Antwoord. van Gedeputeerde Staten op vragen van A.H.K. van Viegen (PVDD) (d.d. 21 mei 2013) Nummer 2817

Vergelijkbare documenten
Natuurbeleid in Zuid-Holland

Antwoord. van Gedeputeerde Staten op vragen van A.H.K. van Viegen (Partij voor de Dieren) (d.d. 27 september 2011) Nummer 2553

Mededeling. Onderwerp Resultaten agrarisch natuurbeheer. Registratienummer Datum 9 september 2013 Auteur ing. A.B. de Graaf Afdeling/Bureau RM

Deze documenten treft u aan als bijlage bij de Statenbrief. Wij lichten de Bestuursovereenkomst grond toe in een separate toelichting.

Statenvoorstel. Openstellingsbesluit SNL, onderdeel agrarisch natuurbeheer 2018

Provinciaal blad van Noord-Brabant

Antwoord. van Gedeputeerde Staten op vragen van A.H.K. van Viegen (PVDD) (d.d. 20 augustus 2012) Nummer 2698

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Antwoord. van Gedeputeerde Staten op vragen van. A.H.K.van Viegen (PVDD) (d.d.15 januari 2013) Nummer Onderwerp Natuurcompensatie

nummer 46 van 2012 Vaststelling subsidieplafonds 2013

Antwoord. van Gedeputeerde Staten op vragen van A.H.K. van Viegen (PVDD) Nummer Onderwerp Hoogheemraadschap van Delfland.

5 minuten versie voor Provinciale Staten

Decentralisatie natuurbeleid en de Wet natuurbescherming. Mark Hoevenaars en Doorle Offerhaus

Blijvend geld en aandacht nodig voor Nationale landschappen, Provincies doen meer dan het Rijk

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Begrenzing van het Natuurnetwerk en de Natura 2000-gebieden

Voor Zuid-Holland zijn deze beleidsdoelen vastgelegd in de Beleidsvisie Groen.

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA DEN HAAG

Het Brabantse natuurbeleid onder de loep Bijstelling noodzakelijk?

5 minuten versie voor Provinciale Staten

Onderhandelingsakkoord decentralisatie natuur

Vraag en antwoord Ecologische Hoofdstructuur

Antwoord. van Gedeputeerde Staten op vragen van. A.H.K. van Viegen (Partij voor de Dieren) (d.d. 25 oktober 2011) Nummer 2567

PROVINCIAAL BLAD. Hoofdstuk 2 Natuur- en landschapsbeheer binnen een natuurterrein

Antwoord. van Gedeputeerde Staten op vragen van. A.H.K. van Viegen (PvdD) d.d. 19 oktober Nummer 2730

Lange Termijn Agenda Statencommissie Groen en Water, versie 16 januari 2013

Antwoord. van Gedeputeerde Staten op vragen van A.H.K. van Viegen (PVDD) (d.d. 14 mei 2014) Nummer 2935

3 Q NOV /48/A.20, LGW Galen Last L.J. van (050)

Statenvoorstel. Perspectief Groene Hart Bestuurlijke samenvatting van het voorstel

Beste Randy, Bedankt voor de medewerking. Met vriendelijke groet, Danny Eijsackers.

Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie. Datum 1 6 DEC Betreft aangepaste ILG-beschikking

Selectief maar voortvarend investeren in effectief agrarisch natuurbeheer

Antwoord. van Gedeputeerde Staten op vragen van. A.H.K. van Viegen (PvdD) (d.d. 18 april 2017) Nummer 3288

Plan van aanpak Natuurvisie Gelderland

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA 's-gravenhage

Voortgangsrapportage 2010 Investeringsbudget Landelijk Gebied

Programma van Eisen - Beheerplannen

Grondbeleid EHS. Provincie Zuid-Holland. Onderzoeksopzet

ontwikkeling en beheer van natuur in Nederland (verder: Natuurpact), geven ons

Toekomst agrarisch natuur- en landschapsbeheer rond Winterswijk. Jan Stronks

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA Den Haag

Barrières en versnippering van de Ecologische Hoofdstructuur,

Vragen van de heer A.E. van Liere MA, MSc. (Partij voor de Dieren) en de heer A. Hietbrink (GroenLinks) over verlaging storting reserve groen

GWM SEP Datum vergadering Gedeputeerde Staten Verzenddatum 2 3, SEP.? Geheim 29 september 2009 Nee

Gedeputeerde Staten. Natuur en Milieufederatie Zuid-Holland T.a.v. het bestuur Bezuidenhoutseweg AW DEN HAAG

Was - Wordt tabel Natuurbeheerplan Zuid-Holland 2018

Bijeenkomst VNG. Frank van de Ven & Jan Hartholt Netwerk Platteland

Provinciaal blad 2009, 49

Provinciaal Omgevingsplan Limburg

Antwoord. van Gedeputeerde Staten op vragen van A.H.K. van Viegen (PVDD) (d.d. 19 juni 2013) Nummer Onderwerp Publicatie van besluiten

Subsidiestelsel Natuur en Landschap

- 1 PS2010RGW09. Datum : Nummer PS : PS2010RGW09 Afdeling : ILG Commissie : RGW Registratienummer : 2010INT Portefeuillehouder : Krol

Agrarisch Natuurbeheer: wat kost het, wat levert het op, hoe kan het beter? David Kleijn

Gelet op artikel 2 van de Algemene subsidieverordening Noord-Holland 2011;

Mededeling. Datum. Onderwerp Convenant provincie Flevoland en Staatsbosbeheer. Registratienummer

Verplaatsing agrarische bedrijven

POP-3. Plattelands Ontwikkelings Programma Informatiebijeenkomst Europese Fondsen november 2014 POP3

Was word tabel Natuurbeheerplan 2017 ontwerp Natuurbeheerplan tekstdeel

Statenvoorstel. Subsidieplafond 2018 Uitvoeringsregeling POP-3 Zuid- Holland. Bestuurlijke samenvatting van het voorstel

ffi SrnTEN '?",iffhorrand ETf,E Lid Gedeputeerde Staten 2,0 MEI 1016 Nulmeting Aan Provinciale Staten

Statenvoorstel. Verhoging subsidieplafond en wijziging van de Subsidieregeling groen 2016, paragrafen 2.4 en 2.10

Realisatie Natuurnetwerk - verwerving en inrichting,

Antwoord. van Gedeputeerde Staten op vragen van. A.H.K. van Viegen (PvdD) (d.d. 16 juni 2016) Nummer Onderwerp Roeken

Antwoord. van Gedeputeerde Staten op vragen van. B.K. Potjer (GroenLinks) (d.d. 5 augustus 2015) Nummer 3066

3) Vitaal platteland, natuurbeheer en ontwikkeling natuurgebieden

Nieuwe verdeelmodel provinciefonds

a. Europeeslnationaallprovinciaal wettelijk en beleidskader

Nieuwe koers Ecologische Hoofdstructuur

Memo. Geachte leden van Provinciale Staten.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Het Natura 2000 beheerplan Drentsche Aa-gebied: wat houdt het in, wat gaat er gebeuren? Programma

S. Jansen (PVV) (d.d. 5 januari 2012) Nummer Onderwerp Bereikbaarheid Bollenstreek. Aan de leden van Provinciale Staten

BESTUURSCONVENANT PROVINCIE OVERIJSSEL GEMEENTE STEENWIJKERLAND TER UITVOERING VAN HET PROVINCIAAL MEERJARENPROGRAMMA LANDELIJK GEBIED OVERIJSSEL

van Gedeputeerde Staten op vragen van

van Gedeputeerde Staten op vragen van

Antwoord. van Gedeputeerde Staten op vragen van. J.A.R.M. van Egmond (GROENLINKS) (d.d. 2 maart 2015) Nummer 3022

Naar een écht groen Gemeenschappelijk Landbouwbeleid

Subsidiestelsel Natuur- en Landschapsbeheer provincie Utrecht Invulling regionaal maatwerk

Een kijkje in de SNL-keuken

Antwoord. van Gedeputeerde Staten op vragen van. A.H.K. van Viegen (PvdD) (d.d. 23 mei 2016) Nummer 3185

College van Gedeputeerde Staten statenvoorstel. Aan Provinciale Staten,

Provinciaal blad van Noord-Brabant

Datum 18 december 2014 Betreft Aansluiting vergroening GLB en agrarisch natuur- en landschapsbeheer

Visie op Zuid-Holland. Verordening Ruimte. Wijzigingsbesluit behorende bij ontwerpherziening Herijking EHS

Datum : 14 november 2006 Nummer PS : PS2006REG20 Dienst/sector : REG/RLU Commissie : REG Registratienummer : 2006REG00338i Portefeuillehouder : Lokker

Uitvoeringsprogramma Biodiversiteit en Leefgebieden

Startnotitie. Natuurbeheer

Compensatieverordening gemeente Midden-Drenthe

Ontwerpbesluit. Toelichting

Antwoord. van Gedeputeerde Staten op vragen van. A.H.K. van Viegen (PvdD) (d.d. 4 augustus 2016) Nummer Onderwerp Ontheffing doden mussen

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Haarlem, 15 april 2014

Tweede Kamer der Staten-Generaal

: Aankopen Middelwaard Vianen/Bestemmingsreserve inrichting Middelwaard. Inhoudsopgave. Ontwerpbesluit pag. 3. Toelichting pag. 5.

Onderwerp: Reactie GS op rapport Rekenkamer Oost Nederland "Provinciale aanpak van grondverwerving in Gelderland"

HOLLAND. Lid Gedeputeerde Staten. Mr. J.F. (Han) Weber statencommissie Groen en Water

Provinciaal projectenboek natuur 2013 Beknopte analyse van mogelijke bijdrage projecten aan Europese doelen

Leden van Provinciate Staten

Hierbij biedt de Provinciale Adviescommissie Leefomgevingskwaliteit (PAL) u het advies Weidevogels aan.

Weidevogelvisie Provincie Utrecht

Transcriptie:

van Gedeputeerde Staten op vragen van A.H.K. van Viegen (PVDD) (d.d. 21 mei 2013) Nummer 2817 Onderwerp Evaluatie Inrichting Landelijk Gebied (ILG), natuurbeleid en agrarisch natuurbeheer Aan de leden van Provinciale Staten Toelichting vragensteller In de periode 2007-2013 is door de Rijk en de provincies uitvoering gegeven aan de wet Inrichting landelijk Gebied (WILG). Een aantal belangrijke onderdelen van de uitvoering betreft het natuurbeleid, het agrarisch natuurbeheer en het antiverdrogingsbeleid, In een onderzoek dat in opdracht van de Raad voor de Leefomgeving en Infrastructuur is uitgevoerd (Kleijn, 2012) en in een ander onderzoek is aangetoond dat een groot deel van het agrarisch natuurbeheer weinig effectief was en nauwelijks bijdroeg aan het stoppen van de achteruitgang van de aantallen weidevogels (Kleijn et al., 2001; Berendse, 2004; Breeuwer et al., 2008). Argumenten voor het huidige agrarisch natuurbeheer zijn het grote oppervlak dat bestreken wordt door de landbouw en de hoge landschappelijke waarde die agrarische gebieden met een kleine soortenrijkdom toch kunnen vertegenwoordigen. Op landbouwgronden komen echter nog nauwelijks diersoorten voor die bescherming behoeven (Kleijn et al., 2006). Op de langere termijn biedt agrarisch natuurbeheer in de huidige vorm dan ook geen bijdrage aan de instandhouding van dergelijke soorten. Verder draagt agrarisch natuurbeheer ook niet of nauwelijks bij aan de instandhouding van kwetsbare plantensoorten. Op percelen met botanische pakketten (subsidie voor de aanwezigheid van plantensoorten) komen uitsluitend algemene plantensoorten voor die zich ook zonder agrarisch natuurbeheer goed kunnen handhaven in agrarische gebieden. Instandhouding of aanleg van halfnatuurlijke landschapselementen leidt weliswaar tot meer aantrekkelijke landschappen, maar zelden tot een verbetering van de leefomgeving van de meest kwetsbare soorten in deze gebieden. Op korte termijn zijn ingrijpende maatregelen nodig om te voorkomen dat deze soorten verdwijnen (Schroeder et al., 2009). Stoppen met bestrijdingsmiddelen of drastisch verhogen van de grondwaterstand raakt echter een economisch rendabele bedrijfsvoering in de kern (Kleijn, 2012). In de hele EU gaat het slecht met de vogels in agrarische gebieden: sinds 1990 is de achteruitgang meer dan 25% (PBL, 2012b). Uitgaande van een gemiddelde populatie van 36 soorten, bedroeg het verlies 0,7% per jaar in de periode 2000-2008 (Eurostat, 2009). Het Nederlandse soortenverlies is vergelijkbaar met dit gemiddelde (zie ook Centraal Planbureau et al., 2011). FZ/GS/Alg

Pagina 2/8 Sinds 1960 zijn 3,3-5,7 miljoen broedparen uit de Nederlandse agrarische gebieden verdwenen, een achteruitgang van 61-73% bij 27 (voorheen) algemeen voorkomende weidevogels. De veldleeuwerik verloor naar schatting 750.000 tot 1,1 miljoen broedparen (afname van minstens 96%) en werd in grote delen van het land een schaarse verschijning. Dan volgen patrijs (afname van 93%), zomertortel (afname van 92%), ringmus (afname van 93%) en grutto (afname van 68%). Dit rijtje laat zien dat niet alleen typische weide- of akkervogels een veer hebben moeten laten, maar dat ook van soorten van het kleinschalig cultuurlandschap meer dan twee derde van de populatie verdween (Sovon, 2012). Toelichting vraag 13 In het rapport staat vermeld (pag. 67): De snelle verarming in het agrarisch gebied staat in contrast met de Europese index voor 145 algemeen voorkomende soorten: de Common Bird Index. Die laat het laatste decennium juist stabilisatie en zelfs voorzichtig herstel zien. Dit geldt voor zowel Nederland als voor de EU in haar geheel (Eurostat, 2009). Toelichting vraag 14 In het rapport staat vermeld (pag.69): De voortgang in verdrogingsbestrijding blijft moeizaam. Volgens de voortgangsrapportage van het Landelijk Steunpunt Verdroging (2010) wordt verdrogingsbestrijding door de provincies wel voorbereid, maar nog niet uitgevoerd. Om deze impasse te doorbreken was in het Investeringsbudget Landelijke Gebied (ILG) een aantal gebieden geprioriteerd. De belangrijkste knelpunten bleken in die gebieden achterblijvende grondverwerving, een gebrek aan draagvlak in de streek, te weinig financiële middelen en een tekort aan bestuurlijke drive. Toelichting vraag 15 In het rapport staat vermeld (pag. 72): Verplaatsing van landbouwbedrijven en herbestemming van natuurgebieden kan voor de scheiding van functies in een aantal gevallen nodig zijn. In sommige situaties, als kleine percelen met intensieve landbouw een onevenredig negatief effect op aangrenzende natuurgebieden hebben, kan onteigening deze effecten wegnemen. De spanning tussen publieke belangen (herinrichting van gebieden) en private belangen (individuele bedrijven) vergt politieke keuzen. De uitvoering van de gemaakte keuzen vraagt om een zorgvuldige omgang met de private belangen. Toelichting vraag 16 In het rapport staat vermeld (pag. 89): Natuureducatie vergroot de maatschappelijke betrokkenheid bij natuur, zowel in termen van algemeen draagvlak als van inzet en waardering van burgers voor natuur. Daarnaast leidt natuureducatie tot individuele zelfontplooiing, een gezonde leefstijl en bewustwording van de betekenis van natuur als bestaansvoorwaarde (Van Koppen, 2012; zie ook hoofdstuk 3). Naar aanleiding van de bovenstaande toelichting wil de Partij voor de Dieren de volgende vragen aan u voorleggen.

Pagina 3/8 1. Kunt u helder en bondig aangeven wat de oorspronkelijke doelen van het ILG beleid (dat in 2007 is gestart) waren? De doelen van het ILG-beleid zijn concreet omschreven in de Bestuursovereenkomst Inrichting Landelijk Gebied tussen Rijk en provincie die in december 2007 door ons College en door de Staten is vastgesteld. De bestuursovereenkomst richtte zich op het realiseren van prestaties op de volgende doelen, te weten het realiseren van de Ecologische Hoofdstructuur en andere natuurdoelen, het realiseren van recreatiegebieden om de stad (Rods) en het versterken van het recreatieve routenetwerk, het versterken van de ruimtelijke structuur voor de grondgebonden landbouw en het realiseren van voorzieningen voor de glastuinbouw, het versterken van de nationale landschappen alsmede doelen ten aanzien van bodem en water. 2. Hoeveel geld is in totaal besteed vanuit de gelden Inrichting Landelijk Gebied (ILG gelden) en hoeveel geld is er besteed aan: a) de glastuinbouw; b) infrastructurele projecten; c) economische belangen; d) ecologische belangen? Op 23 november 2012 is de Afrondingsovereenkomst ILG tussen Rijk en provincie ondertekend. De ondertekende overeenkomst is ter kennisname aan de Staten toegestuurd (agenda Statencommissie Groen en Water van 13 januari 2013). De overeenkomst is inclusief alle bijlagen gepubliceerd (http://www.rijksoverheid.nl/documenten-enpublicaties/convenanten/2012/11/23/afrondingsovereenkomst-ilg-rijk-provincie-zuidholland.html). Bijlage 1 van de overeenkomst is de PEIL-rapportage 2010, welke ten grondslag ligt aan de Afrondingsoverkomst ILG, waarin de provincie verantwoording aflegt over de investeringen in de periode 2007 t/m 2010. Aanvullend heeft de provincie een PEILrapportage 2011 aangeboden aan de Staatssecretaris van EZ, waarmee deze de Tweede Kamer heeft geïnformeerd (brief van GS van 25 oktober 2012, nummer PZH- 2012-351664630). In deze rapportages zijn de bestedingen vanuit het ILG beschreven en verantwoord. Vanaf 2012 worden er geen separate ILG-rapportages meer gemaakt. Voor de groenonderwerpen wordt vanaf 2012 gerapporteerd aan PS via de provinciale jaarrekening. De door vragenstelster gevraagde onderverdeling is niet te herleiden uit de genoemde rapportages, aangezien deze zijn opgebouwd op basis van de ILG-doelen. 3. Op welke wijze heeft de provincie erop toegezien dat de te subsidiëren maatregelen voldoende worden/werden uitgevoerd? Voorzover de ILG-middelen zijn besteed op basis van subsidieverlening (Subsidieregeling landelijk gebied) heeft het toezicht plaatsgevonden overeenkomstig de hiervoor geldende procedures op grond van de Algemene Subsidieverordening. Voorzover de middelen zijn besteed via opdrachtverlening aan de Dienst Landelijk

Pagina 4/8 Gebied (DLG), zoals voor verwerving en inrichting van natuur- en recreatiegebieden, is hierop toegezien via de verantwoording en rapportages door DLG. 4. Wat zijn de effecten van deze maatregelen en wat vindt u van de effecten en resultaten tot nu toe, afgezet tegen de investeringen? In de Bestuursovereenkomst ILG hebben wij met het Rijk afspraken gemaakt over het realiseren van en het rapporteren over prestaties. De monitoring van effecten was in het kader van het ILG benoemd als rijksverantwoordelijkheid. Over de algemene effecten van het beleid wordt door ons college jaarlijks aan de Staten gerapporteerd op basis van de indicatoren zoals opgenomen in de begroting. Deze hebben betrekking op de toename van recreatie, het behoud van biodiversiteit en de ontwikkeling en het behoud van agrarische landschappen. Overigens valt over de effecten van de genomen ILG-maatregelen thans slechts in globale zin een uitspraak te doen, met name omdat veel maatregelen nog niet zijn voltooid (zoals de aanleg van EHS en RodS). 5. Welke knelpunten zijn er volgens GS nog met betrekking tot de ontsnippering van de EHS? Volgens het Meerjarenprogramma ontsnippering (2004) waren er in Zuid-Holland 15 kruisingen van de EHS met rijksinfrastructuur die dienden te worden ontsnipperd. Daarvan dienden er 12 te worden opgelost met financiën van het (toenmalige) ministerie van Verkeer en Waterstaat en 3 met financiën van het (toenmalige) ministerie van LNV; deze laatste 3 betreffen de ontsnippering van de robuuste verbindingen (in Zuid-Holland de Groene Ruggengraat). Wat deze laatste 3 ontsnipperingen betreft had de provincie de verantwoordelijkheid voor de uitvoering. In de ILG-bestuursovereenkomst 2007-2013 waren financiën opgenomen voor twee van deze drie ontsnipperingen. Ten eerste was dat de ontsnippering van de Groene Ruggengraat waar deze de A12 tussen Woerden en Bodegraven kruist; deze ontsnippering is uitgevoerd. De financiën die beschikbaar waren om de ontsnippering van de A16 nabij de Moerdijkbrug af te ronden zijn nog niet besteed. Voor de ontsnippering van het derde punt, de A15 ter hoogte van de Merwedezone is alleen een studie uitgevoerd. Met de komst van Rutte I zijn de rijksambities voor de realisatie van robuuste verbindingen verlaten en zijn er ook geen rijksfinanciën meer beschikbaar voor de ontsnippering daarvan. De realisatie van de 12 overige ontsnipperingen (buiten de robuuste verbindingen) met financiën van Verkeer & Waterstaat ligt op schema; de provincie heeft daarbij een adviserende rol. Voor ontsnippering van de infrastructuur van provincie, gemeenten en waterschappen bestaat geen regulier programma. Als nut en noodzaak voor de EHS zijn aangetoond, wordt dit opgepakt waar dit kan worden gecombineerd met regulier groot onderhoud. Er is geen budget gereserveerd voor deze projecten.

Pagina 5/8 6. Bent u voornemens om in een heldere eindevaluatierapportage van de ILG (periode 2007-2013) aan PS te doen toekomen? Zo ja, wanneer kunnen PS die verwachten? Zo nee, waarom niet? Over de resultaten van de eerste helft van de ILG-periode hebben wij de Staten geïnformeerd in het kader van de Mid Term Review in 2009/2010. Vanaf 2010 is ten aanzien van het ILG een nieuwe situatie ontstaan. Als gevolg van ingrijpende rijksbezuinigingen zijn toen onderhandelingen met het Rijk gestart over het ontbinden van de Bestuursovereenkomst ILG en decentralisatie van de natuurtaken naar de provincies. Over het verloop en de uitkomsten van deze onderhandelingen hebben wij PS frequent geïnformeerd. Daarnaast hebben wij bij de agendering in PS van zowel de herijking Rods en EHS als de eindafrekening ILG inzicht gegeven in de stand van de uitvoering. Wij zijn van mening dat PS daarmee voldoende zijn geïnformeerd over de resultaten van het ILG en achten een alomvattende eindevaluatierapportage van de ILG-periode niet opportuun. 7. Kent u het rapport Onbeperkt houdbaar van de Raad voor Leefomgeving en Infrastructuur? 1 Ja. 8. Kunt u specifiek aangeven wat de oorspronkelijke doelen waren van het ILG beleid (dat in 2007 is gestart) m.b.t. het agrarisch natuurbeheer? In het Provinciaal Meerjarenprogramma Landelijk Gebied (pmjp), de provinciale uitwerking van het ILG, is als doelstelling opgenomen: Realisatie van natuur- en landschapswaarden in agrarisch gebied via agrarisch natuurbeheer. 9. Hoeveel geld is in totaal sinds 2007 besteed aan agrarisch natuurbeheer, welke resultaten in Zuid-Holland tot nu toe zijn bereikt en tot welke resultaten en effecten hebben de ILG gelden voor agrarisch natuurbeheer in Zuid-Holland geleid in het algemeen en specifiek ten aanzien van de verbetering van de weidevogelstand (één van de belangrijke doelen van agrarisch natuurbeheer)? Er is in de periode 2007-2012 een bedrag van circa 36 miljoen euro (7 mln per jaar) besteed aan agrarisch natuur- en landschapsbeheer. Dit is exclusief de vergoeding voor agrariërs in zogenaamde probleemgebieden. De natuurresultaten worden jaarlijks in beeld gebracht door boeren, vrijwilligers en medewerkers van agrarische natuurverenigingen. Belangrijk doel van deze veldinventarisaties is om het beheer te verbeteren en af te stemmen op bijvoorbeeld de broedlocaties van weidevogels. Verder is in 2006 en 2009 een grootschalige 1 http://www.rli.nl/sites/default/files/aanbiedingsbrief_advies_onbeperkt_houdbaar_aan_staa tssecretaris_dijksma_ez.pdf

Pagina 6/8 monitoring uitgevoerd door SOVON Vogelonderzoek Nederland. Hierin zijn de territoria van broedvogels op percelen met agrarisch natuurbeheer in beeld gebracht. 10. Wat vindt u van deze resultaten die zijn bereikt, afgezet tegen de investeringen? Dat, ondanks alle investeringen en inspanningen voor agrarisch natuur- en landschapsbeheer, de resultaten in grote lijnen niet gunstig zijn, is teleurstellend. Onze verwachting is echter dat de resultaten van het agrarische natuurbeheer door een andere werkwijze sterk verbeterd zullen worden. Deze verwachting is met name gebaseerd op de eerste goede ervaringen met een vernieuwde aanpak van weidevogelbeheer dat sinds 2010 op basis van een samenhangende aanpak wordt uitgevoerd (mozaiekbeheer). Het is nog te vroeg om harde uitspraken te kunnen doen over de effectiviteit van deze aanpak, maar de eerste signalen zijn wel gunstig. Wij verwijzen daarbij naar de recente publicatie in het SOVON-Nieuws van maart 2013. Wij tekenen hierbij wel aan dat het aantonen van een causaal verband tussen de genomen maatregelen en de geconstateerde natuureffecten een zeer complexe opgave is, aangezien veel andere omgevingsfactoren hierbij een rol spelen. 11. Bent u met ons van mening (zoals ook uit het rapport blijkt) dat het beleid ten aanzien van het agrarisch natuurbeheer herzien moet worden en dat er niet moet worden doorgegaan op de oude voet? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat gaat u doen en op welke termijn? De herziening van het weidevogelbeheer is reeds in 2010 ingezet met zogenaamd mozaïekbeheer, maar zal de komende jaren nog verder moeten worden verbeterd. De provincie heeft hierover regelmatig overleg met gebiedscoördinatoren en beoordeelt jaarlijks de beheerplannen voor het weidevogelbeheer. Onderdeel van de kwaliteitsverbetering kan ook zijn het verder concentreren van subsidiegelden in specifieke kerngebieden voor weidevogels, die gekenmerkt worden door hoge dichtheden weidevogels en gunstige fysieke omstandigheden. Ook de andere onderdelen van het agrarisch natuurbeheer (botanisch beheer, landschapsbeheer) behoeven herziening en verbetering. Een eerste stap daarvoor wordt per 2014 gezet, omdat subsidieaanvragen voortaan uitsluitend via een collectieve gebiedspartij kunnen worden ingediend. Hiermee wordt meer samenhang in beheer georganiseerd. Tevens is beter geborgd dat de effectiviteit en uitvoering van maatregelen worden gemonitord. Dit vormt de basis voor eventuele bijsturing. Tot slot wordt in IPO-verband geïnvesteerd in verdere professionalisering van gebiedscollectieven, waarmee de organisatie van het beheer van agrarisch natuurbeheer kan worden verbeterd. 12. Kunt u aangeven of er in Zuid-Holland een verschil is tussen agrarisch natuurbeheer en natuurbeheer door natuurorganisaties met betrekking tot het behalen van natuurdoelen en zo ja welk verschil? Belangrijk verschil is dat bij natuurbeheer het natuurdoel voorop staat, terwijl het bij agrarisch natuurbeheer gaat om agrarisch gebruik in combinatie met inspanningen voor behoud en versterking van natuur- en landschapswaarden. De natuurdoelen voor natuurbeheer en agrarisch natuurbeheer zijn dan ook verschillend.

Pagina 7/8 Hierdoor laat het verschil in doelbereik zich lastig vergelijken, temeer omdat ook andere factoren dan beheermaatregelen (condities van milieu, bodem, omgevingskwaliteit ) van invloed zijn op de bereikte resultaten voor natuur- en landschap. 13. Wat vindt u van ervan dat Nederland achterblijft bij de Europese index voor 145 algemeen voorkomende soorten en hoe is de situatie in Zuid-Holland vergeleken met de rest van Nederland? En wat gaat u eraan doen? GS willen een waardevolle bijdrage leveren aan het stoppen en keren van de achteruitgang van de biodiversiteit. Cijfers over het achterblijven bij de Europese index voor algemeen voorkomende soorten zijn dan ook teleurstellend. Het is de inzet van ons college om de Zuid-Hollandse bijdrage aan het in stand houden van de biodiversiteit te vergroten, door het herijken van de EHS en daarin het accent te leggen op internationale verplichtingen, kwaliteitsverbetering van bestaande (agrarische) natuur en voldoende robuustheid van het natuurnetwerk. 14. Kunt u zo specifiek mogelijk aangeven wat in Zuid-Holland sinds 2007 is bereikt ter verbetering van de toenemende verdroging en de anti-verdogingsmaatregelen in Zuid- Holland? Op welke wijze zijn de resultaten en effecten gemonitord? De verdrogingsaanpak maakt sinds 2011 integraal onderdeel uit van de aanpak van Natura 2000-gebieden, met focus op de realisatie van de Natura 2000-opgaven. Er is geen aparte aanpak meer van de in het ILG genoemde TOP-lijst verdroogde gebieden (van de 22 TOP-gebieden zijn er 5 geen Natura 2000-gebied). Deze verschuiving van focus is ingegeven vanuit de rijksbezuiniging op het ILG, de EHS-herijking en het "onderhandelingsakkoord decentralisatie natuur". Verdrogingsherstelmaatregelen (zullen) worden uitgevoerd als onderdeel van de uitvoering van Natura 2000- beheerplannen. Een verdrogingsmonitoring-meetnet is nog in ontwikkeling. Dit gebeurt volgens de diverse Europese KRW-richtlijnen/protocollen en in afstemming met de landelijke SNL-monitoring. Deze monitoring maakt gebruik van het bestaande meetnet diepe grondwaterstijghoogtes en bestaande vegetatieopnamen van verdrogingsggevoelige soorten, alsmede nog aan te vullen meetonderdelen ten behoeve van integrale monitoring. 15. Bent u bereid om u in te zetten om intensieve veehouderijen nabij kwetsbare natuurgebieden, zoals Natura-2000 gebieden, en die ernstige schade opleveren voor die natuurgebieden, daar niet meer toe te staan? Zo ja, op welke termijn? Zo nee, waarom niet? In het kader van de Programmatische Aanpak Stikstof zijn voor de Natura 2000 gebieden analyses gemaakt. Uit de voorlopige analyses blijkt dat de huidige economische activiteiten (waaronder veehouderij) de realisatie van de Natura 2000 doelen niet onmogelijk maken. Er zijn vaak wel aanvullende effectgerichte natuurmaatregelen in de Natura 2000 gebieden nodig om de effecten van de te hoge stikstofwaarden te mitigeren. Overigens zou het treffen van kostbare maatregelen

Pagina 8/8 zoals het verplaatsen van bedrijven ten koste gaan van de middelen voor de aanleg van nieuwe natuur. 16. Wat wordt er door de provincie gedaan aan natuureducatie en bent u bereid om dit te intensiveren? Zo nee, waarom niet? Hoewel wij natuureducatie op zichzelf van belang achten, zijn wij van mening dat het bevorderen van educatie niet behoort tot de provinciale kerntaken. Wel stimuleren wij op andere manieren de maatschappelijke betrokkenheid van de Zuid-Hollandse bevolking bij het groenbeleid, bijvoorbeeld via de ondersteuning van de activiteiten van IVN. 17. Wat gaat u doen met de overige aanbevelingen uit het bovengenoemde rapport? De aanbevelingen uit het rapport zullen wij betrekken bij toekomstige besluitvorming inzake de verbetering van het (agrarisch) natuurbeheer. Den Haag, 11 juni 2013 Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, secretaris, voorzitter, mw. drs. J.A.M. Hilgersom J. Franssen