toelatingsexamen-geneeskunde.be Vraag 2 Wat is de ph van een zwakke base in een waterige oplossing met een concentratie van 0,1 M?

Maat: px

Weergave met pagina beginnen:

Download "toelatingsexamen-geneeskunde.be Vraag 2 Wat is de ph van een zwakke base in een waterige oplossing met een concentratie van 0,1 M?"

Fedde Bauwens
6 jaren geleden
Aantal bezoeken:

1 Chemie juli 2009 Laatste wijziging: 31/07/09 Gebaseerd op vragen uit het examen. Vraag 1 Geef de structuurformule van nitriet. A. B. C. D. Vraag 2 Wat is de ph van een zwakke base in een waterige oplossing met een concentratie van 0,1 M? A. 14 B. ph ligt tussen 7 en 13 C. ph ligt tussen 1 en 7 D. 1 Vraag 3 Vraag over het rendement van een reactie (antwoord zou 83% zijn). We hebben niet genoeg gegevens om deze vraag te reconstrueren Vraag 4 Gegeven de reactie: aa + bb => cc + dd x kj Wat gebeurt er na toevoeging van een katalysator? A. de reactiewarmte wordt verhoogd B. de opbrengst van het reactieproduct wordt verhoogd C. de opbrengst van de reagentia wordt verhoogd D. het chemisch evenwicht verandert

2 Vraag 5 Gegeven een vat met stoffen A, C en D. In het vat gebeurt een bepaalde reactie waarvan de evenwichtsconstante gelijk is aan K: A C + D Daarnaast gebeurt in het vak ook een andere reactie met evenwichtsconstant K : 2C+2D 2A In het vat blijven de concentraties A, C en D constant in de tijd. Wat is het verband tussen de twee evenwichtsconstantes? A. K=K B. K = C. K = D. Er is geen verband Vraag 6 Glycerol (C 3 H 8 O 3 ) is een stroperige vloeistof. Men neemt 50 ml van deze stof met massaconcentratie van 1,30 g/ml, en lost dit op in water bij een temperatuur van 25 C. Daarna lengt men deze stof aan met water tot 250 ml. Wat is de concentratie dan van het glycerol? A. 1,7 M B. 2,7 M C. 3,7 M D. 4,7 M Vraag 7 Welke bewering over dit atoom is juist? A. 35 Cl bevat evenveel neutronen als protonen B. 35 Cl bevat 17 protonen C. 35 Cl bevat 18 protonen D. 35 Cl bevat 17 neutronen Vraag 8 Wat is de concentratie van H + in zuiver water bij een temperatuur van 25 C?

3 A. 7 B C D. Kan je niet bepalen Vraag 9 Vraag over een ballon. We hebben niet genoeg gegevens om deze vraag te reconstrueren Vraag 10 Een gas in een glazen recipiënt bij een temperatuur van 25 C en een druk van 0,2 bar. Men wil de druk verhogen tot 0,4 bar, bij welke temperatuur gebeurt dit? A. 50 C B C C. 330 C D. Je heb niet genoeg gegevens. Uitgewerkte oplossingen Vraag 1 Dit zou parate kennis moeten zijn. Waterstofnitriet: Waterstofnitraat: Nitriet, zonder waterstof ervoor duidt op het zout van waterstofnitriet:. A is dus het juiste antwoord. Vraag 2 Een oplossing van een zwakke base in een waterige oplossing is licht basisch. De ph ligt dus tussen 7 en 14. Een ph van 14 is een zeer basische omgeving, dit krijg je alleen bij een geconcentreerde oplossing van een sterke base. Antwoord B is dus juist. Vraag 3 Vraag 4 Bij het toevoegen van een katalysator verandert het evenwicht niet (=eigenschap van de katalysator). Antwoord D is dus zeker niet juist. Ook de reactiewarmte verandert niet (zie onderstaande figuur, reactiewarmte ): de katalysator zorgt ervoor dat er tijdens de reactie minder energie nodig is (figuur: de berg waarover men moet is minder hoog), maar het uiteindelijke resultaat is hetzelfde.

4 Door de versnelde reactie krijg je natuurlijk sneller meer reactieproducten (reactieproduct: de molecules aan de rechterzijde van de reactie, dus C en D). Antwoord B is dus juist. Vraag 5 Gebruik de definitie van evenwichtsconstante (=parate kennis): Hieruit volgt dat K =. Als in de opgave niet zou staan dat de twee reacties gebeuren in eenzelfde milieu, dan is er geen verband. De concentraties A, C en D zouden in dat geval niet gelijk zijn tussen K en K. Vraag 6 De dichtheid is 1,3 g/ml dus 50 ml bevat 65 g. De molaire massa van glycerol kan je berekenen met de gegevens uit de periodieke tabel en is gelijk aan 92 g/mol. 65g is dus gelijk aan 0,706 mol (snel inschatten: 0,67 mol). 0,706 mol verdeeld over 250 ml geeft een concentratie van 2,8 mol per liter. De concentratie is dus 2,8M (antwoord B). Vraag 7 Chloor heeft atoomnummer 17 en heeft dus 17 protonen en 17 neutronen. Dit haal je uit de periodieke tabel (het element naast chloor, argon, heeft bijv. 18 protonen).

5 De atoommassa is gegeven: 35. Dit wil zeggen dat er in totaal 35 protonen en neutronen zijn. We weten hoeveel protonen er zijn, dus weten we ook hoeveel neutronen er zijn (18). Antwoord B is dus juist. Vraag 8 Parate kennis. De concentratie van H + in zuiver water is De ph daarvan is gelijk aan log Vraag 9 Vraag 10 Bij deze vraag heb je de formule nodig. R is constant (gasconstante=8,31) en aangezien het om een afgesloten reservoir gaat blijft ook de hoeveelheid mol gas (n) en het volume (V) constant. De formule vereenvoudigt dus tot. Om de druk dubbel zo groot te laten worden moet je ook de temperatuur verdubbelen. Let erop, je moet met Kelvin rekenen: dus T stijgt van 300 K tot 600 K = 330 C.

Vergelijkbare documenten

Chemie 2001 Vraag 1 Je wil 1 liter van een 0,010 M oplossing van glucose (C6H1206) bereiden, door een geschikt volume van een meer geconcentreerde oplossing over te brengen in een maatkolf van 1,0 liter