Extra oefenopgaven H4 [rekenen met: vormingswarmte, reactiewarmte, rendement, reactiesnelheid, botsende-deeltjesmodel]

Vergelijkbare documenten
SCHEIKUNDE. Hoofdstuk 9

Hoofdstuk 2: Kenmerken van reacties

Praktijk Zonder katalyse geen welvaart

1 Algemene begrippen. THERMOCHEMIE p. 1

Hoofdstuk 5 Reac/esnelheid en evenwichten

Scheidingsmethoden methode principe voorbeeld. destilleren verschil in kookpunt wijn whiskey. filtreren verschil in deeltjesgrootte koffie

Praktijk Zonder katalyse geen welvaart

Hoofdstuk 4. Chemische reacties. J.A.W. Faes (2019)

Een reactie blijkt bij verdubbeling van alle concentraties 8 maal zo snel te verlopen. Van welke orde zou deze reactie zijn?

Reactiesnelheid (aanvulling 8.1, 8.2 en 8.3)

TENTAMEN CHEMISCHE THERMODYNAMICA. Dinsdag 25 oktober

Hoofdstuk 8. Opgave 2. Opgave 1. Oefenvragen scheikunde, hoofdstuk 8 en 10, 5 VWO,

Samenvatting Natuurkunde Verwarmen en isoleren (Newton)

a. Beschrijf deze reactie met een vergelijking. In het artikel is sprake van terugwinning van zwavel in zuivere vorm.

De twee snelheidsconstanten hangen op niet identieke wijze af van de temperatuur.

Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 5, Reacties

Samenvatting Chemie Overal 3 havo

TOETS CTD voor 1 ste jaars MST (4051CHTHEY) 7 maart uur Docenten: T. Savenije, B. Dam

3.1 Energie. 3.2 Kenmerken chemische reactie

Uitwerkingen. T2: Verbranden en Ontleden, De snelheid van een reactie en Verbindingen en elementen

de ph-schaal van 0 tot 14 in verband brengen met zure, neutrale en basische oplossingen en met de concentratie van H+-ionen en OH--ionen;

De verliezen van /in het systeem zijn ook het gevolg van energietransformaties!

Wat is reactiesnelheid? Inleiding. Na deze clip kun je: Onderwerpen. Procestechniek: tijd is geld. Maar het moet ook weer niet te snel gaan

uitleggen dat in reacties (in de meeste gevallen) bestaande chemische bindingen worden verbroken en nieuwe worden gevormd;

10 Materie en warmte. Onderwerpen. 3.2 Temperatuur en warmte.

Hoofdstuk 5. Reacties en energie. J.A.W. Faes (2019)

Energie en Energiebalans. Dictaat hoofdstuk 5

woensdag 14 december :06:43 Midden-Europese standaardtijd

27 ste Vlaamse Chemie Olympiade

TOETS CTD voor 1 ste jaars MST (4051CHTHEY) 7 maart uur Docenten: T. Savenije, B. Dam

Het is echter waarschijnlijker dat rood kwik bestaat uit Hg 2+ ionen en het biantimonaation met de formule Sb2O7 4.

T2: Verbranden en Ontleden, De snelheid van een reactie en Verbindingen en elementen

Hoofdstuk 3. en energieomzetting

Oefenvragen Hoofdstuk 4 Chemische reacties antwoorden

Rekenen aan reacties (de mol)

Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 1 + 2

Proef Natuurkunde Warmteafgifte weerstand

4VMBO H2 warmte samenvatting.notebook September 02, Warmte. Hoofdstuk 2. samenvatting. Vaak zetten we Chemische energie om in Warmte

Scheikundige begrippen

Samenvatting NaSk 1 Hoofdstuk 5

TOETS CTD voor 1 ste jaars MST (4051CHTHEY, MST1211TA1, LB1541) 10 maart uur Docenten: L. de Smet, B. Dam

Inhoud. Reactiesnelheid, effectieve botsingen,

scheikunde vwo 2017-II

toelatingsexamen-geneeskunde.be Vraag 2 Wat is de ph van een zwakke base in een waterige oplossing met een concentratie van 0,1 M?

LEERPLANDOELSTELLINGEN LEERINHOUDEN. De leerlingen kunnen

[Samenvatting Energie]

Opgave 1: Turners. (1) 1 Geef de systematische naam van het zouthydraat dat ontstaat bij het opnemen van water door magnesium.

Opgave 1. n = m / M. e 500 mg soda (Na 2CO 3) = 0,00472 mol. Opgave 2. m = n x M

Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 3

Zelfstudiepakket leerkracht (Correctiesleutel) Industrieel Ingenieur Chemie, Biochemie, Milieukunde

ENERGIE H5 par. 1 en 2 Diagnostische Toets natuurkunde uitwerkingen

SEPTEMBERCURSUS CHEMIE HOOFDSTUK 3: STOICHIOMETRIE

1 Warmteleer. 3 Om m kg water T 0 C op te warmen heb je m T 4180 J nodig Het symbool staat voor verandering.

SCHEIKUNDE VWO 4 MOLBEREKENINGEN ANTW.

Oplossingen Scheikunde van 2001

4. In een bakje met natriumjodide-oplossing worden 2 loden elektroden gehangen. Deze twee elektroden worden aangesloten op een batterij.

VWO 1995 Scheikunde tijdvak 1. Het antwoord 2-methyl-1,2-propadiol of methyl-1,2-propadiol mag goed worden gerekend.

Eindexamen vwo scheikunde pilot I

Oefenvraagstukken 5 HAVO Hoofdstuk 13 Antwoordmodel

Eindexamen vwo scheikunde I

endotherme reactie met soda

Eindexamen scheikunde 1-2 vwo 2008-II

Rekenen aan reacties 2. Deze les. Zelfstudieopdrachten. Zelfstudieopdrachten voor volgende week. Zelfstudieopdrachten voor deze week

Warmte. Hoofdstuk 2. Vaak zetten we Chemische energie om in Warmte

Onderwerp: Onderzoek doen Kerndoel(en): 28 Leerdoel(en): - Onderzoek doen aan de hand van onderzoeksvragen - Uitkomsten van onderzoek presenteren.

2 Concentratie in oplossingen

Oefenopgaven CHEMISCHE INDUSTRIE

2 maximumscore 2. 1p Tijdens het proces moet verhit/ verwarmd worden. 1p Verhitten/ verwarmen kost veel energie.

Eindexamen scheikunde havo 2004-II

Examen scheikunde HAVO tijdvak uitwerkingen

PROEFVERSIE HOCUS POCUS... BOEM DE CHEMISCHE REACTIE. WEZO4_1u_ChemischeReacties.indd 3

Eindexamen vwo scheikunde pilot I

HERHALINGS TENTAMEN CHEMISCHE THERMODYNAMICA voor S2/F2/MNW2 Woensdag 14 januari, 2009,

Hoofdstuk 4 Kwantitatieve aspecten

Verslag Natuurkunde Caloriemeter

Oefenvragen Hoofdstuk 5 Reacties en energie antwoorden. Vraag 1 Geef bij iedere blusmethode aan, welk onderdeel van de branddriehoek wordt weggenomen.

1. Elementaire chemie en chemisch rekenen

TOETS CTD voor 1 ste jaars MST (4051CHTHEY) 1 maart uur Docenten: L. de Smet, B. Dam

Hoofdstuk 7 Stoffen en materialen. Gemaakt als toevoeging op methode Natuurkunde Overal

OEFENOPGAVEN MOLBEREKENINGEN

Eindexamen scheikunde havo 2001-II

Natuurlijk heb je nu nog géén massa s berekend. Maar dat kan altijd later nog. En dan kun je mooi kiezen, van welke stoffen je de massa wil berekenen.

Module 3 Energie en Evenwichten Antwoorden

Formules voor Natuurkunde Alle formules die je moet kennen voor de toets. Eventuele naam of uitleg

Samenvatting Natuurkunde Hoofdstuk 3: energie en warmte

natuurkunde 1,2 Compex

Vrijdag 19 augustus, uur

Practicum Joule meter Afsluitend practicum elektra voor mavo 3

Eindexamen scheikunde 1-2 vwo 2008-II

Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 9, 10, 11 Zuren/Basen, Evenwichtsconstanten

7. Chemische reacties

Datum Voorzitter Secretaris Klusser

In de natuur komen voor Cu en Cl respectievelijk de isotopen 63 Cu, 65 Cu en 35 Cl, 37 Cl voor.

Hulpmiddelen: Niet grafische rekenmachine, binas 6 de druk. Let op dat je alle vragen beantwoordt.

OEFENOPGAVEN VWO EVENWICHTEN

Werken met eenheden. Introductie 275. Leerkern 275

7.1 Het deeltjesmodel

1. Elementaire chemie en chemisch rekenen

Is de pinda een energiebron? Zo ja, hoeveel energie bevat de pinda dan?

NATIONALE SCHEIKUNDEOLYMPIADE

Transcriptie:

Extra oefenopgaven H4 [rekenen met: vormingswarmte, reactiewarmte, rendement, reactiesnelheid, botsende-deeltjesmodel] Gebruik bij deze opdrachten BINAS-tabellen 8 t/m 12 / 38A / 56 / 57. Rekenen met vormingswarmte en reactiewarmte Bij reacties met constante druk wordt nauwelijks arbeid verricht. De reactiewarmte (Qp) die dan ontstaat, wordt enthalpieverandering ΔH genoemd. Omdat de verrichte arbeid bij constante druk heel klein is, is de enthalpieverandering dan nagenoeg gelijk aan de verandering in chemische energie ΔE. De wet van Hess zegt dat de totale enthalpieverandering (ΔH) of reactiewarmte van een reactie gelijk is aan de som van de enthalpieveranderingen (= reactiewarmten) van deelstappen in die reactie. Je neemt voor de deelstappen de vormingsreacties onder standaardomstandigheden: ΔHr 0 = ΔHf 0 producten - ΔHf 0 beginstoffen Hierin is: ΔHr 0 de enthalpieverandering van de reactie onder standaardomstandigheden ofwel reactiewarmte in joule per mol (J.mol -1 ); ΔHf 0 de vormingsenthalpie onder standaardomstandigheden ofwel vormingswarmte in joule per mol (J.mol -1 ). In BINAS 56 en 57 staan de vormings- en verbrandingswarmten gegeven onder standaardomstandigheden. Standaardomstandigheden betekent dat de temperatuur voor en na de reactie 298 K is, dat p = p0 (de druk is gelijk aan de heersende luchtdruk) en dat de stoffen bij die temperatuur en druk in de meest stabiele fase zijn. Je kunt alleen enthalpieveranderingen berekenen, niet de enthalpie van de stoffen zijn. Dat betekent dat verbrandings- en vormingswarmten relatieve waarden zijn. Als uitgangspunt zijn de elementen gekozen. Deze hebben per definitie enthalpie nul. De vormingswarmte of vormingsenthalpie ΔHf 0 is de hoeveelheid warmte die vrijkomt of nodig is voor de vorming van 1 mol stof uit de elementen (298 K; p = p0). Bij elementen moet je denken aan ijzer, Fe(s), zuurstof, O2(g) en koolstof, C(s). Bij koolstof is grafiet gekozen als element. bij een reactie met een negatieve vormingswarmte komt er warmte vrij, bij een positieve vormingswarmte is juist warmte nodig. 1) a) Bereken de verbrandingswarmte van 1,00 mol 2-methylpropaan met behulp van de vormingswarmten van 2-methylpropaan, water en koolstofdioxide. b) De waarde van de berekende verbrandingswarmte verschilt met de waarde in BINAS. Geef hiervoor een verklaring. c) Leg uit of deze reactie endotherm of exotherm is. d) Teken het bijbehorende energiediagram. Pagina 1 van 5

Rekenen met reactiewarmte Het principe van een calorimeter is dat je de reactiewarmte kunt bepalen aan de hand van een temperatuurverandering van de totale inhoud binnen het geïsoleerde vat. Om deze bepaling met behulp van een calorimeter te kunnen uitvoeren, heb je het begrip soortelijke warmte c nodig. Dit is de hoeveelheid joule die nodig is om 1 kg van een stof 1 K in temperatuur te doen stijgen. Omdat je meet bij constante druk gebruik je het symbool cp. Je moet dan de volgende formule gebruiken: Q = cp m ΔT Hierin is: Q de opgenomen of afgestane warmte in joule (J); cp de soortelijke warmte van de gemeten vloeistof in joule per kilogram per Kelvin (J.kg -1.K -1 ); m de massa van de stof in kilogram (kg); ΔT de temperatuurverandering van de gemeten vloeistof in Kelvin (K). Met behulp van deze formule kun je de reactiewarmte van een reactie die in water plaatsvindt eenvoudig bepalen. Vaak zijn de temperaturen in graden Celsius gegeven. Je kunt deze direct gebruiken om de ΔT te berekenen, omdat ΔK en Δ C hetzelfde zijn. 2) In een experiment met een calorimeter waarin onder atmosferische druk een chemisch proces plaatsvindt, wordt een temperatuurstijging gemeten. a) Is dit proces exotherm of endotherm? Licht je antwoord toe. b) Is de chemische energie van de stoffen in de reactie afgenomen of toegenomen? Licht je antwoord toe. 3) Sander wil 550 g water 5,0 K in temperatuur laten stijgen. Hoeveel joule aan warmteenergie heeft hij daarvoor nodig? 4) Shirine mengt 13,5 g ammoniumchloride (NH4Cl) met 150,0 g water met Tbegin = 29,8 C. Shirine roert de oplossing totdat alle NH4Cl is opgelost. Gedurende het hele proces is de cp = 4,20 10 3 J.kg -1.K -1 en uiteindelijk meet Shirine Teind = 27,6 C. a) Geef de reactievergelijking voor het oplossen van NH4Cl. b) Is dit een endotherm of exotherm proces? Licht je antwoord toe aan de hand van de meetresultaten. c) Bereken de reactiewarmte van dit proces in joule per mol. Pagina 2 van 5

Rekenen met rendement Energie kan niet verloren gaan, maar wel worden omgezet in een andere vorm. Bij constante druk wordt nagenoeg alle chemische energie omgezet in warmte, zeker als de reactie in een vloeistof plaatsvindt. Dan kun je stellen dat de chemische energieverandering = warmte, ofwel: ΔE = Qp Deze omzetting is van groot belang voor de energieproductie op aarde. Als je warmte nodig hebt uit een chemisch proces, wil je het liefst dat alle chemische energie wordt omgezet in bruikbare warmte. Als een verwarmingsketel dit zou kunnen, zeg je dat het rendement 100% is. Rendement van een systeem is het percentage nuttig gebruikte energie van de totale toegevoerde energie dat dit systeem kan produceren. rendement = nuttig gebruikte energie toegevoerde energie 100% Een rendement van 100 % is nooit haalbaar omdat er altijd warmte verloren gaat. Deze warmte kan dus niet nuttig gebruikt worden. De nieuwste hoogrendementsketels (HR-cvketels) kunnen een rendement van 90 tot 95 procent halen. 5) Een cv-ketel verbruikt 25 MJ aan chemische energie om een hoeveelheid van 175 liter badwater te verwarmen van 12 C naar 37 C. De soortelijke warmte van het badwater is 4,18 10 3 J.kg -1.K -1, de dichtheid is 0,998 g.ml -1. Bereken het rendement van deze cv-ketel in dit proces. Rekenen met reactiesnelheid Stel dat in een reactie stof A wordt geproduceerd en dat op het begintijdstip tbegin stof A een beginconcentratie [A]begin heeft. Na de reactie blijkt op tijdstip teind de eindconcentratie [A]eind te zijn. Het zal duidelijk zijn dat hoe meer A er in die periode is gevormd, hoe hoger de reactiesnelheid is. De gemiddelde reactiesnelheid s van een chemische reactie is de verandering in concentratie van een stof A in mol per liter in een bepaalde tijdsperiode. De eenheid van de reactiesnelheid is mol per liter per seconde (mol.l -1.s -1 ) s = [A] eind [A] begin t eind t begin = [A] mol. L 1. s 1 In iedere reactie verdwijnen beginstoffen en worden producten gevormd. Vaak worden de beginstoffen met verschillende snelheden afgebroken, afhankelijk van hun coëfficiënt in de reactievergelijking. Ook producten kunnen met verschillende snelheid worden gevormd afhankelijk van hun coëfficiënten in de reactievergelijking. Bijvoorbeeld: N2 (g) + 3 H2 (g) 2 NH3 (g) Het mag niet uitmaken met welke stof in de reactie de reactiesnelheid wordt bepaald. Er is daarom het volgende afgesproken: Pagina 3 van 5

Als de snelheid van een reactie wordt bepaald met behulp van de afname van de beginstoffen, wordt de gemeten snelheid positief gemaakt met een minteken. De berekende snelheid wordt gedeeld door de coëfficiënten van de gemeten stof in de reactie. s = 1 1 [N 2] = 1 3 [H 2] = 1 2 [NH 3] Je kunt ook de momentane snelheid van een reactie op een bepaald punt in een concentratiecurve bepalen. Als je uitgaat van de concentratiecurven kun je de reactiesnelheid in ieder punt van de grafiek bepalen door in dat punt een raaklijn te tekenen aan de concentratiecurve. Teken de raaklijn zodanig lang dat je de getallen nauwkeurig kunt aflezen op de x- en y-as. Uit de as-afsnede kun je de Δ[A] bepalen. Doe hetzelfde voor de tijd t, dan krijg je de Δtwaarde. Deel de Δ[A] door Δt, let op de eenheden op de x- en y-as en reken zo nodig om naar mol per liter per seconde. Let dan ook op of je nog moet delen door de coëfficiënt van de reactie waar A deel van uitmaakt. Als je dat allemaal gedaan hebt, krijg je de snelheid van de reactie in het punt waar je de raaklijn hebt getekend. 6) In een vat van 1,0 L wordt op tijdstip tbegin = 0 s 0,30 mol.l -1 N2 gemengd met 0,80 mol.l -1 H2. Bij tbegin is [NH3] = 0,0 mol.l -1. Het volume in de reactie blijft constant. Op teind = 30 s is er 0,40 mol NH3 gevormd. a) Bereken de gemiddelde reactiesnelheid tijdens deze reactie. b) Teken een grafiek waarin je de concentraties uitzet tegen de tijd (0 30 seconden). 7) In de grafiek hieronder is de concentratieafname van stof X te zien tijdens een reactie. a) Bereken de gemiddelde reactiesnelheid gedurende de eerste drie minuten. b) Bereken de gemiddelde reactiesnelheid gedurende de zesde minuut (tussen t = 5,0 min en t = 6,0 min). c) Bepaal grafisch de snelheid van de reactie op tijdstip t = 4,0 min. d) Bepaal grafisch de beginsnelheid van de reactie. Pagina 4 van 5

Botsende-deeltjesmodel Een botsing tussen deeltjes in een reactie is effectief als: de uitgangsstoffen in de gelegenheid zijn tegen elkaar te botsen; de totale energie van de uitgangsstoffen voldoende hoog is; de ruimtelijke oriëntatie van de deeltjes tijdens de botsing zodanig is dat de juiste atomen tegen elkaar botsen. Het aantal effectieve botsingen kan worden vergroot door de temperatuur en de concentratie van stoffen in homogene mengsels te vergroten of een katalysator toe te voegen. In heterogene mengsels kan de verdelingsgraad, de concentratie, de temperatuur of het gebruik van een heterogene katalysator de reactiesnelheid vergroten. Een katalysator is een stof die de reactiesnelheid kan verhogen zonder zelf tijdens de reactie te worden verbruikt. Een katalysator verhoogt de reactiesnelheid door de kans op effectieve botsingen te vergroten door het verlagen van de benodigde activeringsenergie. Er zijn homogene en heterogene katalysatoren. 8) Als je koffiemelkpoeder op een hoopje legt, lukt het je niet het poeder met een lucifer of zelfs een brander aan te steken. Als je dit poeder verstrooit door de vlam van een brandende brander, krijg je een steekvlam! Geef hiervoor een verklaring. 9) Van een evenwichtsreactie heeft de reactie naar rechts een reactiewarmte van 100 kj.mol -1. De activeringsenergie voor deze reactie is 140 kj.mol -1. Hoe groot is de activeringsenergie voor de reactie naar links? A) 40 kj.mol -1 B) 100 kj.mol -1 C) 140 kj.mol -1 D) 240 kj.mol -1 10) Geef in onderstaand energiediagram met een stippellijn aan wat voor invloed het gebruik van een katalysator op deze exotherme reactie kan hebben. Pagina 5 van 5