de belangrijkste opmerkingen, geformuleerd tijdens de ontwerp-mer bespreking en vermeld in het verslag van deze vergadering. Bovendien worden een aantal aandachtspunten uit het MER gelicht die van belang kunnen zijn voor de doorwerking van dit MER bij de verdere besluitvorming. Onderstaande bespreking vormt echter geen exhaustieve samenvatting van de conclusies van het MER. Hiervoor wordt naar het eigenlijke document verwezen. Om te vermijden dat het vrachtverkeer niet langer doorheen de woonkern van Oudegem dient te rijden werden in het mobiliteitsplan van Dendermonde 3 fasen voorzien voor een verbeterende ontsluiting van de site van Oudegem Papier. Het doortrekken van de N41 en de nieuwe ontsluiting van de terreinen van Oudegem Papier via een nieuwe aan te leggen weg langsheen de Dender naar de N41 wordt als ontwikkelingsscenario beschouwd in het MER, doch hier werd niet in elke discipline op teruggekomen maar wel in de meest relevante. Op de site is een grondwaterwinning aanwezig bestaande uit 11 putten op een diepte van 25 m vergund voor een debiet van 150 000 m³/jaar en 7 putten op een diepte van 50 m vergund voor een debiet van 90 000 m³/jaar. Deze grondwaterwinning is via de vergunning van 16/02/2006 vergund tot 26 juli 2015 (einddatum van basisvergunning). De impact van de winning in de geplande situatie gebeurd voor het maximaal vergunde winningsdebiet van 240 000 m³/jaar. Conform de vergunningsvoorwaarden mag het grondwaterpeil in de diepe Dienst Mer 4
winningsputten in geen geval onder het dak van de laag dalen. Het maximaal toelaatbaar afpompingsniveau in deze winningsput bedraagt 30 m-mv. Momenteel blijkt het niet mogelijk om het maximaal vergund debiet op te pompen zonder dat het grondwaterpeil zakt onder het dak van de desbetreffende grondwaterlaag. Uit de debieten blijkt dat het maximaal debiet voor de ondiepe putten soms overschrijden wordt de laatste jaren. Het opvolgen van de debieten blijft dan ook een aandachtspunt. De kwaliteit van het grondwater dient jaarlijks onderzocht te worden volgens de in de vergunningsvoorwaarde gespecifieerde parameters. De ionenbalans moet hierbij in evenwicht zijn. De analyses dienen bovendien aangevuld te worden met een onderzoek inzake de bacteriologische kwaliteit op een aantal parameters. Bij de beoordeling in de discipline bodem en grondwater wordt enkel rekening gehouden met de parameters waarvoor een toetsingskader voorhanden is. De link met de parameters uit de vergunningsvoorwaarden wordt niet gelegd, ondanks gevraagd op de ontwerptekstbespreking. Wel wordt bij de maatregelen aangegeven dat de bijzondere voorwaarden zoals vastgesteld in de grondwatervergunning ten uitvoer dienen gebracht te worden. Deze data zullen het mogelijk moeten maken om in de toekomst de potentiële effecten van de grondwaterwinning kwantitatief te beoordelen. Verdere opvolging is bijgevolg noodzakelijk doch vormt in functie van dit project geen beperking. De werkzaamheden ter hoogte van de uitbreiding van het persenmagazijn en de hal van de papiermachine overlappen deels met een zone waar een verontreiniging met minerale olie in de bodem en het grondwater wordt aangetroffen. Indien het grondverzet echter conform de vigerende wetgeving gebeurt, is er echter geen gevaar tot verspreiding van bodemverontreiniging. De inschatting van de hoeveelheid grondverzet gebeurde door de deskundige op basis van de gegevens aangereikt door het architectenbureau. Het MER meldt dat in het kader van de werkzaamheden geen bemaling zal uitgevoerd worden. Zoals reeds hogerop vermeld zal als gevolg van de uitbreiding de interne waterkringloop worden uitgebreid met een bijkomende IC reactor met nabeluchting (anaërobe zuivering op de proceswaterrecycle) en zal de bestaande waterzuivering worden uitgebreid met een bijkomende slibafscheider. Daarnaast is een verhoging van het lozingsdebiet tot 200 m³/uur vereist mede met het oog op het beheersen van de Ca-sedimentatie in leidingen en pompen en het verhinderen van ongecontroleerde anaërobe processen met mogelijke geurhinder tot gevolg. Zoals gevraagd werd verduidelijkt dat deze bijkomende IC reactor in parallel met de bestaande IC reactor wordt toegepast. Op de figuren wordt deze geplande situatie niet weergegeven (anaërobie in parallel, 2x2 beluchtingsbekkens in parallel). In de het MER wordt in de discipline oppervlaktewater bij het bepalen van de bijdrage tot de verontreiniging van het ontvangende oppervlaktewater gemotiveerd waarom de weergegeven vrachten voor de geplande situatie in tabel 7.2.7 overeen komen met een maximalistische inschatting. Volgens de deskundige is bijgevolg het berekenen van de maximale bijdrage tov het 90-percentiel debiet van de Dender niet relevant voor het beoordelen van de milieueffecten omdat door het bedrijf geen stoffen worden geloosd die een acuut toxisch effect op aquatische organismen kunnen hebben. Aangezien dit gevraagd werd in de richtlijnen werd deze berekening alsnog in bijlage opgenomen. De huidige lozingsvergunning legt kwaliteitsdoelstellingen op als lozingsnorm voor alle Lijst 2C stoffen met uitzondering van cadmium. Hierdoor verkrijgt men door het berekenen van de maximale bijdrage tot de Q90-vracht voor Cd een onrealistisch hoge waarde, terwijl in de realiteit nog nooit Cd in concentraties hoger dan de detectielimiet in het effluent (en in het ingenomen denderwater) werd vastgesteld. Aangezien alle polluenten in het effluent, vermeld op de lijst van het Dienst Mer 5
reductieprogramma gevaarlijke stoffen, voorkomen in concentraties lager dan de kwaliteitsdoelstelling of lager dan de detectielimiet, voldoet het bedrijf aan de doelstellingen van dit reductieprogramma. Indien het MER was opgesteld vóór het verlenen van de nieuwe lozingsvergunning had hiermee rekening kunnen gehouden worden. In de discipline lucht wordt verduidelijkt dat een onderscheid dient gemaakt te worden tussen de bijdrage als gevolg van de activiteit en de bijdrage afkomstig van het verkeer van en naar het bedrijf dit vooral voor de parameters NO 2 en stof (PM10). De verkeersbijdrage wordt berekend op basis van het CAR Vlaanderen model. De uitkomsten worden ten opzichte van de ontwerptekst niet gedetailleerder opgenomen. Naar verkeer toe worden een aantal maatregelen geformuleerd. Uit de GC-MS analyse is gebleken dat ethanol en 1-propanol meer dan 95 % van de totale VOS emissies uitmaken. Dit zijn vermoedelijk niet de geurveroorzakende componenten, gezien hun relatief hoge geurdrempel. De deskundige bevestigt deze opmerking. De rest van de geuruitstoot moet worden toegeschreven aan een groot aantal onbekende componenten met een zeer lage geurdrempel die zelfs niet via GC-MS analyse konden gedetecteerd worden. Bij het bepalen van de 98-percentielcontouren van de uurgemiddelde waarden van de immissiebijdrage voor geur wordt ten opzichte van de ontwerptekst rekening gehouden met de juiste emissievrachten (grootteorde van meer dan 1 miljoen OU E /s). Hierdoor zijn de conclusies gewijzigd ten opzichte van de ontwerptekst en wordt het significante effect beoordeeld op basis van klachten, nu ook bevestigd via de dispersieberekeningen. Ondanks het ontbreken van een duidelijk toetsingskader voor geur is het duidelijk dat het waarnemen van geur ter hoogte van de woonkern van Oudegem als gevolg van de activiteiten van Oudegem Papier in de referentiesituatie- en geplande situatie als negatief dient beoordeeld te worden. Bij de milderende maatregelen worden de voorgestelde maatregelen in een geurstudie van PRG (2003) opgesomd, doch welke maatregelen uitgevoerd zijn of moeten uitgevoerd worden, wordt niet aangegeven. Bijgevolg is niet duidelijk hoe men het negatieve effect zal milderen. Wel worden een aantal zaken opgesomd welke een positieve bijdrage kunnen hebben naar geur maar waarvan het effect nog niet gekend is. De geurstudie had in het MER verder uitgewerkt kunnen worden, samen met zoeken naar concrete maatregelen. Er wordt daarentegen wel aangetoond dat dit project geen aanleiding geeft tot een stijging van de immissiebijdrage voor geur. Bij de discipline geluid wordt besloten dat aangezien de geluidsnormen in de referentiesituatie reeds overschreden worden, er geen ruimte is voor bijkomende geluidsbelasting. De relevante bronnen bij de uitbreiding zijn de ventilatoren van de papiermachine. Deze ventilatoren moeten dan ook reeds bij de installatie ingebouwd en afgeschermd worden of voorzien worden van geluidsdempers. Een tweede mogelijke toekomstige geluidsbron is het transportsysteem bij de schrederinstallatie. Indien de vrijstaande motoraandrijving van dit transportsysteem zich op minder dan 100 m van de dichtste woning bevindt, moet demping en/of inkapseling van de bron voorzien worden. Indien de technische gegevens over de uitvoering en ligging van deze motoraandrijving gekend zijn, dienen deze meegenomen te worden bij de vergunningsaanvraag. Indien aan de bovenvermelde voorwaarden voldaan, wordt besloten dat de voorziene uitbreiding geen significante impact heeft op de geluidsbelasting naar de omgeving. De aanpassingen in verband hiermee ten opzichte van de ontwerptekst werden niet doorgevoerd in de niet technische samenvatting. De overschrijdingen in de referentiesituatie blijven, ondanks reeds uitgevoerde saneringen in het verleden, een feit en om deze weg te werken dienen bestaande bronnen aangepakt te worden. Dienst Mer 6
De nodige sanering op de ventilator De Raedt op het dak van papiermachine 7, is reeds uitgevoerd. Het effect ervan is nog niet gekend en dient in de opvolging van de volledige sanering te worden geverifieerd. Wat de andere bronnen betreft, worden bij de milderende maatregelen een aantal oplossingen voorgesteld. De uitbreidingen van bestaande eenheden of bouw van nieuwe eenheden zal gebeuren binnen de bestaande installaties van Oudegem Papier. Dit houdt in dat er geen ecotoop- en biotoopverlies zal optreden. Er wordt besloten dat de impact van Oudegem Papier op fauna en flora zich vooral situeert op het vlak van rustverstoring in het Denderbellebroek en lozing van afvalwater. Het bedrijventerrein van VPK en Oudegem Papier is historisch vergroeid geraakt met de woonkern van Oudegem en is dan ook nadrukkelijk aanwezig. De impact op de gezondheid van de omwonende is gering. Uit de klachten die de voorbije jaren werden gemeld, kan afgeleid worden dat het bedrijf geregeld aanleiding geeft tot geur- en geluidshinder. Voor maatregelen wordt verwezen naar de desbetreffende discipline. In de discipline lucht wordt ivm geur echter geen concrete oplossingen voorgesteld. De effecten op het vlak van doorstroming van verkeer, verkeersleefbaarheid en verkeersveiligheid worden ingeschat op basis van de restcapaciteit van de wegen en de gewenste rol van de wegen. Ten opzichte van de ontwerptekst werd hier een toetsingskader voor voorzien. Hierbij werd ook rekening gehouden met het ontwikkelingsscenario (ringweg langsheen de Dender, doortrekking N41). Een studie naar mogelijke verschuivingen in de modal shift (verschuiving naar spoor en schip) wordt aanbevolen. Zoals gevraagd werd de discipline landschap, onroerend erfgoed en archeologie in een afzonderlijk hoofdstuk opgenomen. De geplande werken zullen weinig bijkomende impact hebben op het omgevende landschap, gezien de werken in een industriële omgeving plaatsvinden en zich beperken tot een uitbreiding. Aangezien het bedrijf in de huidige situatie echter reeds visueel dominant is op bepaalde locaties in de omgeving, worden maatregelen nagegaan. 7.1 Vergelijking van de alternatieven art.4.3.7. 1,2, e Zoals vermeld in deel 4 van dit verslag worden geen reële alternatieven onderzocht. 8 Leemten in de kennisart.4.3.7. 1,4 Dit hoofdstuk doet opgave van de leemten in kennis die tijdens het uitvoeren van het onderzoek werden vastgesteld. Dienst Mer 7
9 Monitoring en evaluatie art.4.3.7. 1,2, d In deel 13 wordt de noodzaak tot postevaluatie en monitoring besproken. Uit de voorgaande bespreking volgt dat monitoring vooral belangrijk is voor de discipline grondwater, geur, geluid en verkeer. 10 Integratie en eindsynthese art.4.3.7. 1,2, e Deel 13 geeft een samenvatting van de effectbeoordeling. De elementen tot uitvoering van de watertoets werden samengevat in deel 8. 11 Tewerkstelling, investering en gebruikte materialen art.4.3.7. 5,3 In dit hoofdstuk geeft het rapport aan welke de verwachte tewerkstelling- en investeringseffecten zijn van de voorgenomen activiteiten. 12 Niet-technische samenvatting art.4.3.7. 1,5 De niet-technische samenvatting vormt een afzonderlijk leesbaar deel van het rapport dat de essentie van de overige delen beknopt weergeeft. De tekst is begrijpelijk voor een gemiddelde lezer. Gelet op wat vooraf gaat wordt het project-mer, ingediend door Oudegem Papier op 8 februari 2007, goedgekeurd. 13 maart 2007, Voor het afdelingshoofd, afwezig, ir. Jeroen Cockx Dienst Mer 8