1 1. OVER -START -start is een CTO-uitgave over het stimuleren van geletterdheid bij jonge kinderen (2,5 tot 7 jaar). -start is een boek vol achtergrondinformatie en concreet uitgewerkte activiteiten. Met deze activiteiten kan je op een speelse en functionele manier aan de slag gaan in je klas. Ook begeleiders en directies vinden in dit boek heel wat informatie en instrumenten om een geletterdheidsbeleid te voeren op school. Meer informatie? - over -start: http://www.cteno.be/assets/downloads/cteno/nieuwsbrief/2012_13/nieuwsbrief_13_gstart.pdf - een voorbeeldactiviteit: http://www.cteno.be/downloads/gstart_voorbeeldactiviteit.pdf - de inhoudstafel van -start: http://www.cteno.be/downloads/gstart_inhoudstafel.pdf - -start bestellen? http://www.cteno.be/index.php?idwp=256 2. OPBOUW DOELENLIJST Attitude, inzicht of vaardigheid Doel uit doelenlijst -start Ontwikkelingsdoelen Nederlands passend bij het doel uit -start Eindtermen Nederlands waartoe een aanzet wordt gegeven met het -startdoel Doelen uit de leerplannen Nederlands van het O! passend bij het doel uit -start (enkel kleuters en eerste graad) 3. AFKORTINEN EN BRONNEN = -startdoel Loman J. en Vermeir K. (2012). -start. eletterdheid stimuleren bij jonge kinderen. Leuven: Centrum voor Taal en Onderwijs
2 OD = ontwikkelingsdoel http://www.ond.vlaanderen.be/curriculum/basisonderwijs/index.htm OA = ontwikkelingsaspect ET = eindterm http://www.vvkbao.be/materiaal/ontwikkelingsplan http://www.ond.vlaanderen.be/curriculum/basisonderwijs/index.htm LP = leerplandoel http://www.vvkbao.be/domeinen/nederlands-1 4. ALEMENE DOELENLIJST -START EN -SCREEN Attitudes 1a. Het kind geniet van het luisteren naar voorgelezen tekst uit verschillende bronnen. OD Ontwikkelingsdoelen luisteren (verhaalbegrip) 1.3 en 1.5 ET Eindterm lezen 3 Eindterm luisteren 1.1 Eindterm strategieën 5.1 LP Leerplan mondelinge vaardigheid 1.1.1.4 Leerplan mondelinge vaardigheid luisteren 1.1.2.47 Leerplan schriftelijke vaardigheid 1.2.1.2 1b. Het kind is gemotiveerd om de betekenis van geschreven taal te achterhalen. OD Ontwikkelingsdoel lezen 3.2 ET Eindtermen lezen 3.1, 3.2, 3.3, 3.4 en 3.5 Eindterm strategieën 5.1 Eindterm taalbeschouwing 6.1 LP Leerplan schriftelijke vaardigheid lezen 1.2.2.12 & 1.2.2.13 & 1.2.2.19 & 1.2.2.22 & 1.2.2.101 & 1.2.2.125 1c. Het kind heeft zin om zelf te 'lezen' in allerlei bronnen. OD Ontwikkelingsdoel lezen 3.4 ET Eindterm lezen 3 Eindterm strategieën 5.1 LP Leerplan schriftelijk vaardigheid 1.2.1.1 & 1.2.1.2 & 1.2.1.3 Leerplan schriftelijke vaardigheid lezen 1.2.2.52
3 1d. Het kind toont schrijfdurf en experimenteert met allerlei vormen van schrijven. OD Ontwikkelingsdoelen schrijven 4.1, 4.2 en 4.3 ET Eindtermen schrijven 4.1, 4.2, 4.3, 4.4 en 4.5 Eindtermen taalbeschouwing 6.5 en 6.7 LP Leerplan schriftelijke vaardigheid 1.2.1.1 & 1.2.1.2 Leerplan schriftelijke vaardigheid schrijven 1.2.3.1 & 1.2.3.2 & 1.2.3.3 & 1.2.3.6 & 1.2.3.10 & 1.2.3.11 & 1.2.3.12 1.2.3.13 & 1.2.3.35 & 1.2.3.37 1e. Het kind geniet van het spelen met taal en klanken. OD Ontwikkelingsdoel taalbeschouwing 5.5 ET Eindterm luisteren 1 Eindterm spreken 2 Eindtermen taalbeschouwing 6.5 en 6.7 LP Leerplan mondelinge vaardigheid 1.1.1.4 Leerplan schriftelijke vaardigheid lezen 1.2.2.29 & 1.2.2.30 & 1.2.2.31 & 1.2.2.32 & 1.2.2.33 & 1.2.2.34 & 1.2.2.35 & 1.2.2.40 Inzichten 2a. Het kind beseft dat gesproken taal kan worden vastgelegd op papier en met audiovisuele middelen. OD Ontwikkelingsdoel taalbeschouwing 5.3 ET Eindterm lezen 3 Eindtermen schrijven 4.1, 4.2, 4.3, 4.4 en 4.5 Eindtermen taalbeschouwing 6.1, 6.2, 6.3, 6.4, 6.5 en 6.7 LP Leerplan schriftelijke vaardigheid 1.2.1.5 Leerplan schriftelijke vaardigheid lezen 1.2.2.1 & 1.2.2.80 Leerplan schriftelijke vaardigheid schrijven 1.2.3.7 2b. Het kind beseft dat schriftelijke boodschappen bewaard kunnen blijven en opnieuw kunnen worden opgeroepen. OD Ontwikkelingsdoel taalbeschouwing 5.2 ET Eindterm lezen 3 Eindtermen schrijven 4.1, 4.2, 4.3, 4.4 en 4.5 Eindtermen taalbeschouwing 6.1, 6.2, 6.3, 6.4, 6.5 en 6.7 LP Leerplan mondelinge vaardigheid luisteren 1.1.2.9 Leerplan schriftelijke vaardigheid 1.2.1.5 Leerplan schriftelijke vaardigheid lezen 1.2.2.17 & 1.2.2.18 & 1.2.2.23 & 1.2.2.50 & 1.2.2.80
4 OD Ontwikkelingsdoelen taalbeschouwing 5.3 en 5.4 ET Eindterm lezen 3 Eindtermen schrijven 4.1, 4.2, 4.3, 4.4 en 4.5 Eindtermen taalbeschouwing 6.1, 6.2, 6.3, 6.4, 6.5 en 6.7 LP Leerplan schriftelijke vaardigheid 1.2.1.4 Leerplan schriftelijke vaardigheid lezen 1.2.2.17 & 1.2.2.18 & 1.2.2.51 & 1.2.2.80 & 1.2.2.81 & 1.2.2.87 & 1.2.2.88 Leerplan schriftelijke vaardigheid schrijven 1.2.3.4 & 1.2.3.5 2d. Het kind begrijpt dat gesproken woorden uit klanken bestaan en dat deze klanken met lettertekens kunnen worden verbonden. OD Ontwikkelingsdoelen taalbeschouwing 5.4 en 5.5 ET Eindtermen Lezen 3.1, 3.2 en 3.3 Eindterm luisteren 1 Eindterm spreken 2 Eindtermen taalbeschouwing 6.5 en 6.7 LP Leerplan schriftelijke vaardigheid lezen 1.2.2.25 & 1.2.2.26 & 1.2.2.29 & 1.2.2.30 & 1.2.2.31 & 1.2.2.32 & 1.2.2.33 & 1.2.2.34 & 1.2.2.35 & 1.2.2.36 & 1.2.2.37 & 1.2.2.39 & 1.2.2.40 & 1.2.2.41 Leerplan schriftelijke vaardigheid schrijven 1.2.3.8 & 1.2.3.9 & 1.2.3.10 & 1.2.3.11 & 1.2.3.12 1.2.3.13 2e. Het kind beseft dat er bepaalde conventies gelden bij geschreven taal. OD Ontwikkelingsdoelen lezen 3.2 en 3.3 ET Eindterm lezen 3 Eindtermen schrijven 4.1 en 4.7 LP Leerplan schriftelijke vaardigheid 1.2.1.5 & 1.2.1.6 Leerplan schriftelijke vaardigheid lezen 1.2.2.2 & 1.2.2.3 & 1.2.2.4 & 1.2.2.37 & 1.2.2.39 & 1.2.2.49 & 1.2.2.135 & 1.2.2.136 Leerplan schriftelijke vaardigheid schrijven 1.2.3.10 & 1.2.3.11 & 1.2.3.12 1.2.3.13
5 Vaardigheid 3a. Het kind kan een verhaal begrijpen en toont inzicht in verhaalstructuren. OD Ontwikkelingsdoel luisteren (verhaalbegrip) 1.5 ET Eindterm Lezen 3.5 Eindtermen luisteren 1.3 en 1.5 Eindtermen spreken 2.1, 2.2, 2.3, 2.5 en 2.6 Eindtermen strategieën 5.1, 5.2 en 5.3 Eindtermen taalbeschouwing 6.5 en 6.7 LP Leerplan mondelinge vaardigheid luisteren 1.1.2.27 & 1.1.2.29 & 1.1.2.47 Leerplan schriftelijke vaardigheid lezen 1.2.2.5 & 1.2.2.7 & 1.2.2.10 & 1.2.2.14 & 1.2.2.16 & 1.2.2.52 & 1.2.2.82 & 1.2.2.84 & 1.2.2.89 & 1.2.2.103 & 1.2.2.154 & 1.2.2.157 3b. Het kind kan betekenis koppelen aan symbolen of geschreven taal. OD Ontwikkelingsdoelen lezen 3.1 en 3.2 ET Eindterm lezen 3 Eindtermen taalbeschouwing 6.1, 6.2, 6.3, 6.4, 6.5 en 6.7 Eindterm strategieën 5.1 LP Leerplan schriftelijke vaardigheid lezen 1.2.2.6 & 1.2.2.8 & 1.2.2.9 & 1.2.2.11 & 1.2.2.15 & 1.2.2.19 & 1.2.2.20 & 1.2.2.21 & 1.2.2.25 & 1.2.2.39 & 1.2.2.41 & 1.2.2.42 & 1.2.2.43 & 1.2.2.44 & 1.2.2.45 & 1.2.2.46 & 1.2.2.47 & 1.2.2.112 & 1.2.2.130 & 1.2.2.131 3c. Het kind kan eigen boodschappen in een schriftelijke neerslag vastleggen. OD Ontwikkelingsdoelen schrijven 4.1, 4.2 en 4.3 ET Eindtermen schrijven 4.2, 4.3, 4.4 en 4.5 Eindtermen taalbeschouwing 6.1, 6.2, 6.3, 6.4, 6.5 en 6.7 Eindtermen strategieën 5.1, 5.2 en 5.4 Eindtermen interculturele gerichtheid 7 LP Leerplan schriftelijke vaardigheid schrijven 1.2.3.1 & 1.2.3.3 & 1.2.3.4 & 1.2.3.10 & 1.2.3.11 & 1.2.3.12 & 1.2.3.13 & 1.2.3.32 & 1.2.3.33 & 1.2.3.34 & 1.2.3.35 & 1.2.3.37 3d. Het kind toont blijk van een groeiend taalbewustzijn door te experimenten en te reflecteren over symbolen, zinnen, woorden, woordstukken, klanken, rijm en letters. OD Ontwikkelingsdoel taalbeschouwing 5.5 ET Eindterm luisteren 1 Eindterm spreken 2 Eindtermen taalbeschouwing 6.5, 6.6 en 6.7 LP Leerplan mondelinge vaardigheid 1.1.1.12 & 1.1.2.8 & 1.1.2.10 & 1.1.2.13 Leerplan schriftelijke vaardigheid lezen 1.2.2.26 & 1.2.2.28 & 1.2.2.29 & 1.2.2.30 & 1.2.2.31 & 1.2.2.32 & 1.2.2.33 & 1.2.2.34 & 1.2.2.35 & 1.2.2.40 & 1.2.2.41 & 1.2.2.42 & 1.2.2.43 & 1.2.2.44 & 1.2.2.45 & 1.2.2.46 & 1.2.2.47 & 1.2.2.48 & 1.2.2.51 & 1.2.2.128 & 1.2.2.129 & 1.2.2.132 & 1.2.2.133 & 1.2.2.134 Leerplan schriftelijke vaardigheid schrijven 1.2.3.10 & 1.2.3.11 & 1.2.3.12 1.2.3.13 & 1.2.3.31
6 3e. Het kind kan lettertekens en andere tekens van elkaar onderscheiden. OD Ontwikkelingsdoel lezen 3.3 ET Eindterm lezen 3 Eindtermen schrijven 4.1, 4.2, 4.3, 4.4 en 4.5 Eindtermen taalbeschouwing 6.5 en 6.7 LP Leerplan schriftelijke vaardigheid lezen 1.2.2.24 & 1.2.2.38 & 1.2.2.39
7 5. DOELENLIJST ACTIVITEITEN -START 2.1 VERTELLEN MAAR! Begrijpen van een verhaal, genieten van voorlezen, aanzetten om zelf te 'lezen' 1a. Het kind geniet van het luisteren naar voorgelezen tekst uit verschillende bronnen. 3a. Het kind kan een verhaal begrijpen en toont inzicht in verhaalstructuren. Leerplan mondelinge vaardigheid 1.1.1.4 & 1.1.1.5 & 1.1.1.11 & 1.1.1.13 Leerplan mondelinge vaardigheid luisteren 1.1.2.27 & 1.1.2.28 & 1.1.2.29 & 1.1.2.34 & 1.1.2.47 Leerplan schriftelijke vaardigheid 1.2.1.1 & 1.2.1.2 & 1.2.1.3 & 1.2.2.7 & 1.2.2.8 & 1.2.2.9 & 1.2.2.10 & 1.2.2.11 & 1.2.2.13 & 1.2.2.14 & 1.2.2.15 & 1.2.2.16 2.2 SUPERHELDEN Begrijpen van een verhaal, inzien waarvoor geschreven taal dient, verband zien tussen letters en klanken 3a. Het kind kan een verhaal begrijpen en toont inzicht in verhaalstructuren. 2d. Het kind begrijpt dat gesproken woorden uit klanken bestaan en dat deze klanken met lettertekens kunnen worden verbonden. 1b. Het kind is gemotiveerd om de betekenis van geschreven taal te achterhalen. 3c. Het kind kan eigen boodschappen in een schriftelijke neerslag vastleggen. Leerplan mondelinge vaardigheid 1.1.2.27 & 1.1.2.28 & 1.1.2.29 & 1.1.2.47 Leerplan schriftelijke vaardigheid 1.2.1.1 Leerplan schriftelijke vaardigheid lezen 1.2.2.25 & 1.2.2.32 & 1.2.2.33 & 1.2.2.34 & 1.2.2.35 & 1.2.2.36 & 1.2.2.37 Leerplan schriftelijke vaardigheid schrijven 1.2.3.7 & 1.2.3.8 & 1.2.3.9
8 2.3 DE TOCHT VAN MUIS Een geschreven boodschap 'lezen', een verhaal begrijpen 1b. Het kind is gemotiveerd om de betekenis van geschreven taal te achterhalen. 3a. Het kind kan een verhaal begrijpen en toont inzicht in verhaalstructuren. Leerplan mondelinge vaardigheid luisteren 1.1.1.27 Leerplan schriftelijke vaardigheid 1.2.1.1 & 1.2.1.2 Leerplan schriftelijke vaardigheid lezen 1.2.2.8 & 1.2.2.9 & 1.2.2.20 & 1.2.2.22 & 1.2.2.82 2.4 WE MAKEN EEN BOEK Begrijpen van een verhaal, inzien dat er een verband bestaat tussen prenten en tekst, weten dat er leesconventies bestaan, een boodschap weergeven via geschreven taal 3a. Het kind kan een verhaal begrijpen en toont inzicht in verhaalstructuren. 1c. Het kind heeft zin om zelf te 'lezen' in allerlei bronnen. 2a. Het kind beseft dat gesproken taal kan worden vastgelegd op papier en met audiovisuele middelen. 1d. Het kind toont schrijfdurf en experimenteert met allerlei vormen van schrijven. 2e. Het kind beseft dat er bepaalde conventies gelden bij geschreven taal. Leerplan mondelinge vaardigheid luisteren 1.1.2.27 & 1.1.2.29 Leerplan schriftelijke vaardigheid 1.2.1.1 & 1.2.1.6 Leerplan schriftelijke vaardigheid lezen 1.2.2.1 & 1.2.2.2 & 1.2.2.3 & 1.2.2.4 & 1.2.2.5 & 1.2.2.6 Leerplan schriftelijke vaardigheid schrijven 1.2.3.1 & 1.2.3.2 & 1.2.3.3 & 1.2.3.37 & 1.2.3.112 & 1.2.3.135
9 2.5 BEELD ZONDER KLANK Begrijpen dat via geschreven taal een boodschap kan overgebracht worden, een boodschap weergeven via geschreven taal 3c. Het kind kan eigen boodschappen in een schriftelijke neerslag vastleggen. 2b. Het kind beseft dat schriftelijke boodschappen bewaard kunnen blijven en opnieuw kunnen worden opgeroepen. Leerplan schriftelijke vaardigheid 1.2.1.1 & 1.2.1.2 & 1.2.1.4 Leerplan schriftelijke vaardigheid lezen 1.2.2.19 & 1.2.2.23 & 1.2.2.50 Leerplan schriftelijke vaardigheid schrijven 1.2.3.4 & 1.2.3.33 & 1.2.3.34 & 1.2.3.90 & 1.2.3.135 2.6 MET EEN BOEK IN EEN HOEK enieten van voorlezen, aanzetten om zelf te 'lezen' 1c. Het kind heeft zin om zelf te 'lezen' in allerlei bronnen. 3c. Het kind kan eigen boodschappen in een schriftelijke neerslag vastleggen. Leerplan mondelinge vaardigheid 1.1.2.27 & 1.1.2.33 Leerplan schriftelijke vaardigheid 1.2.1.2 & 1.2.1.3 & 1.2.1.4 Leerplan schriftelijke vaardigheid lezen 1.2.2.6 & 1.2.2.7 & 1.2.2.13 & 1.2.2.15 & 1.2.2.16 & 1.2.2.17 & 1.2.2.18 & 1.2.2.23 & 1.2.2.52 Leerplan schriftelijke vaardigheid schrijven 1.2.3.1 & 1.2.3.34
10 2.7 BEESTENBOEL Een boodschap weergeven via geschreven taal, een geschreven boodschap 'lezen' 1a. Het kind geniet van het luisteren naar voorgelezen tekst uit verschillende bronnen. 3c. Het kind kan eigen boodschappen in een schriftelijke neerslag vastleggen. 2a. Het kind beseft dat gesproken taal kan worden vastgelegd op papier en met audiovisuele middelen. Leerplan schriftelijke vaardigheid 1.2.1.1 & 1.2.1.2 & 1.2.1.3 Leerplan schriftelijke vaardigheid lezen 1.2.2.3 & 1.2.2.7 & 1.2.2.8 & 1.2.2.83 & 1.2.2.142 Leerplan schriftelijke vaardigheid schrijven 1.2.3.2 & 1.2.3.5 & 1.2.3.32 & 1.2.3.34 & 1.2.3.37 2.8 DE TAAL VAN MUZIEK Een (muzikale) boodschap weergeven via geschreven taal, een geschreven boodschap 'lezen' 3c. Het kind kan eigen boodschappen in een schriftelijke neerslag vastleggen. 3b. Het kind kan betekenis koppelen aan symbolen of geschreven taal. Leerplan schriftelijke vaardigheid 1.2.1.2 Leerplan schriftelijke vaardigheid lezen 1.2.2.9 & 1.2.2.17 & 1.2.2.29 & 1.2.2.50 & 1.2.2.80 Leerplan schriftelijke vaardigheid schrijven 1.2.3.4 & 1.2.3.33 & 1.2.3.34
11 2.9 TOVEREN Begrijpen dat via geschreven taal een boodschap kan worden overgebracht en opnieuw kan worden opgeroepen, spelen met taalelementen zoals klank en rijm 2b. Het kind beseft dat schriftelijke boodschappen bewaard kunnen blijven en opnieuw kunnen worden opgeroepen. 1e. Het kind geniet van het spelen met taal en klanken. 3d. Het kind toont blijk van een groeiend taalbewustzijn door te experimenten en te reflecteren over symbolen, zinnen, woorden, woordstukken, klanken, rijm en letters. Leerplan mondelinge vaardigheid 1.1.1.4 Leerplan schriftelijke vaardigheid 1.2.1.1 & 1.2.1.5 Leerplan schriftelijke vaardigheid lezen 1.2.2.1 & 1.2.2.17 & 1.2.2.18 & 1.2.2.22 & 1.2.2.28 & 1.2.2.32 & 1.2.2.33 & 1.2.2.36 & 1.2.2.39 Leerplan schriftelijke vaardigheid schrijven 1.2.3.34 & 1.2.3.91 & 1.2.3.135 2.10 MIJN ROENTENTUIN Inzien waarvoor geschreven taal dient, een boodschap weergeven via geschreven taal 1a. Het kind geniet van het luisteren naar voorgelezen tekst uit verschillende bronnen. 2b. Het kind beseft dat schriftelijke boodschappen bewaard kunnen blijven en opnieuw kunnen worden opgeroepen. 3c. Het kind kan eigen boodschappen in een schriftelijke neerslag vastleggen. Leerplan mondelinge vaardigheid 1.1.2.20 & 1.1.2.21 & 1.1.2.27 Leerplan schriftelijke vaardigheid 1.2.1.1 & 1.2.1.3 Leerplan schriftelijke vaardigheid lezen 1.2.2.9 & 1.2.2.17 & 1.2.2.19 & 1.2.2.20 & 1.2.2.22 & 1.2.2.80 Leerplan schriftelijke vaardigheid schrijven 1.2.3.5 & 1.2.3.7 & 1.2.3.34 & 1.2.3.37
12 2.11 SCHOONHEIDSSALON Begrijpen dat via geschreven taal een boodschap kan overgebracht worden 2a. Het kind beseft dat gesproken taal kan worden vastgelegd op papier en met audiovisuele middelen. 3e. Het kind kan lettertekens en andere tekens van elkaar onderscheiden. 2b. Het kind beseft dat schriftelijke boodschappen bewaard kunnen blijven en opnieuw kunnen worden opgeroepen. 3b. Het kind kan betekenis koppelen aan symbolen of geschreven taal. Leerplan schriftelijke vaardigheid 1.2.1.1 & 1.2.1.6 Leerplan schriftelijke vaardigheid lezen 1.2.2.9 & 1.2.2.17 & 1.2.2.18 & 1.2.2.19 & 1.2.2.20 & 1.2.2.22 & 1.2.2.24 & 1.2.2.80 & 1.2.2.81 Leerplan schriftelijke vaardigheid schrijven 1.2.3.4 & 1.2.3.5 & 1.2.3.34 & 1.2.3.37 & 1.2.3.135 2.12 BOUWVAKKERS Een geschreven boodschap 'lezen' (pictogrammen, schema's en getalbeelden), een boodschap weergeven via geschreven taal 3b. Het kind kan betekenis koppelen aan symbolen of geschreven taal. 3c. Het kind kan eigen boodschappen in een schriftelijke neerslag vastleggen. 1d. Het kind toont schrijfdurf en experimenteert met allerlei vormen van schrijven. 3a. Het kind kan een verhaal begrijpen en toont inzicht in verhaalstructuren. Leerplan mondelinge vaardigheid 1.2.2.27 Leerplan schriftelijke vaardigheid 1.2.1.1 & 1.2.1.2 & 1.2.1.5 Leerplan schriftelijke vaardigheid lezen 1.2.2.19 & 1.2.2.22 & 1.2.2.80 Leerplan schriftelijke vaardigheid schrijven 1.2.3.1 & 1.2.3.4 & 1.2.3.5 & 1.2.3.34
13 2.13 CAFEETJE Inzien waarvoor geschreven taal dient, het verband zien tussen gesproken en geschreven taal, een boodschap weergeven via geschreven taal 2e. Het kind beseft dat er bepaalde conventies gelden bij geschreven taal. 1d. Het kind toont schrijfdurf en experimenteert met allerlei vormen van schrijven. 3c. Het kind kan eigen boodschappen in een schriftelijke neerslag vastleggen. 2b. Het kind beseft dat schriftelijke boodschappen bewaard kunnen blijven en opnieuw kunnen worden opgeroepen. 2a. Het kind beseft dat gesproken taal kan worden vastgelegd op papier en met audiovisuele middelen. Leerplan schriftelijke vaardigheid 1.2.1.1 & 1.2.1.2 & 1.2.1.5 & 1.2.1.6 Leerplan schriftelijke vaardigheid lezen 1.2.2.4 & 1.2.2.9 & 1.2.2.17 & 1.2.2.18 & 1.2.2.19 & 1.2.2.22 & 1.2.2.23 & 1.2.2.25 & 1.2.2.53 Leerplan schriftelijke vaardigheid schrijven 1.2.3.5 & 1.2.3.6 & 1.2.3.7 & 1.2.3.32 & 1.2.3.34 & 1.2.3.36 & 1.2.3.37 & 1.2.3.90 2.14 WAAR ZIT KUIKENTJE? Een geschreven boodschap 'lezen', begrijpen van een verhaal 1a. Het kind geniet van het luisteren naar voorgelezen tekst uit verschillende bronnen. 1b. Het kind is gemotiveerd om de betekenis van geschreven taal te achterhalen. 3a. Het kind kan een verhaal begrijpen en toont inzicht in verhaalstructuren. Leerplan mondelinge vaardigheid 1.1.2.27 & 1.1.2.28 & 1.1.2.29 Leerplan schriftelijke vaardigheid 1.2.1.2 Leerplan schriftelijke vaardigheid lezen 1.2.2.1 & 1.2.2.2 & 1.2.2.5 & 1.2.2.6 & 1.2.2.7 & 1.2.2.8 & 1.2.2.14 & 1.2.2.19 & 1.2.2.80
14 2.15 HET BORDSPEL Begrijpen dat via taal een boodschap kan overgebracht worden en opnieuw opgeroepen worden, een geschreven boodschap 'lezen' 1a. Het kind geniet van het luisteren naar voorgelezen tekst uit verschillende bronnen. 1b. Het kind is gemotiveerd om de betekenis van geschreven taal te achterhalen. Leerplan schriftelijke vaardigheid 1.2.1.1 & 1.2.1.2 Leerplan schriftelijke vaardigheid lezen 1.2.2.8 & 1.2.2.9 & 1.2.2.17 & 1.2.2.19 & 1.2.2.22 & 1.2.2.101 Leerplan schriftelijke vaardigheid schrijven 1.2.3.1 & 1.2.3.3 & 1.2.3.34 & 1.2.3.106 & 1.2.3.135 2.16 VALENTIJN Begrijpen dat via geschreven taal een boodschap kan overgebracht worden, een boodschap weergeven via geschreven taal 1d. Het kind toont schrijfdurf en experimenteert met allerlei vormen van schrijven. Leerplan schriftelijke vaardigheid 1.2.1.1 & 1.2.1.2 & 1.2.1.5 & 1.2.1.6 Leerplan schriftelijke vaardigheid lezen 1.2.2.3 & 1.2.2.17 & 1.2.2.18 & 1.2.2.19 & 1.2.2.24 Leerplan schriftelijke vaardigheid schrijven 1.2.3.4 & 1.2.3.7 & 1.2.3.8 & 1.2.3.9 & 1.2.3.33 & 1.2.3.34 & 1.2.3.35 & 1.2.3.91 & 1.2.3.135
15 2.17 DE ZOEKACTIE Inzien waarvoor geschreven taal dient, een boodschap weergeven via geschreven taal 2b. Het kind beseft dat schriftelijke boodschappen bewaard kunnen blijven en opnieuw kunnen worden opgeroepen. Leerplan schriftelijke vaardigheid 1.2.1.1 & 1.2.1.2 & 1.2.1.5 & 1.2.1.6 Leerplan schriftelijke vaardigheid lezen 1.2.2.4 & 1.2.2.17 & 1.2.2.18 & 1.2.2.19 & 1.2.2.23 & 1.2.2.36 & 1.2.2.37 & & 1.2.2.80 & 1.2.2.81 Leerplan schriftelijke vaardigheid schrijven 1.2.3.7 & 1.2.3.8 & 1.2.3.9 & 1.2.3.34 & 1.2.3.35 & 1.2.3.36 & 1.2.3.37 & 1.2.3.135 2.18 DE IMMOKRANT Begrijpen dat via geschreven taal een boodschap kan worden overgebracht en opnieuw opgeroepen kan worden 1c. Het kind heeft zin om zelf te 'lezen' in allerlei bronnen. 2e. Het kind beseft dat er bepaalde conventies gelden bij geschreven taal. 3e. Het kind kan lettertekens en andere tekens van elkaar onderscheiden. 2b. Het kind beseft dat schriftelijke boodschappen bewaard kunnen blijven en opnieuw kunnen worden opgeroepen. Leerplan schriftelijke vaardigheid 1.2.1.1 & 1.2.1.2 & 1.2.1.3 & 1.2.1.4 Leerplan schriftelijke vaardigheid lezen 1.2.2.1 & 1.2.2.9 & 1.2.2.17 & 1.2.2.18 & 1.2.2.19 & 1.2.2.24 & 1.2.2.27 & 1.2.2.38 & 1.2.2.51 & 1.2.2.129 Leerplan schriftelijke vaardigheid schrijven 1.2.3.7 & 1.2.3.34 & 1.2.3.35 & 1.2.3.90
16 2.19 WE VLIEEN ERIN Inzien waarvoor geschreven taal dient, een boodschap weergeven via geschreven taal 1d. Het kind toont schrijfdurf en experimenteert met allerlei vormen van schrijven. 2e. Het kind beseft dat er bepaalde conventies gelden bij geschreven taal. 3e. Het kind kan lettertekens en andere tekens van elkaar onderscheiden. 3d. Het kind toont blijk van een groeiend taalbewustzijn door te experimenten en te reflecteren over symbolen, zinnen, woorden, woordstukken, klanken, rijm en letters. Leerplan schriftelijke vaardigheid 1.2.1.1 & 1.2.1.2 & 1.2.1.3 & 1.2.1.5 Leerplan schriftelijke vaardigheid schrijven 1.2.1.4 & 1.2.2.17 & 1.2.3.5 & 1.2.3.6 & 1.2.3.8 & 1.2.3.9 & 1.2.3.31 & 1.2.3.32 & 1.2.3.34 & 1.2.3.37 & 1.2.3.135 2.20 KOKKERELLEN Inzien waarvoor geschreven taal dient, een geschreven boodschap 'lezen', een boodschap weergeven via geschreven taal 1a. Het kind geniet van het luisteren naar voorgelezen tekst uit verschillende bronnen. 2d. Het kind begrijpt dat gesproken woorden uit klanken bestaan en dat deze klanken met lettertekens kunnen worden verbonden. 1b. Het kind is gemotiveerd om de betekenis van geschreven taal te achterhalen. 1d. Het kind toont schrijfdurf en experimenteert met allerlei vormen van schrijven. Leerplan mondelinge vaardigheid luisteren 1.1.2.27 Leerplan schriftelijke vaardigheid 1.2.1.2 Leerplan schriftelijke vaardigheid lezen 1.2.2.1 & 1.2.2.9 & 1.2.2.19 & 1.2.2.22 & 1.2.2.25 & 1.2.2.33 & 1.2.2.37 & 1.2.2.154 Leerplan schriftelijke vaardigheid schrijven 1.2.3.5 & 1.2.3.8 & 1.2.3.34 & 1.2.3.135
17 2.21 MILAN DE MARSMAN Spelen met taalelementen zoals klankgroepen 3d. Het kind toont blijk van een groeiend taalbewustzijn door te experimenten en te reflecteren over symbolen, zinnen, woorden, woordstukken, klanken, rijm en letters. 1e. Het kind geniet van het spelen met taal en klanken. Leerplan mondelinge vaardigheid 1.1.1.4 Leerplan mondelinge vaardigheid luisteren 1.1.2.8 Leerplan schriftelijke vaardigheid lezen 1.2.2.28 & 1.2.2.29 & 1.2.2.30 & 1.2.2.31 & 1.2.2.40 2.22 ALLEMAAL LETTERS Verband zien tussen letters en klanken, spelen met taalelementen, onderscheiden van lettertekens 3e. Het kind kan lettertekens en andere tekens van elkaar onderscheiden. 1c. Het kind heeft zin om zelf te 'lezen' in allerlei bronnen. 2d. Het kind begrijpt dat gesproken woorden uit klanken bestaan en dat deze klanken met lettertekens kunnen worden verbonden. 1e. Het kind geniet van het spelen met taal en klanken. 2e. Het kind beseft dat er bepaalde conventies gelden bij geschreven taal. 3d. Het kind toont blijk van een groeiend taalbewustzijn door te experimenten en te reflecteren over symbolen, zinnen, woorden, woordstukken, klanken, rijm en letters. Leerplan schriftelijke vaardigheid 1.2.1.1 & 1.2.1.2 Leerplan schriftelijke vaardigheid lezen 1.2.2.24 & 1.2.2.32 & 1.2.2.36 & 1.2.2.37 & 1.2.2.38 & 1.2.2.39 & 1.2.2.40 Leerplan schriftelijke vaardigheid schrijven 1.2.3.7 & 1.2.3.9