Rapport. Datum: 9 juli 1998 Rapportnummer: 1998/270



Vergelijkbare documenten
Rapport. Datum: 26 september 2001 Rapportnummer: 2001/293

Rapport. Datum: 16 september 1998 Rapportnummer: 1998/386

Rapport. Datum: 24 april 2001 Rapportnummer: 2001/110

Rapport. Datum: 11 april 2000 Rapportnummer: 2000/148

Rapport. Datum: 13 oktober 1998 Rapportnummer: 1998/446

Rapport. Datum: 28 juli 2000 Rapportnummer: 2000/252

Rapport. Datum: 24 oktober 2001 Rapportnummer: 2001/335

Rapport. Datum: 23 februari 1999 Rapportnummer: 1999/065

Rapport. Datum: 24 februari 2005 Rapportnummer: 2005/053

Rapport. Datum: 12 februari 2004 Rapportnummer: 2004/048

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Datum: 18 december 2003 Rapportnummer: 2003/486

Rapport. Datum: 26 maart 1998 Rapportnummer: 1998/087

Rapport. Datum: 1 mei 2007 Rapportnummer: 2007/083

Rapport. Datum: 23 maart 2000 Rapportnummer: 2000/115

Rapport. Datum: 19 augustus 1999 Rapportnummer: 1999/357

Rapport. Datum: 21 juni 2000 Rapportnummer: 2000/224

Rapport. Datum: 3 juni 1998 Rapportnummer: 1998/207

Rapport. Datum: 30 september 2005 Rapportnummer: 2005/302

Rapport. Datum: 27 augustus 1998 Rapportnummer: 1998/353

Rapport. Datum: 25 maart 1998 Rapportnummer: 1998/083

Rapport. Datum: 22 januari 2002 Rapportnummer: 2002/005

Rapport. Datum: 26 juni 2001 Rapportnummer: 2001/178

Rapport. Rapport betreffende een klacht over de Huurcommissie te Den Haag. Datum: 5 januari Rapportnummer: 2012/001

Rapport. Datum: 2 juni 1998 Rapportnummer: 1998/203

Rapport. Rapport over een klacht over UWV te Nijmegen. Datum: 28 augustus Rapportnummer: 2013/108

Rapport. Datum: 3 augustus 2000 Rapportnummer: 2000/261

Rapport. Datum: 27 februari 2007 Rapportnummer: 2007/041

Rapport. Datum: 28 januari 1999 Rapportnummer: 1999/027

Rapport. Datum: 28 juli 2000 Rapportnummer: 2000/257

Rapport. Datum: 23 maart 2000 Rapportnummer: 2000/114

Rapport. Datum: 8 augustus 2001 Rapportnummer: 2001/237

Rapport. Datum: 3 maart 1999 Rapportnummer: 1999/087

Rapport. Datum: 16 maart 1998 Rapportnummer: 1998/061

Rapport. Datum: 6 november 2007 Rapportnummer: 2007/240

Rapport. Datum: 4 oktober 1999 Rapportnummer: 1999/421

Rapport. Datum: 29 september 1998 Rapportnummer: 1998/406

Rapport. Datum: 30 juni 1999 Rapportnummer: 1999/295

Rapport. Datum: 12 september 2000 Rapportnummer: 2000/306

Rapport. Datum: 26 april 2000 Rapportnummer: 2000/163

Rapport. Datum: 2 maart 2000 Rapportnummer: 2000/077

Rapport. Datum: 20 augustus 2003 Rapportnummer: 2003/272

Zie onder bevindingen of volledige tekst voor de volledige tekst van het rapport.

Rapport. Datum: 11 oktober 1999 Rapportnummer: 1999/438

Rapport. Datum: 15 april 2005 Rapportnummer: 2005/121

Rapport. Datum: 22 mei 2003 Rapportnummer: 2003/144

Rapport. Datum: 2 februari 2000 Rapportnummer: 2000/036

Rapport. Datum: 26 maart 1998 Rapportnummer: 1998/086

Rapport. Datum: 11 juli 2003 Rapportnummer: 2003/218

Rapport. Datum: 1 september 2000 Rapportnummer: 2000/295

Rapport. Datum: 19 januari 2001 Rapportnummer: 2001/016

Rapport. Datum: 26 september 2005 Rapportnummer: 2005/293

Rapport. Datum: 26 maart 1998 Rapportnummer: 1998/092

Rapport. Datum: 30 juni 2003 Rapportnummer: 2003/199

Rapport. Datum: 23 mei 2003 Rapportnummer: 2003/148

Rapport. Datum: 24 augustus 1998 Rapportnummer: 1998/348

Rapport. Datum: 12 oktober 1998 Rapportnummer: 1998/445

Rapport. Datum: 10 oktober 2006 Rapportnummer: 2006/347

Rapport. Datum: 23 december 2004 Rapportnummer: 2004/489

Rapport. Rapport betreffende een klacht over de Belastingdienst/BelastingTelefoon te Groningen. Datum: 13 december Rapportnummer: 2011/360

Rapport. Datum: 28 maart 2001 Rapportnummer: 2001/071

Rapport. Datum: 6 juli 2001 Rapportnummer: 2001/192

Rapport. Datum: 23 februari 1998 Rapportnummer: 1998/033

Rapport. Datum: 22 februari 1999 Rapportnummer: 1999/059

Rapport. Datum: 25 januari 2001 Rapportnummer: 2001/024

Rapport. Rapport over een klacht over het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) te Amsterdam. Datum: 24 oktober 2012

Rapport. Rapport betreffende een klacht over het Centraal Administratie Kantoor uit Den Haag. Datum: 04 augustus Rapportnummer: 2011/229

Rapport. Datum: 5 september 2006 Rapportnummer: 2006/306

Rapport. Datum: 8 december 2000 Rapportnummer: 2000/370

Rapport. Datum: 3 december 2010 Rapportnummer: 2010/344

Rapport. Datum: 13 juli 2006 Rapportnummer: 2006/242

Rapport. Datum: 30 augustus 1999 Rapportnummer: 1999/380

Rapport. Datum: 21 december 2006 Rapportnummer: 2006/384

Rapport. Datum: 20 juni 2007 Rapportnummer: 2007/126

Rapport. Datum: 23 juni 2004 Rapportnummer: 2004/248

Rapport. Datum: 2 oktober 2002 Rapportnummer: 2002/303

Rapport. Datum: 11 maart 1999 Rapportnummer: 1999/100

Rapport. Datum: 30 januari 2007 Rapportnummer: 2007/017

Rapport. Datum: 2 maart 2004 Rapportnummer: 2004/068

Rapport. Datum: 28 juni 2007 Rapportnummer: 2007/136

Rapport. Datum: 18 september 2003 Rapportnummer: 2003/319

Rapport. Datum: 27 januari 2000 Rapportnummer: 2000/025

Rapport. Datum: 13 april 1999 Rapportnummer: 1999/157

Rapport. Datum: 18 maart 1999 Rapportnummer: 1999/109

Zie onder bevindingen of volledige tekst voor de volledige tekst van het rapport.

Rapport. Rapport over een klacht over de beheerder van het regionale politiekorps Midden en West Brabant (de burgemeester van Tilburg).

Rapport. Datum: 31 mei 1999 Rapportnummer: 1999/240

Zij klaagt er voorts over dat de SVB de schade en kosten die het gevolg waren van de werkwijze van de SVB niet aan haar wil vergoeden.

Rapport. Datum: 9 december 2002 Rapportnummer: 2002/374

Rapport. Datum: 11 augustus 2005 Rapportnummer: 2005/238

Rapport. Datum: 10 februari 2003 Rapportnummer: 2003/030

Rapport. Datum: 27 april 1998 Rapportnummer: 1998/126

Rapport. Datum: 16 november 2006 Rapportnummer: 2006/368

Beoordeling. h2>klacht. Verzoekster klaagt erover dat:

Rapport. Datum: 12 juli 2007 Rapportnummer: 2007/149

Beoordeling. Bevindingen. h2>klacht

Rapport. Datum: 15 september 2005 Rapportnummer: 2005/266

Rapport. Datum: 28 januari 2011 Rapportnummer: 2011/026

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Datum: 3 december 1998 Rapportnummer: 1998/535

Transcriptie:

Rapport Datum: 9 juli 1998 Rapportnummer: 1998/270

2 Klacht Op 4 november 1997 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer B. te Voorburg, met een klacht over een gedraging van het Korps landelijke politiediensten (KLPD) te Driebergen. Naar deze gedraging, die wordt aangemerkt als een gedraging van de Minister van Justitie, werd een onderzoek ingesteld. Op grond van de door verzoeker verstrekte gegevens werd de klacht als volgt geformuleerd: Verzoeker, die heeft gesolliciteerd naar een functie bij het Landelijk rechercheteam (LRT) van het KLPD, klaagt erover dat het KLPD niet heeft voldaan aan zijn verzoek van 20 september 1997 om schriftelijk uitleg te geven over de afwijzingsreden van zijn sollicitatie. Onderzoek In het kader van het onderzoek werd de Minister van Justitie verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben. Vervolgens werd verzoeker in de gelegenheid gesteld op de verstrekte inlichtingen te reageren. Verzoeker maakte van die gelegenheid geen gebruik. Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen. Verzoeker en de Minister van Justitie deelden mee zich met de inhoud van het verslag te kunnen verenigen. Bevindingen De bevindingen van het onderzoek luiden als volgt:. De feiten 1. Bij brief van 11 juni 1997 aan het KLPD te Driebergen solliciteerde verzoeker naar een functie bij het landelijke rechercheteam van de KLPD. 2. Naar aanleiding van zijn sollicitatie vond een tweetal sollicitatiegesprekken plaats, respectievelijk op 14 augustus 1997 en 8september 1997. 3. Bij brief van 11 september 1997 berichtte het Hoofd dienst personeel en organisatie van de Divisie ondersteuning van de KLPD verzoeker onder meer als volgt: "De criteria welke gehanteerd zijn ten behoeve van deze selectie komen enerzijds voort uit functie-inhoudelijke aspecten alsmede uit de aan de functie verbonden eisen. Helaas moet ik u bevestigen dat op grond van deze selectie de keuze niet op u is gevallen. De selectiecommissie is van mening dat u niet binnen de cultuur van het Landelijk Rechercheteam past. Mocht u hierover vragen hebben (dan; N.o) kunt u contact opnemen met mevrouw H., Personeelsmanagement Adviseur, tel.nr..." 3. Verzoeker deelde het KLPD in reactie op het bovenstaande bij faxbericht van 20 september 1997 onder meer het volgende mee:

3 "Na bestudering van meergenoemde brief rezen er aan mijn kant enige vragen over de inhoud. (...) Ik zal in het onderstaande puntsgewijs mijn vragen en de daarmede samenhangende opmerkingen aan u voorleggen. 1. (...) Het is mij uit de brief in het geheel niet duidelijk geworden op grond van welk criterium de keuze niet op mij is gevallen. Zoudt u hierover meer duidelijkheid kunnen scheppen? (...) 3. Immers, de reden waarom de selectiecommissie haar keuze niet op mij heeft laten vallen is haars inziens gelegen in het feit dat ik 'niet binnen de cultuur van het Landelijk Rechercheteam pas'. (...) Met andere woorden: zonder dat de selectiecommissie mij adequaat inzicht geeft in die cultuur, is het voor mij onmogelijk om haar gedachtengang te volgen. Haar beslissing is derhalve voor mij onbegrijpelijk en daarmee hoogst onbevredigend. Ik stel het op prijs wanneer u de moeite neemt, mij hierover te informeren. (...) Ik stel het op prijs wanneer u kans ziet schriftelijk op mijn vragen en opmerkingen te reageren." 4. Op 2 oktober 1997 verzocht verzoeker het KLPD nogmaals om een reactie op zijn vragen in de brief van 20 september 1997. 5. Verzoeker berichtte het KLPD bij brief van 1 november 1997 onder meer als volgt: "Laatstelijk heb ik u bij schrijven van 2 oktober 1997 andermaal gevraagd mij schriftelijk te informeren omtrent de afwijzingsgrond, en de argumentatie daarachter, inzake mijn sollicitatie d.d. 11 juni 1997 met betrekking tot uw vraag naar KLPD/LRT-medewerkers. Kennelijk naar aanleiding van dit schrijven heeft mevrouw H., Personeelsmanagement adviseur, met mij telefonisch contact gezocht. Het telefonisch gesprek dat ik met mevrouw H. op 10 oktober jl. had, is wat mij betreft volstrekt onbevredigend verlopen. Ik constateer nl., dat ondanks mijn herhaalde verzoek daartoe en mijn uitleg dienaangaande, mevrouw H. weigerachtig is en blijft om gevolg te geven aan mijn verzoek zoals uiteengezet in mijn faxbericht van 20 september 1997 en zoals bovendien onder uw aandacht is gebracht middels mijn voorgenoemde schrijven.". Het standpunt van verzoeker Het standpunt van verzoeker is samengevat weergegeven onder KLACHT.. De reactie van de Minister van Justitie 1. De Minister van Justitie deelde in reactie op de klacht van verzoeker voor zover van belang voor het onderzoek onder meer het volgende mee: Hoewel de ambtenaar aan de heer B. heeft uitgelegd dat het gezien de hoeveelheid kandidaten- ondoenlijk is om voor iedere afgewezen kandidaat een uitgebreide met redenen omklede afwijzing op papier te zetten en dat zij daarom bereid was dit mondeling te doen, kwamen zij in het telefoongesprek van 10 oktober 1997 niet tot elkaar. Voorts is mij uit inlichtingen van het KLPD gebleken dat het niet ongebruikelijk is om sollicitanten die zijn afgewezen voor een functie, op verzoek telefonisch nadere informatie te geven omtrent de reden van afwijzing. In verband hiermee wordt in een afwijzingsbrief een passage opgenomen met de naam van de ambtenaar die de gewenste informatie kan verschaffen. Eventueel wordt het gesprek vervolgens schriftelijk bevestigd. In de regel kan

4 echter worden volstaan met het telefonisch doorgeven van de gewenste informatie. Niettemin was in het geval van de heer B. een schriftelijke reactie geboden nu zijn verzoek daar uitdrukkelijk op was gericht. Gelet op het vorenstaande kom ik tot de conclusie dat zonder gegronde redenen is nagelaten om op het verzoek van de heer B. tot een schriftelijke reactie in te gaan. Ik ben van mening dat verzoeker zich hierover terecht bij u heeft beklaagd. Om het verzuim te herstellen heeft de Korpschef van het KLPD gemeend, ongeacht de uitkomsten van uw onderzoek, alsnog schriftelijk de brief van de heer B. d.d. 20 september 1997 te beantwoorden. Een afschrift van de brief aan de heer B. voeg ik als bijlage bij deze brief." 2. De reactie van het KLPD van 22 januari 1998 op het faxbericht van verzoeker van 20 september 1997 luidt onder meer als volgt: "De reden dat u afgewezen bent voor de vacature van 'Creatieve academici' is dat de selectiecommissie vond dat u niet binnen de cultuur van het Landelijk Rechercheteam paste. Het is een samenspel van factoren geweest die bij elkaar opgeteld leidde tot deze conclusie. Het feit dat u geen opsporingservaringen heeft en ons ook niet kon overtuigen tijdens de selectiegesprekken met denkbeelden en inzichten daarover, gaf het idee dat inzetten op operationeel niveau moeizaam zou verlopen. Daarnaast verwachten wij van een kandidaat, gelet op het operationele karakter van de functie, dat hij over zodanige vaardigheden beschikt dat hij zich op alle maatschappelijke niveaus in de samenleving kan bewegen. Het beeld dat wij van u kregen tijdens het gesprek riep bij ons op dat punt twijfels op. Tenslotte vroeg de selectiecommissie zich af of u zich thuis zou voelen in een, van oudsher, hiërarchische cultuur zoals deze binnen de politie heerst (met name het leiding kunnen accepteren). Hiervan is de commissie niet overtuigd geraakt. Zoals gezegd had mevrouw H. deze afwijzingsredenen met voorbeelden mondeling willen toelichten. Mochten er naar aanleiding van bovenstaande afwijzingsredenen toch nog bij u de behoefte zich voordoen dat u dit alsnog zou willen, kunt u altijd hierover in contact treden met mevrouw H. Haar telefoonnummer is..." Beoordeling 1. Verzoeker, die heeft gesolliciteerd naar een functie bij het Landelijk rechercheteam van het Korps landelijke politiediensten (KLPD), klaagt erover dat het KLPD niet heeft voldaan aan zijn verzoek van 20 september 1997 om schriftelijk uitleg te geven over de afwijzingsreden van zijn sollicitatie. 2. Een medewerkster van het KLPD heeft op 10 oktober 1997 telefonisch contact opgenomen met verzoeker naar aanleiding van zijn verzoek in de brief van 20 september 1997, nadat verzoeker op 2oktober 1997 had gerappelleerd. In dat telefoongesprek heeft de medewerkster aangegeven dat het, gezien de hoeveelheid kandidaten, ondoenlijk was om voor iedere afgewezen kandidaat een uitgebreide

5 met redenenen omklede afwijzing op papier te zetten en dat zij daarom bereid was dit telefonisch te doen. 3.In dit verband is van belang dat het KLPD niet in alle gevallen waarin kandidaten in een sollicitatieprocedure zijn afgewezen, behoeft over te gaan tot het versturen van een uitgebreide, met redenen omklede afwijzing. Een deel van de kandidaten zal immers geen nadere informatie vragen over de redenen voor de afwijzing. Een ander deel neemt genoegen met een telefonische toelichting op die redenen. Uiteindelijk is er slechts een kleine groep die een (nadere) schriftelijke uitleg wenst over de redenen van afwijzing. Het argument van het KLPD, zoals hiervoor weergegeven onder 2., is derhalve niet afdoende. Aangezien verzoeker uitdrukkelijk had verzocht om een schriftelijke reactie van het KLPD met betrekking tot de redenen voor zijn afwijzing, had, zoals de Minister van Justitie ook heeft erkend, het KLPD de gevraagde uitleg moeten verstrekken. De onderzochte gedraging is niet behoorlijk. Conclusie De klacht over de onderzochte gedraging van het Korps landelijke politiediensten te Driebergen, die wordt aangemerkt als een gedraging van de Minister van Justitie, is gegrond. De Nationale ombudsman heeft er met instemming kennis van genomen dat het KLPD inmiddels is overgegaan tot het verstrekken van schriftelijke uitleg over de reden voor de afwijzing van verzoekers sollicitatie.