Gezondheids Effect Screening (GES) Transportcentrum Schelluinen-West gemeente Giessenlanden

Vergelijkbare documenten
bij stedenbouwkundig plan Gezondheidspark Dordwijk te Dordrecht

Gezondheidseffectscreening Stad & Milieu. Voor een gezonde inrichting van de woonomgeving

bij stedenbouwkundig plan Gezondheidspark Dordwijk te Dordrecht

Bijlage 4 - Onderzoek luchtkwaliteit

Gezondheidseffectscreening Stad & Milieu Voor een gezonde inrichting van de woonomgeving

Notitie. : Stichting Ouderenhuisvesting Rotterdam : P.R. Beaujean Datum : 12 oktober 2007 : M. Zieltjens Onze referentie : 9S /N0003/902610/Nijm

Luchtkwaliteit t.g.v. wegverkeer. parkeren Spoorzone

Gezondheids Effect Screening plangebied Smitsweg te Dordrecht

Luchtkwaliteitonderzoek Lelystad bestemmingsplan De Velden

1 INLEIDING 2 2 WETTELIJK KADER 3 3 LUCHTKWALITEIT LANGS DE RELEVANTE WEGEN IN HET PLANGEBIED 4 4 CONCLUSIES 8

Gezondheids Effect Screening (GES) Gemeente Sliedrecht

Datum Referentie Uw referentie Behandeld door 21 april x04850 J. van Rooij

N34 WITTE PAAL - DRENTSE GRENS LUCHTKWALITEITSONDERZOEK

L. Indicatieve effecten Luchtkwaliteit

M E M O. De gemeente heeft de GGD Noord- en Oost-Gelderland gevraagd het initiatief te beoordelen op relevante gezondheidsaspecten.

LUCHTKWALITEITONDERZOEK BESTEMMINGSPLAN SCHOOLSTRAAT-OOST GAMEREN

Onderzoek luchtkwaliteit bestemmingsplan De Maten winkelcentrum Eglantier

AANVULLEND ONDERZOEK GELUID EN LUCHTKWALITEIT CONCEPT. Rapportnr emh_versie 2 Gouda, mei 2007

Gezondheids Effect Screening Dordt-West

Toegang tot de Lokale luchtkwaliteit getoetst

Luchtkwaliteit aansluiting. 2 rotondes Hamelandweg

Luchtkwaliteit langs de N208 bij Hillegom

A28 Hoevelaken - Holkerveen

Onderzoek Luchtkwaliteit

Bijlage 1 MILIEUASPECTEN BUITENGEBIED WOUW

N204 - reconstructie ter hoogte van Linschoten. Luchtkwaliteitsonderzoek

Rapport: L. Datum: 22 april 2011

Factsheet luchtkwaliteit over het jaar 2014

Gezondheidsonderzoek Skoatterwâld

1. Inleiding. Rapportage Luchtkwaliteit 2012, gemeente Doetinchem 4

Hoe bepaal je. in planvorming

Project uitgevoerd door:

Bijlage 1: Pré wateradvies Waterschap Roer en Overmaas

Reconstructie N226 ter hoogte van de Hertekop. Luchtkwaliteitsonderzoek

Akoestisch onderzoek Burgemeester Sloblaan 15a. Gemeente Zederik

24 uurgemiddelden, mag max. 35 maal per kalenderjaar overschreden worden

1.1 Externe veiligheid Beoordelingskader

Luchtkwaliteitonderzoek voor conceptontwerp bestemmingsplan Rivierenwijk Deventer

Onderzoek luchtkwaliteit bedrijventerrein Kieveen

Locatie planontwikkeling

Op grond van artikel 28 uit het Besluit luchtkwaliteit (Stb. 2001, 269) bieden wij U hierbij aan de provinciale rapportage Luchtkwaliteit 2003.

Betreft : Dijkversterking Werkendam aspect luchtkwaliteit

Luchtkwaliteitsonderzoek (NIMB-toets) Postweide in Woudrichem

Externe veiligheidsparagraaf. Bestemmingsplan Skoatterwald

Adviseurs voor bouw, industrie, verkeer, milieu en software. Rapport B R001 Wolfertcollege, Rotterdam. Onderzoek naar de luchtkwaliteit

GezondVerkeer. Een minimale afstand tot de weg voor nieuwe gevoelige bestemmingen. Verkenning van de effecten op de luchtkwaliteit

MEMO DHV B.V. Logo. : De heer P.T. Westra : Ramon Nieborg, Alex Bouthoorn : Ceciel Overgoor

In deze memo worden de bevindingen uiteengezet met betrekking tot drie onderwerpen:

Provinciale weg N231; Verkeersintensiteit, geluid en luchtkwaliteit 1

1 Aanleiding. 2 Wettelijk kader. Memo

Externe veiligheidsrisico s transport gevaarlijke stoffen over het spoor. DWI-locatie, Polderweg 1 te Amsterdam

Luchtkwaliteitmetingen in Alblasserdam. Jaarrapportage 2016

Akoestisch en luchtkwaliteit onderzoek Tweetal nieuwe woningen Groene Zoom. Rapport. Datum 11 februari Pagina 1 van 21

Tabel 1 Grenswaarden maatgevende stoffen Wet luchtkwaliteit stof toetsing van grenswaarde geldig stikstofdioxide (NO 2 )

Onderzoek luchtkwaliteit aanpassingen kruisingen Laan van Malkenschoten

Datum Referentie Uw referentie Behandeld door 26 april J. van Rooij

Luchtkwaliteit Nieuwegein in 2014

Vervangende nieuwbouw wijk Buitenlust. Rob Rensen, Adviseur milieukwaliteit (geluid)

memo betreft: Quickscan externe veiligheid woontoren Bètaplein Leiden (120728)

Risico-inventarisatie Gebiedsontwikkeling Poelkampen Zandwinlocatie

Deelrapport Luchtkwaliteit Aanvulling

Quickscan externe veiligheid Woningbouw Merellaan te Capelle aan den IJssel

Luchtkwaliteit ontwikkeling. spoorzone te Winterswijk

Planlocatie Nuland Oost te Nuland

PROJECTNUMMER C ONZE REFERENTIE A

Actualisatie Toets luchtkwaliteit bestemmingsplan Spijkvoorder Enk

Risico-inventarisatie Uitbreidingslocatie Golfbaan Wageningen

Uitbreiding. Notitie / Memo. HaskoningDHV Nederland B.V. Planning & Strategy

ONDERZOEK LUCHTKWALITEIT ZUIDELIJKE RANDWEG BORNE

LOG Montfort - Maria Hoop

Onderzoek luchtkwaliteit Bestemmingsplan Rijpelberg 2007 (gemeente Helmond)

Akoestisch onderzoek. Blauwe Steen, Beers. Gemeente Cuijk. Plannaam 1

Advies parkeervoorzieningen Morspoort en Haagweg

Voorstudie Gezondheidseffectscreening verbreding A28

WIJZIGINGSPLAN Buitengebied Zuid Herziening 2007, deelplan 3 e Zandwijkje 8 te Hollandscheveld

Auteur. Opdrachtgever Gemeente Zaanstad Postbus GA Zaandam. W. van der Zweep. projectnr revisie oktober 2008

Luchtkwaliteitsonderzoek parkeerplaats Boekhorstlaan Harderwijk

Notitie Vergelijking Plateau- en Klagenfurtalternatief Rijksweg 74 ten aanzien van luchtkwaliteit

LUCHTKWALITEIT BESTEMMINGSPLAN LANDGOED DE REEHORST Triodos 11 JANUARI 2016

Luchtkwaliteitonderzoek Intratuin Bredeweg, gemeente Zuidplas

Quickscan externe veiligheid woningbouwlocatie Beekzone in Twello

Luchtkwaliteit t.g.v. wegverkeer. van en naar uitbreiding. bedrijventerrein Moesdijk

Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit Rapportage Samenvatting Amsterdam

LUCHTKWALITEITSONDERZOEK CLAUSCENTRALE

Rapport akoestisch onderzoek Appartementen Rottewegje, Haarlemmerliede. Gemeente Haarlemmerliede-Spaarnwoude


Rapportage luchtkwaliteit Ambachtsmark 3

Kwantitatieve Risicoanalyse Carola HO-Fort Hemeltje Door: Peter van der Meiden Milieudienst Zuidoost-Utrecht 18 juli 2011

Luchtvervuiling in Nederland in kaart gebracht

Factsheet. Wonen aan de A50 en A73 in Beuningen. Gelderland-Zuid. Gezondheidsonderzoek onder inwoners

Luchtkwaliteit Nieuwegein in 2015

AKOESTISCH ONDERZOEK GEVELBELASTING HOOFDSTRAAT 57, SCHIMMERT RAPPORTNUMMER

Werkgroep luchtkwaliteit en geluidsbelasting. Overzicht gegevens

NIBM-toets winkelcentrum Mereveldplein in De Meern

Externe Veiligheid beheersverordening Prins Hendrikpark te Baarn

Luchtkwaliteit Nieuwegein 2009

Roetmemo Roetkaart december 2014

Risicoberekeningen spoor Den Bosch Stationskwartier Locatie F

Rapport luchtkwaliteit Carolus-locatie te 's Hertogenbosch

Monique Meijerink 30 maart Relatie luchtkwaliteit - gezondheidsaspecten

Transcriptie:

Gezondheids Effect Screening (GES) Transportcentrum Schelluinen-West gemeente Giessenlanden Datum: 12 mei 2004 Status: definitief Opgesteld door: I.G. Akkersdijk, arts milieuzaken Postbus 166, 3300 AD Dordrecht T 078-632.18.32 F 078-613.84.53 1

Inhoudsopgave 1. Inleiding... 4 1.1 Aanleiding... 4 1.2 Waarom een GES?... 4 1.3 Doelstelling... 4 1.4 Totstandkoming van dit rapport... 4 2. Inventarisatie milieu-gezondheidskundige aspecten... 5 2.1 Beschrijving plangebied... 5 2.2 Inventarisatie milieu-gezondheidskundige aspecten... 5 2.3 De GES-methodiek... 6 3.1 Bronnen... 8 3.2 Gezondheidseffecten en beoordelingskader... 8 3.3 Milieubelasting... 11 3.4 Resultaten... 14 4. Bedrijven en geurhinder... 16 4.1 Bronnen... 16 4.2 Gezondheidseffecten en beoordelingskader... 16 4.3 Milieubelasting... 17 4.4 Resultaten... 17 5. Wegverkeer en geluidhinder... 18 5.1 Bronnen... 18 5.2 Gezondheidseffecten en beoordelingskader... 18 5.3 Milieubelasting... 19 5.4 Resultaten... 19 6. Railverkeer en geluidhinder... 21 6.1 Bronnen... 21 6.2 Beoordelingskader... 21 6.3 Milieubelasting... 21 6.4 Resultaten... 21 7. Geluidhinder door wegverkeer en railverkeer in combinatie... 23 7.1 Resultaten... 23 8. Wegverkeer en externe veiligheid... 24 8.1 Bronnen... 24 8.2 Gezondheidseffecten en beoordelingskader... 24 2

8.3 Milieubelasting... 25 8.4 Resultaten... 25 9. Railverkeer en externe veiligheid... 26 9.1 Bronnen... 26 9.2 Beoordelingskader... 26 9.3 Bronnen en milieubelasting... 26 9.4 Resultaten... 26 10. Bedrijf en externe veiligheid... 27 10.1 Bronnen... 27 10.2 Beoordelingskader... 27 10.3 Milieubelasting... 27 10.4 Resultaten... 28 11. Bovengrondse hoogspanningslijnen en elektromagnetische straling... 29 11.1 Bronnen... 29 11.2 Gezondheidseffecten en beoordelingskader... 29 11.3 Milieubelasting... 30 11.4 Resultaten... 30 12. Samenvatting resultaten... 31 12.1 Luchtverontreiniging... 31 12.2 Geurhinder... 32 12.3 Geluidhinder... 32 12.4 Externe veiligheid... 33 12.5 Elektromagnetische velden... 33 13. Bespreking en conclusies... 34 15. Begrippen en afkortingen... 37 Bijlagen... 39 3

1. Inleiding 1.1 Aanleiding De gemeente Giessenlanden heeft de opdracht gegeven tot het uitvoeren van een gezondheidseffectscreening van de kern Schelluinen naar aanleiding van de voorgenomen vestiging van het Transportcentrum Schelluinen-West. De gemeenteraad zal hierover in mei 2004 een go-no-go beslissing nemen. De inwoners zijn bezorgd over de gevolgen voor de leefbaarheid in Schelluinen. Deze staat al onder druk vanwege de ligging nabij de A15 en de A27, de toename van sluipverkeer bij filevorming en de aanleg van de Betuweroute. Men wil inzicht in de gevolgen die de komst van het Transportcentrum met zich meebrengt. 1.2 Waarom een GES? Bij ruimtelijke planvorming wordt doorgaans uitsluitend rekening gehouden met milieufactoren op basis van wettelijke milieunormen of afspraken (bijv. in het kader van vergunningverlening). Voor een aantal milieufactoren geldt dat ook beneden de wettelijke (grens-)waarden gezondheidsrisico s bestaan. Met de GES-methodiek wordt de milieugezondheidskwaliteit op een zodanige manier in beeld gebracht dat duidelijk zichtbaar is waar de kansen en de knelpunten ten aanzien van gezondheid in relatie tot de milieukwaliteit in een plangebied liggen. De methode kan toegepast worden op stedenbouwkundige, herstructurerings- en verkeersplannen en maakt een transparante keuze bij de afweging van alternatieven mogelijk. Een plan wint hiermee aan kwaliteit en draagt zo bij aan de gezonde inrichting van de gemeente. Ook kan men hiermee latere, voorzienbare problemen voorkomen, wat veel geld kan besparen. Daarnaast kan een gemeente hiermee invulling geven aan de verplichting op basis van de Wcpv (Wet collectieve preventie volksgezondheid) om te waken over gezondheidsaspecten van bestuurlijke beslissingen. 1.3 Doelstelling Het doel van dit GES-rapport is om inzicht te geven in de relevante milieugezondheidskundige gevolgen van de vestiging van het Transportcentrum Schelluinen- West voor de kern Schelluinen. In de eerste plaats dient dit als informatie voor de gemeenteraad ten behoeve van de go-no-go beslissing die in mei 2004 genomen moet worden. Daarnaast geeft dit rapport ook inzicht in de milieugezondheidskundige kwaliteit ten aanzien van aspecten die niet direct met het Transportcentrum te maken hebben. 1.4 Totstandkoming van dit rapport Het rapport is opgesteld door de met hulp van het steunpunt GES (GGD Nederland). De GGD heeft de benodigde milieugegevens verzameld en de Milieudienst Zuid-Holland Zuid heeft berekeningen uitgevoerd ten aanzien van geluid en luchtkwaliteit. De GGD heeft de GES-methodiek toegepast en de uitkomsten vertaald naar conclusies en aanbevelingen. 4

2. Inventarisatie milieu-gezondheidskundige aspecten 2.1 Beschrijving plangebied Het Transportcentrum Schelluinen-West komt te liggen ten westen van de N216 in huidig agrarisch gebied. In figuur 1 in de bijlage is de ligging van Schelluinen in een kaart weergegeven. In figuur 2 is de ligging van het transportcentrum ten opzichte van de kern Schelluinen weergegeven. 2.2 Inventarisatie milieu-gezondheidskundige aspecten Met de GES-methodiek kunnen de volgende bronnen en milieufactoren die mogelijk invloed hebben op het plangebied worden beoordeeld: bronnen: bedrijven, wegverkeer, railverkeer, waterverkeer, vliegverkeer, bodem, bovengrondse hoogspanningsleidingen milieufactoren: luchtverontreiniging, geurhinder, geluidhinder, externe veiligheid, bodemverontreiniging, elektromagnetische velden Op basis van een inventarisatie van aanwezige bronnen van milieubelasting in en om Schelluinen is onderstaand overzicht van mogelijk relevante milieubelasting en gezondheidsfactoren verkregen (tabel 1.1). Tabel 1.1: overzicht van gezondheidsrelevante bronnen en milieufactoren in en om Schelluinen. Milieufactoren Bronnen Bedrijven Wegverkeer Railverkeer Hoogspanningslijn Luchtverontreiniging nvt + nvt nvt Geurhinder + - nvt nvt Geluidhinder nvt + + nvt Externe veiligheid + + + nvt Elektromagnetische velden nvt nvt nvt + De bronnen vliegverkeer en waterverkeer zijn gelet op de ligging van het gebied niet relevant. Voor waterverkeer is de afstand tot de Boven Merwede zo groot dat Schelluinen buiten de invloedssfeer van externe veiligheidsrisico s ligt, zoals berekend in de Risicoatlas Hoofdvaarwegen. Het kanaal van Steenenhoek is niet in de risicoatlas opgenomen. Voor geluid van waterverkeer zijn geen gegevens bekend. Het aspect bodem is in deze GES niet onderzocht. Er zijn geen bijzondere problemen met de bodem in Schelluinen bekend. De bodem heeft de gewone algemene bodemkwaliteit. Er wordt aan een bodemkwaliteitskaart, waarin alle bodemonderzoeken zijn verwerkt, gewerkt, maar deze zal pas in 2005 gereed zijn. Ten westen van Schelluinen ligt een afvalwaterzuiveringsinstallatie (AWZI). Ten noorden van Schelluinen loopt een hoogspanningslijn. Langs de N216 ten westen van Schelluinen ligt een tankstation met LPG-opslag. Geurhinder van wegverkeer wordt in dit rapport niet beoordeeld omdat voor buitenwegen en snelwegen er onvoldoende up-to-date kennis is voor een betrouwbaar beoordelingskader. De bronnen en milieufactoren die in deze GES zullen worden onderzocht zijn: AWZI en geurhinder Tankstation met LPG-opslag en externe veiligheid wegverkeer en luchtverontreiniging, geluid en externe veiligheid 5

railverkeer en geluid en externe veiligheid bovengrondse hoogspanningslijn en elektromagnetische velden. 2.3 De GES-methodiek De GES-methodiek waarmee de invloed op de gezondheid in beeld wordt gebracht is uitvoerig beschreven in de publicatie Lokale gezondheidseffectscreening t.b.v. ruimtelijke ordening en milieu, kwantificering van gezondheidseffecten (Fast et al., 2002). Dit rapport is gebaseerd op deze handleiding. De GES-methodiek is tweeledig: het geeft per milieufactor een gezondheidskundige maat (GES-score) voor de mate van milieubelasting, en daarnaast een score voor het aantal woningen met een bepaalde milieubelasting (uitgedrukt als woningscore). Daartoe is in de GES-handleiding aangegeven welke dosis-respons-relatie voor elke milieufactor gebruikt is. De GES-score varieert tussen 0 en 8, met op hoofdlijnen onderstaande indeling. Daarbij is een score 6 toegekend aan blootstellingen die hoger zijn dan het niveau waarvan het Ministerie van VROM, veelal wettelijk, heeft vastgelegd dat overschrijding niet toelaatbaar is, het Maximaal Toelaatbaar Risiconiveau (MTR) 1. Voor de verschillende milieuaspecten ziet er dat als volgt uit: Tabel 1.2: milieufactoren, dosis-respons-relaties en GES-scores Luchtverontreiniging Stank Geluid Externe Veiligheid GESscore Concentratie Hinder Ernstige L etm Ernstige P.R. >G.R. (%) hinder(%) hinder (%) < streefwaarde 0 0 <50 <2 <10-8 nee 0 0-12 0 50 55 1 5 1 55 60 5 10 10-8 10-7 nee 2 Streefwaarde - 0,1 12-25 0 10 3 MTR 0,1-0,5 x MTR 60 65 10 17 10-7 10-6 nee 4 0,5-1,0 x MTR 65 70 17 26 5 1,0 - (1,3...5) x >25 >10 >70 >26 >10-6 ja 6 MTR > (1,3...5) x MTR 7-8 Bedacht moet worden dat de verschillende milieufactoren verschillende gezondheidskundige eindpunten kennen, zoals kans op gezondheidsschade of kanker bij blootstelling aan stoffen, de kans op acute sterfte bij externe veiligheidsrisico s en het aantal ernstig gehinderden bij blootstelling aan lawaai en stank. Voor blootstelling aan stoffen en externe veiligheidsrisico s zijn formele MTR-niveaus vastgesteld. Dit is niet het geval voor blootstelling aan lawaai en stank. Er is geen formeel MTR-niveau gekoppeld aan hinder door lawaai of stank. In het kader van de GES-methodiek is wel voor lawaai en stank een hinderniveau vastgesteld, waaraan een GES-score van 6 wordt toegekend, die naar de mening van de auteurs op MTRniveau ligt. Anders dan de voor stoffen en externe veiligheidsrisico s afgeleide MTR s is het MTR-niveau voor stank en lawaai een minder hard gegeven. De grote verschillen in gezondheidskundige eindpunten maakt het onmogelijk om de gezondheidsrisico s van de verschillende milieufactoren in absolute zin met elkaar te 1 het MTR niveau is die concentratie van een stof waarbij er per jaar één extra sterfgeval optreedt op een miljoen blootgestelden. 6

vergelijken. Het is dankzij de scoringssystematiek wel mogelijk om relatieve vergelijkingen te maken. Om die reden zijn de scores met elkaar in overeenstemming gebracht. Om GES-scores meer zeggingskracht te geven en voor een ieder duidelijk te omschrijven wordt gebruik gemaakt van de volgende aan de GES-scores gekoppelde milieugezondheidskwaliteiten: Tabel 1.3: relatie tussen GES-scores en milieugezondheidskwaliteit GES-score Milieugezondheidskwaliteit 0 zeer goed groen 1 goed 2 redelijk 3 vrij matig geel 4 matig 5 zeer matig 6 onvoldoende 7 ruim onvoldoende rood 8 zeer onvoldoende Voor het tekenen van contouren op een kaart wordt gebruik gemaakt van de aan GES-scores gekoppelde kleurenzones. De precieze betekenis van de GES-scores is in de komende hoofdstukken per type milieubelasting aangegeven. Tenslotte wordt in de GES-methodiek een beoordeling gegeven van de omvang van het gebied waarvoor een zekere GES-score geldt. Gekozen is voor het aantal woningen als maat voor de omvang van de invloed van een activiteit. De woningscore is als volgt toegekend aan het aantal woningen: Tabel 1.4: aantal woningen en woningscore Aantal woningen Woningscore 0 0 <10 1 10 100 2 100 1000 3 >1000 4 In de GES-handleiding wordt aangegeven dat ook kantoren en andere verblijfsruimten van mensen meegenomen kunnen worden in de woningscore, op basis van een correctiefactor gebaseerd op verblijftijd in de betreffende ruimte. In dit rapport is ervoor gekozen de woningscore achterwege te laten en de resultaten weer te geven op plattegronden, waarmee in één oogopslag duidelijk wordt waar woningen liggen en welke GES-score van toepassing is. De woningscore voegt daar weinig informatie aan toe. 7

3. Wegverkeer en luchtverontreiniging 3.1 Bronnen Het wegverkeer rond Schelluinen vormt een bron van luchtverontreiniging, waardoor de luchtkwaliteit met name in de directe omgeving van de weg verslechterd wordt. In combinatie met de heersende regionale achtergrondconcentraties van luchtverontreiniging, kan dit leiden tot een luchtkwaliteit waarbij negatieve gezondheidseffecten kunnen gaan optreden. De wegen die invloed hebben op de luchtkwaliteit in Schelluinen zijn: de A15 en de N216. 3.2 Gezondheidseffecten en beoordelingskader Op basis van eerdere studies naar wegverkeer en luchtverontreiniging, is gebleken dat de volgende stoffen van belang zijn bij de gezondheidskundige beoordeling van effecten van luchtverontreiniging door verkeer: Benzeen NO 2 (stikstofdioxide) CO (koolmonoxide) PM 10 (fijn stof) B(a)P (benzo-a-pyreen) als indicator voor PAK Elk van deze stoffen komt in andere concentraties voor in de buitenlucht, en heeft eigen gezondheidsbeïnvloedende eigenschappen, zoals kort aangegeven in onderstaande tabellen. Benzeen Chronische blootstelling aan lage concentraties benzeen kan leiden tot het ontstaan van leukemie. Het achtergrondgehalte van benzeen is laag en ligt tussen de 1 en 2 µg/m 3. Verkeerswegen leveren in de meeste gevallen een geringe bijdrage aan het benzeengehalte. Bij lage snelheden is de verbranding onvollediger. De benzeenemissie is bij lage snelheden dan ook het hoogst. Vooral bij een koude start is dit het geval. Het RIVM heeft in 2000 een MTR voorgesteld van 20 µg/m 3. Concentratie Jaargemiddeld µg/m 3 GESscore Opmerkingen < 5 0 geen overschrijding richtwaarde (5 µg/m 3 jaargemiddeld) een verwaarloosbaar risico op kanker 5 10 1 geen overschrijding grenswaarde (10 µg/m 3 jaargemiddeld) een verwaarloosbaar risico op kanker 10 20 3 Overschrijding grenswaarde geen overschrijding MTR > 20 6 Overschrijding MTR op leukemie Fijn stof Blootstelling aan fijn stof kan tot een verhoging van de dagelijkse sterfte, toename van ziekenhuisopnamen, verergering van astma, toename in klachten van de luchtwegen en longfunctievermindering leiden. Bij een toename van de PM 10 -concentratie met 10 µg/m 3 bedraagt de bijdrage aan gezondheidseffecten naar schatting (Gezondheidsraad, 1995): toename van dagelijkse sterfte 1,0 % toename ziekenhuisopnames voor luchtaandoeningen 1,5 % 8

toename spoedopnames voor luchtwegaandoeningen 1,8 % verergering van astma, astmatische aanvallen 4,4 % verhoging klachten onderste luchtwegen 3,8 % longfunctievermindering, FEV1 0,2 % Er is nog geen concentratie (drempelwaarde) bekend waar beneden geen effecten verwacht worden. Het achtergrondgehalte van fijn stof is in Nederland relatief hoog en ligt tussen 28 en 42 µg/m 3, in Zuid-Holland bij 38 µg/m 3. De gemiddelde daggemiddelde concentratie gemeten in het jaar 2000 door het regionale meetstation aan de Groeneweg in Westmaas bedraagt 34 µg/m 3. 2 Verkeerswegen kunnen vooral op relatief korte afstand een extra bijdrage leveren aan het fijn stofgehalte. Bij lage snelheden is de verbranding onvollediger. De emissie van fijn stof is bij lage snelheden dan ook het hoogst. Vrachtverkeer stoot, afhankelijk van de snelheid, ongeveer 5-6 x zoveel fijn stof uit als overig verkeer. De EU heeft voor 2005 een MTR vastgesteld van 40 µg/m 3 (jaargemiddeld). Concentratie Jaargemiddeld µg/m 3 GESscore Opmerkingen < 20 0 20-40 3 Overschrijding streefwaarde (voorstel EU voor 2010) 40-50 6 Overschrijding MTR; een bijdrage van verkeer van circa 0-10 µg/m 3 ; een toename van sterfte, ziekenhuisopnamen, luchtwegsymptomen en vermindering longfunctie. 50-65 7 Overschrijding MTR; een bijdrage van verkeer van circa 10-25 µg/m 3 ; een toename van sterfte, ziekenhuisopnamen, luchtwegsymptomen en vermindering longfunctie. >65 8 Overschrijding MTR; een bijdrage van verkeer van circa meer dan 25-50 µg/m 3 ; een toename van sterfte, ziekenhuisopnamen, luchtwegsymptomen en vermindering longfunctie. Benzo(a)pyreen (B(a)P B(a)P wordt geclassificeerd als waarschijnlijk carcinogeen. Chronische blootstelling aan lage concentraties kan leiden tot het ontstaan van longkanker. Bij lage snelheden is de verbranding onvollediger. De B(a)P-emissie is bij lage snelheden dan ook het hoogst. Verkeerswegen leveren in de meeste gevallen een geringe bijdrage aan het B(a)P-gehalte. De streefwaarde is 0,01 ng/m 3. De achtergrondconcentratie (circa 0,3 ng/m 3 ) ligt boven de streefwaarde. Het MTR bedraagt 1 ng/m 3. 2 Bron: Jaaroverzicht Luchtkwaliteit 2000. RIVM, Bilthoven. Rapportnr. 725 302 008. 9

Concentratie Jaargemiddeld ng/m 3 Opmerkingen < 0,01 0 0,01-1 3 Overschrijding streefwaarde en Verwaarloosbaar Risico 1-5 6 Overschrijding MTR, risico 1 5 x 10-4 voor longkanker >5 7 Overschrijding MTR, risico meer dan 5 x 10-4 voor longkanker Stikstofdioxiden (NO 2 ) Blootstelling aan NO 2 kan leiden tot een verlaagde longfunctie en een toename in luchtwegklachten. Bij welke concentraties dit optreedt is nog niet precies vastgesteld. Piekconcentraties zijn in ieder geval belangrijk voor het optreden van effecten. Vermoedelijk spelen alleen piekconcentraties boven circa 1 mg/m 3 een rol. De door het verkeer optredende piekblootstellingen liggen daar onder. Voor een gezondheidskundige beoordeling van NO 2 van verkeer lijkt het dus beter om van gemiddelde concentraties uit te gaan. De emissie van NO 2 hangt vooral af van de temperatuur waarbij de verbranding van brandstof plaatsvindt. Bij een hogere temperatuur ontstaat er meer NO 2. Motoren van auto s zijn zo afgesteld dat bij een kruissnelheid van 80 km/uur een optimale verbranding plaats vindt. Bij deze snelheid is de temperatuur het hoogst. Bij auto s is de emissie van NO 2 bij deze snelheid dan ook 1,5x zo hoog als bij lage snelheden. Bij vrachtverkeer is de emissie juist bij lage snelheden ongeveer 1,5x zo hoog als bij hoge snelheden. Vrachtverkeer stoot bij hoge snelheden ongeveer 10x en bij lage snelheden ongeveer 17x zoveel NO 2 uit als overig verkeer. Verkeerswegen kunnen een grote bijdrage aan het NO 2 -gehalte leveren. Het MTR is voor 2010 gesteld op 40 µg/m 3 (jaargemiddeld). Een gemiddelde van 40 µg/m 3 komt ongeveer overeen met een P98 3 van 80 90 µg/m 3. Het achtergrondgehalte in Nederland bedroeg 21 µg/m 3 in het jaar 2000. De gemiddelde daggemiddelde concentratie in het jaar 2000 gemeten door het regionale meetstation aan de Groeneweg in Westmaas bedroeg 25 µg/m 3. 4 Concentratie µg/m 3 < 0,4 jaargemiddeld < 8 P98 uurgem. 0,4-40 jaargemiddeld 8-80 P98 uurgem. 40 70 jaargemiddeld 80-135 P98 uurgem. > 70 jaargemiddeld >135 P98 uurgem. GESscore GESscore 0 3 6 7 Opmerkingen Overschrijding streefwaarde Overschrijding MTR; Toename luchtwegklachten en verlaging longfunctie. Overschrijding MTR en grenswaarde; Sterkere toename luchtwegklachten en verlaging longfunctie. Koolmonoxide (CO) CO verdringt zuurstof bij binding aan het hemoglobine in het bloed. Dit kan leiden tot effecten op het hart en het centraal zenuwstelsel. Boven 3% COHb-gehalte in het bloed 3 P98= 98-percentiel waarde=de waarde die gedurende 98 % van de tijd niet wordt overschreden (en dus gedurende 2 % van de tijd wel wordt overschreden). Dit is een maat om piekconcentraties aan te geven. 4 Bron: Jaaroverzicht Luchtkwaliteit 2000. RIVM, Bilthoven. Rapportnr. 725 301 008. 10

kunnen lichte verschijnselen als afwijkingen in het ECG en afname van reactie- en onderscheidingsvermogen optreden. Dit COHb-gehalte ontstaat bij lichte inspanning en een blootstelling aan CO van 10 15 mg/m 3 gedurende 8 uur. Verkeerswegen leveren in de meeste gevallen een geringe bijdrage aan het CO-gehalte. Het achtergrondgehalte van CO in de buitenlucht is 1 à 2 mg/m 3. In het jaar 2000 bedroeg de 8-uursgemiddelde concentratie (P98) gemeten door het meetstation aan de J.W. Frisostraat in Dordrecht 1,08 mg/m 3. 5 Het MTR is 10 mg/m 3 (8-uursgemiddelde). Concentratie (P98) 8-uursgemiddelde mg/m 3 GESscore Opmerkingen < 6 0 geen overschrijding grenswaarde 6-10 3 Overschrijding grenswaarde; geen overschrijding MTR, 10-20 6 Overschrijding MTR, lichte afwijkingen in het ECG en geringe afname reactie- en onderscheidingsvermogen. > 20 7 Overschrijding MTR; Grotere afwijkingen in het ECG en afname reactieen onderscheidingsvermogen. 3.3 Milieubelasting Voor het verkrijgen van een indicatie van de luchtverontreinigingsconcentraties langs de A15 en de N216 zijn door de Milieudienst ZHZ berekeningen uitgevoerd met het programma CAR II versie 2.0 en 3.0. De berekeningen zijn uitgevoerd voor de huidige situatie en voor het jaar 2010 volgens het scenario van het Besluit luchtkwaliteit (ongunstige meteorologie en meerjarige meteorologie), met en zonder de prognose voor de toename van verkeersbewegingen door de vestiging van het Transportcentrum. De berekeningen zijn gebaseerd op de volgende gegevens: verkeersgegevens van Rijkswaterstaat (Rijksweg A15) verkeersgegevens van de gemeente Giessenlanden (N216), verkeerstellingen Banneweg, jaar 2003 rapport Ontsluitingsstudie transportterrein Schelluinen-West, Grontmij, 4 februari 2004, voor de prognose voor de toename van de verkeersbewegingen ten gevolge van het transportcentrum. In onderstaande bepaling van de GES-scores per component is uitgegaan van de met het CAR-II-model berekende concentraties, waarbij zowel voor de A15 en de N216 is uitgegaan van wegtype 1, bomenfactor 1 en waarbij het aantal parkeerbewegingen is op 0 gesteld. Met het CAR II-model kunnen verspreidingsberekeningen worden uitgevoerd tot een afstand van maximaal 300 m vanuit het hart van de weg. De berekeningen voor de huidige situatie zijn uitgevoerd met de nieuwste versie 3.0. Met deze versie kunnen echter geen toekomstscenario s worden berekend, daarom is daarvoor versie 2.0 gebruikt. 5 Bron: Jaaroverzicht luchtkwaliteit 2000. RIVM, Bilthoven. Rapportnr. 725 301 008. 11

figuur 4.1 Invoergegevens voor berekeningen met het CAR II-model Intensiteit Fractie Fractie Weg Fractie licht (mvt/etm) middel zwaar A 15, 2003 69957 0,785 0,088 0,127 A 15, 2010 89000 0,785 0,088 0,127 N216, 2003 8979 0,897 0,069 0,034 N216, 2010 zonder TC 10887 0,898 0,068 0,034 N216, 2010 met TC 12951 0,7878 0,0722 0,14 Snelheidstype (km/uur) Snelweg, gemiddeld 100 km/uur Buitenweg, gemiddeld 70 km/uur figuur 4.2 GES-scores verkeer en luchtverontreiniging, op basis van berekeningen met het CAR-II-model Component Benzeen B(a)P CO PM 10 NO 2 2003 totaal achtergrond 2010, exclusief totaal achtergrond 2010, inclusief totaal achtergrond 0 0 0 0 0 0 6 3 3 3 3 3 Toelichting: De GES-score achtergrond geeft aan de milieugezondheidskwaliteit vanwege de regionaal heersende achtergrondconcentratie. De GES-score totaal is gebaseerd op de achtergrondconcentratie met daarbij opgeteld de bijdrage van de uitstoot van het verkeer. Exclusief wil zeggen de prognose voor 2010 zonder de vestiging van het transportcentrum. Inclusief wil zeggen de prognose voor 2010 met de toename van verkeersbewegingen als gevolg van de vestiging van het transportcentrum. In het algemeen wordt verwacht dat de luchtkwaliteit in de toekomst zal verbeteren. In de scenario s wordt rekening gehouden met een afname van de uitstoot van het verkeer door schonere en zuinigere motoren en schonere benzine en vernieuwing van het wagenpark. Ten aanzien van benzeen en koolmonoxide geldt dat de achtergrondconcentratie zodanig laag is dat GES-score 0 (zeer goed) van toepassing is. De uitstoot van deze stoffen door het verkeer heeft geen invloed op de milieugezondheidskwaliteit. Voor benzo(a)pyreen geldt dat de achtergrondconcentratie al zo hoog is dat GES-score 3 (vrij matig) van toepassing is. Deze bedraagt 0,5 ng/m 3 en zal volgens de scenarioberekeningen ook in 2010 zo blijven. Het verkeer op de A15 levert daar bovenop in 2003 een zodanige bijdrage dat tot >300 m afstand van het hart van de weg GES-score 6 van toepassing is. Het verkeer op de N216 levert ook een bijdrage tot >300 m afstand. Omdat niet duidelijk is tot hoever de GES-score 6 geldt (CARII berekent niet verder dan 300 m van het hart van de weg) zijn deze scores niet weergegeven in een kaart. 0 0 0 0 0 0 3 3 3 3 3 3 6 3 3 3 3 3 12

Volgens de scenarioberekeningen zal de situatie in 2010 dermate verbeterd zijn, dat ongeacht de vestiging van het transportcentrum de bijdrage van het verkeer bij Schelluinen geen verhoging zal opleveren van de achtergrondconcentratie. Voor fijn stof (PM 10 ) geldt dat de achtergrondconcentratie al zo hoog is dat GES-score 3 (vrij matig) van toepassing is. Voor 2003 bedraagt deze 36 µg/m 3, de prognose voor 2010 is 33 µg/m 3. In 2003 heeft de A15 invloed tot een afstand van >300m vanuit het hart van de weg. Tot 150 m bedraagt de berekende jaargemiddelde concentratie 39 µg/m 3, tot 245 m nog 38 µg/m 3 en op 300 m nog 37 µg/m 3. De bijdrage van de N216 levert geen verhoging ten opzichte van de achtergrondconcentratie op. Ook in 2010 heeft de A15 invloed op de fijn stof concentratie. Bij gemiddelde meteorologische omstandigheden reikt deze tot 185 m (34 µg/m 3 ), bij ongunstige meteorologie tot > 300 m. Ook met de bijdrage van het verkeer geldt steeds GES-score 3. Voor stikstofdioxide geldt net als voor fijn stof en benzo(a)pyreen dat de GES-score 3 van toepassing is vanwege de achtergrondconcentratie. Deze bedraagt in 2003 34 µg/m 3 en er wordt voor 2010 een afname voorspeld tot 27 µg/m 3. Op basis van berekeningen met het CAR II-model levert de invloed van de A15 in 2003 tot 220 m afstand van het hart van de weg GES-score 6 (onvoldoende) op (totaal jaargemiddeld 40 µg/m 3 ). Tot 275 m wordt 39 µg/m 3 berekend en op 300 m nog 38 µg/m 3. De N216 levert daar bovenop tot 150 m vanuit het hart van de weg een bijdrage van 1 µg/m 3. De GES-scores voor de situatie 2003 zijn weergegeven in figuur 4 in de bijlage. Tabel 4.3 Jaargemiddelde NO 2 -concentratie en afstand tot het hart van de weg bij verschillende scenario s NO 2 (µg/m 3) afstand 2003 40 tot 220 m A15, totaal 39 225-275 m 38 280-300 m of meer achtergrond 34 bijdrage N216 +1 tot 150 m 2010, exclusief TC afstand - meerjarig afstand - ongunstig 32 tot 165 m tot 180 m A15, totaal 31 170-225 m 185-240 m 30 230 300 m of meer 245-300 m of meer achtergrond 27 bijdrage N216 +1 tot 90 m 2010, inclusief TC bijdrage N216 + 2 tot 65 m tot 70 m +1 70 245 m 75 260 m Toelichting: A15 totaal = berekende jaargemiddelde stikstofdioxide concentratie inclusief achtergrondconcentratie. bijdrage N216 = berekende bijdrage zonder achtergrondconcentratie meerjarig: scenario gebaseerd op gemiddelde meteorologische gegevens over een periode van 10 jaar ongunstig: scenario gebaseerd op ongunstige meteo-condities (lage windsnelheid), gegevens over een periode van 10 jaar. 13

Voor het berekenen van de verspreiding van stoffen over grotere afstanden dan 30 m vanaf de wegas is het TNO-verkeersmodel een nauwkeuriger methode dan het CAR-II-model, o.a. omdat hierin rekening wordt gehouden met de invloed van de windrichting. In opdracht van de provincie Zuid-Holland zijn hiermee voor stikstofdioxide (jaargemiddeld) zonekaarten opgesteld voor de luchtkwaliteit langs snelwegen, voor het jaar 2000 en voor een scenarioberekening ( referentiemodel ) voor 2010. Voor het jaar 2000 geldt dan GES-score 6 voor een groot deel van Schelluinen (zie figuur 3 in de bijlage). Volgens de scenarioberekening wordt in 2010 slechts in een smalle strook langs de A15 de GES-score 6 gehaald. Voor de rest van het plangebied zou in 2010 GES-score 3 gelden (zie figuur 5). Bij de scenarioberekening is uitgegaan van schonere en zuinigere motoren en andere technologische ontwikkelingen in de nabije toekomst. 3.4 Resultaten De lokale luchtkwaliteit wordt voornamelijk bepaald door de regionaal heersende achtergrondconcentraties voor luchtverontreiniging. Daar bovenop levert met name het verkeer op de A15 een bijdrage aan de luchtverontreiniging, het verkeer op de N216 in veel mindere mate. Voor de toekomst is de verwachting dat de bijdrage van het verkeer aan luchtverontreiniging aanzienlijk zal afnemen, door schonere en zuinigere motoren, schonere benzine en vernieuwing van het wagenpark. In de scenarioberekeningen voor 2010 wordt hiermee rekening gehouden. Voor benzeen en voor koolmonoxide geldt een GES-score 0 (zeer goed) voor heel Schelluinen. Voor CO en benzeen is de luchtkwaliteit zodanig dat geen nadelige gezondheidseffecten te verwachten zijn. Voor benzo(a)pyreen geldt op basis van de achtergrondconcentratie GES-score 3 (vrij matig) voor heel Schelluinen. Het verkeer op de A15 levert daar bovenop in 2003 een zodanige bijdrage dat tot >300 m afstand van het hart van de weg GES-score 6 (onvoldoende) van toepassing is. Het verkeer op de N216 levert ook een bijdrage tot >300 m afstand maar in mindere mate. Volgens de scenarioberekeningen zal de situatie in 2010 dermate verbeterd zijn, dat ongeacht de vestiging van het transportcentrum de bijdrage van het verkeer bij Schelluinen geen verhoging zal opleveren van de achtergrondconcentratie. Voor fijn stof (PM 10 ) geldt een GES-score 3 voor heel Schelluinen, hetgeen voornamelijk wordt bepaald door de achtergrondconcentratie. Door de bijdrage van het verkeer liggen de waarden vlak langs de A15 (<150 m) in de huidige situatie tegen de EU-grenswaarde van 40 µg/m 3 (jaargemiddeld) aan. Voor PM 10 geldt dat ondanks de voorspelde afname van enkele µg tot 2010 de concentratie relatief hoog blijft (tussen de 30 en 40 µg/m 3 ). De grenswaarde van 40 µg/m 3 wordt weliswaar niet overschreden, maar het is niet zo dat er bij dergelijke concentraties geen gezondheidseffecten kunnen optreden. Er bestaat geen drempelwaarde waarbij geen effecten verwacht worden. Ook bij het voldoen aan de wettelijke grenswaarde kunnen met name gevoelige groepen zoals kinderen en ouderen wel degelijk hinder en gezondheidsklachten ondervinden door blootstelling aan een slechte luchtkwaliteit. Ook in 2010 heeft de A15 invloed op de fijn stof concentratie. Bij gemiddelde meteorologische omstandigheden reikt deze tot 185 m (34 µg/m 3 ) en betreft slechts enkele meest zuidelijk gelegen woningen, bij ongunstige meteorologie tot > 300 m en daarmee ook het gebied rond de kerk en Schelluinen-Oost. De bijdrage van de N216 levert nu en in de toekomst, met of zonder transportcentrum, geen verhoging ten opzichte van de achtergrondconcentratie op. 14

Voor stikstofdioxide geldt voor heel Schelluinen GES-score 3 op basis van de achtergrondconcentratie. Bij woningen die gesitueerd zijn aan de meest zuidelijke rand van Schelluinen kan voor NO 2 in de huidige situatie GES-score 6 bereikt worden ten gevolge van de invloed van het wegverkeer in combinatie met de reeds heersende (relatief hoge) achtergrondconcentratie. De zones met GES-scores voor NO 2 zijn weergegeven in figuur 3 (TNO-verkeersmodel, jaar 2000) en figuur 4 (CAR-II-model, jaar 2003) in de bijlage. De scenarioberekeningen voor 2010 laten een duidelijke verbetering van de situatie zien door de verwachte afname van de uitstoot van het wegverkeer (figuur 5). Men verwacht dat de achtergrondconcentratie met 7 µg/m 3 zal afnemen van 34 naar 27 µg/m 3. De bijdrage van de N216 bedraagt in 2010 1 µg/m 3, tot 90 m vanuit het hart van de weg. Binnen deze afstand liggen slechts enkele woningen aan de meest zuidelijke kant van Schelluinen. Wanneer het transportcentrum wordt gerealiseerd zal door de toename van verkeersbewegingen de bijdrage van de N216 oplopen tot 2 µg/m 3 tot 65 m vanuit het hart van de weg (geen woningen) en 1 µg/m 3 op 70 245 à 260 m (zuidelijkste deel tot de kerk en meest zuidwestelijke helft van Schelluinen-Oost). 15

4. Bedrijven en geurhinder 4.1 Bronnen Ten westen van de kern Schelluinen ligt een afvalwaterzuiveringsinstallatie (AWZI). 4.2 Gezondheidseffecten en beoordelingskader De meeste geurstoffen zijn al te ruiken bij hele lage concentraties. Bij dergelijke concentraties zijn over het algemeen geen toxische effecten te verwachten. Blootstelling aan stank leidt wel tot hinder en kan indirect tot gezondheidsklachten leiden. De blootstelling aan stank is moeilijk objectief vast te stellen. Over een juiste blootstellingmaat is nog veel discussie. Over het algemeen wordt de geurblootstelling bepaald door de emissie vast te stellen met een olfactometer en vervolgens verspreidingsberekeningen te doen. Hiermee worden geurcontouren berekend. Deze worden als volgt vastgesteld. De gehanteerde stankmaat voor emissie is het aantal geureenheden per m 3 (ge/m 3 ). Deze wordt als volgt bepaald. Eerst wordt de bronsterkte bepaald door een luchtmonster, bijvoorbeeld uit de pijp, te nemen. Van dit luchtmonster worden met behulp van een olfactometer verdunningen gemaakt. Een panel ruikt aan de verdunningen. De verdunning die de helft van het panel nog ruikt wordt op 1 ge/m 3 gesteld. De hierbij behorende verdunningsfactor geeft de bronsterkte aan. Is er bijvoorbeeld 10x verdund, dan is de geursterkte van het oorspronkelijke monster 10 ge/m 3. Met verspreidingsmodellen die voor luchtverontreiniging gebruikt worden, kan dan uitgaande van de geuremissieconcentratie de verspreiding berekend worden. Er kunnen dan geurcontouren, lijnen die punten met dezelfde geurconcentratie verbinden, getekend worden. Ook voor het vaststellen van de hinder zijn verschillende methoden. Deze bestaan uit schriftelijke en telefonische enquêtes en dagboekjes. Gezien de onzekerheid over een geschikte blootstelling- en hindermaat is een relatie tussen stank en hinder niet eenvoudig te kwantificeren. Tot 1995 werd de ontwerpgrenswaarde van 1 ge/m 3 gebruikt. Voor bestaande bedrijven mocht deze concentratie in 98% (P98) en voor nieuwe bedrijven in 99,5% (P99,5) van de tijd niet overschreden worden. De bovengrens voor bestaande bedrijven was gesteld op 10 ge/m 3. Bij deze concentratie zou er sprake zijn van ernstige hinder. Deze normering ging er van uit dat er een algemene relatie tussen stankbelasting en hinder was. Na veel discussie over de invloed van de aard van de geur op de hinder werd dit beleid in 1995 losgelaten. De bovengrens en de grenswaarden werden geschrapt. Het bevoegd orgaan stelt vast welke mate van hinder nog acceptabel is. Als doelstelling geldt dat er hoogstens 12% gehinderden zijn en geen ernstig gehinderden. De gezondheidskundige beoordeling zal in eerste instantie gericht moeten zijn op in de omgeving van het bedrijf vastgestelde hinder. Het is niet eenvoudig deze hinder in te delen in scores. Welke hinder is aanvaardbaar? Allereerst moet een bovengrens, een MTR, bepaald worden. Hieruit volgt de verdere onderverdeling. De bovengrens is gebaseerd op de oude bovengrens van 10 ge/m3. Deze bovengrens krijgt een GES-score van 6, omdat deze grens als een soort MTR wordt beschouwd. Het MTR van stank is niet te vergelijken met het MTR van toxische stoffen. Toch wordt bij stank bij overschrijding van deze bovengrens gekozen voor een score 6, om tot uitdrukking te brengen dat stank wel degelijk een gezondheidsprobleem is en dat erg hoge geurbelastingen ontoelaatbaar worden geacht. Daarom wordt bij een overschrijding van deze bovengrens of 10% ernstig gehinderden de score van 6 toegekend. Ook wordt bij de indeling deels aangehaakt bij het streven van de overheid om maximaal 12% 16

gehinderden en geen ernstig gehinderden te hebben. Wordt dit niet gehaald dan wordt een GES-score van 3 toegekend. De indeling in GES-scores, waarbij de geurconcentraties en percentage ernstig gehinderden aan elkaar gekoppeld zijn via de algemene dosis-responsrelatie, ziet er dan als volgt uit: Hinder Ernstige hinder Geurconcentratie GES-score (%) (%) (ge/m 3 ) 0 0 0 0 0-12 0 0-1 1 12 25 0 10 1 10 3 >25 > 10 >10 6 Allereerst wordt getoetst aan hinder en ernstige hinder. De hoogste score wordt genomen. Pas als er geen gegevens zijn over hinder wordt er getoetst aan de geurconcentratie. Voor de bedrijfstakken die genoemd zijn in de Bijzondere Regelingen bij de Nederlandse Emissie Richtlijnen wordt dezelfde indeling gehanteerd. Deze is echter gebaseerd op de in de NeR genoemde dosis-responsrelatie: Bedrijfstak Geurblootstelling (ge/m 3 ) GES-score Alle 0 0 Alle 0 1 1 Rioolwaterzuivering 1 3 3 >3 6 4.3 Milieubelasting In 2003 is door de Provincie Zuid-Holland voor de AWZI Schelluinen een vergunning afgegeven. Ten behoeve van de vergunningaanvraag is door DHV Water BV een geurrapport opgesteld waarin geurcontouren worden berekend voor 1, 2, 3 en 7 ge/m 3 als 98-percentiel. Er is geen onderzoek verricht naar de hinderbeleving. De GES-scores worden daarom bepaald aan de hand van de berekende geurcontouren. 4.4 Resultaten In figuur 6 in de bijlage zijn de GES-scores weergegeven voor de milieugezondheidskwaliteit vanwege geurhinder van de afvalwaterzuiveringsinstallatie. Daaruit blijkt dat ter plaatse van woningen GES-score 1 of lager (goed) van toepassing is. 17

5. Wegverkeer en geluidhinder 5.1 Bronnen De belangrijkste bronnen van wegverkeerslawaai voor Schelluinen zijn het verkeer op de A15, de A27 en op de N216. 5.2 Gezondheidseffecten en beoordelingskader Voor omgevingsgeluid met etmaalwaarden tot circa 65-70 db(a) zijn hinder en slaapverstoring de belangrijkste gezondheidseffecten. Hinder treedt op bij etmaalwaarden vanaf 40 db(a) in de woonomgeving. Ernstige hinder begint op te treden bij een etmaalwaarde van circa 42 db(a). Bij stijgende geluidbelasting neemt de hinder van vliegverkeer het sterkst toe, vervolgens die van wegverkeer en tenslotte die van railverkeer. Bij geluid van wegverkeer kunnen boven etmaalwaarden van 65-70 db(a) andere effecten als verhoogde bloeddruk en vooral ischemische hartziekten optreden. Het achtergrondniveau, in de natuur, bedraagt circa 20 db(a). Een gesprek levert een geluidbelasting van 50 60 db(a). Op korte afstand, 5 meter, van een zeer drukke weg in de bebouwde kom wordt een geluidbelasting van 70 80 db(a) berekend. Als grove indicatie geldt dat de geluidbelasting met 3 à 4 db(a) afneemt bij een verdubbeling van de afstand. De Milieubalans 2001 (RIVM) geeft aan dat op basis van berekeningen geschat wordt dat 75% van de Nederlandse bevolking op de woonlocatie te maken heeft met een geluidbelasting van meer dan 50 db(a). Voor ruim 4% is de geluidbelasting hoger dan 65 db(a) en voor ruim 1% hoger dan 70 db(a). Er zijn voor wegverkeer relaties tussen hinder van bewoners en de geluidbelasting aan de hoogst belaste gevel van de woning afgeleid op basis van een meta-analyse van een groot aantal onderzoeken. De hinder is vastgesteld door enquêtes onder een groot aantal bewoners. Met deze relaties is eigenlijk alleen de hinder voor een grote groep bewoners en niet voor een individu of kleine groep te schatten. De individueel ondervonden hinder hangt namelijk af van de mate van geluidsisolatie van de woning en individuele gewoonten als het sluiten van ramen, het zich verplaatsen naar de stille kant van het huis of bijvoorbeeld binnen blijven in de zomer. Ook of de woonkamer of slaapkamer aan een geluidluwe zijde ligt is van belang. In de grote groep waar deze relaties zijn vastgesteld, zijn de isolatie van de woning, de aanwezigheid van geluidluwe ruimten en de individuele gewoonten uitgemiddeld. Vooralsnog is het niet mogelijk om relaties tussen hinder en geluidbelasting te schatten voor subgroepen, bijvoorbeeld voor zeer goed geluidsgeïsoleerde woningen of voor woonkamers aan de geluidluwe zijde. Worden er bijvoorbeeld woningen gebouwd met een dove gevel dan zal de hinder minder zijn dan op grond van de algemene relatie geschat wordt. Hoeveel minder is echter niet precies aan te geven. De hinder is namelijk niet zomaar te schatten door uit te gaan van de lagere binnenwaarden voor het geluid. Een dove gevel heeft bijvoorbeeld gebruiksbeperkingen tot gevolg, omdat in deze gevel geen deuren of ramen geopend kunnen worden. Hierdoor kunnen ook geen deuren en ramen tegen elkaar opengezet worden, waardoor de woning niet doorgespuid kan worden. Het gevolg kan zijn dat de hinder minder daalt dan op grond van de lagere binnenwaarden verwacht zou worden. Voor de gezondheidskundige beoordeling van de geluidbelasting wordt als uitgangspunt het optreden van ernstige hinder genomen. Bij het percentage ernstige hinder wordt wel vermeld hoeveel procent slaapverstoring er tevens vermoedelijk optreedt. De mate van ernstige hinder 18

wordt op grond van de etmaalwaarden (L etm ), de mate van slaapverstoring op grond van de equivalente nachtwaarde (L Aeq,23-7 ) van de geluidbelasting geschat. Om te schatten hoeveel slaapverstoring er bij een bepaald percentage ernstige hinder is, wordt de etmaalwaarde eerst omgezet worden in de equivalente nachtwaarde. Als de L den -waarde bekend is, wordt de GESscore daarop gebaseerd. Is alleen de L etm- waarde bekend, dan wordt daar een GES-score aan toegekend, waarbij gebruik gemaakt wordt van de algemene relatie tussen L den en L etm voor wegverkeer. De volgende indeling wordt gehanteerd: Gevelgeluidbelasting db(a) L etm L den Ernstig gehinderden (%) Geluidbelasting L Aeq, 23-7 db(a) Ernstig slaapverstoorden (%) GESscore <50 <48 <3 <39 0 0 50 55 48 53 3-5 39-44 0 1 55 60 53 58 5-9 44-49 0-4 2 60 65 58 63 9-14 49-54 4-7 4 65 70 63 68 14-21 54-59 7-10 5 >70 >68 >21 >59 >10 6 5.3 Milieubelasting Door de Milieudienst ZHZ zijn de geluidbelastingen aan de gevel op een waarneemhoogte van 5 m berekend met behulp van de standaardrekenmethode II op basis van het Reken- en Meetvoorschrift Wegverkeerslawaai 2002 voor de prognose van de situatie in 2015. Er zijn berekeningen uitgevoerd voor twee varianten: één exclusief en één inclusief de voorspelde toename van verkeersbewegingen als gevolg van de vestiging van het transportcentrum Schelluinen-West. De berekeningen zijn gebaseerd op de volgende gegevens: verkeersgegevens van Rijkswaterstaat (Rijksweg A15 en A27) verkeersgegevens van de gemeente Giessenlanden (N216), verkeerstellingen Banneweg, jaar 2003 rapport Ontsluitingsstudie transportterrein Schelluinen-West, Grontmij, 4 februari 2004, voor de prognose voor de toename van de verkeersbewegingen ten gevolge van het transportcentrum. Er is tevens rekening gehouden met de aftrek van 2 db(a) ingevolge artikel 103 Wet geluidhinder in verband met de verwachting dat het verkeer in de toekomst stiller wordt. De resultaten zijn weergegeven in een kaart met contouren voor de etmaalwaarden 50, 55, 60, 65 en 70 db(a). Hieruit blijkt dat zonder transportcentrum de geluidbelasting door wegverkeer in 2015 in het grootste deel van Schelluinen onder de 55 db(a) zal liggen en in het gedeelte rond de kerk en in Schelluinen-Oost onder de 60 db(a). De voorspelde toename van verkeersbewegingen door de vestiging van het transportcentrum leidt ertoe dat de geluidbelasting door wegverkeer in 2015 in het grootste deel van Schelluinen onder de 60 db(a) zal komen te liggen en in Schelluinen-Oost onder de 65 db(a). 5.4 Resultaten Situatie 2015 exclusief Transportcentrum Op basis van de berekende etmaalwaarden geldt voor het grootste gedeelte van Schelluinen GES-score 1 (goed) en voor het gedeelte rond de kerk en voor Schelluinen-Oost GES-score 2 (redelijk) (zie figuur 7 in de bijlage). Dit betekent dat in 3 5 % (score 1) respectievelijk 5 9 % (score 2) van de woningen ernstige hinder kan worden ondervonden als gevolg van geluidbelasting door wegverkeer. Ernstige hinder moet worden gezien als een stressor die 19

aanleiding kan geven tot stressgerelateerde gezondheidsklachten. In het gebied langs de N216 geldt GES-score 4 (matig), maar daar staan nauwelijks woningen. Situatie 2015 inclusief Transportcentrum Op basis van berekende etmaalwaarden geldt voor het grootste gedeelte van Schelluinen GES-score 2 (redelijk) en voor het gedeelte rond de kerk en voor Schelluinen-Oost GES-score 4 (matig) (zie figuur 8 in de bijlage). Dit betekent dat in 5-9 % (score 2) respectievelijk 9 14 % (score 4) van de woningen ernstige hinder kan worden ondervonden als gevolg van geluidbelasting door wegverkeer. Daarnaast kan in 4 7 % (score 4) van de woningen ernstige hinder door slaapverstoring optreden. Langs de N216 geldt GES-score 5 (zeer matig), maar daar staan nauwelijks woningen. 20

6. Railverkeer en geluidhinder 6.1 Bronnen Ten zuiden van Schelluinen langs de A15 loopt de spoorlijn Dordrecht-Gorinchem en is het tracé voor de Betuweroute aangelegd, gedeeltelijk verdiept in een open bak. 6.2 Beoordelingskader Voor geluid door railverkeer is het beoordelingskader gebaseerd op relaties zoals die door TNO-PG (2001) worden aangehouden. Geluid van railverkeer blijkt minder hinderlijk te zijn dan geluid van bedrijven of wegverkeer. Dit betekent dat bij gelijke geluidbelasting die van railverkeer een lagere GES-score krijgt. Is de L den -waarde bekend, dan wordt de GES-score hierop gebaseerd. Is alleen de L etm -waarde bekend, dan wordt hieraan een GES-score toegekend. Er wordt dan gebruik gemaakt van de algemene relatie tussen deze geluidsmaten voor railverkeer. Hieruit volgt de volgende indeling: Geluidbelasting db(a) L etm L den Ernstig gehinderden (%) Geluidbelasting L Aeq,23-7 db(a) Ernstig slaapverstoorden (%) GES-score <50 <48 <1 <42 <1 0 50 60 48 58 1 4 42 52 1-4 1 60 65 58 63 4 7 52 57 4-5 2 65 70 63 68 7 12 57 62 5-7 4 >70 >68 >12 >62 >7 6 6.3 Milieubelasting Door de Milieudienst ZHZ zijn geluidsberekeningen uitgevoerd voor railverkeerslawaai volgens Reken- en Meetvoorschriften Railverkeerslawaai 96 en gebaseerd op gegevens opgenomen in het akoestisch spoorboekje ASWIN 2003, prognose 2010-15 (v6/02). De resultaten zijn weergegeven in een kaart met contouren voor de etmaalwaarden 50, 55, 60, 65 en 70 db(a). Er zijn twee varianten berekend: één voor de spoorlijn Dordrecht-Gorinchem, en één voor de gecumuleerde geluidbelasting van deze spoorlijn met de prognose voor de Betuweroute. Hierbij is rekening gehouden met de geplande geluidsschermen langs het spoor. De geluidbelasting afkomstig van de spoorlijn Dordrecht-Gorinchem ligt in 2015 in het grootste gedeelte van Schelluinen onder de 45 db(a) etmaalwaarde en rond de kerk en in Schelluinen-Oost onder de 50 db(a). De meest zuidelijke woningen liggen in een gebied met 55 db(a) geluidbelasting. De gecumuleerde geluidbelasting voor de spoorlijn Dordrecht-Gorinchem en de Betuweroute ligt in 2015 in het grootste gedeelte van Schelluinen onder de 55 db(a) en rond de kerk en in Schelluinen-Oost onder de 60 db(a). 6.4 Resultaten Spoorlijn Dordrecht-Gorinchem Op basis van de berekende etmaalwaarden geldt voor vrijwel geheel Schelluinen GES-score 0 (zeer goed) (zie figuur 9 in de bijlage). Dit betekent dat in < 1 % van de woningen in het gebied ernstige hinder als gevolg van geluidbelasting door railverkeer kan worden ondervonden. Spoorlijn Dordrecht-Gorinchem en Betuweroute cumulatief Op basis van de berekende etmaalwaarden geldt voor vrijwel geheel Schelluinen GES-score 1 (goed) (zie figuur 10 in de bijlage). Dit betekent dat in 1 4 % van de woningen ernstige 21

hinder kan worden ondervonden en in 1 4 % ernstige hinder door slaapverstoring. Ernstige hinder moet worden opgevat als een stressor die aanleiding kan geven tot stressgerelateerde gezondheidsklachten. 22

7. Geluidhinder door wegverkeer en railverkeer in combinatie Uit het voorgaande blijkt dat Schelluinen wordt belast door geluid afkomstig zowel van wegverkeer als van railverkeer. Voor de gezondheidskundige beoordeling van het effect van de gecombineerde geluidsbelasting kan de hinder van wegverkeer en van railverkeer niet zomaar bij elkaar opgeteld worden. Ook moet rekening gehouden worden met het gegeven dat de hinderlijkheid van geluid van railverkeer geringer is dan die van wegverkeer. Door de Milieudienst Zuid-Holland Zuid zijn voor wegverkeer en railverkeer contouren uitgerekend voor de geluidsbelasting. Op basis hiervan zijn in het voorgaande GES-scores vastgesteld en weergegeven in de figuren 7, 8, 9 en 10 in de bijlage. Door deze contouren over elkaar heen te leggen kunnen GES-scores voor de gecombineerde geluidbelasting worden toegekend, volgens de volgende vuistregels, gebaseerd op een berekening die wordt onderbouwd in de GES-handleiding (T. Fast e.a., 2002): GES-score railverkeer > GES-score wegverkeer: GES-score railverkeer aanhouden GES-score wegverkeer = GES-score railverkeer: GES-score één klasse verhogen GES-score wegverkeer > GES-score railverkeer: GES-score wegverkeer aanhouden. 7.1 Resultaten In figuren 11 en 12 in de bijlage zijn de GES-scores voor de gecombineerde geluidbelasting door wegverkeer en railverkeer in Schelluinen weergegeven. Figuur 11 geeft de GES-scores weer voor de gecombineerde geluidbelasting van de spoorlijn Dordrecht-Gorinchem, de Betuweroute, de A15 en de N216 in 2015, exclusief de gevolgen van de vestiging van het Transportcentrum. Figuur 12 geeft de GES-scores voor dezelfde bronnen maar nu inclusief de extra geluidbelasting als gevolg van de vestiging van het Transportcentrum. Situatie 2015 exclusief Transportcentrum Uit figuur 11 blijkt dat voor het grootste gedeelte van Schelluinen GES-score 2 (redelijk) geldt. Voor het meest zuidelijk gelegen gedeelte geldt GES-score 4 (matig). Dit betekent dat in 4-9 % (score 2) respectievelijk 7-14 % (score 4) van de woningen ernstige hinder en in 0 5 % (score 2) respectievelijk 4 7 % (score 4) ernstige hinder door slaapverstoring kan worden ondervonden als gevolg van geluidbelasting door weg- en railverkeer. Ernstige hinder moet worden gezien als een stressor die aanleiding kan geven tot stressgerelateerde gezondheidsklachten. In een strook langs de N216 en de A15 geldt GES-score 5 (zeer matig). In dit gebied liggen nauwelijks woningen. Situatie 2015 inclusief Transportcentrum Uit figuur 12 blijkt dat voor het grootste gedeelte van Schelluinen GES-score 2 (redelijk) geldt maar voor het gedeelte rond de kerk en voor Schelluinen-Oost GES-score 4 (matig). Dit betekent dat in 4-9 % (score 2) respectievelijk 7-14 % (score 4) van de woningen ernstige hinder en in 0 5 % (score 2) respectievelijk 4 7 % (score 4) ernstige hinder door slaapverstoring kan worden ondervonden als gevolg van geluidbelasting door weg- en railverkeer. In een strook langs de N216 en de A15 geldt GES-score 5 (zeer matig). In dit gebied liggen nauwelijks woningen. 23

8. Wegverkeer en externe veiligheid 8.1 Bronnen Over de A15 vindt transport plaats van gevaarlijke stoffen. Bij een incident kunnen gevaarlijke stoffen vrijkomen naar de omgeving die mogelijk gevaar opleveren voor de gezondheid van omwonenden. Op basis van een berekening van de kans op een incident en het effect (aantal slachtoffers) wordt het risico voor de omgeving bepaald. Over de provinciale weg N216 vindt ook transport van gevaarlijke stoffen plaats. Deze weg zal binnenkort worden aangewezen als route gevaarlijke stoffen. Of en in hoeverre gevaarlijke stoffen zullen worden toegelaten op het toekomstige Transportcentrum is nog niet duidelijk. 8.2 Gezondheidseffecten en beoordelingskader Voor een beschrijving van de effecten van calamiteiten met gevaarlijke stoffen wordt een onderscheid gemaakt tussen giftige stoffen en brandbare of explosieve stoffen. Bij stoffen met brand- of explosiegevaar kunnen brandwonden, rookvergiftiging, botbreuken, snijwonden en kneuzingen het gevolg zijn. Bij toxische stoffen gaat het om vergiftigingsverschijnselen. In het veiligheidsbeleid worden echter alleen normen gehanteerd voor overlijdensrisico s. Hiervoor wordt onderscheid gemaakt in het Individueel of Plaatsgebonden Risico en het Groepsrisico. Het Plaatsgebonden Risico (PR) is de kans per jaar, dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op een plaats in de nabijheid van een transportroute zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval op een transportroute waarbij een gevaarlijke stof is betrokken. Dit is dus de kans dat er een ongeval optreedt, bijv. 10-4 /jaar, vermenigvuldigd met de kans op overlijden op een bepaalde plek, bijv. 1% oftewel 10-2. Het PR is dan 10-4. 10-2 = 10-6. Op basis van het PR zijn op een plattegrond contouren te tekenen rond de transportroute. Deze contouren verbinden plekken met gelijk risico. Het Groepsrisico (GR) houdt niet alleen rekening met de kans op een ongeval en de kans op overlijden, maar ook met de verdeling en de dichtheid van aanwezige bevolking rond de inrichting. Dit GR wordt uitgedrukt in twee getallen. Ten eerste is dat de kans dat er een ongeval optreedt, bijv. 10-4. Ten tweede is dit het aantal dodelijke slachtoffers dat minimaal te betreuren valt. Dit is dus het overlijdensrisico vermenigvuldigd met het aantal aanwezigen. Is het overlijdensrisico bijvoorbeeld 10-2 en zijn er bijvoorbeeld 1000 mensen aanwezig, dan is het aantal slachtoffers 10-2 x 1000 = 10. Het GR is dan een kans van 10-4 op 10 slachtoffers. Het GR is niet met contourlijnen op een kaart aan te geven, omdat het in 2 getallen wordt uitgedrukt, de kans op een ongeval en het aantal slachtoffers daarbij. In tegenstelling tot het PR is het GR afhankelijk van het aantal mensen dat rond de inrichting aanwezig is. Als er woningen rond een transportroute worden bijgebouwd neemt het GR toe. Voor het Groepsrisico geldt de volgende normlijn: Kans van 10-4 /jaar op 10 slachtoffers per km route; Kans van 10-6 /jaar op 100 slachtoffers per km route; Kans van 10-8 /jaar op 1000 slachtoffers per km route enzovoort. Bij veranderingen in de lokale situatie (in transport en/of in aanwezigheid van bevolking) zijn er opnieuw berekeningen van groepsrisico s nodig. Voor GES zal uitgegaan worden van het Plaatsgebonden Risico en het Groepsrisico. 24

Allereerst wordt een indeling gemaakt naar PR. Een score van 6 wordt gegeven bij een overschrijding van het MTR. Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg geldt een MTR voor het Plaatsgebonden Risico van 10-6 voor nieuwe en 10-5 voor bestaande situaties, met voor de laatste de aantekening dat sanering gewenst is. Een risico van 10-8 wordt beschouwd als het Verwaarloosbaar Risico (VR). Wordt het GR overschreden, dan wordt de hoogste GES-score toegekend, ook al wordt het MTR van het PR niet overschreden. Het GR zal veelal niet bekend zijn. In die gevallen wordt alleen getoetst aan het PR. De indeling ziet er dan als volgt uit: Plaatsgebonden Risico Overschrijding Groepsrisico GES-score < 10-8 Nee 0 10-8 10-7 Nee 2 10-7 10-6 Nee 4 > 10-6 Ja 6 Is de ligging van het plaatsgebonden risico van 10-7 niet bekend, dan wordt bij een risico tussen 10-8 en 10-6 een GES-score van 3 toegekend. 8.3 Milieubelasting Van de provincie Zuid-Holland is informatie verkregen gebaseerd op de Risicoatlas wegtransport gevaarlijke stoffen (24 maart 2003) voor het wegvak van de A15 van Sliedrecht- Oost tot Gorinchem. Voor de N216 zijn geen gegevens bekend. Plaatsgebonden risico De berekende afstanden (vanuit het hart van de weg gemeten) voor het PR en de bijbehorende GES-scores zijn: PR-niveau Afstand (m) GES-score 10-6 39 6 10-7 190 4 10-8 300 2 Groepsrisico Voor het wegvak van de A15 van Sliedrecht-Oost tot Gorinchem is berekend dat er geen overschrijding van het groepsrisico plaatsvindt. Het groepsrisico speelt daarmee geen rol bij de bepaling van de GES-score. 8.4 Resultaten De GES-scores voor het plaatsgebonden risico zijn weergegeven in figuur 13 in de bijlage. Hieruit blijkt dat de invloed van het externe veiligheidsrisico vanwege het wegverkeer op de A15 zich beperkt tot het meest zuidelijke en zuidoostelijke gedeelte van Schelluinen, met GES-score 2 (redelijk). Voor de N216 zijn geen gegevens bekend en kunnen er dus geen GES-scores worden toegekend. 25

9. Railverkeer en externe veiligheid 9.1 Bronnen Ten zuiden van Schelluinen loopt de spoorlijn Dordrecht Geldermalsen en wordt het tracé aangelegd voor de toekomstige Betuweroute. Met name over de Betuweroute zal ook transport plaatsvinden van gevaarlijke stoffen. Deze kunnen bij een incident vrijkomen naar de omgeving en mogelijk gevaar opleveren voor de gezondheid van omwonenden. Op basis van een berekening van de kans op een incident en het effect (aantal slachtoffers) wordt het risico voor de omgeving bepaald. 9.2 Beoordelingskader Voor het beoordelingskader van veiligheidsrisico s wordt verwezen naar paragraaf 8.2. Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen per spoor geldt een MTR voor het Plaatsgebonden Risico van 10-6 voor nieuwe en 10-5 voor bestaande situaties, met voor de laatste de aantekening dat sanering gewenst is. Voor het Groepsrisico geldt de volgende normlijn: Kans van 10-4 /jaar op 10 slachtoffers per km route; Kans van 10-6 /jaar op 100 slachtoffers per km route; Kans van 10-8 /jaar op 1000 slachtoffers per km route enzovoort. Bij veranderingen in de lokale situatie (in transport en/of in aanwezigheid van bevolking) zijn er opnieuw berekeningen van groepsrisico s nodig. Voor GES worden de veiligheidsrisico s als volgt beoordeeld: Plaatsgebonden Risico Overschrijding Groepsrisico GES-score < 10-8 Nee 0 10-8 10-7 Nee 2 10-7 10-6 Nee 4 > 10-6 Ja 6 Is het plaatsgebonden risico van 10-7 niet bekend, dan wordt bij een risico tussen 10-8 en 10-6 een GES-score van 3 toegekend. 9.3 Bronnen en milieubelasting Uit de Risicoatlas spoor 6 blijkt dat voor de bestaande spoorlijn Dordrecht Geldermalsen de contour voor het PR 10-6 binnen 10 m van het hart van de spoorlijn ligt. Er zijn geen verdere contouren berekend. Hieraan worden geen GES-scores toegekend. Voor de toekomstige Betuweroute is informatie ingewonnen bij de Provincie Zuid-Holland. Gebleken is dat er geen afstanden bekend zijn voor de PR-contouren omdat er teveel onzekerheid is over de prognoses van de vervoersgegevens. Voor het groepsrisico wordt een algemeen advies gegeven om een afstand aan te houden van 200m. 9.4 Resultaten Voor de bestaande spoorlijn Dordrecht Geldermalsen beperkt het plaatsgebonden risico zich tot de directe omgeving van de spoorbaan. Hieraan worden geen GES-scores toegekend. Voor de Betuweroute is onvoldoende informatie beschikbaar om GES-scores toe te kennen. 6 Ministerie Verkeer en Waterstaat, juni 2001. Risicoatlas spoor. 26

10. Bedrijf en externe veiligheid 10.1 Bronnen Tijdens de productie, opslag, verwerking en het transport van gevaarlijke stoffen kunnen zich ongevallen voordoen. Hierdoor kan brand of een explosie ontstaan of er kunnen toxische stoffen vrijkomen. Ten westen van Schelluinen langs de N216 ligt een tankstation met een ondergrondse tankopslag van LPG. 10.2 Beoordelingskader Voor het beoordelingskader van veiligheidsrisico s wordt verwezen naar paragraaf 8.2. Plaatsgebonden risico Voor veel voorkomende inrichtingen waar externe veiligheid een rol speelt zijn er zogenaamde generieke richtlijnen. Deze zijn vervat in besluiten op basis van de Wet Milieubeheer en daaruit voortvloeiende Algemene Maatregelen van Bestuur (AMvB s), bijvoorbeeld voor LPG-tankstations. Er zijn naar schatting 2200 LPG-tankstations. Voor deze inrichtingen zijn, afhankelijk van de aard van de stof, omvang en het type inrichting, afstanden waarop een Plaatsgebonden Risico (PR) van 10-5 of 10-6 wordt berekend opgenomen in een ministeriële regeling. Deze wordt tegelijkertijd met de nieuwe AMvB, het Besluit kwaliteitseisen externe veiligheid voor inrichtingen, van kracht: Type bedrijf Risico s Afstand tot kwetsbare functies als een woonwijk of flatgebouw (m) LPG-tankstation PR = 10-5 35 PR = 10-6 80-110 Opmerkingen Afhankelijk van doorzet. Groepsrisico In de ministeriële regeling worden ook de dichtheden van personen per hectare in de omgeving van de inrichting gegeven, waarbij nog voldaan wordt aan de oriënterende waarde van het Groepsrisico. Het Groepsrisico is berekend voor het invloedsgebied van de inrichting, tot de 1%-letaliteitsgrens. Type bedrijf Afstand (m) Maximaal aantal personen per ha waarbij nog voldaan wordt aan het Groepsrisico 1%-letaliteit 10-5 - 1% let. 1 10-6 - 1% let. 2 Opmerkingen LPG 160 7-13 13-19 Omzet < 1500 m 3 /jaar 1: Bij aanwezigheid bebouwing in de zone 10-5 - 10-6. 2: Bij afwezigheid bebouwing in de zone 10-5 - 10-6. De minimale afstand die bij LPG-tankstations moet worden aangehouden is 80-110 meter. Als op deze plaats een flatgebouw of groot kantoorpand wordt gebouwd, dan zal het Groepsrisico al snel een factor 100 boven de oriënterende waarde komen te liggen. Een afstand van minstens 250 meter zal veelal nodig zijn om het groepsrisico niet te overschrijden. De 1%-letaliteitsgrens kan zich tot 340 meter vanaf het tankstation uitstrekken. 10.3 Milieubelasting In de zuidwestelijke hoek achter het tankstation bevindt zich een ondergrondse tankopslag voor 20.000 liter LPG. De jaarlijkse omzet is niet bekend. 27

Plaatsgebonden risico. Op basis van bovenstaande tabel wordt voor de PR 10-6 contour een afstand van 110 m aangehouden (GES-score 6) vanaf het vulpunt bij het tankstation. Voor de afstand van de 10-7 en 10-8 contouren is informatie ingewonnen bij het RIVM 7. De PR 10-7 contour ligt op 200 m en de PR 10-8 contour op 250 m. Groepsrisico. Voor LPG-stations is bekend dat binnen een afstand van 160 m het groepsrisico snel zal worden overschreden. Binnen deze afstand geldt GES-score 6. Een afstand van 250 m zal veelal nodig zijn om het groepsrisico niet te overschrijden. De 1%-letaliteitsgrens kan zich tot 340 m vanaf het tankstation uitstrekken. 10.4 Resultaten In de figuren 14 en 15 zijn de GES-scores voor het externe veiligheidsrisico van het LPGtankstation weergegeven. Figuur 14 geeft de GES-scores weer voor het plaatsgebonden risico. Figuur 15 geeft de GES-score weer voor overschrijding van het groepsrisico. Tevens zijn de indicatieve afstanden 250 m en 340 m aangegeven. Binnen deze afstanden kan, afhankelijk van de ontwikkelingen in het gebied, het groepsrisico een rol spelen. 7 Durk Rietstra, persoonlijke mededeling 28

11. Bovengrondse hoogspanningslijnen en elektromagnetische straling 11.1 Bronnen Ten noorden van de kern Schelluinen loopt een hoogspanningslijn. 11.2 Gezondheidseffecten en beoordelingskader Rond hoogspanningslijnen heerst een elektromagnetisch veld. Elektromagnetische velden bestaand uit een elektrische en een magnetische component. Het magnetische veld wordt in tegenstelling tot het elektrische veld niet of nauwelijks afgeschermd door bouwmaterialen, bomen of struiken. Voor de blootstelling van mensen in woningen en andere gebouwen is dus alleen de magnetische component van belang. De maat voor het magnetische veld is de magnetische fluxdichtheid, uitgedrukt in microtesla (µt). Er worden geen korte termijn gezondheidseffecten verwacht van de blootstelling in de woonomgeving aan elektromagnetische velden rond hoogspanningslijnen. Er is wel zorg over lange termijn effecten, met name over het voorkomen van leukemie bij kinderen. Verscheidene meta-analyses van epidemiologisch onderzoek in de VS en Scandinavië laten zien dat er sprake is van een redelijk consistente associatie tussen het voorkomen van leukemie bij kinderen en het wonen in de nabijheid van bovengrondse elektriciteitslijnen, zowel hoogspannings- als distributielijnen. Het RIVM concludeert dat het relatieve risico mogelijk is verhoogd bij veldsterkten hoger dan ergens tussen 0,2 en 0,5 µt. Op basis van de epidemiologische onderzoeken blijkt voor Nederland het toegevoegde individueel risico op het krijgen van leukemie door kinderen in gebieden met een magnetische veldsterkte van meer dan 0,3 à 0,4 µt maximaal ongeveer 3 per 100.000 per jaar te bedragen. Dit komt neer op een geschat extra aantal gevallen van leukemie bij kinderen van 0,2 tot 1 per jaar op het totaal van 110 nieuwe gevallen per jaar in Nederland. De GES-score is gebaseerd op de aanname dat het relatieve risico voor leukemie bij kinderen mogelijk is verhoogd bij veldsterkten hoger dan ergens tussen 0,2 en 0,5 µt. Een GES-score 6 wordt toegekend aan situaties met een langdurige blootstelling aan magnetische veldsterkten van 0,4 µt en hoger. Aan situaties met een blootstelling van 0,2 en 0,3 µt wordt een GESscore toegekend van 2 resp. 4. Magnetische veldsterkte GES-score > 0,4 µt 6 0,3-0,4 µt 4 0,2-0,3 µt 2 < 0,2 µt 0 Door de Kema zijn schattingen gedaan van de minimale en maximale afstanden tot de diverse typen hoogspanningslijnen waarbij het magnetische veld de waarde van 0,2, 0,3 en 0,4 µt bereikt. Schatting van de minimale en maximale afstanden tot de hoogspanningslijn waarbij het magnetische veld de waarde van 0,2, 0,3 en 0,4 µt bereikt: 29

Type Afstand in meters (10 90 percentiel) hoogspanningslijn 0,2 µt 0,3 µt 0,4 µt 380 kv 145-180 120-150 100-125 220 kv 110-215 85-175 75-150 150 kv 55-115 40-95 35-80 110 kv 40-75 30-60 25-50 50 kv 35-60 30-45 25-40 In GES wordt gebruik gemaakt van de 50 percentiel waarde van de zonebreedtes waarop een magnetische veldsterkte van 0,2, 0,3 en 0,4 µt volgens de berekeningen wordt bereikt. De afstanden zijn steeds gerekend vanuit het hart van de hoogspanningslijnen. Bedacht moet worden dat het om schattingen gaat. Afhankelijk van de specificaties van de lijn kunnen aanzienlijke afwijkingen optreden. Indien gemeten of berekende waarden voor een lijn bekend zijn, kunnen deze beter worden aangehouden. Voor de verschillende typen hoogspanningslijnen leidt dit tot de volgende GES-scores: Type hoogspanningslijn Afstand in meters GES-score 380 kv < 115 m 115-140 m 140 170 m > 170 m 6 4 2 0 220 kv < 100 m 100 115 m 115 140 m > 140 m 150 kv < 55 m 55 65 m 65 80 m > 80 m 110 kv < 35 m 35 40 m 40 50 m > 50 m 50 kv < 25 m 25 30 m 30 40 m > 40 m 6 4 2 0 6 4 2 0 6 4 2 0 6 4 2 0 11.3 Milieubelasting De hoogspanningslijn die ten noorden van Schelluinen loopt is een 150 kv-lijn. Er zijn geen gemeten veldsterktes bekend. De bijbehorende afstanden vanaf het hart van de lijn en de daaraan gekoppelde GES-scores zijn af te lezen uit bovenstaande tabel. 11.4 Resultaten De GES-scores vanwege het risico van het vóórkomen van leukemie bij kinderen als gevolg van blootstelling aan elektromagnetische velden rond de hoogspanningslijn zijn weergegeven in figuren 17 en 18. Er liggen slechts enkele woningen binnen de invloedssfeer van de lijn. 30

12. Samenvatting resultaten 12.1 Luchtverontreiniging De lokale luchtkwaliteit wordt voornamelijk bepaald door de regionaal heersende achtergrondconcentraties voor luchtverontreiniging. Daar bovenop levert met name het verkeer op de A15 een bijdrage aan de luchtverontreiniging, het verkeer op de N216 in veel mindere mate. Voor de toekomst is de verwachting dat de bijdrage van het verkeer aan luchtverontreiniging aanzienlijk zal afnemen, door schonere en zuinigere motoren, schonere benzine en vernieuwing van het wagenpark. In de scenarioberekeningen voor 2010 wordt hiermee rekening gehouden. Voor benzeen en voor koolmonoxide geldt een GES-score 0 (zeer goed) voor heel Schelluinen. Voor CO en benzeen is de luchtkwaliteit zodanig dat geen nadelige gezondheidseffecten te verwachten zijn. Voor benzo(a)pyreen geldt op basis van de achtergrondconcentratie GES-score 3 (vrij matig) voor heel Schelluinen. Het verkeer op de A15 levert daar bovenop in 2003 een zodanige bijdrage dat tot >300 m afstand van het hart van de weg GES-score 6 (onvoldoende) van toepassing is. Het verkeer op de N216 levert ook een bijdrage tot >300 m afstand maar in mindere mate. Volgens de scenarioberekeningen zal de situatie in 2010 dermate verbeterd zijn, dat ongeacht de vestiging van het transportcentrum de bijdrage van het verkeer bij Schelluinen geen verhoging zal opleveren van de achtergrondconcentratie. Voor fijn stof (PM 10 ) geldt een GES-score 3 voor heel Schelluinen, hetgeen voornamelijk wordt bepaald door de achtergrondconcentratie. Door de bijdrage van het verkeer liggen de waarden vlak langs de A15 (<150 m) in de huidige situatie tegen de EU-grenswaarde van 40 µg/m 3 (jaargemiddeld) aan. Voor PM 10 geldt dat ondanks de voorspelde afname van enkele µg tot 2010 de concentratie relatief hoog blijft (tussen de 30 en 40 µg/m 3 ). De grenswaarde van 40 µg/m 3 wordt weliswaar niet overschreden, maar het is niet zo dat er bij dergelijke concentraties geen gezondheidseffecten kunnen optreden. Er bestaat geen drempelwaarde waarbij geen effecten verwacht worden. Ook bij het voldoen aan de wettelijke grenswaarde kunnen met name gevoelige groepen zoals kinderen en ouderen wel degelijk hinder en gezondheidsklachten ondervinden door blootstelling aan een slechte luchtkwaliteit. Ook in 2010 heeft de A15 invloed op de fijn stof concentratie. Bij gemiddelde meteorologische omstandigheden reikt deze tot 185 m (34 µg/m 3 ) en betreft slechts enkele meest zuidelijk gelegen woningen, bij ongunstige meteorologie tot > 300 m en daarmee ook het gebied rond de kerk en Schelluinen-Oost. De bijdrage van de N216 levert nu en in de toekomst, met of zonder transportcentrum, geen verhoging ten opzichte van de achtergrondconcentratie op. Voor stikstofdioxide geldt voor heel Schelluinen GES-score 3 op basis van de achtergrondconcentratie. Bij woningen die gesitueerd zijn aan de meest zuidelijke rand van Schelluinen kan voor NO 2 in de huidige situatie GES-score 6 bereikt worden ten gevolge van de invloed van het wegverkeer in combinatie met de reeds heersende (relatief hoge) achtergrondconcentratie. De zones met GES-scores voor NO 2 zijn weergegeven in figuur 3 (TNO-verkeersmodel, jaar 2000) en figuur 4 (CAR-II-model, jaar 2003) in de bijlage. De scenarioberekeningen voor 2010 laten een duidelijke verbetering van de situatie zien door de verwachte afname van de uitstoot van het wegverkeer (figuur 5). Men verwacht dat de achtergrondconcentratie met 7 µg/m 3 zal afnemen van 34 naar 27 µg/m 3. De bijdrage van de N216 bedraagt in 2010 1 µg/m 3, tot 90 m vanuit het hart van de weg. Binnen deze afstand liggen slechts enkele woningen aan de meest zuidelijke kant van Schelluinen. Wanneer het 31

transportcentrum wordt gerealiseerd zal door de toename van verkeersbewegingen de bijdrage van de N216 oplopen tot 2 µg/m 3 tot 65 m vanuit het hart van de weg (geen woningen) en 1 µg/m 3 op 70 245 à 260 m (zuidelijkste deel tot de kerk en meest zuidwestelijke helft van Schelluinen-Oost). 12.2 Geurhinder In figuur 6 in de bijlage zijn de GES-scores weergegeven voor de milieugezondheidskwaliteit vanwege geurhinder van de afvalwaterzuiveringsinstallatie. Daaruit blijkt dat ter plaatse van woningen GES-score 1 of lager (goed) van toepassing is. 12.3 Geluidhinder De belangrijkste bronnen van wegverkeerslawaai voor Schelluinen zijn het verkeer op de A15 en op de N216. Daarnaast loopt ten zuiden van Schelluinen langs de A15 de spoorlijn Dordrecht-Gorinchem en wordt het tracé voor de Betuweroute aangelegd, gedeeltelijk verdiept in een open bak. Wegverkeer Situatie 2015 exclusief Transportcentrum Op basis van de berekende etmaalwaarden geldt voor het grootste gedeelte van Schelluinen GES-score 1 (goed) en voor het gedeelte rond de kerk en voor Schelluinen-Oost GES-score 2 (redelijk) (zie figuur 7 in de bijlage). Dit betekent dat in < 3 % (score 1) respectievelijk 3 5 % (score 2) van de woningen ernstige hinder kan worden ondervonden als gevolg van geluidbelasting door wegverkeer. Ernstige hinder moet worden gezien als een stressor die aanleiding kan geven tot stressgerelateerde gezondheidsklachten. In het gebied langs de N216 geldt GES-score 4 (matig), maar daar staan nauwelijks woningen. Situatie 2015 inclusief Transportcentrum Op basis van berekende etmaalwaarden geldt voor het grootste gedeelte van Schelluinen GES-score 2 (redelijk) en voor het gedeelte rond de kerk en voor Schelluinen-Oost GES-score 4 (matig) (zie figuur 8 in de bijlage). Dit betekent dat in 3 5 % (score 2) respectievelijk 9 14 % (score 4) van de woningen ernstige hinder kan worden ondervonden als gevolg van geluidbelasting door wegverkeer. Daarnaast kan in 4 7 % (score 4) van de woningen ernstige hinder door slaapverstoring optreden. Langs de N216 geldt GES-score 5 (zeer matig), maar daar staan nauwelijks woningen. Railverkeer Spoorlijn Dordrecht-Gorinchem Op basis van de berekende etmaalwaarden geldt voor vrijwel geheel Schelluinen GES-score 0 (zeer goed) (zie figuur 9). Dit betekent dat in < 1 % van de woningen in het gebied ernstige hinder als gevolg van geluidbelasting door railverkeer kan worden ondervonden. Spoorlijn Dordrecht-Gorinchem en Betuweroute cumulatief Op basis van de berekende etmaalwaarden geldt voor vrijwel geheel Schelluinen GES-score 1 (goed) (zie figuur 10). Dit betekent dat in 1 4 % van de woningen ernstige hinder kan worden ondervonden en in 1 4 % ernstige hinder door slaapverstoring. Wegverkeer en railverkeer gecombineerd Situatie 2015 exclusief Transportcentrum Uit figuur 11 blijkt dat voor het grootste gedeelte van Schelluinen GES-score 2 (redelijk) geldt. Voor het meest zuidelijk gelegen gedeelte geldt GES-score 4 (matig). Dit betekent dat in 4-9 % (score 2) respectievelijk 7-14 % (score 4) van de woningen ernstige hinder en in 0 5 % (score 2) respectievelijk 4 7 % (score 4) ernstige hinder door slaapverstoring kan 32

worden ondervonden als gevolg van geluidbelasting door weg- en railverkeer. In een strook langs de N216 en de A15 geldt GES-score 5 (zeer matig). In dit gebied liggen nauwelijks woningen. Situatie 2015 inclusief Transportcentrum Uit figuur 12 blijkt dat voor het grootste gedeelte van Schelluinen GES-score 2 (redelijk) geldt maar voor het gedeelte rond de kerk en voor Schelluinen-Oost GES-score 4 (matig). Dit betekent dat in 4-9 % (score 2) respectievelijk 7-14 % (score 4) van de woningen ernstige hinder en in 0 5 % (score 2) respectievelijk 4 7 % (score 4) ernstige hinder door slaapverstoring kan worden ondervonden als gevolg van geluidbelasting door weg- en railverkeer. In een strook langs de N216 en de A15 geldt GES-score 5 (zeer matig). In dit gebied liggen nauwelijks woningen. 12.4 Externe veiligheid De externe veiligheid in het gebied wordt beïnvloed door de aanwezigheid van zowel de A15, de N216, het LPG-tankstation als de Betuweroute. A15. De GES-scores voor het plaatsgebonden risico zijn weergegeven in figuur 13 in de bijlage. Hieruit blijkt dat de invloed van het externe veiligheidsrisico vanwege het wegverkeer op de A15 zich beperkt tot het gedeelte rond de kerk en Schelluinen-Oost, met GES-score 2 (redelijk). N216. Voor de N216 zijn geen gegevens bekend en kunnen er dus geen GES-scores worden toegekend. LPG-tankstation. In de figuren 14 en 15 zijn de GES-scores voor het externe veiligheidsrisico van het LPG-tankstation weergegeven. Figuur 14 geeft de GES-scores weer voor het plaatsgebonden risico. Figuur 15 geeft de GES-score weer voor overschrijding van het groepsrisico. Tevens zijn de indicatieve afstanden 250 m en 340 m aangegeven. Binnen deze afstanden kan, afhankelijk van de ontwikkelingen in het gebied, het groepsrisico een rol spelen. In figuur 16 is het plaatsgebonden risico van zowel de A15 als het LPG-tankstation weergegeven. Spoorlijn Dordrecht-Geldermalsen. Voor de bestaande spoorlijn Dordrecht Geldermalsen beperkt het plaatsgebonden risico zich tot de directe omgeving van de spoorbaan. Hieraan worden geen GES-scores toegekend. Betuweroute. Voor de Betuweroute is onvoldoende informatie beschikbaar om GES-scores toe te kennen. 12.5 Elektromagnetische velden Ten noorden van de kern Schelluinen loopt een hoogspanningslijn. De GES-scores vanwege het risico van het vóórkomen van leukemie bij kinderen als gevolg van blootstelling aan elektromagnetische velden rond de hoogspanningslijn zijn weergegeven in figuren 17 en 18. Er liggen slechts enkele woningen binnen de invloedssfeer van de lijn. 33

13. Bespreking en conclusies Het doel van deze gezondheidseffectscreening is het inzichtelijk maken van de milieukwaliteit in relatie tot de gezondheid van de kern Schelluinen ten behoeve van de besluitvorming over de aanleg van het Transportcentrum Schelluinen-West. Daartoe is enerzijds de situatie onderzocht zoals die is en zal zijn zonder het transportcentrum. De bronnen die hiertoe zijn onderzocht zijn de afvalwaterzuiveringsinstallatie (AWZI), de A15, de N216, de spoorlijn Dordrecht-Geldermalsen, de Betuweroute, het LPG-tankstation en de hoogspanningslijn. Anderzijds is onderzocht hoe de situatie zal zijn met de bijdrage van het transportcentrum aan de milieubelasting, met name voor de aspecten luchtkwaliteit en geluid. Hiervoor is gebruik gemaakt van het onderzoek van de Grontmij 8 voor de prognose van de verkeersstromen. Er zijn plannen in ontwikkeling voor de ontsluiting van Gorinchem-Noord via een tijdelijke aansluiting op de A27 en een definitieve aansluiting na 2010 op de A15 bij de rotonde Banneweg nabij de AWZI. Hiervan zijn echter nog geen nadere gegevens over toekomstige verkeersstromen bekend. Deze ontwikkeling is dan ook niet meegenomen in dit rapport. Omdat een plaatje in één oogopslag meer kan zeggen dan woorden, worden de resultaten gepresenteerd in figuren. Door gebruik te maken van de vertrouwde signaalkleuren rood, geel en groen is meteen te zien in welke delen van Schelluinen er sprake is van een meer of minder goede milieugezondheidskwaliteit. Voor externe veiligheid en voor geluid is tevens voor een combinatie van de verschillende bronnen in beeld gebracht wat de kwaliteit van het gebied is. Externe veiligheid is een belangrijk probleem in een deel van het gebied, maar op een andere manier dan de andere milieufactoren. Het gaat hierbij steeds om de kans op het optreden van een incident. Als een incident zich voordoet kan dit tot grote gezondheidseffecten leiden, maar zo lang het zich niet voordoet is er geen effect. Voor de andere beoordeelde milieufactoren geluid, luchtverontreiniging, geur en elektromagnetische velden is er altijd in meerdere of mindere mate een effect in het gebied. In hoeverre dit uiteindelijk tot gezondheidseffecten zal leiden heeft te maken met mate en de duur van de blootstelling van mensen die in het gebied verblijven. Voor luchtverontreiniging wordt de milieugezondheidskwaliteit vooral bepaald door de achtergrondconcentratie zoals die regionaal heerst. De A15 en (in veel mindere mate) de N216 voegen daar nog wel een gezondheidsrelevante bijdrage aan toe, met name wat betreft benzo(a)pyreen, stikstofdioxide en fijn stof. Hoe dichter bij de weg, hoe groter deze bijdrage wordt. Toename van de blootstelling aan stikstofdioxide en fijn stof kan leiden tot een verlaagde longfunctie en een toename van luchtwegklachten. Bij fijn stof leidt dit tevens tot verergering van astma, toename van het aantal ziekenhuisopnamen en verhoging van de dagelijkse sterfte. In de huidige situatie is de milieugezondheidskwaliteit door de bijdrage van de snelweg aan luchtverontreiniging in het hele plangebied onvoldoende. Benzo(a)pyreen draagt bij aan het risico van longkanker. Scenarioberekeningen voor het jaar 2010, rekening houdend met technische ontwikkelingen en schonere en zuinigere motoren, geven aan dat voor stikstofdioxide en fijn stof de achtergrondconcentratie zal dalen. Zowel voor benzo(a)pyreen, stikstofdioxide als fijn stof zal de bijdrage van het verkeer afnemen, resulterend in een betere, maar nog steeds niet in een goede milieugezondheidskwaliteit. Ook in die situatie zal de kwaliteit dichterbij de snelweg 8 Grontmij Advies & Techniek, februari 2004. Ontsluitingsstudie transportterrein Schelluinen-West. 34

en de overige wegen minder goed zijn. De toename van verkeersbewegingen op de N216 door de vestiging van een transportcentrum zal leiden tot een minder grote verbetering van de concentratie stikstofdioxide in het zuidelijkste deel van Schelluinen tot de kerk en meest zuidwestelijke helft van Schelluinen-Oost. Voor fijn stof en benzo(a)pyreen is er in 2010 met of zonder transportcentrum geen berekende bijdrage meer van de N216. De afstand van woonbebouwing tot de afvalwaterzuiveringsinstallatie is zodanig groot dat er slechts incidenteel geurhinder van te verwachten valt. Wat geluid betreft is de berekende prognose voor de geluidbelasting door weg- en railverkeer in 2015 voor Schelluinen zodanig, dat de verwachting is dat er door 4 9 respectievelijk 7 14 % van de bewoners ernstige hinder kan worden ervaren, en door 0 5 respectievelijk 4 7 % ernstige hinder door slaapverstoring. Ernstige hinder moet gezien worden als een stressor die aanleiding kan geven tot stressgerelateerde gezondheidsklachten. Het hogere percentage geldt met name aan de zuidkant van Schelluinen. Met de vestiging van het transportcentrum zullen met name in Schelluinen-Oost en rond de kerk meer woningen in een gebied met een hogere geluidbelasting komen te liggen. In het buitengebied ten noorden van Schelluinen liggen enkele woningen binnen de invloedsfeer van elektromagnetische velden van de hoogspanningslijn. Zij behoren tot de circa 23.000 woningen die in Nederland in een vergelijkbare situatie verkeren. Er is mogelijk een verband tussen wonen bij hoogspanningslijnen en de kans op leukemie bij kinderen. De rijksoverheid onderzoekt momenteel wat de mogelijkheden zijn om aan bestaande situaties iets te doen. Het ministerie VROM vindt dat nieuwe situaties waarbij kinderen worden blootgesteld aan magneetvelden, zo veel mogelijk moeten worden vermeden. 9 Met betrekking tot de externe veiligheid is het beeld nog onvolledig. Met name voor de Betuweroute en de N216 is er onvoldoende informatie. Het zuidelijkste deel van Schelluinen en Schelluinen-Oost ligt in de invloedsfeer van de A15. Binnen de invloedsfeer van het LPGtankstation liggen geen woningen, maar wel andere gebouwen. Ook de locatie waar het transportcentrum zou komen te liggen ligt gedeeltelijk binnen de invloedsfeer van het LPGstation en de A15. Conclusie Alle uitkomsten overziend is de milieugezondheidskwaliteit in Schelluinen over het algemeen redelijk tot goed te noemen. De vrij matige kwaliteit vanwege luchtverontreiniging is een regionaal gegeven. Met name in het zuidelijke deel rond de kerk en Schelluinen-Oost is de milieugezondheidskwaliteit op sommige onderdelen matig te noemen. Hier zal men de toename van de geluidbelasting van de Betuweroute het meest merken en het minst profiteren van de verbetering van de luchtkwaliteit door de afname van de uitstoot van het verkeer. De vestiging van een transportcentrum zal leiden tot een nog minder grote verbetering van de luchtkwaliteit in het zuidelijke deel van Schelluinen en Schelluinen-Oost. Daarnaast zullen er nog meer woningen in een gebied met een hogere geluidbelasting komen te liggen. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in Schelluinen zal er meer duidelijkheid moeten komen over de externe veiligheid in relatie tot de Betuweroute en de N216. De betekenis van de vestiging van een transportcentrum voor de externe veiligheid is op dit moment niet bekend. 9 Persbericht ministerie VROM, 31-01-2004. Nuchter omgaan met risico s; beslissen met gevoel voor onzekerheden. 35

14. Referenties Fast T. et al., oktober 2002. Lokale gezondheidseffectscreening t.b.v. ruimtelijke ordening en milieu. Kwantificering van gezondheidseffecten. GGD Nederland. Grontmij Advies & Techniek, februari 2004. Ontsluitingsstudie transportterrein Schelluinen- West. RIVM, Laboratorium voor Luchtonderzoek, 2002. Jaaroverzicht luchtkwaliteit 2000. Rapportnr. 725 301 008. Adviesgroep AVIV BV, februari 2003. Risicoatlas Hoofdvaarwegen Nederland Adviesgroep AVIV BV, maart 2003. Risicoatlas wegtransport gevaarlijke stoffen. Ministerie Verkeer en Waterstaat, juni 2001. Risicoatlas spoor. Zuiveringsschap Zuidhollandse Eilanden en Waarden, juli 2002. Geurrapport AWZI Schelluinen. Ministerie VROM, 31-01-2004. Persbericht: Nuchter omgaan met risico s; beslissen met gevoel voor onzekerheden. 36

15. Begrippen en afkortingen B(a)P benzo(a)pyreen, een stof die behoort tot de groep polycyclische aromatische koolwaterstoffen AmvB Algemene Maatregel van Bestuur AWZI Afvalwaterzuiveringsinstallatie CAR Calculation of Air pollution from Road traffic CO koolmonoxide COHb koolmonoxide gebonden aan hemoglobine db(a) A-gewogen decibel, een dosismaat voor de geluid die rekening houdt met de gevoeligheid van het menselijk oor ECG electrocardiogram EU Europese Unie FEV1 forced expiratory volume 1 minuut: een maat voor de longfunctie (de hoeveelheid lucht die men met maximale inspanning in één minuut kan uitblazen) ge/m 3 geureenheden per kubieke meter GES Gezondheids Effect Screening GGD Gemeenschappelijke Gezondheids Dienst GR groepsrisico L Aeq,23-7 het equivalente geluidsniveau gedurende de nacht (23.00 7.00 uur) L den L day-evening-night: nieuwe Europese geluidmaat die in de plaats zal komen van de etmaalwaarde L etm etmaalwaarde: een maat voor het geluidsniveau, gedefinieerd als de hoogste van de volgende drie waarden: het equivalente geluidsniveau over de twaalf uren van de dag (7.00 19.00 uur) het equivalente geluidsniveau over de vier uren van de avond (19.00 23.00 uur) vermeerderd met 5 db(a) het equivalente geluidsniveau over de acht uren van de nacht (23.00 7.00 uur) vermeerderd met 10 db(a) µg/m 3 microgram per kubieke meter MTR Maximaal Toelaatbaar Risico: één extra sterfgeval op één miljoen mensen per jaar 37

mvt/etm motorvoertuigen per etmaal NO 2 stikstofdioxide P98 98-percentiel waarde: de waarde die gedurende 98% van de tijd niet wordt overschreden (en dus gedurende 2 % van de tijd wel wordt overschreden). Dit is een maat om piekconcentraties aan te geven. PM 10 fijn stof ( particulate matter met een doorsnede van 10 µm) PR plaatsgebonden risico RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieuhygiëne SRM2 Standaard Reken Methode 2 TC VR Transportcentrum Verwaarloosbaar Risico: één extra sterfgeval op 100 miljoen mensen per jaar VROM Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu VWS Volksgezondheid, Welzijn en Sport ZHZ Zuid-Holland Zuid 38

Bijlagen Figuur 1. Kaart omgeving Schelluinen... 40 Figuur 2. Ligging Transportcentrum Schelluinen-West ten opzichte van de kern Schelluinen... 40 Figuur 3. GES-scores wegverkeer en luchtverontreiniging. A15, stikstofdioxide, berekening 2000 (TNOverkeersmodel)... 41 Figuur 4. GES-scores wegverkeer en luchtverontreiniging. A15 en N216, stikstofdioxide, berekening 2003 (CAR-II model)... 41 Figuur 5. GES-scores wegverkeer en luchtverontreiniging. A15, stikstofdioxide, scenario 2010 (TNOverkeersmodel)... 42 Figuur 6. GES-scores afvalwaterzuiveringsinstallatie en geurhinder. Situatie 2002.... 42 Figuur 7. GES-scores wegverkeer en geluid. A15 en N216, prognose 2015, exclusief Transportcentrum... 42 Figuur 7. GES-scores wegverkeer en geluid. A15 en N216, prognose 2015, exclusief Transportcentrum... 43 Figuur 8. GES-scores wegverkeer en geluid. A15 en N216, prognose 2015, inclusief Transportcentrum.... 43 Figuur 9. GES-scores railverkeer en geluid. Spoorlijn Dordrecht-Gorinchem, prognose 2015.... 44 Figuur 10. GES-scores railverkeer en geluid. Spoorlijn Dordrecht-Gorinchem en Betuweroute cumulatief, prognose 2015... 44 Figuur 11. GES-scores wegverkeer, railverkeer en geluid gecombineerd. Exclusief Transportcentrum.... 45 Figuur 12. GES-scores wegverkeer, railverkeer en geluid gecombineerd. Inclusief Transportcentrum.... 45 Figuur 13. GES-scores wegverkeer en externe veiligheid. A15, situatie 2002, gebaseerd op het plaatsgebonden risico.... 46 Figuur 14. GES-scores LPG-tankstation en externe veiligheid, gebaseerd op het plaatsgebonden risico... 46 Figuur 15. GES-scores LPG-tankstation en externe veiligheid, + indicatieve afstanden, gebaseerd op het groepsrisico... 47 Figuur 16. GES-scores wegverkeer (A15), LPG-tankstation en externe veiligheid, gebaseerd op het plaatsgebonden risico.... 47 Figuur 17. GES-scores hoogspanningslijn en elektromagnetische velden. Schaal 1:5000.... 48 Figuur 18. GES-scores hoogspanningslijn en elektromagnetische velden. Schaal 1:7500.... 48 39

Figuur 1. Kaart omgeving Schelluinen Figuur 2. Ligging Transportcentrum Schelluinen-West ten opzichte van de kern Schelluinen 40

Figuur 3. GES-scores wegverkeer en luchtverontreiniging. A15, stikstofdioxide, berekening 2000 (TNO-verkeersmodel). Figuur 4. GES-scores wegverkeer en luchtverontreiniging. A15 en N216, stikstofdioxide, berekening 2003 (CAR-II model) 41

Figuur 5. GES-scores wegverkeer en luchtverontreiniging. A15, stikstofdioxide, scenario 2010 (TNO-verkeersmodel). Figuur 6. GES-scores afvalwaterzuiveringsinstallatie en geurhinder. Situatie 2002. 42

Figuur 7. GES-scores wegverkeer en geluid. A15 en N216, prognose 2015, exclusief Transportcentrum. Figuur 8. GES-scores wegverkeer en geluid. A15 en N216, prognose 2015, inclusief Transportcentrum. 43

Figuur 9. GES-scores railverkeer en geluid. Spoorlijn Dordrecht-Gorinchem, prognose 2015. Figuur 10. GES-scores railverkeer en geluid. Spoorlijn Dordrecht-Gorinchem en Betuweroute cumulatief, prognose 2015. 44

Figuur 11. GES-scores wegverkeer, railverkeer en geluid gecombineerd. Exclusief Transportcentrum. Figuur 12. GES-scores wegverkeer, railverkeer en geluid gecombineerd. Inclusief Transportcentrum. 45

Figuur 13. GES-scores wegverkeer en externe veiligheid. A15, situatie 2002, gebaseerd op het plaatsgebonden risico. Figuur 14. GES-scores LPG-tankstation en externe veiligheid, gebaseerd op het plaatsgebonden risico. 46

Figuur 15. GES-scores LPG-tankstation en externe veiligheid, + indicatieve afstanden, gebaseerd op het groepsrisico. Figuur 16. GES-scores wegverkeer (A15), LPG-tankstation en externe veiligheid, gebaseerd op het plaatsgebonden risico. 47

Figuur 17. GES-scores hoogspanningslijn en elektromagnetische velden. Schaal 1:5000. Figuur 18. GES-scores hoogspanningslijn en elektromagnetische velden. Schaal 1:7500. 48