Deze Informatie is gratis en mag op geen enkele wijze tegen betaling aangeboden worden
|
|
- Clara de Coninck
- 8 jaren geleden
- Aantal bezoeken:
Transcriptie
1 Vraag 1 Welke van volgende formules stemt overeen met magnesiumchloriet? <A> MgCl <B> Mg(ClO 2 ) 2 <C> Mg(ClO 3 ) 2 <D> Mg3(ClO 3 ) 2 Optie A: Hier is wat kennis over het periodiek systeem der elementen vereist, aangezien magnesium een element is uit de 2 e groep (of groep van de aardalkalimetetalen) zal het steeds oxidatiegetal +2 hebben (net als alle andere elementen uit die groep omdat ze twee valentie elektronen hebben die ze graag willen afstaan om zo een positief ion te vormen). Chloor is een halogeen, en halogenen hebben allen 1 ding gemeen: ze missen 1 elektron in de buitenste schil ze gaan dus graag een elektron opnemen in polaire bindingen. Chloor is een beetje een buitenbeentje en heeft als mogelijke oxidatiegetallen: -1, (+1, +5, +7) Daar magnesium oxidatiegetal +2 heeft en chloor -1 is optie A al uitgesloten, de juiste formule voor magnesiumchloride is immers MgCl 2 Optie B, C, en D zijn anders op te vatten: Optie B: ClO 2 - = chloriet en het oxidatiegetal van deze zuurrest is - 1 Na een korte rekensom zie je dat deze schrijfwijze klopt voor magnesiumchloriet. Optie C: ClO 3 - = chloraat en het oxidatiegetal van deze zuurrest is - 1 Deze formule klopt ook maar is de formule voor magnesiumchloraat en niet voor magnesiumchloriet. Optie D: Uit het oxidatiegetal voor magnesium en voor chloraat zie je dat deze schrijfwijze niet klopt. Het is altijd handig om je zuurresten te kennen, dan zie je in 1 oogwenk dat optie B de enige mogelijke is.
2 Vraag 2 Je wil 1 liter van een 0,010 M oplossing van glucose bereiden, door een geschikt volume van een meer geconcentreerde oplossing over te brengen in een maatkolf van 1,0 liter en dit met water aan te lengen tot aan de ijkstreep. Hoeveel milliliter van een 0,500 mol/l glucoseoplossing zal je hiervoor gebruiken? <A> 1,8 ml <B> 20 ml <C> 36 ml <D> men moet de dichtheid van de geconcentreerde oplossing kennen Deze vraag komt regelmatig terug en is een geschenk als je de volgende formule kent: C 1 * V 1 = C 2 * V 2 Waarin C 1 : concentratie van de eerste oplossing in mol/l of M Waarin C 2 : concentratie van de tweede oplossing in mol/l of M Waarin V 1 : volume van de eerste oplossing in L Waarin V 2 : volume van de tweede oplossing in L We willen 1 liter van een M oplossing bereiden door een bepaald volume van een oplossing van M te nemen. Om de logica even duidelijk te maken kan je de vraag ook anders formuleren: hoeveel ml van een M oplossing moet ik nemen om 0.01 mol te hebben? V 2 = 1 L en C 2 = M en C 1 = M V 1 = (C 2 * V 2 )/ C 1 = 0.02 L of 20 ml
3 Vraag 3 Een reactieproces wordt vaak geoptimaliseerd door een katalysator in te zetten. Welke van onderstaande beweringen vertolkt correct de werking van een katalysator? <A> de reactieopbrengst wordt verhoogd <B> de reactiesnelheid is niet langer afhankelijk van de temperatuur <C> de reactie gaat sneller <D> het reactie-evenwicht ligt gunstiger Een katalysator laat de reactie sneller doorgaan, omdat hij de activeringsenergie verlaagt dus optie C is juist, hij is samen met de temperatuur een bepalende factor in de reactiesnelheid dus optie B is uitgesloten. Optie D is uitgesloten omwille van volgende redenering: een katalysator versnelt de heen, maar ook de terugreactie, het evenwicht wordt dus niet verschoven. Aangezien het evenwicht niet verschoven wordt is er ook geen grotere reactieopbrengst dus optie A is ook uitgesloten. Vraag 4 Het element chloor komt in de natuur voor als een mengsel van twee isotopen, één met 18 neutronen in de kern en één met 20 neutronen. Meer gegevens over het element chloor vind je in de tabel die voorafgaat aan de vragenset. Welke van de onderstaande beweringen is FOUT? <A> het aantal protonen in een atoomkern is steeds gelijk aan het aantal neutronen <B> het massagetal van een kern stemt overeen met de som van het aantal protonen en het aantal neutronen <C> natuurlijk chloor bevat ongeveer drie keer meer van het isotoop met 18 neutronen <D> een neutraal atoom van het chloorisotoop met 18 neutronen bevat 17 elektronen Optie A: het aantal protonen in een atoomkern is NIET steeds gelijk aan het aantal neutronen, kijk maar naar isotopen: een zelfde plaats in het periodiek systeem door een gelijk aantal protonen, maar een verschillend massagetal door een verschillend aantal neutronen.
4 Vraag 5 Welke ph meet men bij 25 C in een beker die 10,0 liter zuiver water bevat waarin 10,0 mg van een sterk zuur HA met molecuulmassa 100 opgelost wordt? <A> 4,0 <B> 5,0 <C> 6,0 <D> 7,0 10 mg van een sterk zuur (zal volledig dissociëren) met molecuulmassa van 100 g/mol 10 mg = 0.01 g 0.01 g van een stof met molecuulmassa 100g/mol = 0.01/100 mol = mol mol in 10 liter = mol per liter = ph = - log (concentratie zuur) = - log 10-5 = 5, optie B is juist. Vraag 6 Men beschikt over de volgende oplossingen: 1) 0,1 mol. L -1 CH3COOH 2) 0,1 mol. L -1 HCl 3) 0,1 mol. L -1 NH3 4) 0,1 mol. L -1 NaCl Welke getallenvolgorde bekomt men als ze naar dalende ph gerangschikt? <A> 1, 2, 3, 4 <B> 4, 1, 2, 3 <C> 2, 3, 4, 1 <D> 3, 4, 1, 2 Allereerst: we beschouwen equivalente hoeveelheden van vier stoffen die we moeten rangschikken naar dalende ph, dat betekent van basisch naar zuur. CH3COOH is een organisch zuur, een carbonzuur (azijnzuur) met een relatief grote pka (en dus kleine Ka) waarde, dit betekent dat slechts een beperkt deel van de moleculen zal dissociëren met vrijstelling van H + Het is derhalve een zwak zuur HCl is een anorganisch sterk zuur, grote Ka, vrijwel alle moleculen zullen dissociëren en H + vrijstellen.
5 NH 3 is een zwakke base NaCl is een zout, het zal de ph van de oplossing niet noemenswaardig van de neutrale waarde laten afwijken. De correcte rangschikking naar dalende ph is dus als volgt: Base neutraal zwak zuur sterk zuur Of: NH 3 NaCl - CH3COOH HCl Of optie D: 3, 4, 1, 2 Vraag 7 De volgende redoxvergelijking moet nog geëquilibreerd aan de hand van halfreacties: a Cr 2 O b Cl - + c H + d Cr 3+ + e Cl 2 + f H 2 O Hoeveel bedraagt b? <A> 2 <B> 4 <C> 6 <D> 8 Er bestaan verschillende benaderingswijzen voor het oplossen van redoxreacties en het is belangrijk voor jezelf een methode aan te nemen die je consequent gebruikt. Dit is een redoxreactie in zuur milieu en kan je systematisch op volgende wijze oplossen: Bekijk de reactie en duidt de stoffen aan die reduceren en oxideren, splits ze op in halfreacties: Reductie: Cr 2 O 7 2- Cr 3+ (het oxidatiegetal van Cr gaat van +6 naar +3) Oxidatie: Cl - Cl 2 (het oxidatiegetal van Cl gaat van -1 naar 0) Volgende stap: atoombalans Reductie: Cr 2 O Cr 3+ Oxidatie: 2 Cl - Cl 2
6 In zuur milieu voegen we evenveel moleculen H 2 O toe als er moleculen zuurstof tekort zijn aan een bepaalde kant en voegen we dubbel zoveel H + atomen toe aan de andere kant (wat in zuur milieu ruim ter beschikking staat). Reductie: Cr 2 O H + 2 Cr H 2 O Oxidatie: 2 Cl - Cl 2 De atoombalans voor de deelreacties klopt nu, de volgende stap is de ladingsbalans: Reductie: Links: (2-) + (14+) = +12 Rechts: 2 maal 3+ = +6 Oxidatie: Links: 2- Rechts: 0 Bij de reductie moeten we dus 6 elektronen opnemen in het linkerlid en bij de oxidatie 2 elektronen afstaan in het linkerlid Reductie: Cr 2 O H e - 2 Cr H 2 O Oxidatie: 2 Cl e - Cl 2 In redoxreacties is het aantal opgenomen elektronen steeds gelijk aan het aantal afgestane dus: Reductie: (Cr 2 O H e - 2 Cr H 2 O) Oxidatie: 3(2Cl e - Cl 2 ) Totaalreactie: Cr 2 O Cl H + 2 Cr Cl H 2 O Optie C is dus juist,
7 Vraag 8 Men vermengt welbepaalde concentraties aan stikstofmonoxide en zuurstof en meet de reactiesnelheid v van volgende reactie: 2 NO (g) + O 2 (g) 2 NO 2 (g) Als men bij dezelfde temperatuur de ingezette concentratie aan NO verdubbelt blijkt deze reactiesnelheid met een factor 4 te verhogen ; als zowel de NO concentratie als de O 2 concentratie verdubbeld gaat de reactie 8 keer sneller. Welke van onderstaande vergelijkingen vertolkt de concentratie-afhankelijkheid van de reactiesnelheid voor deze reactie? <A> v = k [NO] 2 [O2] <B> v = k [NO] 2 [O2] 2 <C> v = k [NO] [O2] 2 <D> v = k [NO] [O2] Als men bij dezelfde temperatuur de ingezette concentratie aan NO verdubbelt blijkt deze reactiesnelheid met een factor 4 te verhogen: de reactie vertoont 2 e orde kinetiek voor NO dus [NO] 2 (2 2 ) Als zowel de NO concentratie als de O 2 concentratie verdubbeld gaat de reactie 8 keer sneller. Een verdubbeling van de hoeveelheid O 2 verhoogt de reactiesnelheid met een factor 2: de reactie vertoont 1 e orde kinetiek voor O 2 (2 1 ) dus [O 2 ] Optie A is dus de juiste
8 Vraag 9 Tennisballen gewoonlijk gevuld met lucht of stikstofgas bij een druk hoger dan de atmosfeerdruk, zodat ze beter stuiten. Een gegeven tennisbal met een volume van 150 cm 3 bevat 0,28 g N 2. Wat is de druk in die bal bij 27 C? <A> 1,7 x 10 3 Pa <B> 1,4 x 10 4 Pa <C> 1,7 x 10 5 Pa <D> 4,6 x 10 6 Pa Deze vraag is verraderlijk omdat je snel mist bij hoofdrekenen en omdat je de gegevens naar correcte grootheden moet omzetten om tot een juist resultaat te komen. De ideale gaswet: PV = nrt Dus P = (n. R. T)/V n: aantal mol gasdeeltjes, molaire massa van N: 14 g/mol, maar molaire massa van N 2 : 28g/mol. n = 0.28g / 28g per mol = 0.01 mol R = gasconstante = 8, J K -1 mol -1 T = = 300 Kelvin (werk altijd in absolute temperatuur) V = 150 cm³ = 150 * 10-6 m³ Oplossing: P = (0.01 mol * 8, J K -1 mol -1 * 300 K) / 150 * 10-6 m³ = pa of 1,7 * 10 5 pa
9 Vraag 10 Beschouw een evenwichtssysteem in de gasfase gekenmerkt door de reactie: 4 NH 3 (g) + 5 O 2 (g) 4 ΝΟ (g) + 6 Η 2 Ο (g) Aan de ballon met constant volume die dit evenwichtsmengsel bevat voegt men nu bij constante temperatuur één mol NO toe. Wat is de invloed van deze toevoeging? <A> het evenwicht wordt niet beïnvloed <B> de hoeveelheid O 2 stijgt met 1.25 mol <C> er komt 1.25 mol H 2 O bij <D> de hoeveelheid H 2 O vermindert Principe van Le Châtelier: Als in een chemisch systeem een verandering optreedt in concentratie, temperatuur, volume of totale druk, zal het evenwicht zodanig verschuiven dat die verandering tenietgedaan wordt. Concreet betekent de toevoeging van een stof in het rechterlid een verschuiving van het evenwicht naar links (onttrekken van een stof uit het rechterlid zou het evenwicht naar rechts verschuiven, daarom zijn gasontwikkelings en neerslagreacties meestal aflopend). Aangezien het evenwicht naar links verschuift is optie A uitgesloten. Optie B is mogelijk maar zonder evenwichtsconstante kunnen we daar geen kwantitatieve uitspraak over doen. Optie C zou vereisen dat het evenwicht naar rechts verschuift, ze is dus fout. Optie D is juist, het evenwicht verschuift naar links dus NO en H 2 O verbruikt tot vorming van ammoniak en dizuurstof, waarbij de initiële hoeveelheid H 2 O zal afnemen.
Chemie 2001 Vraag 1 Je wil 1 liter van een 0,010 M oplossing van glucose (C6H1206) bereiden, door een geschikt volume van een meer geconcentreerde oplossing over te brengen in een maatkolf van 1,0 liter
Nadere informatieScheikunde Vraag 1. Vraag 1: <A> <B> <C> <D>
Scheikunde Vraag 1 Je wil 1 liter van een 0,010 M oplossing van glucose (C 6 H 12 O 6 ) bereiden, door een geschikt volume van een meer geconcentreerde oplossing over te brengen in een maatkolf van 1,0
Nadere informatietoelatingsexamen-geneeskunde.be Vraag 2 Wat is de ph van een zwakke base in een waterige oplossing met een concentratie van 0,1 M?
Chemie juli 2009 Laatste wijziging: 31/07/09 Gebaseerd op vragen uit het examen. Vraag 1 Geef de structuurformule van nitriet. A. B. C. D. Vraag 2 Wat is de ph van een zwakke base in een waterige oplossing
Nadere informatie1. Elementaire chemie en chemisch rekenen
In onderstaande zelftest zijn de vragen gebundeld die als voorbeeldvragen zijn opgenomen in het bijhorend overzicht van de verwachte voorkennis chemie. 1. Elementaire chemie en chemisch rekenen 1.1 Grootheden
Nadere informatie1. Elementaire chemie en chemisch rekenen
In onderstaande zelftest zijn de vragen gebundeld die als voorbeeldvragen zijn opgenomen in het bijhorend overzicht van de verwachte voorkennis chemie. 1. Elementaire chemie en chemisch rekenen 1.1 Grootheden
Nadere informatie1. Elementaire chemie en chemisch rekenen
In onderstaande zelftest zijn de vragen gebundeld die als voorbeeldvragen zijn opgenomen in het bijhorend overzicht van de verwachte voorkennis chemie. 1. Elementaire chemie en chemisch rekenen 1.1 Grootheden
Nadere informatieVoorbereiding toelatingsexamen arts/tandarts
Voorbereiding toelatingsexamen arts/tandarts Oplossingen van 2018 Arts Geel 29 september 2018 Brenda Casteleyn, PhD Vraag 1 Welke waarden moeten worden toegekend aan x en y in de onderstaande reactievergelijking
Nadere informatieOplossingen Scheikunde van 2001
www. Oplossingen Scheikunde van 2001 Disclaimer: Alle uitwerkingen zijn onder voorbehoud van eventuele fouten. Er is geen enkele aansprakelijkheid bij de auteur van deze documenten. Om deze vragen te kunnen
Nadere informatie1. Elementaire chemie en chemisch rekenen
In onderstaande zelftest zijn de vragen gebundeld die als voorbeeldvragen zijn opgenomen in het bijhorend overzicht van de verwachte voorkennis chemie 1. Elementaire chemie en chemisch rekenen 1.1 Grootheden
Nadere informatieuniversele gasconstante: R = 8,314 J K -1 mol -1 Avogadroconstante: N A = 6,022 x 10 23 mol -1 normomstandigheden:
Nuttige gegevens: universele gasconstante: R = 8,314 J K -1 mol -1 vogadroconstante: N = 6,022 x 10 23 mol -1 normomstandigheden: θ = 0 p = 1013 hpa molair volume van een ideaal gas onder normomstandigheden:
Nadere informatieSEPTEMBERCURSUS CHEMIE HOOFDSTUK 3: STOICHIOMETRIE
SEPTEMBERCURSUS CHEMIE HOOFDSTUK 3: STOICHIOMETRIE 1 OVERZICHT 1. Basisgrootheden en eenheden 2. Berekening van het aantal mol 3. Berekening in niet-normale omstandigheden 4. Oplossingen 5. Berekeningen
Nadere informatie7. Chemische reacties
7. Chemische reacties 1. Definitie Bij een chemische reactie verdwijnen één of meer stoffen en ontstaan één of meer nieuwe stoffen. De stoffen die verdwijnen noemen we de uitgangsstoffen of reagentia.
Nadere informatiewww. Chemie 1997 juli Vraag 1 Bij de zogenaamde thermietreactie wordt vast Fe 2 O 3 via een reactie met aluminium omgezet tot Al 2 O 3 en ijzer. Veronderstel dat je beschikt over 25,0 g aluminium en 85,0
Nadere informatieVerbetering Chemie 1997 juli
www. Verbetering Chemie 1997 juli Vraag 1 Reactievergelijking: Fe 2 O 3 + 2 Al Al 2 O 3 + 2 Fe Molaire massa s: Fe 2 O 3 : ( 2 x 55,9) + (3 x 16,0) = 159,8 g mol -1 Al: 27 g mol -1 Hoeveelheid stof: Fe
Nadere informatieWat is de formule van het metaalchloride waarin M het symbool van het metaal voorstelt?
Chemie Vraag 1 5,0.10-4 mol van een metaalchloride wordt opgelost in water. Er is 60 ml van een 2,5.10-2 mol.l -1 zilvernitraatoplossing nodig om alle chlorideionen neer te slaan onder de vorm van zilverchloride.
Nadere informatieWat is de formule van het metaalchloride waarin M het symbool van het metaal voorstelt?
Chemie Vraag 1 5,0.10-4 mol van een metaalchloride wordt opgelost in water. Er is 60 ml van een 2,5.10-2 mol.l -1 zilvernitraatoplossing nodig om alle chlorideionen neer te slaan onder de vorm van zilverchloride.
Nadere informatieZUIVERE STOF één stof, gekenmerkt door welbepaalde fysische constanten zoals kooktemperatuur, massadichtheid,.
PARATE KENNIS CHEMIE 4 e JAAR SCHEMA ZUIVERE STOF één stof, gekenmerkt door welbepaalde fysische constanten zoals kooktemperatuur, massadichtheid,. MENGSEL bestaat uit meerdere zuivere stoffen, de kooktemperatuur,
Nadere informatie29ste VLAAMSE CHEMIE OLYMPIADE EERSTE RONDE
Actieve steun Vlaamse Chemie Olympiade UAntwerpen K.U.Leuven K.U.Leuven Kulak UGent UHasselt VUB BNV KVCV VOB KBIN VeLeWe 29ste VLAAMSE CHEMIE OLYMPIADE EERSTE RONDE Sponsors 16 november 2011 Gewest Brussel
Nadere informatieDe waterconstante en de ph
EVENWICHTEN BIJ PROTOLYSEREACTIES De waterconstante en de ph Water is een amfotere stof, dat wil zeggen dat het zowel zure als basische eigenschappen heeft. In zuiver water treedt daarom een reactie van
Nadere informatieGegeven is volgende niet-uitgebalanceerde reactievergelijking waarin X de formule van een verbinding voorstelt:
Chemie Vraag 1 Gegeven is volgende niet-uitgebalanceerde reactievergelijking waarin X de formule van een verbinding voorstelt: CS2 + X + KOH K2SO4 + K2CO3 + KCl + H2O De hoeveelheden (in mol) van de betrokken
Nadere informatieVoorkennis chemie voor 1 Ba Bio-ir, Chemie, Fysica en sterrenkunde
Onderstaand overzicht geeft in grote lijnen weer welke kennis er van je verwacht wordt bij aanvang van een studie bachelor Bio-ingenieurswetenschappen, Chemie of Fysica en Sterrenkunde. Klik op een onderdeel
Nadere informatieDeze informatie is gratis en mag op geen enkele wijze tegen betaling aangeboden worden
Vraag 1 Natuurlijk chloor bestaat essentieel uit de isotopen 35 17Cl en 37 17Cl Wat zijn isotopen? : atomen of ionen met eenzelfde aantal elektronen en een verschillend aantal protonen : atomen met
Nadere informatieVoorkennis chemie voor 1 Ba Biologie
Onderstaand overzicht geeft in grote lijnen weer welke kennis er van je verwacht wordt bij aanvang van een studie bachelor Biologie. Klik op een onderdeel om een meer gedetailleerde inhoud te krijgen van
Nadere informatieIn de natuur komen voor Cu en Cl respectievelijk de isotopen 63 Cu, 65 Cu en 35 Cl, 37 Cl voor.
Chemie Vraag 1 In de natuur komen voor Cu en Cl respectievelijk de isotopen 63 Cu, 65 Cu en 35 Cl, 37 Cl voor. Nuclide Nuclidemassa (u) 63 Cu 62,93 65 Cu 64,93 35 Cl 34,97 37 Cl 36,95 Wat is de verhouding
Nadere informatieEen neutraal atoom van een element bezit 2 elektronen in de K-schil, 8 elektronen in de L-schil en 8 elektronen in de M-schil.
Chemie Vraag 1 Een neutraal atoom van een element bezit 2 elektronen in de K-schil, 8 elektronen in de L-schil en 8 elektronen in de M-schil. Waarover kun je op basis van deze gegevens GEEN éénduidige
Nadere informatieEen neutraal atoom van een element bezit 2 elektronen in de K-schil, 8 elektronen in de L-schil en 8 elektronen in de M-schil.
Chemie Vraag 1 Een neutraal atoom van een element bezit 2 elektronen in de K-schil, 8 elektronen in de L-schil en 8 elektronen in de M-schil. Waarover kun je op basis van deze gegevens GEEN éénduidige
Nadere informatieZelfs zuiver water geleidt in zeer kleine mate elektrische stroom en dus wijst dit op de aanwezigheid van geladen deeltjes.
Cursus Chemie 4-1 Hoofdstuk 4: CHEMISCH EVENWICHT 1. DE STERKTE VAN ZUREN EN BASEN Als HCl in water opgelost wordt dan bekomen we een oplossing die bijna geen enkele covalente HCl meer bevat. In de reactievergelijking
Nadere informatieHoofdstuk 2: Kenmerken van reacties
Hoofdstuk 2: Kenmerken van reacties Scheikunde VWO 2011/2012 www.lyceo.nl Onderwerpen Scheikunde 2011 20122012 Stoffen, structuur en binding Kenmerken van Reacties Zuren en base Redox Chemische technieken
Nadere informatieVoorbereiding toelatingsexamen arts/tandarts
Voorbereiding toelatingsexamen arts/tandarts Oplossingen van 2018 Tandarts Geel 21 juli 2018 Brenda Casteleyn, PhD Vraag 1 De samenstelling van een oplossing wordt in volgende tabel weergegeven: Ionsoort
Nadere informatieModule 2 Chemische berekeningen Antwoorden
2 Meten is weten 1 Nee, want bijvoorbeeld 0,0010 kg is net zo nauwkeurig als 1,0 gram. 2 De minst betrouwbare meting is de volumemeting. Deze variabele bepaald het aantal significante cijfers. 3 IJs: 1,5
Nadere informatieVoorkennis chemie voor 1 Ba Geografie
Onderstaand overzicht geeft in grote lijnen weer welke kennis er van je verwacht wordt bij aanvang van een studie bachelor Geografie. Klik op een onderdeel om een meer gedetailleerde inhoud te krijgen
Nadere informatie34 ste Vlaamse Chemie Olympiade
34 ste Vlaamse hemie Olympiade 2016-2017 2 de ronde 22 februari 2017 Je naam en voornaam: Je adres: De naam van je school: Het adres van je school: Je leerjaar: antal lesuren chemie per week die je dit
Nadere informatieNATIONALE SCHEIKUNDEOLYMPIADE
NATIONALE SCHEIKUNDEOLYMPIADE CORRECTIEMODEL VOORRONDE 1 af te nemen in de periode van woensdag 5 januari 01 tot en met woensdag 1 februari 01 Deze voorronde bestaat uit 4 meerkeuzevragen verdeeld over
Nadere informatieFosfor kan met waterstof reageren. d Geef de vergelijking van de reactie van fosfor met waterstof.
1 Een oplossing van zwavelzuur en een oplossing van bariumhydroxide geladen beide elektriciteit. Wordt bij de zwavelzuuroplossing een oplossing van bariumhydroxide gedruppeld, dan neemt het elektrisch
Nadere informatieWat is de verhouding tussen de aantallen atomen van de elementen Mg, P en O in magnesiumfosfaat?
Chemie Vraag 1 Wat is de verhouding tussen de aantallen atomen van de elementen Mg, P en O in magnesiumfosfaat? 1 : 1 : 4 2 : 1 : 4 2 : 3 : 12 3 : 2 : 8 Chemie: vraag 1 Chemie Vraag 2 Welke
Nadere informatieWat is de verhouding tussen de aantallen atomen van de elementen Mg, P en O in magnesiumfosfaat?
Chemie Vraag 1 Wat is de verhouding tussen de aantallen atomen van de elementen Mg, P en O in magnesiumfosfaat? 3 : 2 : 8 2 : 3 : 12 2 : 1 : 4 1 : 1 : 4 Chemie: vraag 1 Chemie Vraag 2 Welke
Nadere informatieZUREN EN BASEN. Samenvatting voor het HAVO. versie mei 2013
ZUREN EN BASEN Samenvatting voor het HAVO versie mei 2013 INHOUDSOPGAVE 1. Vooraf 2. Algemeen 3. Zuren 4. Basen 5. Het waterevenwicht 6. Definities ph en poh 7. ph BEREKENINGEN 7.1. Algemeen 7.2. Water
Nadere informatieKaliumaluminiumsulfaat is een dubbelzout met drie ionsoorten, twee positieve monoatomische en één negatief polyatomisch.
Chemie Vraag 1 Kaliumaluminiumsulfaat is een dubbelzout met drie ionsoorten, twee positieve monoatomische en één negatief polyatomisch. Wat is de juiste formule van dit dubbelzout? KAlSO4 KAl(SO4)2 K3Al(SO4)2
Nadere informatieKaliumaluminiumsulfaat is een dubbelzout met drie ionsoorten, twee positieve monoatomische en één negatief polyatomisch.
Chemie Vraag 1 Kaliumaluminiumsulfaat is een dubbelzout met drie ionsoorten, twee positieve monoatomische en één negatief polyatomisch. Wat is de juiste formule van dit dubbelzout? K3AlSO4 K3Al(SO4)2 KAl(SO4)2
Nadere informatieEXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 5 OPGAVEN
MAVO-4 I EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN 1974 MAVO-4 Woensdag 8 mei, 9.00 11.00 NATUUR-EN SCHEIKUNDE II (Scheikunde) OPEN VRAGEN Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 5 OPGAVEN
Nadere informatieStoffen, structuur en bindingen
Hoofdstuk 1: Stoffen, structuur en bindingen Scheikunde vwo 2011/2012 www.lyceo.nl Onderwerpen Scheikunde 2011 2012 Stoffen, structuur en binding Kenmerken van Reacties Zuren en base Redox Chemische technieken
Nadere informatieBUFFEROPLOSSINGEN. Inleiding
BUFFEROPLOSSINGEN Inleiding Zowel in de analytische chemie als in de biochemie is het van belang de ph van een oplossing te regelen. Denk bijvoorbeeld aan een complexometrische titratie met behulp van
Nadere informatieFrank Povel. a. Fe + 2H + Fe 2+ + H 2 Er zullen gasbelletjes te zien zijn en de oplossing zal licht groen worden.
UITWERKING CCVS-TENTAMEN 29 november 2016 Frank Povel NB. Deze uitwerking is door mij gemaakt en is niet de uitwerking die de CCVS hanteert. Er kunnen dan ook op geen enkele wijze rechten aan deze uitwerking
Nadere informatie2 Concentratie in oplossingen
2 Concentratie in oplossingen 2.1 Concentratiebegrippen gehalte Er zijn veel manieren om de samenstelling van een mengsel op te geven. De samenstelling van voedingsmiddelen staat op de verpakking vermeld.
Nadere informatieHoofdstuk 4 Kwantitatieve aspecten
Hoofdstuk 4 Kwantitatieve aspecten 4.1 Deeltjesmassa 4.1.1 Atoommassa De SI-eenheid van massa is het kilogram (kg). De massa van een H-atoom is gelijk aan 1,66 10 27 kg. m(h) = 0,000 000 000 000 000 000
Nadere informatieOplossingen oefeningenreeks 1
Oplossingen oefeningenreeks 1 4. Door diffractie van X-stralen in natriumchloride-kristallen stelt men vast dat de eenheidscel van dit zout een kubus is waarvan de ribbe een lengte heeft van 5.64 10-10
Nadere informatieInleiding in de RedOx chemie
Even opfrissen: Drie hoofdcategorieën stoffen: Inleiding in de RedOx chemie Moleculaire stoffen: Atoombinding in molecuul (sterk), Van der Waals binding tussen moleculen (zwak), polaire/apolaire (atoom)bindingen,
Nadere informatieSamenvatting Scheikunde H3 Door: Immanuel Bendahan
Samenvatting Scheikunde H3 Door: Immanuel Bendahan Inhoudsopgave 1 Atoommodel... 1 Moleculen... 1 De ontwikkeling van het atoommodel... 1 Atoommodel van Bohr... 2 Indicatoren van atomen... 3 2 Periodiek
Nadere informatieHet is echter waarschijnlijker dat rood kwik bestaat uit Hg 2+ ionen en het biantimonaation met de formule Sb2O7 4.
Lyceum Oudehoven Hoefslag 4 4205 NK Gorinchem Schoolexamen Leerjaar: 4 Vak: Scheikunde Datum: 26-06-2013 Tijd: 13.00 14.30 uur Uitdelen: opgavenvellen + proefwerkpapier Toegestaan: rekenmachine, potlood,
Nadere informatieAtoommodel van Rutherford
Samenvatting scheikunde havo 4 hoofdstuk 2 bouwstenen van stoffen 2.2 de bouw van een atoom Atoommodel val Een atoom is een massief bolletje. Elk atoomsoort heeft zijn eigen Dalton afmetingen Ook gaf hij
Nadere informatieAugustus geel Chemie Vraag 1
Chemie Vraag 1 Men beschikt over een oplossing van ijzer(ii)nitraat met c = 3,00 mol/l en heeft voor een experiment 0,600 mol nitraationen nodig. Hoeveel ml van de oplossing dient men te gebruiken?
Nadere informatieEXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 5 OPGAVEN
MAVO-4 II EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN 1974 MAVO-4 Dinsdag 11 juni, 9.00 11.00 NATUUR-EN SCHEIKUNDE II (Scheikunde) OPEN VRAGEN Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 5 OPGAVEN
Nadere informatieEXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 8 OPGAVEN
MAVO-4 I EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN 1973 MAVO-4 Woensdag 9 mei, 9.00 11.00 NATUUR-EN SCHEIKUNDE II (Scheikunde) OPEN VRAGEN Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 8 OPGAVEN
Nadere informatieHoofdstuk 3: Zuren en basen
Hoofdstuk 3: Zuren en basen Scheikunde VWO 2011/2012 www.lyceo.nl Onderwerpen Scheikunde 2011 2012 Stoffen, structuur en binding Kenmerken van Reacties Zuren en base Redox Chemische technieken Koolstofchemie
Nadere informatieSamenvatting Scheikunde Hoofdstuk 9, 10, 11 Zuren/Basen, Evenwichtsconstanten
Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 9, 10, 11 Zuren/Basen, Evenwichtsconstanten Samenvatting door een scholier 1087 woorden 22 januari 2009 6 42 keer beoordeeld Vak Methode Scheikunde Pulsar chemie Scheikunde
Nadere informatieChemie 1997 augustus Vraag 1 Natuurlijk chloor bestaat essentieel uit de isotopen Cl en Cl. Wat zijn isotopen? A. atomen of ionen met eenzelfde aantal elektronen en een verschillend aantal protonen B.
Nadere informatieEindexamen scheikunde havo 2007-II
Beoordelingsmodel Kwik 1 maximumscore 2 aantal protonen: 160 aantal elektronen: 158 aantal protonen: 160 1 aantal elektronen: het gegeven aantal protonen verminderd met 2 1 2 maximumscore 2 g 2 Cl 2 Indien
Nadere informatieUITWERKING CCVS-TENTAMEN 21 juli 2017
UITWERKING CCVS-TENTAMEN 21 juli 2017 Frank Povel NB. Deze uitwerking is door mij gemaakt en is niet de uitwerking die de CCVS hanteert. Er kunnen dan ook op geen enkele wijze rechten aan deze uitwerking
Nadere informatießCalciumChloride oplossing
Samenvatting door R. 1673 woorden 17 februari 2013 8 1 keer beoordeeld Vak Methode Scheikunde Pulsar chemie Additiereactie Bij een reactie tussen hexeen en broom springt de C=C binding open. Aan het molecuul
Nadere informatieNATIONALE SCHEIKUNDEOLYMPIADE
NATIONALE SCHEIKUNDEOLYMPIADE CORRECTIEMODEL VOORRONDE 1 af te nemen in de periode van 28 januari tot en met 4 februari 2015 Deze voorronde bestaat uit 20 meerkeuzevragen verdeeld over 8 onderwerpen en
Nadere informatieNATIONALE SCHEIKUNDEOLYMPIADE 2016
NATIONALE SCHEIKUNDEOLYMPIADE 016 CORRECTIEMODEL VOORRONDE 1 af te nemen in de periode van 0 tot en met 7 januari 016 Deze voorronde bestaat uit 0 meerkeuzevragen verdeeld over 8 onderwerpen en opgaven
Nadere informatieSCHEIKUNDEOLYMPIADE 2018
SCHEIKUNDEOLYMPIADE 08 CORRECTIEMODEL VOORRONDE af te nemen in de periode van 9 tot en met maart 08 Deze voorronde bestaat uit 0 meerkeuzevragen verdeeld over 7 onderwerpen en opgaven met in totaal 6 open
Nadere informatieSCHEIKUNDEOLYMPIADE 2017
SCHEIKUNDEOLYMPIADE 2017 CORRECTIEMODEL VOORRONDE 1 af te nemen in de periode van 18 tot en met 25 januari 2017 Deze voorronde bestaat uit 20 meerkeuzevragen verdeeld over 8 onderwerpen en 2 opgaven met
Nadere informatieOefenopgaven REDOXREACTIES vwo Reactievergelijkingen en halfreacties
Oefenopgaven REDOXREACTIES vwo Reactievergelijkingen en halfreacties OPGAVE 1 Geef de halfreactie waarbij 01 P 2 O 5 wordt omgezet in PH 3. 02 Jodaat, IO 3 - in neutraal milieu wordt omgezet in H 5 IO
Nadere informatieVlaamse Chemie Olympiade 36ste editie Eerste ronde
Vlaamse Olympiades voor Natuurwetenschappen KU Leuven epartement hemie elestijnenlaan 200F bus 2404 3001 Heverlee Tel.: 016-32 74 71 E-mail: info@vonw.be www.vonw.be Vlaamse hemie Olympiade 36ste editie
Nadere informatieOEFENOPGAVEN VWO EVENWICHTEN
OPGAVE 1 OEFENOPGAVEN VWO EVENWICHTEN In een ruimte van 5,00 liter brengt men 9,50 mol HCl(g) en 2,60 mol O 2 (g). Na evenwichtsinstelling is 40,0% van de beginstoffen omgezet en is er Cl 2 (g) en H 2
Nadere informatieEen reactie blijkt bij verdubbeling van alle concentraties 8 maal zo snel te verlopen. Van welke orde zou deze reactie zijn?
Hoofdstuk 19 Reactiesnelheid en evenwicht bladzijde 1 Opgave 1 Voor de volgende reactie: 4 NH 3(g) + 5 O 2(g) 4 NO(g) + 6 H 2O(g) blijkt onder bepaalde omstandigheden: S = 2,5 mol/l s. Hoe groot zijn:
Nadere informatie1 De bouw van stoffen
Inhoud 1 De bouw van stoffen 1 eigenschappen van stoffen 13 Mengsels en zuivere stoffen 13 D Oplossingen 15 Zuivere stoffen herkennen 15 Scheiding van mengsels 17 2 de opbouw van de materie 19 Moleculen
Nadere informatie3. Welke van onderstaande formules geeft een zout aan? A. Al 2O 3 B. P 2O 3 C. C 2H 6 D. NH 3
Toelatingsexamens en Ondersteunend Onderwijs VOORBLAD EXAMENOPGAVEN Toetsdatum: n.v.t. Vak: Scheikunde voorbeeldexamen 2015 Tijdsduur: 2 uur en 30 minuten De volgende hulpmiddelen zijn toegestaan bij het
Nadere informatieHoofdstuk 6: Zure en base oplossingen / ph
Hoofdstuk 6: Zure en base oplossingen / ph 6.1 Herhaling: zure en basische oplossingen Arrhenius definieerde zuren als volgt: zuren zijn polaire covalente verbindingen die bij het oplossen in water H +
Nadere informatieBij het mengen van welke van volgende waterige zoutoplossingen ontstaat zeker GEEN neerslag?
Chemie Vraag 1 Bij het mengen van welke van volgende waterige zoutoplossingen ontstaat zeker GEEN neerslag? NaNO3-oplossing, AgNO3-oplossing en BaCl2-oplossing K2SO4-oplossing, (CH3COO)2Pb-oplossing
Nadere informatieUITWERKING CCVS-TENTAMEN 16 april 2018
l UITWERKING CCVS-TENTAMEN 16 april 2018 Frank Povel NB. Deze uitwerking is door mij gemaakt en is niet de uitwerking die de CCVS hanteert. Er kunnen dan ook op geen enkele wijze rechten aan deze uitwerking
Nadere informatiescheikunde vwo 2017-II
Kerosine uit zonlicht maximumscore 3 Een voorbeeld van een juiste berekening is: E = ( 2,42 0 5 ) + 0,5 ( 3,935 0 5 ) + 0,5 (,05 0 5 ) = +3,84 0 5 (J mol ). juiste verwerking van de vormingswarmten van
Nadere informatieT2: Verbranden en Ontleden, De snelheid van een reactie en Verbindingen en elementen
T2: Verbranden en Ontleden, De snelheid van een reactie en Verbindingen en elementen 2008 Voorbeeld toets dinsdag 29 februari 60 minuten NASK 2, 2(3) VMBO-TGK, DEEL B. H5: VERBRANDEN EN ONTLEDEN 3(4) VMBO-TGK,
Nadere informatieNATIONALE SCHEIKUNDEOLYMPIADE
NATIONALE SCHEIKUNDEOLYMPIADE CORRECTIEMODEL VOORRONDE af te nemen in de periode van januari tot en met 5 februari 04 Deze voorronde bestaat uit 0 meerkeuzevragen verdeeld over 8 onderwerpen en open opgaven
Nadere informatieRedoxreacties; een aanvulling op hoofdstuk 13
Redoxreacties; een aanvulling op hoofdstuk 13 1. Elektronenoverdracht In dit hoofdstuk maken we kennis met zogenaamde redoxreacties. Dit zijn reacties waarbij elektronenoverdracht plaatsvindt. De naam
Nadere informatieEindexamen scheikunde havo 2006-II
4 Beoordelingsmodel Element 115 1 Calcium heeft atoomnummer 20 en americium heeft atoomnummer 95. Dus samen hebben ze 115 protonen. calcium heeft atoomnummer 20 en americium heeft atoomnummer 95 1 2 Een
Nadere informatie7.4.3 - de ph-schaal van 0 tot 14 in verband brengen met zure, neutrale en basische oplossingen en met de concentratie van H+-ionen en OH--ionen;
Leergebied: concentratie Leerplannen LP Chemie 2e gr KSO GO 5.5.2 - de massaconcentratie van een oplossing definiëren als het aantal gram opgeloste stof per 100 ml oplossing; de oplosbaarheid van een stof
Nadere informatie4. Van twee stoffen is hieronder de structuurformule weergegeven.
MAVO Herexamen 1976 1. Beantwoord de volgende vragen over het element calcium. a. Hoeveel protonen bevat een atoom van dit element? Licht het antwoord toe. b. Hoe zijn de elektronen over de schillen verdeeld?
Nadere informatieChemisch rekenen, zo doe je dat!
1 Chemisch rekenen, zo doe je dat! GOE Opmerkingen vooraf: 1. Belangrijke schrijfwijzen: 100 = 10 2 ; 1000 = 10 3, enz. 0,1 = 1/10 = 10-1 ; 0,001 = 1/1000 = 10-3 ; 0,000.000.1 = 10-7, enz. gram/kg = gram
Nadere informatieZUREN EN BASEN. Samenvatting voor het VWO. versie mei 2013
ZUREN EN BASEN Samenvatting voor het VWO versie mei 2013 INHOUDSOPGAVE 1. Vooraf 2. Algemeen 3. Zuren 4. Basen 5. Het waterevenwicht 6. Definities ph en poh 7. ph BEREKENINGEN 7.1. Algemeen 7.2. Water
Nadere informatie6 VWO SK Extra (reken)opgaven Buffers.
6 VWO SK Extra (reken)opgaven Buffers. Opgave I. 1 Je wilt een buffermengsel maken met ph = 4,20. Welke stoffen kun je het beste als uitgangsstoffen nemen? Opgave II. 2 In 1,00 liter water is opgelost
Nadere informatieVoorbereiding toelatingsexamen arts/tandarts. Chemie: chemisch evenwicht 6/27/2013. dr. Brenda Casteleyn
Voorbereiding toelatingsexamen arts/tandarts Chemie: chemisch evenwicht 6/27/2013 dr. Brenda Casteleyn Met dank aan: Atheneum van Veurne (http://www.natuurdigitaal.be/geneeskunde/fysica/wiskunde/wiskunde.htm),
Nadere informatieScheikunde Samenvatting H4+H5
Scheikunde Samenvatting H4+H5 Hoofdstuk 4 4.2 Stoffen worden ingedeeld op grond van hun eigenschappen. Er zijn niet-ontleedbare stoffen en ontleedbare stoffen. De niet-ontleedbare stoffen zijn verdeeld
Nadere informatieBereken de luchtdruk in bar op 3000 m hoogte in de Franse Alpen. De soortelijke massa van lucht is 1,2 kg/m³. De druk op zeeniveau bedraagt 1 bar.
7. Gaswetten Opgave 1 Opgave 2 Opgave 3 Opgave 4 Opgave 5 Opgave 6 Opgave 7 Bereken de luchtdruk in bar op 3000 m hoogte in de Franse Alpen. De soortelijke massa van lucht is 1,2 kg/m³. De druk op zeeniveau
Nadere informatieZijn alle zuren even sterk?
Zijn alle zuren even sterk? 1. Onderzoeksvraag Hoe kunnen we een verschil in zuursterkte tussen 2 verschillende zuren aantonen? 2. Voorbereiding a. Begrippen als achtergrond voor experiment -Zuur = een
Nadere informatie5 Water, het begrip ph
5 Water, het begrip ph 5.1 Water Waterstofchloride is een sterk zuur, het reageert als volgt met water: HCI(g) + H 2 0(I) Cl (aq) + H 3 O + (aq) z b Hierbij reageert water als base. Ammoniak is een zwakke
Nadere informatieDe twee snelheidsconstanten hangen op niet identieke wijze af van de temperatuur.
In tegenstelling tot een verandering van druk of concentratie zal een verandering in temperatuur wel degelijk de evenwichtsconstante wijzigen, want C k / k L De twee snelheidsconstanten hangen op niet
Nadere informatieNatuurlijk heb je nu nog géén massa s berekend. Maar dat kan altijd later nog. En dan kun je mooi kiezen, van welke stoffen je de massa wil berekenen.
Hoofdstuk 17: Rekenen in molverhoudingen 17.1 Rekenen aan reacties: een terugblik én een alternatief In hoofdstuk 11 hebben we gerekend aan reacties. Het achterliggende idee was vaak, dat je bij een reactie
Nadere informatieStabilisator voor PVC
Stabilisator voor PVC 1 maximumscore 2 Voorbeelden van een juist antwoord zijn: Als chlooretheen polymeriseert ontstaan lange ketens zonder dwarsverbindingen. De ketens kunnen langs elkaar bewegen (bij
Nadere informatieChemische kinetiek Bepaling van de snelheidsconstante en de activeringsenergie voor de oxidatie van het jodide-ion door waterstofperoxide
Chemische kinetiek Bepaling van de snelheidsconstante en de activeringsenergie voor de oxidatie van het jodide-ion door waterstofperoxide Patrick Aeschlimann 8 februari 203 Samenvatting In onderstaand
Nadere informatieSamenvatting Scheikunde Hoofdstuk 1 + 2
Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 1 + 2 Samenvatting door K. 1077 woorden 22 maart 2016 6,1 9 keer beoordeeld Vak Scheikunde Impact 3 vwo Scheikunde hoofdstuk 1 + 2 Paragraaf 1: Stoffen bijv. Glas en hout,
Nadere informatieHierbij is sprake van elektronenoverdracht; elk Na atoom draagt een elektron over aan Cl-atoom onder vorming van een ionrooster.
Redoxreacties 1. Elektronenoverdracht In dit hoofdstuk maken we kennis met zogenaamde redoxreacties. Dit zijn reacties waarbij elektronenoverdracht plaatsvindt. De naam redoxreactie is een samentrekking
Nadere informatieOefenopgaven REDOX vwo
Oefenopgaven REDOX vwo OPGAVE 1 Geef de halfreactie waarbij 01 P 2 O 5 wordt omgezet in PH 3. 02 Jodaat, IO 3 - in neutraal milieu wordt omgezet in H 5 IO 6. 03 Methanol in zuur milieu wordt omgezet in
Nadere informatieVraag Antwoord Scores 34 S
Zwaveleter 1 maximumscore 2 32 S 34 S aantal protonen 16 16 aantal neutronen 16 18 aantal elektronen 16 16 het aantal protonen en het aantal elektronen juist 1 het aantal neutronen juist: het massagetal
Nadere informatieUITWERKING CCVS-TENTAMEN 15 april 2019
l UITWERKING CCVS-TENTAMEN 15 april 2019 Frank Povel NB. Deze uitwerking is door mij gemaakt en is niet de uitwerking die de CCVS hanteert. Er kunnen dan ook op geen enkele wijze rechten aan deze uitwerking
Nadere informatieCursus Chemie 5-1. Hoofdstuk 5: KWANTITATIEVE ASPECTEN VAN CHEMISCHE REACTIES 1. BELANGRIJKE BEGRIPPEN. 1.1. Relatieve Atoommassa (A r)
Cursus Chemie 5-1 Hoofdstuk 5: KWANTITATIEVE ASPECTEN VAN CHEMISCHE REACTIES 1. BELANGRIJKE BEGRIPPEN 1.1. Relatieve Atoommassa (A r) A r = een onbenoemd getal dat de verhouding weergeeft van de atoommassa
Nadere informatieEindexamen scheikunde havo 2002-II
4 Antwoordmodel Zuurstofvoorziening 1 aantal protonen: 16 aantal elektronen: 17 aantal protonen: 16 1 aantal elektronen: aantal protonen vermeerderd met 1 1 2 4 KO 2 2 K 2 O + 3 O 2 alleen KO 2 voor de
Nadere informatieHoofdstuk 8. Redoxreacties. Chemie 6 (2u)
Hoofdstuk 8 Redoxreacties Chemie 6 (2u) Deze slides voor de lesbegeleiding worden ter beschikking gesteld, maar ze zijn te beperkt om als samenvatting van de cursus te kunnen dienen. Oxidatie / Reductie
Nadere informatie