Conceptbeleidsplan KBO-Brabant 2011-2015: Externe analyse



Vergelijkbare documenten
Beleidsplan KBO afdeling Baarle-Nassau Organisatie

PLAN VAN AANPAK

KBO Zeeland. beleidsplan

Inleiding. Doelen en uitgangspunten van het gemeentebestuur

DEEL I: MAATSCHAPPELIJK MEEDOEN KADERS VOOR VRIJWILLIGE INZET & MANTELZORGONDERSTEUNING

Notitie scheiden van wonen en zorg Kenmerk 13s043

Ondernemersplan 3NE. 3NE onderweg naar langer wonen in welvaart en welzijn. 1. Wat wil 3NE betekenen a. Missie b. Visie c. Waarden en ambities

KBO BRABANT: een actieve seniorenvereniging. ook in de Gemeente Cuijk

College van Burgemeester en wethouders van de gemeente Helmond Postbus AE HELMOND

Convenant tussen. Stichting Seniorenraad Meierijstad en Brabant Zorg

HUMANITAS NULMETING COMPLEXITEIT VAN DE HULPVRAAG

Doel WMO Werkwijze Wmo-adviesraad Visie Wmo-adviesraad Plannen. WMO adviesraad gemeente Landerd

Samen voor elkaar. Herrie Weber, Voorzitter afdeling Haarlem KBO

In de Gemeente Marum

Strategisch Plan t/m 2021

=> ook/vooral onder niet-westerse migranten ouderen. => we worden steeds ouder, => maar leven ook meer jaren in minder goede gezondheid

Manifest. Is gemeente Boxmeer ouderenproof?

Gemeente Oss. Pilot Duurzame Financiële Dienstverlening

Verkiezingsprogramma D66 Maastricht Samen Sterker

TRILL Programma van eisen VWC

Brede Welzijnsinstelling. Stand van zaken ten behoeve van De raadscommissie Samenleving

Strategische zelfanalyse

Voorwoord. Hierbij wordt u het jaarverslag 2015 van de Nederlandse Hindoe Ouderenbond (NEHOB) aangeboden.

Onbekommerd wonen in Breda

Uitgelicht: Adviezen participatieraad Asten Bijlage 4

Vrijwilligerswerk is geen containerbegrip

Inspraak notitie VBOB commissie ZWC d.d. 29 maart 2008

EEN NIEUWE KOERS. Limburgse VrouwenRaad september 2010

Strategisch plan

Mantelzorgbeleid ZAB Nederland

Gezondheiden Zorg in Overijssel

Geachte lezer, Anne-Corine Schaaps directeur

Gezond meedoen in Simpelveld. Samenvatting Lokaal rapport Volksgezondheid Toekomst Verkenning 2014

Mijn naam is Popko Hooiveld. Ik werk als leidinggevende bij de Stichting Welzijn en Dienstverlening.

Argumentenkaart Deeltijdwerken 3. Samenleving. Wat zijn de voor- en nadelen voor de samenleving als vrouwen meer gaan werken?

Kortom: Een schaatsvereniging is er dóór leden en vóór leden. De vereniging is intern gericht, waarbij de leden bepalen wat er gebeurt.

Zorgpact Teylingen

Startnotitie nota mantelzorg en vrijwilligerswerk Hellevoetsluis 2015

Herijking subsidierelatie ONIS: opdracht aan ONIS

Stichting Seniorenplatform Gouda Jaarverslag 2013

De toekomst van gezondheid, zorg, wonen, opvoeden, werk en inkomen

Op weg naar 2017 Werkplan PMB gemeente Eersel

Gezond meedoen in Landgraaf. Samenvatting Lokaal rapport Volksgezondheid Toekomst Verkenning 2014

Wordt de participatiesamenleving echt onze toekomst?

PCOB. Actief netwerk van en voor senioren. Gemeenschappelijk actief

STAND VAN EDUCATIEF NEDERLAND

De gekantelde Wmo-verordening

Opgave 1 Heeft het vrijwilligerswerk toekomst?

Speerpunten en kwaliteitscriteria Bijzondere Subsidieverordening Ondersteuning Mantelzorg en Vrijwilligerswerk Amsterdam

Verkenningsworkshop voor regiopartners 18 november 2013 Praat verder mee

De vergrijzing slaat toe!

Zingeving werkt! EEN RESULTAATGERICHTE AANPAK EENZAAMHEID

Stichting Latoer BELEIDSPLAN

Meerjarenvisie Gelijkwaardige en maatschappelijke participatie van mensen met een functiebeperking in Arnhem

Burgerparticipatie en de rol van de gemeenteraad

Samen voor een sociale stad

we zijn in beeld VPTZ-ZU/ Hospice Nieuwegein

De Beleidsregels subsidieverstrekking Programma Thuisgeven in Gelderland vast te stellen als volgt:

Gezond meedoen in Stein. Samenvatting Lokaal rapport Volksgezondheid Toekomst Verkenning 2014

Strategisch beleidsplan Coming Home!

Stichting SWOS Welzijn en ondersteuning

Adviesraad Wmo Arnhem Jaarplan 2017

Keuzedeel mbo. Zorg en technologie. gekoppeld aan één of meerdere kwalificaties mbo. Code K0137

Mantelzorg en vrijwilligerswerk. Servanda 7 mei 2018 Kim

Beleidsplan

Gebieds- en Stedelijke Programma s. Leiding en Staf Stedelijke Programma s. Gemeente Vlaardingen RAADSVOORSTEL

Mantelzorg, waar ligt de grens?

BELEIDSPLAN UNIE VAN VRIJWILLIGERS (UVV) LEEUWARDEN

3. Inspraak - Participatie aan het beleid

Convenant tussen. Stichting Seniorenraad Meierijstad en. BENU Apotheek De Meierij

10 UITGANGSPUNTEN OUDERENBELEID voor de gemeente Moerdijk

Ouder worden in Dronten; Kansen voor Dronten

ONDERWERP STRATEGIEOPDRACHT. TIPS voor iedereen die de strategieopdracht nog moet inleveren!

De facilitator begeleidt het horizontale beraad conform vastgestelde stappen:

Beleidsdocument SeniorenRaadBest

Versie: februari Meerjarig beleidsplan Stichting Welzijn Diemen

ACTIVITEITENPLAN 2017

Wmo begeleiding WF6 2017

Manifest. van de mantelzorger

Beleidsplan Nederlandse Vereniging voor Ruimtevaart (NVR) Positionering en profilering

Convenant tussen. Stichting Seniorenraad Meierijstad en. Stichting Welzijn De Meierij

Met het nieuwe welzijnsbeleid werkt de gemeente Tiel vanuit de volgende uitgangspunten:

Hoofdlijnen Strategisch Meerjarenplan. Vrienden van De Hoop. (versie 10 juli 2015)

Van Sociale Staat naar Sociaal Beleid

Traject Tilburg. Aanvragers: Gemeente Tilburg. Adviseur: Monique Postma, Alleato, CMO-net

Gezond meedoen in Kerkrade. Samenvatting Lokaal rapport Volksgezondheid Toekomst Verkenning 2014

Kenmerk 13s058 / augustus Inleiding

PvdA Duiven - Samen Vooruit!

PvdA Duiven - Samen Vooruit!

Geldrop-Mierlo, 26 maart 2013,

INHOUDSOPGAVE 1. INLEIDING 1.1 KORTE BESCHRIJVING PRESENT HOUTEN 1.2 KADER WAARBINNEN PRESENT WERKT

Senioren en mensen met beperkingen op de woningmarkt

De welzijnskoers Gemeente Roermond - afdeling Welzijn 2013

BELEIDSPLAN ONDER HET MOTO SENIOREN VAN NU EN LATER VOOR ZWANENBURG EN HALFWEG

Verkenning Vitalisering Mantelzorger/werknemer

Gezond meedoen in Gulpen-Wittem. Samenvatting Lokaal rapport Volksgezondheid Toekomst Verkenning 2014

Prestatieplan 2015 Welzijn Lisse

Gezond meedoen in Sittard-Geleen. Samenvatting Lokaal rapport Volksgezondheid Toekomst Verkenning 2014

Gezondheidsachterstanden. Gelijke kansen voor iedereen

Gezond meedoen in Vaals. Samenvatting Lokaal rapport Volksgezondheid Toekomst Verkenning 2014

Transcriptie:

Conceptbeleidsplan KBO-Brabant 2011-2015: Externe analyse 1. Het beleidsontwikkelingsproces 1.1. De doelstellingen van KBO-Brabant Zoals elke vereniging is KBO-Brabant in het leven geroepen voor het realiseren van bepaalde doelen. Deze doelen zijn opgenomen in de statuten. Doelstellingen van KBO-Brabant volgens zijn statuten: Een volwaardige, zelfbewuste, waardige en ontspannen deelname van ouderen aan de samenleving te bevorderen Zowel materiële als immateriële collectieve belangen van ouderen in het algemeen en van zijn leden in het bijzonder te behartigen; Zowel materiële als immateriële individuele belangen van zijn leden te behartigen In de statuten is ook opgenomen op welke wijze de vereniging die doelen wil realiseren. KBO-Brabant tracht dit doel te bereiken door: Het oprichten en ondersteunen van Afdelingen Het formeren en ondersteunen van Kringen Het in stand houden van een bureau van waaruit de onderdelen van KBO-Brabant worden ondersteund Het instellen van werkgroepen, projectgroepen en commissies; Het werven, scholen en inzetten van vrijwilligers Het communiceren met de leden via verschillende media Samenwerken met organisaties met gelijke of aanverwante doelen Het deelnemen in (overkoepelende) landelijke, provinciale, regionale en plaatselijke organisaties Alle overige geoorloofde middelen die voor het doel van KBO-Brabant bevorderlijk kunnen zijn In het algemeen worden statutaire doelen en werkwijze zo ruim geformuleerd dat zij onvoldoende handvatten bieden voor concrete activiteiten. Daarvoor dient dan het beleidsplan. In het strategisch beleidsplan geeft de vereniging KBO-Brabant aan op welke wijze zij haar doelen wil gaan realiseren gezien de maatschappelijke omgeving waarin de vereniging en de ouderen zich bevinden en de talrijke veranderingen daarin. Het strategisch beleidsplan vormt dus een nadere concretisering van de statutaire doelen en beschrijft de weg die de vereniging wil gaan. Vanzelfsprekend kan de uitvoering van het strategisch beleid ook leiden tot wijziging van de statuten, bijvoorbeeld als wordt besloten tot samengaan met een andere vereniging, maar de doelen blijven overeind. Daarvoor zijn we immers bij elkaar. Toetssteen voor het strategisch beleid blijven dus de doelen van KBO-Brabant. Beleidsplan KBO-Brabant 2011-2015: Externe analyse 02-7-2010 1

1.2. De beleidscyclus Omdat het beleidsplan dient te beschrijven op welke wijze de vereniging haar doelen wil blijven realiseren in de veranderende maatschappij, dient het uit te gaan van een verkenning van de omgeving van de vereniging. De externe analyse is dus een belangrijke stap in het ontwikkelproces van het beleidsplan. Vervolgens moet de externe analyse ook worden geconfronteerd met de mogelijkheden van de vereniging zelf. De verkenning van die mogelijkheden noemen we de interne analyse. Uit de confrontatie van die twee met elkaar dient te volgen welke strategie KBO-Brabant zal dienen te volgen om - gebruikmakend van zijn eigen mogelijkheden - zoveel mogelijk opgewassen te zijn tegen de bedreigingen van de maatschappelijke ontwikkelingen en te profiteren van de zich voordienende kansen. Dit strategisch beleid moet natuurlijk ook worden uitgevoerd. Daarom moeten er plannen worden opgesteld. De globaliteit van die plannen kan reeds onderdeel zijn van het beleidsplan, nadere concretiseringen komen daarna, onder meer in de jaarlijkse werkplannen. Maar het moet duidelijk zijn dat het strategisch beleid ook consequenties kan hebben voor het personeelsbeleid van het bureau of voor het financieel beleid. De uitvoering van die plannen volgt. KBO-Brabant kiest ervoor de beleidscyclus ook te sluiten, dat wil zeggen stelselmatig na te gaan of de uitvoering van die plannen ook leidt tot het beoogde resultaat en zo nee wat er moet worden gedaan om alsnog het beoogde resultaat te boeken. Tenslotte dienen de resultaten van het beleidsplan input te zijn voor de ontwikkeling van het volgende beleidsplan. 1.3. Draagvlak Uiteindelijk zijn het de leden van de vereniging die enerzijds bepalen wat er in de vereniging gaat gebeuren en zijn het anderzijds ook de leden die de consequenties van het gevoerde beleid ondervinden. Het is daarom van belang een zo groot mogelijk draagvlak onder de leden te realiseren. Hoewel de Kringen en Afdelingen bij de uitvoering van het beleid zullen worden betrokken, is het zaak de interactie reeds te realiseren tijdens het ontwikkelproces. Deze interactie vindt plaats door gebruik te maken van een klankbordgroep, waarin vertegenwoordigers zitten van Kringen en Afdelingen, en door een ledenraadpleging te organiseren. Beleidsplan KBO-Brabant 2011-2015: Externe analyse 02-7-2010 2

2. Rol van de diverse groeperingen bij het beleidsontwikkelingsproces In het beleidsontwikkelingsproces speelt een aantal groeperingen een rol. 2.1. De Algemene Vergadering van KBO-Brabant Deze stelt uiteindelijk het beleidsplan vast en geeft daarmee tevens opdracht tot uitvoering. Op regelmatige momenten controleert de Algemene Vergadering de voortgang van het uitvoeringsproces aan de hand van door het bestuur voorgelegde evaluaties en stelt zo nodig vast welke wijzigingen in de uitvoeringsplannen moeten worden aangebracht om doelrealisatie te blijven bevorderen. 2.2. Het Algemeen Bestuur Het Algemeen Bestuur is verantwoordelijk voor de voorbereiding en de uitvoering van de door de Algemene Vergadering vastgestelde besluiten. In het kader van de voorbereiding zorgt het bestuur ervoor dat er een conceptbeleidsplan wordt opgesteld en dat dit beleidsplan voldoet aan eisen van kwaliteit en draagvlak in de vereniging. Het Algemeen Bestuur heeft de ontwikkeling van dit beleidsplan opgedragen aan de projectgroep en een projectleider. Het Algemeen Bestuur blijft uiteindelijk verantwoordelijk voor de inhoud van het beleidsplan. Na vaststelling door de Algemene Vergadering dient het Algemeen Bestuur ervoor te zorgen dat het beleidsplan wordt uitgevoerd, regelmatig de vorderingen van het uitvoeringsproces te evalueren en eventuele wijzigingsvoorstellen te formuleren indien die gaande het proces nodig mochten blijken. 2.3. De projectgroep De projectgroep zorgt ervoor dat er een beleidsplan komt. Daartoe komt de projectgroep regelmatig bijeen, discussieert over de mogelijke keuzes, verwerkt reacties, raadpleegt literatuur en consulteert eventueel externe deskundigen. De projectgroep legt verantwoording af aan het Algemeen Bestuur. Tijdens het proces legt de projectgroep tussenresultaten voor aan het Algemeen Bestuur om deze in staat te stellen na te gaan of de projectgroep op de goede weg is en zo nodig bij te sturen. De projectgroep consulteert de klankbordgroep enkele malen om ervoor te zorgen dat de inhoud van het beleidsplan naar verwachting op voldoende draagvlak kan rekenen in de vereniging. Het bestuur heeft een projectleider aangesteld als trekker van de projectgroep. Hij is voorzitter van de projectgroep, bewaakt de voortgang, zorgt voor de adequate verwerking van gegevens en voert operationele taken uit. Hij wordt daarbij ondersteund door het bureau. 2.4. De klankbordgroep De klankbord is ingericht om de projectgroep in staat te stellen tijdens het ontwikkelingsproces van het beleidsplan te verifiëren of zij op de goede weg is en om na te gaan of zij voor het beleidsplan in wording op voldoende draagvlak kan rekenen. Het is daarom van belang dat de klankbordgroep een goede afspiegeling vormt van de organisatie van KBO- Brabant. 2.5. De leden van KBO-Brabant Het beleidsplan is uiteindelijk een document van de gehele vereniging, dat wil zeggen van de leden. Hoewel het voor de hand ligt dat de bestuurders (zowel op Afdelings- als op Kringniveau) het meeste zicht zullen hebben op de inhoud en consequenties van het beleidsplan, moet ook aan de leden de mogelijkheid worden geboden tijdens het ontwikkelingsproces hun mening te ventileren. Beleidsplan KBO-Brabant 2011-2015: Externe analyse 02-7-2010 3

Om dat gestructureerd te kunnen doen, wordt gedurende een periode tijdens het ontwikkelingsproces aan de leden gevraagd aan te geven aan welke beleidsrichtingen zij de voorkeur geven. Natuurlijk wordt daarvoor zo n vorm gekozen dat de projectgroep met de uitkomsten ook wat kan doen. 3. Omgevingsverkenning 3.1. De omgevingsverkenning als onderdeel van het ontwikkelproces KBO-Brabant is een vereniging die midden in de Brabantse maatschappij staat en ook moet staan. De in de statuten geformuleerde doelstellingen geven dat ook aan. Het is dan ook vanzelfsprekend dat het beleid van KBO-Brabant uitgaat van de maatschappelijke omgeving en hoe die zich ontwikkelt, om vervolgens na te kunnen gaan op welke wijze KBO-Brabant in die veranderende omgeving zijn doelstellingen kan blijven realiseren. De eerste fase van de ontwikkeling van het beleidsplan van KBO-Brabant dient dan ook te bestaan uit een verkenning van de maatschappelijke omgeving, natuurlijk geconcentreerd op die ontwikkelingen die voor KBO-Brabant van belang zijn. Vervolgens dient KBO-Brabant daarbij een prioriteitsstelling te maken. Dat wil zeggen dat KBO- Brabant zal moeten aangeven welke van die geconstateerde veranderingen in de maatschappelijke omgeving het meest van belang zijn voor zijn positie in die maatschappij en voor de mogelijkheid zijn doelen te realiseren. Hier komen in feite reeds de eerste beleidskeuzes om de hoek kijken. Naast het bepalen van het strategisch beleid van KBO-Brabant, is de omgevingsverkenning ook van belang om mogelijke bedreigingen te onderkennen waar de vereniging zich tegen dient te wapenen. Het is daarom zinvol ook die ontwikkelingen te signaleren waarvan de strategische impact klein lijkt. Voor de uitvoering van de omgevingsverkenning heeft de projectgroep gekozen voor een onderscheid in een naaste omgeving die de direct belanghebbenden bij KBO-Brabant bevat en ontwikkelingen van algemeen maatschappelijke aard. De naaste omgeving Beleidsplan KBO-Brabant 2011-2015: Externe analyse 02-7-2010 4

hebben we dan verdeeld in de (Brabantse) ouderen zelf, de overheid, de leveranciers en samenwerkingspartners alsmede andere belangengroepen. De algemeen maatschappelijke ontwikkelingen zijn verdeeld in sociologische-, technologische-, economische- en ecologische ontwikkelingen en ontwikkelingen in het politieke landschap. 3.2. Ontwikkelingen in de naaste omgeving 3.2.1. De ouderen in Brabant 3.2.1.1. Er is een cultuurverschil tussen de 2 e wereldoorlog-generatie en de babyboomgeneratie, waardoor de belangstelling voor sociaal-recreatieve activiteiten verschillend is. Er is daardoor behoefte aan maatwerk voor een pluriforme groep senioren. 3.2.1.2. Die nieuwe generatie ouderen, ook wel aangeduid als protestgeneratie, kijkt veel kritischer naar maatschappelijke organisaties, productiebedrijven en dienstverleners. Zij vinden de belangenbehartiging ook belangrijker. 3.2.1.3. Gericht op de jongere senioren ontstaat er een groeiende doelgroep van vitale ouderen die gemiddeld ook steeds welvarender is. Het bestedingspatroon van deze ouderen komt voort uit het gewend zijn aan een welvarende levensstijl. 3.2.1.4. Door de grotere vitaliteit van ouderen bij de pensionering wordt het functieverlies (het verliezen van het beroep ) bij sommigen een probleem. Dat gaat ook steeds meer gelden voor vrouwen door hun grotere beroepsparticipatie. 3.2.1.5. Door de stijging van het gemiddeld opleidingsniveau van de jongere senioren ontstaat er een potentieel vernieuwingspotentieel van actieve mensen. De mate waarin senioren in staat zijn eigen verantwoordelijkheid te nemen neemt toe. 3.2.1.6. Jongere senioren binden zich niet graag, zij willen vaak geen bestuurlijke functie, zij willen geen langdurige verantwoordelijkheid in verenigingen op zich nemen. Desondanks zal de vrijwilligersbereidheid van de jonge senioren toenemen, mits dat voor beperkte tijd en voor interessante activiteiten is. 3.2.1.7. Er heeft zich een nieuwe doelgroep aangediend, de groep van oudere allochtonen, die te maken krijgt met armoede en eenzaamheid en gebukt gaat onder taalachterstanden. 3.2.1.8. Het is te verwachten dat de arbeidsparticipatie onder ouderen weer omhoog gaat, waardoor de vergrijzing weer lichtelijk wordt gecompenseerd. 3.2.1.9. Er blijft behoefte aan zingeving maar dan op hedendaagse wijze, dat wil zeggen minder aan de katholieke kerk gekoppeld. 3.2.1.10. De negatieve beeldvorming rond ouderen c.q. het ouder worden blijft bestaan. 3.2.2. De overheid 3.2.2.1. Door de toenemende vergrijzing zijn er aanzetten om de AOW-leeftijd te verhogen. Afgezien daarvan is de beleidslijn van de arbeidsmarkt om mensen te laten werken tot de AOW-leeftijd (en dus af te zien van prepensionering) reeds ingezet. Enerzijds hebben we hier te maken met een rechtstreeks belang van de ouderen, anderzijds heeft dit ook consequenties voor de deelname van ouderen aan activiteiten van de ouderenorganisaties. 3.2.2.2. Onder meer als gevolg van de financiële crisis ziet de landelijke overheid - en in diens kielzog ook de provinciale en gemeentelijke overheden - zich geconfronteerd met grote bezuinigingsoperaties die zijn weerslag zullen hebben op de subsidiestromen. We Beleidsplan KBO-Brabant 2011-2015: Externe analyse 02-7-2010 5

zien dat overheden reeds kiezen voor projectgewijze subsidiëring en niet voor institutionele financieringen (dat wil zeggen: wel subsidiëren van activiteiten maar niet van organisaties.) 3.2.2.3. Reeds een aantal jaren is de decentralisatie van landelijke overheidstaken naar lagere overheden aan de gang. Tegelijkertijd hebben we gezien dat er afstoting plaatsvond van overheidstaken naar marktpartijen (privatisering). Hoewel er daarbij een kentering was waar te nemen, verwachten we nu dat de bezuinigingen zullen leiden tot afslanking van overheidsorganisaties waardoor deze kentering weer zal worden omgedraaid. De delegatie van nationale overheidstaken naar het lokale niveau creëert meer vraag naar lokale belangenbehartiging. 3.2.2.4. De Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) beoogt dat iedereen kan meedoen aan de maatschappij en zelfstandig kan blijven wonen. Het gaat bijvoorbeeld om mensen met beperkingen door ouderdom of handicap, een chronisch psychisch probleem, maar ook om vrijwilligers en mantelzorgers. Bij de uitvoering van die wet constateren we dat het uitgangspunt wordt gehanteerd dat in probleemsituaties allereerst een beroep wordt gedaan op de naaste omgeving (familieleden, kennissen, buurt) alvorens een beroep kan worden gedaan op maatschappelijke organisaties. Uitvoering vindt plaats door de gemeenten en iedere gemeente legt daarbij andere accenten. We zien dat overheid en maatschappij een steeds groter beroep doen op de eigen verantwoordelijkheid en zelfredzaamheid van ouderen en de ondersteuning door de omgeving, we verwachten dat dit door de bezuinigingen nog zal toenemen. Het beroep op en de overbelasting van de mantelzorg wordt daardoor groter. 3.2.2.5. De overgang naar de Wmo, gepaard gaande met bezuinigingen, heeft ook gevolgen voor mensen die in het verleden ondersteuning genoten via de AWBZ. Er is een teruggang in het voorzieningenniveau te constateren. 3.2.2.6. In beleidsdocumenten wordt het doelgroepenonderscheid steeds vaker vermeden. De behartiging van de belangen van de specifieke groep ouderen wordt daardoor lastiger. Toch zien we bij een aantal gemeenten ook een toenemende aandacht voor een ouderenbeleid. 3.2.2.7. De oude insteek van veel gemeenten dat de professionals (lees: de ambtenaren) het beste wisten wat goed was voor de bevolking wordt steeds meer verlaten, er is een toenemende aandacht voor burgerparticipatie. De bereidheid tot interactie van burgers bij de totstandkoming van het gemeentelijk beleid wordt groter. 3.2.2.8. De eventuele teloorgang c.q. het afnemend belang van de provincies zet ook de provinciale inkleuring onder druk. Het bestaansrecht van KBO-Brabant als aparte vereniging wordt daardoor minder. 3.2.2.9. Bij veel gemeenten, met name in de grote steden, zien we een toenemende concurrentie van voorzieningen op sociaal-recreatief gebied. Hoewel het toe te juichen is dat ook gemeenten dit soort activiteiten stimuleren, vormt het organiseren daarvan door betaalde krachten in concurrentie met ouderenorganisaties die dat met vrijwilligers doen geen goede zaak. 3.2.3. Leveranciers en samenwerkingspartners 3.2.3.1. Steeds meer leveranciers van goederen en diensten zien ouderen als een commercieel interessante groep. De bereidheid om kortingen te geven zal daardoor toenemen. 3.2.3.2. Er zal in een aantal gevallen gebruik kunnen worden gemaakt van concurrentie tussen zorgaanbieders. Beleidsplan KBO-Brabant 2011-2015: Externe analyse 02-7-2010 6

3.2.3.3. Voor het onderwijs zijn de ouderenorganisaties interessant, onder meer voor het verwerven van stageplaatsen. 3.2.4. Concurrenten 3.2.4.1. De aanwezigheid van autonome provinciale KBO-verenigingen brengt automatisch de beperking van de markt van ouderen tot de eigen provincie met zich mee. 3.2.4.2. De andere ouderenbonden kennen vanzelfsprekend een vergelijkbare problematiek met betrekking tot de werving jongere senioren. De concurrentie tussen de seniorenorganisaties zal zich dan manifesteren door het activiteitenscala en PR. 3.2.4.3. Samengaan van de ANBO met FNV zorgt voor afvang ouder wordende FNVleden. 3.2.4.4. Er is een toenemende organisatiegraad bij allochtonenorganisaties, maar er is nog veel differentiëring bij hen. Zij zijn ook nog veel op zichzelf gericht. 3.2.4.5. Door de toenemende bezuinigingen in de zorg zullen ook de zorginstellingen een toenemend beroep doen op vrijwilligers. Het is mogelijk dat zij activiteiten zullen afstoten c.q. overdragen aan andere organisaties, waaronder de KBO. 3.2.4.6. Ook andere organisaties als De Zonnebloem organiseren soortgelijke activiteiten als de KBO en doen daarvoor een beroep op vrijwilligers. 3.2.5. Belangengroeperingen 3.2.5.1. De groep van actieve ouderen vormt een steeds belangrijker reservoir aan vrijwilligers voor maatschappelijke belangengroeperingen. 3.3. Algemeen maatschappelijke ontwikkelingen 3.3.1. Sociologische ontwikkelingen 3.3.1.1. Een belangrijke demografische ontwikkeling vormt de vergrijzing van de bevolking. Enerzijds wordt die veroorzaakt doordat er in verhouding minder kinderen worden geboren, anderzijds doordat mensen langer leven als gevolg van medische know how en welstand. We realiseren ons dat ouderen daardoor getalsmatig een steeds belangrijker groep vormen. Andere consequenties daarvan hebben we reeds eerder gezien. 3.3.1.2. Naast de vergrijzing verandert ook de etnische samenstelling van onze maatschappij. Met name in de steden vormen allochtonen een steeds groter deel van de bevolking. De integratie wordt als een steeds groter probleem ervaren. De samenleving wordt daardoor meer multicultureel van aard. 3.3.1.3. De mogelijkheid tot individuele profilering van mensen komt steeds meer in de plaats te staan van het belang van gezamenlijkheid. Consequenties daarvan zijn een grotere competitiedrang, maar ook een toenemende assertiviteit en mondigheid van mensen. Men wordt steeds kritischer over aangeboden producten en diensten en vereist steeds meer een adequate afstemming op de individuele wensen. 3.3.1.4. De individualisering van de maatschappij heeft ook gevolgen voor de sociale samenhang. Het sociaal isolement, de eenzaamheid onder ouderen neemt daardoor toe. 3.3.1.5. Door de toenemende individualisering, het multiculturele karakter van de samenleving en de toenemende informatiestromen constateren we een differentiatie in Beleidsplan KBO-Brabant 2011-2015: Externe analyse 02-7-2010 7

het algemeen kennisniveau en een vervaging in het normen- en waardenpatroon van mensen. We hebben ook grote veranderingen zien optreden ten aanzien van het opvoeden van kinderen. 3.3.1.6. Hoewel de veranderingen in absolute aantallen niet groot zijn, blijft de straatcriminaliteit c.q. het gevoel van onveiligheid bij senioren toch een punt van grote zorg. 3.3.1.7. De deelname aan de gevestigde religies (voor ons is dan het katholicisme van belang) neemt af, maar we constateren wel een blijvende belangstelling voor zingeving en mystiek. Esoterische stromingen maken een bloeiperiode door. 3.3.1.8. Er ontstaat een differentiatie in sociale verbanden. Naast het traditionele huwelijk worden ook andere samenlevingsvormen geaccepteerd en steeds meer gemeengoed. 3.3.1.9. Het gemiddeld opleidingsniveau van de bevolking stijgt. De grootste zorg is het hoge uitvalpercentage bij een aantal studies. 3.3.1.10. Ook de toenemende arbeidsparticipatie van vrouwen is een gevolg van de emancipatiegolf. Het is inmiddels standaard geworden dat vrouwen evenveel opleidingsmogelijkheden hebben als mannen. 3.3.1.11. Een significant aspect van de moderne maatschappij is de grote invloed van en aandacht voor de media. De informatiestromen die mensen ondergaan nemen steeds verder toe, maar worden ook sterk gekleurd door belangengroepen en commerciële overwegingen. 3.3.1.12. Er is enerzijds een behoefte aan professionalisering van zorgactiviteiten, anderzijds aan vrijwilligerswerk. 3.3.1.13. De steeds complexer wordende maatschappij en de bijbehorende regelgeving stelt steeds hogere eisen aan het functioneren van organisaties. Daardoor komt de bestuurskracht van Afdelingen vaak in de knel. 3.3.2. Technologische ontwikkelingen 3.3.2.1. Het gebruik van de computer en daarmee verwante apparatuur is niet meer weg te denken uit onze maatschappij en vereisen ook van ouderen een toenemende ICTvaardigheid. 3.3.2.2. Speciale aandacht moet worden besteed aan de telecommunicatie. Het gebruik van mobiele telefoons, SMS-en, getwitter, etcera is snel gemeengoed geworden. Deze uitbreiding van de communicatiemogelijkheden biedt voordelen maar ook nadelen. 3.3.2.3. Dat de medische mogelijkheden een grote ontwikkeling hebben doorgemaakt en nog steeds doormaken staat buiten kijf. Ze hebben mogelijk gemaakt dat de levensverwachting van mensen flink is toegenomen (met onder meer als consequentie de grote vergrijzing van de bevolking). Met het stijgen van de levensverwachting, is er een toename in meervoudige gezondheidsproblemen. Ook dementie wordt daardoor een steeds vaker voorkomend probleem. 3.3.2.4. Door de verbetering van de gezondheidszorg is de fysieke conditie van ouderen verbeterd. Er ontstaat een scheiding tussen vitale ouderen en hulpbehoevende ouderen, een derde generatie en een vierde generatie. De grote aandacht voor jonge senioren dreigt ten koste te gaan van de vierde generatie. Beleidsplan KBO-Brabant 2011-2015: Externe analyse 02-7-2010 8

3.3.2.5. Door ontwikkeling van de medische mogelijkheden is ook een aantal ethische vragen actueel geworden, zoals aan de ene kant de vraag of levensverlenging met allerlei medische middelen wel altijd een goede zaak is en anderzijds het steeds vaker vragen om euthanasie. 3.3.3. Economische ontwikkelingen 3.3.3.1. Bij het inventariseren van ontwikkelingen op economisch vlak, is vermelding van de kredietcrisis onvermijdbaar. Naast eerder genoemde gevolgen daarvan in de vorm van bezuinigingen bij de overheid, is een direct gevolg voor ouderen dat het de woningen hypotheekmarkt heeft beïnvloed. 3.3.3.2. Een tweede gevolg van de kredietcrisis en uitvloeisels daarvan zou kunnen zijn dat de pensioenfondsen daarvan zulke problemen ondervinden dat de pensioenbedragen zullen worden aangepast. 3.3.3.3. Elders is al aangegeven dat de vergrijzing onder meer veroorzaakt dat ouderen langer zullen moeten werken. We constateren echter ook dat het voor ouderen die dat willen moeilijk is om aan een baan te komen. De verwachting is dat arbeidsparticipatie van ouderen steeds moeilijker gaat worden en dat ook daar een grotere competitie zal optreden. 3.3.4. Ecologische ontwikkelingen 3.3.4.1. De belangrijkste constatering in deze paragraaf is dat ecologische ontwikkelingen steeds belangrijker worden. De discussies over de klimaatveranderingen en de daarbij behorende maatregelen nemen hand over hand toe. Er ontstaat daardoor steeds meer aandacht voor het milieu. 3.3.4.2.In het verlengde van bovengenoemde maatregelen nemen eisen ten aanzien van de duurzaamheid van de productie van goederen en de verlening van diensten toe. 3.3.5. Politieke ontwikkelingen 3.5.1. Door de toename van het aantal ouderen wordt het aantal door ouderen uit te brengen stemmen bij verkiezingen relatief groter en verandert in wezen ook de politieke macht van ouderen. 3.3.5.2. We constateren dat door het groeiende belang dat aan verkiezingscampagnes wordt gehecht, de aandacht verschuift van inhoudelijke argumenten naar slogans en er ontstaat een verharding en verruwing van discussies. 3.3.5.3. In de politiek vindt een toenemende discussie plaats over het ontslagrecht, met als uitkomst dat de garanties voor het behouden van een baan steeds minder worden. Gevoegd bij de verminderde mogelijkheid tot het vinden van een nieuwe baan verslechtert dit de positie van de ouderen in de arbeidsmarkt. 4. Prioriteitsstelling ten aanzien van de externe ontwikkelingen Voor een goed strategisch beleid moeten we in beeld krijgen welke van de hiervoor beschreven ontwikkelingen het belangrijkst zijn voor KBO-Brabant. We kunnen ons voor het formuleren van dat beleid immers niet op al die ontwikkelingen richten. Dat betekent dat aan de gesignaleerde ontwikkelingen ook prioriteiten moeten worden toegekend. Zoals reeds eerder gezegd vormt die prioriteitsstelling reeds de eerste fase van de beleidsbesluiten. Beleidsplan KBO-Brabant 2011-2015: Externe analyse 02-7-2010 9

De projectgroep heeft al een voorselectie gemaakt van die ontwikkelingen zonder dat daar nog verdere prioriteiten aan zijn toegekend. Dat is meteen de eerste opdracht van de klankbordgroep. De selectie van de projectgroep behelst de volgende ontwikkelingen. a) Jonge ouderen hechten meer waarde aan externe belangenbehartiging (3.2.1.2.) b) We zien een vermindering van te verwachten overheidssubsidies (3.2.2.2.) c) Om de nieuwe generatie ouderen te kunnen aanspreken is een grotere diversiteit aan activiteiten nodig (3.2.1.1.) d) Door de toenemende vergrijzing zal de overheid ingrijpen in de pensioenleeftijd en/of andere maatregelen nemen om de AOW betaalbaar te houden (3.2.2.1.) e) Door de individualisering van de maatschappij dreigt het sociaal isolement van ouderen toe te nemen (3.3.1.4.) f) Door de uitbreiding van de medische mogelijkheden worden ethische kwesties met betrekking tot levensverlenging en beëindiging nog meer actueel (3.3.2.5.) g) We zien een duidelijke ontkerkelijking van de maatschappij (3.3.1.7.) h) De technologische ontwikkelingen vereisen ook van ouderen een toenemende ICTvaardigheid (3.3.2.1.) i) Aan de kundigheid van bestuurders worden steeds hogere eisen gesteld (3.3.1.13). j) We verwachten een toename van de arbeidsparticipatie van ouderen (3.2.1.8.) k) De behoefte van de maatschappij aan vrijwilligerswerk zal toenemen, met name voor de zorg (3.2.2.4.) l) De zorg voor de alleroudsten mag niet in het gedrang komen (3.3.2.4.) m) Scheiding van professionals versus vrijwilligers, met name in de zorg (3.3.1.12.) Beleidsplan KBO-Brabant 2011-2015: Externe analyse 02-7-2010 10