Hoofdlijnenbrief 2005 2006



Vergelijkbare documenten
1.1 Herziene versie subsidiëringmodel SLOA t.b.v. uitvoering 2013 en aanvragen 2014

Primair Onderwijs po Voorgezet onderwijs vo

1.1 Herziene versie subsidiëringmodel SLOA t.b.v. uitvoering 2012 en aanvragen 2013

Scholen en professionals in stelling voor kwaliteit, afspraken over beleidsagenda voor de toekomst van het funderend onderwijs

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Hoofdlijnenbrief SLOA

Tweede Kamer der Staten-Generaal

RAPPORT ONAANGEKONDIGD KWALITEITSONDERZOEK BASISSCHOOL MISTE/CORLE

RAPPORT VAN BEVINDINGEN TUSSENTIJDS KWALITEITSONDERZOEK. De Passie Rotterdam Afdeling vwo

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Schets van de Educatieve Agenda

Hoofdlijnenbrief

Regeling impuls beroepsonderwijs voor landelijke organen 2000

1.1 Herziene versie subsidiëringmodel SLOA t.b.v. uitvoering 2009 en aanvragen 2010

voor- en vroegschoolse educatie Convenant uitvoering Boxtels model

DEFINITIEF RAPPORT ONDERZOEK IN HET KADER VAN HET ONDERWIJSVERSLAG OP RKBS HOEKSTEEN

Innovatiebudget Sociaal Domein regio Arnhem

Samen staan we sterker

Innovatiebudget Sociaal Domein gemeente Arnhem

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN 2017 IN DE GEMEENTE. Nederweert

RAPPORT ONDERZOEK IN HET KADER VAN HET VIERJAARLIJKS BEZOEK OP PANTA RHEI. Onderzoeksnummer :

Regeling Kwaliteit Voortgezet Onderwijs

RAPPORT ONDERZOEK IN HET KADER VAN HET VIERJAARLIJKS BEZOEK OP BASISSCHOOL DE LOCKAERT

Resultaatafspraken voor VVE in gemeente Westvoorne

UITKOMST ONDERZOEK PARKENDAAL VOOR PRIMAIR ONDERWIJS TE APELDOORN

RAPPORT ONDERZOEK IN HET KADER VAN HET VIERJAARLIJKS BEZOEK OP BASISSCHOOL 'T MÊÊTJE

RAPPORT ONDERZOEK REKENEN-WISKUNDE BASISSCHOOL 'PATER VAN DER GELD'

Datum Betreft Bestuursakkoord PO-Raad-OCW Geacht schoolbestuur,

RAPPORT JAARLIJKS ONDERZOEK SAMSAM

Visie Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE) gemeente Goirle

Basisschool Koningin Juliana

ONDERZOEK IN HET KADER VAN HET VIERJAARLIJKS BEZOEK OP O.B.S. DE BONGERD

RAPPORT JAARLIJKS ONDERZOEK R.K. BASISSCHOOL CORNELIS MUSIUS

Kadernotitie Voor- en Vroegschoolse Educatie, Een stap vooruit,

RAPPORT VAN BEVINDINGEN ONDERZOEK BIJ

Notitie. Herijking Muziekonderwijs. Datum Afdeling. Publiekszaken en Sociaal Domein. Printdatum: :09:00

De beleidsartikelen (artikel 10)

RAPPORT JAARLIJKS ONDERZOEK HET DRIELUIK. BRIN-nummer : 27XJ Onderzoeksnummer : 88304

RAPPORT JAARLIJKS ONDERZOEK BASISSCHOOL DE STAAIJ

DEFINITIEF RAPPORT VAN HET ONDERZOEK IN HET KADER VAN DE VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE BASISSCHOOL HET MOZAÏEK LOCATIE DE BONGERD

Besluit van 18 mei 2009 houdende vaststelling van kerndoelen voor het speciaal onderwijs (Besluit kerndoelen WEC)

Beleid. Beschrijving trekkersrollen LC en LD. Stichting Openbaar Voortgezet Onderwijs Coevorden, Hardenberg e.o. / De Nieuwe Veste

cultuuronderwijs: het onderwijs gericht op het bereiken van de kerndoelen in het leergebied Kunstzinnige oriëntatie van het primair onderwijs;

Samenvatting. Aanvulling op het ondersteuningsplan ten behoeve van beleid kalenderjaar 2017 RSV Breda PO 30-03

RAPPORT ONDERZOEK IN HET KADER VAN HET VIERJAARLIJKS BEZOEK OP BASISSCHOOL PATER VAN DER GELD

RAPPORT VAN BEVINDINGEN ONDERZOEK NAAR DE KWALITEITSVERBETERING BIJ

RAPPORT JAARLIJKS ONDERZOEK PCB PRINSES JULIANA

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEITSONDERZOEK. CANISIUS COLLEGE, LOCATIE DE GOFFERT afdeling vmbo-tl

RAPPORT JAARLIJKS ONDERZOEK PCBS "LOYSDER HOEK"

Nieuwe verhoudingen Nieuwe dynamiek; Evaluatie /impuls Vensterscholen Groningen. Anita Schnieders Jur de Haan

RAPPORT VAN HET ONDERZOEK IN HET KADER VAN DE VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE PEUTERSPEELZAAL 'T WOELIGE HOEKJE

Actieplan Veilige School

Culemborgs VVE beleid

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE GEMEENTE. Blaricum

Uit het onderzoekskader 2017 van Inspectie van het Onderwijs. Primair onderwijs

RAPPORT ONDERZOEK IN HET KADER VAN HET VIERJAARLIJKS BEZOEK OP OBS NOORDERSCHOOL

RAPPORT JAARLIJKS ONDERZOEK NBBS 'WERKPLAATS KINDERGEMEENSCHAP'

RAPPORT ONDERZOEK IN HET KADER VAN HET VIERJAARLIJKS BEZOEK OP CHRISTELIJKE BASISSCHOOL DE POORT

DEFINITIEF RAPPORT ONDERZOEK IN HET KADER VAN HET VIERJAARLIJKS BEZOEK OP OBS MOLENBEEK

TUSSENTIJDS KWALITEITSONDERZOEK. Frater van Gemert, afdeling vmbo theoretische leerweg

RAPPORT ONDERZOEK IN HET KADER VAN HET VIERJAARLIJKS BEZOEK OP DE LEIDSE HOUTSCHOOL

RAPPORT JAARLIJKS ONDERZOEK BASISSCHOOL DE VLIER

RAPPORT PERIODIEK KWALITEITSONDERZOEK BASISSCHOOL BEATRIX

Toelichting ontwikkelingsperspectief

Basisschool Rehoboth. Kwaliteitsonderzoek. vroegschoolse educatie

SANYU VOOR PRIMAIR ONDERWIJS

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA Den Haag. Datum 25 november 2011 Betreft Bestuursafspraken G4 en G33

RAPPORT VAN BEVINDINGEN TUSSENTIJDS KWALITEITSONDERZOEK. Leeuwenhartschool

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEITSONDERZOEK. : De Toermalijn. Onderzoeksnummer :

Bestuursafspraken G4/G33 -Rijk Effectief benutten van vve en extra leertijd voor jonge kinderen

RAPPORT JAARLIJKS ONDERZOEK BASISSCHOOL DE MULDERSHOF

RAPPORT JAARLIJKS ONDERZOEK R.K.B.S. "SINT MAARTENSCHOOL"

RAPPORT VAN BEVINDINGEN. Basisschool t Kwekkeveld

RAPPORT JAARLIJKS ONDERZOEK ISLAMITISCHE BASISSCHOOL AL-IHSAAN

RAPPORT ONDERZOEK IN HET KADER VAN HET ONDERWIJSVERSLAG BASISSCHOOL DE BONGERD

Korte versie beleidsplan

RAPPORT ONDERZOEK IN HET KADER VAN HET VIERJAARLIJKS BEZOEK OP PCBS DE RIETLANDEN

Curriculum in beweging

VO RAPPORT VAN BEVINDINGEN OV Sgs. Amsterdam-Zuid (loc. Apolloschool LWOO) De Apollo VMBOGT

RAADSVOORSTEL Rv. nr.: B en W-besluit d.d.: B en W-besluit nr.:

BIJLAGE 5. WAARDERINGSKADER VOORSCHOOLSE EDUCATIE

RAPPORT VAN BEVINDINGEN TUSSENTIJDS KWALITEITSONDERZOEK OP OBS OETKOMST IN KOLHAM

RAPPORT ONDERZOEK REKENEN-WISKUNDE BASISSCHOOL ALBERT SCHWEITZER

Prestatie-overeenkomst subsidie peuterspeelzaal Lennisheuvel en WE- doelgroepkinderen in 2016: H. SchujjŗmşíP-^''^

Bijlage 2. Uitwerking zorgplicht

Carbooncollege Rombouts, afdeling vwo en havo Brunssum

RAPPORT ONDERZOEK IN HET KADER VAN HET VIERJAARLIJKS BEZOEK OP RKBS ANNE FRANK

Voldoende is niet goed genoeg.. Strategisch beleidsplan 2015/2019. Stichting H 3 O

ONDERZOEK IN HET KADER VAN HET VIERJAARLIJKS BEZOEK OP FLORASCHOOL

RAPPORT ONDERZOEK IN HET KADER VAN HET VIERJAARLIJKS BEZOEK OP BASISSCHOOL HET ANKER

RAPPORT JAARLIJKS ONDERZOEK ISLAMITISCHE BASISSCHOOL 'IKRA'

DEMOCRATISCHE SCHOOL UTRECHT VOOR PRIMAIR ONDERWIJS

RAPPORT VAN BEVINDINGEN ONDERZOEK IN HET KADER VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE. o.b.s. Angelslo Pippeloentje

DE AARDESCHOOL VOOR PRIMAIR ONDERWIJS

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN IN DE GEMEENTE. Weststellingwerf

RAPPORT VAN BEVINDINGEN TUSSENTIJDS KWALITEITSONDERZOEK. o.b.s. De Aanloop

Overeenkomst WEER SAMEN NAAR SCHOOL +

(registeropleiding Post-HBO)

PILOTONDERZOEK SOCIALE KWALITEIT. Alphons Laudyschool

RAPPORT VAN BEVINDINGEN. Onderzoek naar kwaliteitsverbetering. Hanze College, afdeling vmbo g/t

Transcriptie:

Hoofdlijnenbrief 2005 2006 1 april 2004 1

Inhoudsopgave Hoofdstuk 1 Inkadering activiteiten 5 1.1 Terugblik SLOA 5 1.1.1 Rapportage 2002-2003 naar de Tweede Kamer 5 1.1.2 Tussenrapportages 2003 6 1.2 Strategisch kader 2005 2006 6 1.3 Operationele uitvoering 8 1.3.1 Budgettair kader 8 1.3.2 VBTB 8 1.4 Beoordelingscriteria van de ingediende plannen 8 1.5 Meer ruimte met meervoudige verantwoording 10 1.6 Verslaglegging 10 Hoofdstuk 2 Primair Onderwijs 12 2.1 Inleiding 12 2.2 Versterking van de kwaliteit 12 2.2.1. Professionalisering en leiderschap 12 2.2.2. Kern- en tussendoelen, leerlijnen en leerlingvolgsysteem 12 2.2.3. Kwaliteitszorg 13 2.2.4. ICT en onderwijs aan zieke kinderen 13 2.2.5. Methodegids 14 2.2.6. Interactief taalonderwijs 14 2.2.7. Taal- en rekencoördinator 14 2.2.8. Friese taal 14 2.2.9. Cultuur en school 15 2.2.10. Sociale cohesie 15 2.2.11. Techniek 16 2.2.12. Duurzaam leren 17 2.2.13. Bewegingsonderwijs 17 2.3 School en omgeving 18 2.3.1. Inleiding 18 2.3.2. Onderwijskansen 19 2.3.3. Voor- en vroegschoolse educatie 19 2.3.4. Gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid 19 2.3.5. Jeugd en veiligheid 20 2.3.6. Specifieke doelgroepen 20 2.4 Omgaan met verschillen 20 2.4.1. Implementatie WSNS+ 20 2.4.2. Hoogbegaafden 21 2.5 De Wet op de expertisecentra (WEC) en de scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs 21 2.5.1. Kern- en tussendoelen, leerlijnen en leerlingvolgsysteem 22 2.5.2. Onderwijskundige ontwikkeling REC s 22 2.5.3. Commissie voor de indicatiestelling 22 2.5.4. Arbeidstoeleiding 23 2.5.5. Overige doelgroepen 23 2

Hoofdstuk 3 Voortgezet Onderwijs 24 3.1 Inleiding 24 3.2 Innovatieactiviteiten 24 3.2.1 Meer ruimte met meervoudige verantwoording 24 3.2.2 Innovatie 25 3.2.3 ICT en het Voortgezet Onderwijs 26 3.2.4 Emancipatie 26 3.2.5 Ondersteuning moderne vreemde talen 27 3.2.6 Eindexamen geschiedenis 27 3.3 De maatschappelijke opdracht van de school 27 3.3.1 Versterking van de positie van de school 27 3.3.2 Sociale cohesie (inclusief intercultureel onderwijs) 28 3.3.3 Veiligheid op school 28 3.3.4 Specifieke doelgroepen 29 3.3.5 Cultuur en School 29 3.3.6 Loopbaanoriëntatie en begeleiding 29 3.3.7 Gezondheidseducatie (GVO) 30 3.4 De relaties tussen school, leerkrachten, ouders, leerlingen 30 3.5 Bestrijding van voortijdig schoolverlaten 30 3.5.1 Dertig procent mindere schoolverlaters in 2006 30 3.5.2 Onderwijsachterstandenbeleid 31 3.5.3 Zorgstructuren in en rondom het onderwijs 31 3.6 Doorontwikkeling van het vmbo 32 3.7 Overige projecten 32 3.7.1 School en sport 32 3.7.2 Hoogbegaafden 34 3.7.3 Nulprojecten 35 3.7.4 Béta-Olympiades 35 3.8 Verdere SLOA-activiteiten 35 3.8.1 Dentankactiviteiten 35 3.8.2 Expertisecentrum Citogroep 36 3.8.3 Ontwikkelactiviteiten 36 3.8.4 HVO en SOVO 37 3.8.5 Kortlopend veldonderzoek 37 3.8.6 Regeling Veldaanvragen 37 3.8.7 Bureau Veldadvisering 37 3.8.8 Nationaal Informatiecentrum Leermiddelen (NICL) 37 Hoofdstuk 4 Beroepsonderwijs en Volwasseneneducatie 38 4.1 Inleiding 38 4.2 KOERS BVE: drie trends 38 4.3 Profielschetsen CINOP, SLO, Citogroep en LPC 38 Bijlagen. 40 Bijlage 1. Herziene versie subsidiëringsmodel SLOA t.b.v. uitvoering 2004 en aanvragen 2005. 40 Bijlage 2. Tijdpad voor uitvoering reguliere SLOA-activiteiten. 42 3

Bijlage 3. Format aanvragen. 45 Bijlage 4. Format rapportages. 46 Bijlage 5. VBTB bij de Hoofdlijnenbrief SLOA 2005 2006. 47 4

Hoofdstuk 1 Inkadering activiteiten 1.1 Terugblik SLOA Eind 2003 is ingevolge artikel 9, van de Wet SLOA de verslaglegging over de periode 2001 2002 naar de Kamer verzonden. In dit verslag is een overzicht gegeven van de activiteiten die door de instellingen in deze periode zijn verricht. Daarnaast bieden tussenrapportages over 2003 de mogelijkheid om te constateren hoe het gesteld is met de voortgang van de projecten. In het onderstaande een overzicht van de rapportage en de tussenrapportages. 1.1.1 Rapportage 2001 2002 naar de Tweede Kamer Een aantal activiteiten was gericht op het ondersteunen van de scholen in het primair en voortgezet onderwijs bij de invoering van het onderwijsbeleid. Deze ondersteuningsactiviteiten hadden tot doel in het kader van autonomie en deregulering de ontwikkeling naar meer eigen verantwoordelijkheid van de scholen waar te maken. In het primair onderwijs kwam de nadruk te liggen op de kwaliteitsverbetering waarbij scholen in interactie met hun omgeving in hoge mate zelf invulling gaven aan goed onderwijs. Andere ondersteuningsactiviteiten waren gericht op de thema s interactief taalonderwijs, leerlijnen, de methodengids, kerndoelen en leerlingvolgsystemen. Daarnaast verleenden de ondersteuningsinstellingen diensten aan scholen bij hun deelname in en uitvoering van het gemeentelijk achterstandenbeleid, de brede schoolontwikkeling en het onderwijs aan asielzoekers. Reguliere scholen voor basisonderwijs werden ondersteund bij hun streven tegemoet te komen aan specifieke behoeften van leerlingen met leermoeilijkheden. In het voortgezet onderwijs werden diverse projecten uitgevoerd in de onderbouw, het vmbo, het praktijkonderwijs en de tweede fase. Het gaat om projecten als Minder handen voor de klas, de vormgeving van praktische sectororiëntatie en de kerndoelen. In het vmbo werd het project Scholen in vmbo uitgevoerd om scholen te ondersteunen bij de invoering en vormgeving van de leerwegen. Daarnaast werd aandacht besteed aan de examenontwikkeling. In samenwerking met het praktijkonderwijs werden diverse projecten uitgevoerd onder andere om de deelname van leerlingen aan het praktijkonderwijs te bevorderen. Leerkrachten werden ondersteund bij het gebruik van Promotie in de klas. Verder werden projecten uitgevoerd op het terrein van het doelgroepenbeleid, onderwijskansenscholen, de brede school, veiligheid in de school en het onderwijs aan asielzoekers. In de BVE-sector werden projecten uitgevoerd om de kwaliteit en toegankelijkheid te verbeteren en de regionale samenwerking te bevorderen. De SLO ontving een groot aantal aanvragen van roc s en bedrijfstakgroepen om ondersteuning op het terrein van de kwaliteitsverbetering en de doorstroming. Een aantal aanvragen is gecombineerd uitgevoerd. De projecten leverden uiteenlopende producten op zoals handreikingen, les- en praktijkboeken en ontwerp- en onderwijsmodellen. Het CITO bood ondersteuning bij toetsing en examinering op landelijk of regionaal niveau. Daarnaast adviseerde het bij het gebruik van assessmenttechnieken en beoordeling van portfolio s die het product waren van onderwijsarrangementen waarin leerlingen competenties aanleerden. Het CINOP voerde innovatieprojecten uit die erop waren gericht verworven inzichten en ontwikkelde producten in de praktijk te implementeren. Dit leverde een website beroepskolom op, de ontwikkeling van een aantal senario s, portfolio s, presentaties, netwerken, cursussen en brochures. 5

De SLOA-instellingen voeren denktankactiviteiten uit voor alle drie de sectoren met het doel om maatschappelijke ontwikkelingen te vertalen naar de onderwijspraktijk. Er zijn diverse activiteiten uitgevoerd die zich hebben gericht op de verbetering van het leren, de effectiviteit van leerprocessen, en het ontwikkelen van nieuwe modellen en methodieken. In het voortgezet onderwijs werden projecten uitgevoerd die tot doel hadden het onderwijs anders te organiseren. Hierbij werd samengewerkt met adviescommissies en vertegenwoordigers van de scholen. 1.1.2 Tussenrapportages 2003 De Wet SLOA vraagt de instellingen twee keer per jaar te rapporteren over het verloop van de projecten indien de instellingen verwachten dat deze uitlopen of dat het budget wordt overschreden. Uit de rapportages uit september en december 2003 blijkt dat op een aantal uitzonderingen na de projecten binnen de afgesproken tijd waren afgerond. Ook van de beloofde producten wordt verwacht dat zij op tijd worden opgeleverd. Een beperkt aantal projecten is vertraagd. De instellingen hebben daarnaast verzocht activiteitenkosten met personele kosten te mogen compenseren. Het samenstellen van een volledig verslag over de activiteiten van 2003 is nog niet mogelijk omdat de gegevens volgens de SLOA-procedures pas uiterlijk 30 juni beschikbaar zijn. 1.2 Strategisch kader 2005 2006. De uitgangspunten voor de Hoofdlijnenbrief 2005 2006 zijn globaal geformuleerd in de Rijksbegroting voor het jaar 2004. Deze uitgangspunten zijn deels een voortzetting van het beleid dat in de vorige Hoofdlijnenbrief 2003 2004 aan de SLOA-instellingen bekend is gemaakt. Het onderwerp Deregulering, autonomie en rekenschap blijft een belangrijke prioriteit. De veranderde relatie tussen rijksoverheid en de onderwijsinstellingen komt voort uit de overtuiging dat een afstandelijker opstelling meer ruimte overlaat aan het eigen initiatief en het nemen van meer verantwoordelijkheid. Hiervan wordt verwacht dat dit bijdraagt aan een verbetering van de kwaliteit van het onderwijs. Van het wegvallen van regels wordt ook verwacht dat de beschikbare financiële middelen beter zullen worden benut. De overheid formuleert de kaders waarbinnen deze ontwikkelingen kunnen plaatsvinden. Scholen geven hieraan in samenwerking met derden een eigen invulling, rekening houdend met de eigen behoeften. Deze brief beoogt een verdere verschuiving te bewerkstelligen naar een beleid dat er meer op is gericht het overleg tussen SLOA-instellingen en scholen over doelstellingen en uitvoering van de projecten te bevorderen. Dit overleg moet er toe leiden dat de projectvoorstellen goed aansluiten bij de behoeften aan ondersteuning die binnen de scholen aanwezig zijn. De overheid formuleert in deze brief op de verschillende aandachtsterreinen globaal de beleidsdoelstellingen van de onderwijsondersteuning, de definitieve uitwerking en de te verwachten prestaties en producten moeten blijken uit de ingediende projectaanvragen. De inzet naar meer deregulering en autonomie heeft in onderwijsinhoudelijk, organisatorisch en financieel opzicht gevolgen voor het functioneren van de school zelf. Deze zal immers steeds meer de verantwoording moeten dragen voor haar onderwijs kundig, financieel en kwaliteitsbeleid. Het uitzetten van een kwalitatief goed kwaliteitsbeleid is wezenlijk om het eigen functioneren jaarlijks te kunnen toetsen en waar nodig bij te stellen. Het onderwerp schoolontwikkeling is hier een 6

centraal gegeven. Projecten moeten voor zover van toepassing mede worden bezien op hun bijdrage aan het zelfstandig functioneren van onderwijsinstellingen. De Kennissamenleving staat als onderwerp eveneens hoog op de agenda van het kabinet. Innovatie is het middel om via het onderwijs en onderzoek de economie te versterken. De economie moet duurzaam groeien om de toename van de welvaart veilig te stellen en het behoud van de werkgelegenheid te bevorderen. Ambitieuze doelstellingen om er naar te streven dat Europa op termijn het meest innovatieve werelddeel zal zijn, werden in maart 2000 geformuleerd op de Europese Top in Lissabon. Het onderwijs moet daarbij een zichtbare bijdrage leveren aan de versterking van de kennissamenleving. De formulering van deze ambitie heeft gevolgen voor de sectoren po, vo en bve. Leerlingen en leerkrachten zullen moeten worden voorbereid op hun deelname aan en het functioneren in de kennissamenleving. De inzet van ICT is een krachtig middel om de innovatie te bevorderen. Het onderwijs kan daarnaast de voorbereiding op en de deelname aan de samenleving bevorderen door gebruik te maken van diensten van andere instellingen die op het terrein van kennisvoorziening reeds een positie hebben ingenomen, zoals bibliotheken. Het gaat erom om het enorme aanbod aan informatie te selecteren, te waarderen en te verwerken. Voldoende technisch geschoolden zijn noodzakelijk. Het kabinet heeft zich tot doel gesteld 15 procent meer studenten in te laten stromen in de studies bétatechniek. Om dat te bereiken is het wenselijk jongeren in een vroegtijdig stadium te interesseren voor de techniek. Verdere contacten met het bedrijfsleven zijn essentieel om leerlingen in contact te brengen met technologie en hen hiervoor wezenlijk te interesseren. Een derde speerpunt waar het kabinet zich op richt is te bevorderen dat in de komende periode Meer mensen in het onderwijs werkzaam zullen zijn. Het lerarenberoep moet weer aantrekkelijk worden, gelet op de groeiende behoefte van het onderwijs aan de invulling van banen die in de komende periode vrijkomen. Naast de inzet van lerarenopleidingen worden ook andere mogelijkheden aangeboden om in een toekomstig tekort te voorzien. Scholen krijgen een grotere verantwoordelijkheid voor de opleiding en begeleiding van docenten en zij-instromers. Ook worden er doorstroomtrajecten tot ontwikkeling gebracht waarbij onderwijsassistenten na gebleken geschiktheid de mogelijkheid hebben om naar het lerarenberoep door te stromen. Als vierde speerpunt wordt gestreefd naar Een maximale participatie aan de samenleving. Het Kabinet wil zoveel mogelijk de deelname bevorderen aan en de toegang vergemakkelijken tot onderwijs, cultuur en wetenschap. Een goede beheersing van de Nederlandse taal om als volwaardig lid van de samenleving te kunnen functioneren is daarbij een voorwaarde. Het niet of te weinig deelnemen aan het onderwijs verhindert de kans op een actief burgerschap van leerlingen op latere leeftijd. Het is van het grootste belang achterstanden te bestrijden. Het kabinet wil hierin een actieve rol spelen en streeft ernaar in 2006 het aantal voortijdig schoolverlaters met 30 procent te hebben teruggedrongen ten opzichte van 1999. De leerloopbaan van jongeren komt centraal te staan waarbij een startkwalificatie als goede basis wordt gezien voor een verdere ontwikkeling. 7

1.3 Operationele uitvoering 1.3.1 Budgettair kader De Wet SLOA voorziet in een afzonderlijk budget per instelling en per mantel. Het voor de instellingen rechtstreeks beschikbare innovatiebudget neemt de komende twee jaar af. Zo is in 2005 18.250.345 beschikbaar en 16.745.345 in 2006. De niet voor de instellingen rechtstreeks beschikbare middelen uit het innovatiebudget worden ter beschikking gesteld voor projecten waarop ook instellingen kunnen inschrijven die niet door de Wet SLOA zijn geregeld. Dit biedt meer kansen op marktwerking bij de onderwijsondersteuning. Scholen hebben zo meer mogelijkheden om de eigen verantwoordelijkheid waar te maken en onderwijsondersteuning te verkrijgen die het meest bij de eigen ondersteuningsbehoeften past. In de mantels denktankactiviteiten en overige SLOA-activiteiten blijven de middelen gereserveerd voor bestaande activiteiten zoals het NICL en de productie en uitvoering van de examens in het voortgezet onderwijs. Voor denktankactiviteiten is zowel in 2005 als in 2006 een bedrag beschikbaar van 10.945.345. Daarnaast kunnen scholen op eigen initiatief gebruik maken van SLOA-middelen voor de financiering van specifieke vernieuwingsprojecten. De organisatie en toewijzing hiervan wordt verzorgd door de SLO. Ook kunnen scholen over middelen beschikken om kortlopend veldonderzoek uit te laten voeren door derden om vragen uit de praktijk te kunnen beantwoorden. Voor veldaanvragen is zowel in 2005 als in 2006 3.625.000 beschikbaar en voor kortlopend veldonderzoek wordt in beide jaren 800.000 per jaar ter beschikking gesteld. De oploop in de meerjarige reeksen ten opzichte van 2004 is ter indicatie opgenomen. Dit betekent dat voor de oploop nog geen juridische en bestuurlijke verplichtingen worden aangegaan; deze middelen zijn beleidsmatig gereserveerd. 1.3.2 VBTB In de Hoofdlijnenbrief 2003-2004 werd een eerste aanzet gegeven tot een aanpassing van de SLOA-aanvragen aan de VBTB-systematiek van de departementen. In een afzonderlijke brief aan de instellingen is in een latere fase aangegeven wat deze hernieuwde systematiek betekende voor de in te dienen projectplannen. Deze brief is de leidraad geweest voor de uitvoering en verantwoording van de plannen die voor het kalenderjaar 2003 zijn ingediend en per 2004 worden uitgevoerd. Deze Hoofdlijnenbrief benadrukt de verdere inbedding van de VBTB-systematiek in de aanvragen van de instellingen. Zij heeft tot doel bij te dragen aan een meer uniforme verantwoording van de toegekende projecten om het resultaatbereik te vergroten. Afzonderlijke voorschriften voor de toepassing van de VBTB-systematiek zijn in het Controleprotocol 2004 opgenomen. 1.4 Beoordelingscriteria van de ingediende plannen Het voornemen om de uitvoering en de formulering van de opbrengsten van de projecten meer over te laten aan de SLOA-instellingen en de scholen laat onverlet dat bij de beoordeling van de ingediende projectplannen criteria worden gehanteerd om ze te beoordelen op hun bijdrage aan het gevoerde onderwijsbeleid. Het formuleren van deze voorwaarden vooraf voorkomt dat achteraf discussies worden gevoerd bijeventuele afwijzing van projecten over de kaders waarbinnen deze kunnen worden uitgevoerd. In het onderstaande zijn deze criteria geformuleerd: 8

- past de aanvraag binnen de hoofdlijnen van beleid van de afzonderlijke directies? - voorziet de aanvraag in een ondersteuningsbehoefte van het onderwijsveld en waar blijkt dat uit? Bovendien zal bij de beoordeling van de aanvragen veel belang worden gehecht aan: - de inzet van aantoonbare deskundigheid; - het bereiken van een substantieel deel van het onderwijsveld met het betreffende product of nieuw ontwikkelde dienst; - de formulering van kwaliteitswaarborgen, w.o. de afstemming met het onderwijsveld tijdens het productontwerp en de productontwikkeling; - de voortgangsbewaking door middel van tussentijdse rapportages; - de zorg voor implementatie van producten en diensten; - de afstemming met de betreffende velddirecties; - de wijze waarop de SLOA-instellingen zorgdragen voor verspreiding van de resultaten naar het onderwijsveld (conferenties, websites, verspreiding van goede praktijkvoorbeelden, andere PR-activiteiten; - een reële financiële begroting op onderdelen: personeel, materieel en overhead; - de evaluatie van de geplande activiteiten. Aanvullende voorwaarden Van de SLOA-instellingen worden in onderling overleg geformuleerde projectvoorstellen (nieuw hetzij doorlopend) gevraagd voor een ondersteuningsaanbod aan scholen, eventueel aangevuld met door scholen zelf geïdentificeerde onderwerpen. Het aanbod dient bij voorkeur gericht te zijn op scholen georganiseerd in een netwerkverband, dit in verband met de overdracht van opgedane leerervaringen. Het ondersteuningsaanbod dient waar mogelijk in samenwerking en afstemming met andere organisaties en deskundigen die op het terrein van schoolontwikkeling actief zijn (VVO, VSWO, Platform Beroepsonderwijs, Taakgroep Vernieuwing Basisvorming, Landelijk Werkverband Praktijkonderwijs, BVE-Raad e.a.) tot stand te komen. Tussen scholen en SLOA-instellingen worden in een overeenkomst de voorwaarden en inspanningsverplichtingen van beide partijen vastgelegd. In ieder geval dienen daarin de volgende inspanningsverplichtingen opgenomen te worden: - de betrokkenheid van schoolleiding, middenmanagement, docenten en leerlingen bij het project; - een regelmatige evaluatie door beide partijen van de voortgang van het project waarbij helder wordt aangegeven waaraan het bereikte wordt afgemeten (nulmeting); - de wijze waarop scholen en SLOA-instellingen zorg dragen voor overdracht van de opgedane ervaringen binnen het netwerk. De projectvoorstellen zullen naast een specifieke opbrengst ten behoeve van het genoemde aandachtsveld tegelijkertijd rekening moeten houden met hun bijdrage aan de schoolontwikkeling in zijn geheel. Scholen krijgen zodoende zelf meer verantwoording voor de onderscheiden projecten. Hier zijn de volgende aandachtspunten van toepassing: - school formuleren hun eigen beleid binnen de kaders van deze brief op grond van inhoudelijke en praktische overwegingen; - zij bepalen zelf prioriteiten en het tempo van de ontwikkeling. 9

1.5 Meer ruimte met meervoudige verantwoording Kwaliteitszorg en kwaliteits(zorg)beleid zijn belangrijke instrumenten voor het sturen en bewaken van de kwaliteit en de resultaten van het onderwijs. Onderwijsinstellingen hebben er behoefte aan een volledig ontwikkeld en adequaat functionerend stelsel van kwaliteitszorg te realiseren. Het is van belang dat instellingen zich toeleggen op de ontwikkeling van een betrouwbaar en valide zelfevaluatie-instrument. Grotere ruimte om onder eigen verantwoordelijkheid onderwijsbeleid in de school uit te voeren,betekent ook dat meer de nadruk komt te liggen op rekenschap over het gevoerde beleid. De school legt niet alleen verantwoording af aan de overheid, maar ook aan de directe omgeving: ouders, leerlingen, deelnemers, de directe omgeving en waar van toepassing het bedrijfsleven, leerbedrijven, de kenniscentra en het vervolgonderwijs. Scholen en instellingen hebben namelijk in hun maatschappelijke omgeving te maken met een grote diversiteit aan belanghebbenden en gebruikers die iets van hen verwachten of aanspraken kunnen maken op kwaliteit, toegankelijkheid en doelmatigheid. Het is aan de scholen en instellingen om te bepalen op welke manier zij de dialoog met de verschillende partijen aangaan, voor zover daar geen wettelijk vereiste voorschriften voor bestaan. Zij kunnen de opbrengsten van deze dialoog aanwenden om hun sterke en zwakke plekken op te sporen. Verbeter- en vernieuwingsacties dienen vervolgens te zijn ingebed in een systeem van kwaliteitszorg. Van belang is dat er een verbinding wordt gelegd tussen onderwijsproces, onderwijsopbrengsten en inzet van middelen/ capaciteiten. De onderwijsondersteunende instellingen dienen de onderwijsinstellingen te ondersteunen bij het transparant maken van beleid en resultaten, en het (verder) ontwikkelen van de publieke verantwoording. 1.6 Verslaglegging In gevolge artikel 9 van de Wet SLOA doet de minister eenmaal per twee jaar verslag van de uitvoering van de gesubsidieerde activiteiten. Voor 1 januari 2005 is het verslag over de periode 2001 2002 naar de Kamer verzonden. Het verslag over de periode 2003 2004 zal vooor 1 januari 2006 aan de Kamer worden aangeboden. De voorschriften voor de financiële rapportage van de instellingen over de besteding van de toegekende middelen voor het jaar 2004 zijn in het Controleprotocol 2004 vastgelegd. Voor de jaren 2005 en 2006 zal dit protocol, waar de omstandigheden dit vereisen, worden aangepast. Van de voortgang van de projecten wordt een inhoudelijke rapportage opgeleverd in de maanden september en december. Daarnaast verplichten de beschikkingen van de goedgekeurde projecten de SLOA-instellingen om een eindrapportage op te leveren. Er wordt verwacht dat de SLOA-instellingen in ieder geval in hun eindrapportages verslag uit brengen over: 1) Het aantal scholen waaraan ondersteuning is geboden, het aantal betrokken participanten in de school (schoolleiders, docenten en leerlingen); 2) Welke andere actoren/organisaties betrokken waren; 3) De voorwaarden die aan scholen gesteld zijn om voor ondersteuning in aanmerking te komen; 4) De behaalde resultaten uitgesplitst naar: 10

- thema, - kritische succesfactoren, ervaren knelpunten en eventueel suggesties tot oplossing hiervoor, - de uitkomst van evaluatie van de bereikte resultaten gerelateerd aan een voor aanvang van de ondersteuning gehouden nulmeting, - de opbrengst voor leerlingen en docenten en hoe die opbrengst is ervaren, - ondernomen overdrachtsactiviteiten (website, video s, aantal conferenties etc.). 5) De omvang van de ondersteuning door de SLOA-instellingen (aantal dagdelen, begeleiding bij evaluatie etc.) en de totale kosten van het project. 11

Hoofdstuk 2 Primair Onderwijs 2.1 Inleiding De hoofdlijnen van het beleid voor primair onderwijs zullen dit jaar in samenspraak met ouders, onderwijspersoneel en onderwijsmanagement worden opgesteld en publiek gemaakt in de berichtgeving over de Koers PO. Vooralsnog wordt aangesloten bij de indeling in hoofdlijnen uit voorgaande jaren. De hoofdlijnen van beleid worden voor de volgende drie thema s uiteengezet: 1) Versterking van de kwaliteit 2) School en omgeving 3) Omgaan met verschillen en de Wet op de Expertisecentra. Deze drie onderwerpen worden in de volgende paragrafen uitgewerkt. 2.2 Versterking van de kwaliteit Meer beleidsruimte leidt niet zondermeer tot een versterking van de kwaliteit. Besturen en scholen hebben de verantwoordelijkheid voor het ontwikkelen van een eigen kwaliteitsbeleid. De SLOA instellingen wordt verzocht hun expertise op dit terrein ter beschikking te stellen aan het onderwijsveld. 2.2.1 Professionalisering en leiderschap Om het aantal regels te verminderen en de autonomie van scholen te vergroten zal per 1 augustus 2006 lumpsumfinanciering worden ingevoerd in het primair onderwijs. De Uitwerkingsnotitie Lumpsum Primair Onderwijs die bij brief van 13 januari 2004 en de Notitie pilot lumpsum die bij brief van 26 januari 2004 naar de Tweede Kamer zijn toegestuurd, geven de informatie over het invoeringstraject van de lumpsumfinanciering. In de brief van 31 oktober 2003 is de Tweede Kamer geïnformeerd over de invoering van de vraagfinanciering schoolbegeleiding. Beoogd wordt om daarmee op 1 augustus 2005 te starten. Van scholen zal dan worden gevraagd om zelf ondersteuningsvragen te identificeren en te formuleren. De instellingen worden uitgenodigd om scholen te ondersteunen bij het professionaliseren op deze gebieden zonder dat dit ten koste gaat van het onderwijskundige leiderschap. 2.2.2 Kern- en tussendoelen, leerlijnen en leerlingvolgsysteem Bij de aanvang van het schooljaar 2005 2006 zullen herziene kerndoelen voor het basisonderwijs gaan gelden. Om scholen te ondersteunen bij het concretiseren van deze kerndoelen in de praktijk zullen scholen worden ondersteund door het ontwikkelen van bijpassende leerlijnen, tussendoelen en toetsen (leerlingvolgsysteem). In de afgelopen jaren zijn door het Freudenthal Instituut, de SLO en het Expertisecentrum Nederlands leerlijnen ontwikkeld en deels geïmplementeerd. De instellingen kunnen aangeven op welke wijze zij een bijdrage kunnen leveren aan de voorbereiding van de implementatie van de nieuwe kerndoelen en deskundigheidsbevordering van leraren op dit gebied, evenals aan de implementatie van al ontwikkelde leerlijnen. 12

2.2.3 Kwaliteitszorg Vergroting van de autonomie van scholen en meer rekenschap vragen van scholen voor het gevoerde beleid maakt het meer en meer noodzakelijk voor scholen om aan kwaliteitszorg te doen. Kwaliteitszorg is ook noodzakelijk om de doelstellingen ten aanzien van de kennissamenleving te kunnen halen. Het project Q*Primair heeft tot doel besturen en scholen te stimuleren zelf verantwoordelijkheid te nemen voor een eigen kwaliteitsbeleid en voor het afleggen van verantwoording over de bereikte resultaten. Het project is eind 2001 gestart en heeft een looptijd van vijf jaar. Op allerlei fronten wordt binnen dit project samenwerking gezocht met actoren in het veld van kwaliteitsverbetering. Daarbij gaat het uiteraard om afstemming met het project Q 5, dat al enige jaren in het voortgezet onderwijs vergelijkbare doelen nastreeft. Ook met de Onderwijsinspectie wordt afstemming gezocht. Het proportionele schooltoezicht zoals dat door de Onderwijsinspectie wordt uitgevoerd vormt in het traject van kwaliteitszorg het sluitstuk. De intensiteit van het onderzoek dat de Inspectie uitvoert is afhankelijk van de mate waarin scholen aan zelfevaluatie doen en de aanpak en de resultaten van die zelfevaluatie. Ook schooldoorlichtingen en collegiale visitaties behoren tot de instrumenten die voor de uitvoering van externe kwaliteitszorg gebruikt kunnen worden. De activiteiten binnen SLOA-kader die voor Q-primair in voorgaande jaren zijn gestart kunnen op verzoek worden voortgezet. Aandachtspunt binnen het beleid zijn de zeer zwak presterende scholen. De instellingen kunnen aangeven op welke wijze zij een bijdrage kunnen leveren aan de verbetering van de kwaliteit op deze scholen. Ten behoeve van de landelijke kwaliteitsbewaking wordt het Expertisecentrum Citogroep, op verzoek, ook in 2005 in de gelegenheid gesteld om de periodieke peiling van het onderwijsniveau (PPON) uit te voeren. De instellingen kunnen tevens aangeven op welke wijze zij eraan kunnen bijdragen om aanbevelingen uit de PPON-rapportages van de afgelopen jaren te realiseren. 2.2.4 ICT en onderwijs aan zieke kinderen Door de integratie van ict wordt het onderwijs verrijkt, verbeterd en aantrekkelijker gemaakt voor de leerlingen en leraren. Ict kan daarnaast een bijdrage leveren aan het verminderen van de administratieve lasten van leraren en management. Ict is niet langer doel op zich maar een middel om andere doelen, zoals kwalitatief goed onderwijs en aansluiting van het onderwijs op de kennissamenleving, te realiseren. In de afgelopen jaren is een advies- en ondersteuningsstructuur met aandacht voor kennisdisseminatie tot stand gekomen. De Stichting Kennisnet speelt een rol bij het realiseren van een kwalitatief hoogwaardig aanbod van relevante content en diensten, Stichting Ict op School fungeert als procescoördinator en consumentenorganisatie. Tot de verworvenheden van het ict beleid van de afgelopen periode behoren de enorme groei van het aantal op Internet aangesloten computers, het groeiende ict gebruik in de klas en de toename van de vaardigheden van de leraren. Actuele aandachtspunten zijn: geschikte educatieve software, de didactische inzet van ict en de ontwikkeling van didactische ict-vaardigheden door leraren. Voor de lopende ict-projecten kunnen verzoeken tot voortzetting worden ingediend. In de brief van 17 oktober 2003 is de Tweede Kamer geïnformeerd over de evaluatie van de Wet onderwijs aan zieke leerlingen. In het hierop volgende schriftelijke overleg is ook de betekenis van ict voor het onderwijs aan zieke leerlingen benadrukt. Met 13

verwijzing hiernaar wordt van de lpc een voorstel gevraagd om protocollen en handreikingen te ontwikkelen voor het gebruik van ict bij het onderwijs aan zieke leerlingen. 2.2.5 Methodegids Sinds enige jaren brengt de SLO methodegidsen uit. In deze gidsen worden onderwijsmethoden op 9 kwaliteitscriteria beoordeeld. Gezien de behoefte aan actuele gegevens over onderwijsmethoden worden deze op een website gepubliceerd. Ook wordt op de actualiteit ingespeeld door twee maal per jaar een informatiebulletin uit te brengen. De onderwijsinhouden worden voor een belangrijk deel aangeboden via onderwijsmethoden. Door analyse van deze methoden wordt nagegaan in hoeverre zij voldoen aan kwaliteitseisen. Het resultaat van deze analyse is opgenomen in de methodegidsen. De nieuwe kerndoelen die vanaf het schooljaar 2004 / 2005 worden ingevoerd zullen gevolgen hebben voor dit onderdeel in de methodegids. De SLO wordt verzocht om voorstellen te doen voor voortzetting van het uitgeven van de Gids voor onderwijsmethoden, actualisatie van de website en het uitbrengen van een informatiebulletin hierover. De consequenties van de nieuwe kerndoelen voor de methodegids dienen in kaart te worden gebracht. 2.2.6 Interactief taalonderwijs Het Expertisecentrum Nederlands werkt in een langlopend traject aan de ontwikkeling van prototypen en materialen voor vernieuwing van het taalonderwijs. Deze ontwikkeling vond in eerste instantie plaats in pilotprojecten op enkele scholen en vanaf 2003 is gewerkt aan implementatie op andere scholen. Vooral gaat het daarbij om materiaal waarmee scholen een Taalontwikkelingsplan (TOP) kunnen opstellen. Van het Expertisecentrum Nederlands wordt verwacht dat het zijn ontwikkelde producten overdraagt aan de reguliere infrastructuur. De lpc kunnen een vervolgvoorstel indienen voor de overdracht van de door het Expertisecentrum Nederlands ontwikkelde producten naar scholen en de overige educatieve infrastructuur. Dit voorstel moet worden uitgevoerd in samenwerking met het Expertisecentrum Nederlands. 2.2.7 Reken- en Taalcoördinator Sinds 1 augustus 2001 verzorgt een aantal PABO's een posthbo-opleiding voor taalcoördinator en voor rekencoördinator. Deze opleidingen zijn ontwikkeld door een werkgroep bestaande uit vertegenwoordigers van de PABO s, KPC Groep en Expertisecentrum Nederlands/ SLO, respectievelijk het Freudenthal-instituut. Voor het jaar 2005 wordt van SLO een voorstel gevraagd gericht op voortzetting van de actualisering van de cursus taalcoördinator en de cursus rekencoördinator. Het opstellen van dit voorstel en de uitvoering dienen plaats te vinden in overleg met het Expertisecentrum Nederlands respectievelijk het Freudenthal-instituut. 2.2.8 Friese taal In februari 2001 bracht de inspectie van het onderwijs het rapport Het onderwijs in het Fries op de basisscholen in Friesland uit. Geconcludeerd werd dat er geen taalbeleid is ontwikkeld door de scholen, het leerstofaanbod niet voldoet aan de kerndoelen en de lessen van leraren in didactisch opzicht niet sterk zijn. Differentiatie wordt nauwelijks toegepast en ook hebben observaties geleerd dat het begrip transfer 14

weinig wordt gebruikt. Verder blijkt ruim een derde van de leraren in het basisonderwijs in Fryslân niet bevoegd voor het geven van onderwijs in het Fries. Zo nodig kan de SLO vragen om voortzetting van de ontwikkeling van een leerplan voor het vak Fries waarin tevens handvatten worden geboden om tegemoet te komen aan de door de inspectie geconstateerde tekortkomingen. 2.2.9 Cultuur & School Meer aandacht voor cultuur in het onderwijs maakt het onderwijs aantrekkelijker en vergroot daardoor de participatie aan het onderwijs. Door in het onderwijs cultuurinstellingen en kunstenaars in te schakelen komen er meer mensen in het onderwijs. In juni 2003 heeft de taakgroep Cultuureducatie in Primair Onderwijs, onder voorzitterschap van de heer J. Wagemakers zijn rapport Hart(d) voor cultuur! uitgebracht. Hierin wordt geadviseerd om de cultuureducatieve functie van het onderwijs te versterken en daarvoor worden enkele scenario s geschetst die aangeven welk soort van beleid een school kan voeren op het gebied van cultuureducatie. Voor versterking van de cultuureducatieve functie van het onderwijs heeft de regering extra financiële middelen ter beschikking gesteld. Geleidelijk zullen deze middelen aan alle scholen worden uitgekeerd. Daarnaast wordt flankerend beleid gevoerd om scholen te ondersteunen bij het opzetten van hun cultuureducatiebeleid. 2.2.10 Sociale cohesie Thema s als waarden en normen, emancipatie en de voorbereiding op de multiculturele samenleving binnen het onderwijs worden als vanzelfsprekend aspect meegenomen in de subsidieaanvragen. Ook een onderwerp als het Verdrag voor de Rechten van het Kind dient aan bod te komen bij projecten die zich daar voor lenen, bijvoorbeeld als zij betrekking hebben op leerlingparticipatie, sociale competentie, mentoraat en leerlingbegeleiding. Er is echter ook behoefte aan enkele aparte activiteiten. Het betreft op de eerste plaats een project in relatie tot de wettelijke bepaling dat het onderwijs ervan uit gaat dat leerlingen opgroeien in een multiculturele samenleving. Voor advisering en coördinatie van het (lopende) project sectorcontactwerk ICO voor PO en VO dient een subsidieverzoek binnen het kader van de hoofdlijnenbrief te worden ingediend. Dit project, dat is belegd bij de KPC Groep en voor het resterende deel additioneel wordt bekostigd, is vanaf het jaar 2003 gericht op visievorming bij docenten ten aanzien van waarden en normen en het stimuleren van actief burgerschap. Onder meer door experimenten met actief burgerschap, het ontwikkelen van nieuw materiaal, het onder de aandacht brengen van bestaand materiaal en door ervoor te zorgen dat dit materiaal wordt benut. Gezien de adviezen Onderwijs en burgerschap van de Onderwijsraad (september 2003), het advies Waarden, normen en de last van het gedrag van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (december 2003) en de kabinetsreactie op dit laatste advies wordt een extra inspanning op het gebied van burgerschapsvorming en waarden- en normenontwikkeling gevraagd. Een meer algemeen voorstel kan worden ingediend dat erop gericht is burgerschapsvorming en de overdracht van waarden en normen in het onderwijs te verbeteren of effectiever te maken. Vooral kan worden gedacht aan het bevorderen van het gebruik van voor het onderwijs ontwikkelde methoden, programma s en ander lesmateriaal. 15

Aansluiting kan worden gezocht bij lopende denktankactiviteiten op dit gebied, evenals het SLO rapport betreffende sociaal-ethische oriëntatie. De website over waarden en normen op Kennisnet biedt een platform voor de discussie over waarden en normen binnen het onderwijs en kan op de daarvoor geschikte wijzen als instrument worden ingezet. In het Verdrag voor de Rechten van het Kind is opgenomen dat het onderwijs aan het kind gericht dient te zijn op onder meer het bijbrengen van eerbied voor de rechten en fundamentele vrijheden van de mens en voor de in het Handvest der Verenigde Naties vastgelegde beginselen (art. 29) en dat de beginselen en bepalingen van het verdrag op passende en doeltreffende wijze algemeen bekend moeten worden gemaakt aan volwassenen en kinderen (art. 42). Het VN- comité betreffende het Verdrag voor de Rechten van het Kind dringt bij Nederland aan op inspanningen als systematische onderwijs- en trainingsprogramma s ter uitvoering van artikel 42 van het verdrag. Door aansturing via de kerndoelen en additionele activiteiten als Het Nationale Geschenk 4 en 5 mei wordt voldaan aan artikel 29 van het verdrag voor de Rechten van het Kind. De uitvoering van artikel 42 van het verdrag is vooral in handen van het Nederlandse Kinderrechtencollectief (KRC). In de onderwijssector wordt het Verdrag voor de Rechten van het Kind tot nu toe op relatief passieve wijze uitgedragen. Indien er binnen bestaande SLOA-activiteiten onvoldoende mogelijkheden zijn om aandacht te besteden aan het verdrag, wordt een voorstel gevraagd om de bekendheid met en het begrip van het verdrag binnen het onderwijs te verhogen. Samenwerking met het KRC wordt hierbij als voorwaarde gezien. Het bereik van het voorstel (hoeveel scholen kunnen langs deze lijn worden bereikt) dient inzichtelijk te worden gemaakt. Op het gebied van vredeseducatie is het eerder genoemde Nationale Geschenk 4 en 5 mei een belangrijk initiatief; dit wordt additioneel bekostigd. Binnen de SLOAsystematiek kan op het gebied van vredeseducatie een voorstel worden ingediend voor voortzetting van het Holocaust educatieproject Er zijn daar ook kinderen van het APS. Wat betreft het project Islamitisch godsdienstonderwijs in de basisschool wordt van SLO een vervolgvoorstel gevraagd ter afronding van dit in 2003 gestarte project. 2.2.11 Techniek In 2004 is het Nationaal Actie Plan VTB (Verbreding Techniek Basisonderwijs) gestart. Doelstelling is om in zes jaar een situatie te creëren waarin basisscholen en PABO's, educatieve infrastructuur, uitgevers en alle andere partijen op nationale schaal, duurzaam en structureel invulling geven aan techniek op de basisschool. Het Nationaal Actie Plan levert hiermee een bijdrage aan de doelstelling van Deltaplan Beta/Techniek van het Kabinet. Het Nationaal Actie Plan kent drie programmalijnen: 1. Lokaal/regionaal faciliteren van scholen die met techniek aan de gang willen 2. Landelijk legitimeren en borgen van techniek in o.a. overheidsbeleid en landelijk instrumentarium voor toetsing/beoordeling 3. Krachten bundelen om extra massa te maken; méér scholen, bedrijven en andere partijen. Het Nationaal Actie Plan wordt gefinancierd door OCenW, het georganiseerde bedrijfsleven en uitvoerende partijen op het lokale en regionale niveau. In 2005 worden de volgende binnen dit programma passende activiteiten gevraagd: 16

- Professionalisering van regionale netwerken van basisscholen op het gebied van techniek - Analyse van verwante, mogelijk relevante internationale ontwikkelingen op het gebied van science & technology in primair onderwijs. - Evaluatie van de domeinbeschrijving techniek - Kwaliteitsverbetering van didactisch materiaal. 2.2.12 Duurzaam leren (deze tekst geldt ook voor het VO) In 1997 constateerde de inspectie een positieve ontwikkeling ten aanzien van natuur en milieueducatie (nme) in het onderwijs wat betreft leerstofaanbod en gebruik van methoden met nme aspecten. Driekwart van de scholen bood nme aan in projectvorm. Twee vijfde van deze scholen plant nme projecten als aanvulling op de gebruikte methoden. Verschillende organisaties bieden scholen projecten aan op het gebied van nme of duurzaamheid. De aantrekkelijkheid van projecten wordt vergroot als deze aanvullend zijn op de gebruikte methoden en goed aansluiten bij de kerndoelen. Aan de SLO wordt verzocht om ondersteuning te bieden aan deze organisaties en het onderwijs bij het ontwikkelen en het gebruik van projecten en educatief materiaal als aanvulling op gebruikte methoden. Speciale aandacht gaat daarbij uit naar het aspect omgaan met dieren, de natuur en het welzijn van dieren. De in 2003 geopende website over dit onderwerp kan in 2005 worden geactualiseerd. 2.2.13 Bewegingsonderwijs Sport en bewegen is belangrijk voor een goede lichamelijke én geestelijke ontwikkeling van jongeren. Door samenwerking tussen scholen en sportorganisaties kan deelname aan sport en bewegen worden bevorderd. De SLO kan in samenwerking met de KVLO, het NOC*NSF en het NISB hieraan bijdragen door versterking van de samenhang tussen het binnenschoolse en buitenschoolse aanbod bewegingsonderwijs. Zo nodig kunnen de activiteiten die voorgaande jaren zijn uitgevoerd in het kader van motorische remedial teaching worden voortgezet. Daarnaast kan aandacht worden besteed aan de mogelijkheden van de brede school en verlengde schooldag. Daarin zal ook de coördinerende rol van de vakleraar in het basisonderwijs en de mogelijkheden om deze in te zetten ter ondersteuning van sportorganisaties aandacht krijgen. Het project waarin in samenwerking met twee sportbonden pilotbeschrijvingen worden gemaakt van twee kansrijke sportkennismakingsprojecten kan in 2005 worden afgerond. Het project wordt beschreven en er worden aanbevelingen gedaan voor andere sportbonden. De beschikbaar komende informatie wordt verspreid via expertmeetings, workshops, artikelen in vaktijdschriften en via Internet, evenals door advisering aan netwerken van vakleraren. Bij de verspreiding van materiaal en informatie dient waar mogelijk aandacht te worden geschonken aan de wijziging in de bevoegdheden van nieuwe lichtingen leraren basisonderwijs ten aanzien van het bewegingsonderwijs. Waar mogelijk dienen de resultaten van de activiteiten in het Europese Jaar van Opvoeding door Sport te worden ingebracht bij de activiteiten in 2005. 17

2.3 School en omgeving 2.3.1 Inleiding Het bevorderen van ontwikkelingskansen van kinderen vergt inspanning van veel partijen. Naast ouders en familie en natuurlijk de school, spelen ook andere voorzieningen een niet te onderschatten rol. Een keten van voorzieningen zou garant moeten staan voor een flexibel en sluitend aanbod ten dienste van de ontwikkeling, ontplooiing en inburgering van kinderen. Dit vergt dat ieder van de ketenpartners niet alleen zelf kwaliteit levert, maar dat die kwaliteiten goed op elkaar aansluiten en dat men gebruik maakt van elkaar s kwaliteiten. Er moet sprake zijn van zowel sterke schakels als een goede schakeling. Alleen dan kan worden gesproken van een sterke keten. In drie opzichten kan worden gesproken van ketens. Allereerst is er de keten van de ononderbroken leerweg: consultatiebureau, peuterspeelzaal en/ of kinderopvang, basisschool, school voor voortgezet onderwijs en verder. Dan is er de keten van het sluitende dagarrangement: voorschoolse opvang, school, overblijven, school, naschoolse opvang en vrijetijdsaanbod. Tenslotte is er de keten van de eerste-, tweede- en eventueel derdelijns voorziening: de basisvoorziening, en de voorzieningen die getroffen zijn om knelpunten in de ontwikkelingsgang van kinderen die door de basisvoorziening niet adequaat kunnen worden aangepakt over te nemen en gericht weg te werken of hanteerbaar te maken. Het rijk voert beleid op versterking van ieder der onderscheiden ketens. De ononderbroken leerweg is onder meer aan de orde in het 0 6 jarigenbeleid, en daarbinnen specifiek bij het beleid ten aanzien van de voor- en vroegschoolse educatie (VVE). De ambitie is neergelegd in het BANS akkoord jeugd, in de VVE beleidsbrief en het Landelijk beleidskader Gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid (LBK GOA) 2002-2006 en in het kwaliteitsbeleid (ter bevordering van de aansluiting primair voortgezet onderwijs). Het dagarrangement krijgt voor de school zijn vertaling in het brede schoolbeleid (beleidsnotitie Brede Scholen, 2000). Hier geldt in het bijzonder het primaat van lokaal maatwerk onder regie van gemeenten. Het rijk bevordert lokale processen en draagt zorg voor bovenlokale informatieverwerving en communicatie. De keten van eerste- en tweedelijnsvoorzieningen is aan de orde bij problemen. Problemen vanwege de sociaal-economische en sociaal-culturele omstandigheden waarin kinderen worden grootgebracht (GOA, Onderwijskansen) en leer- en gedragsproblemen ten gevolge van in het kind gelegen kenmerken (WSNS, LGF). In alle gevallen gaat het om een complexe bestuurlijke omgeving: scholen die in toenemende mate worden aangesproken op de eigen autonomie, en daarvoor ook ruimte krijgen, ingebed in een omgeving waar men voor een goede uitvoering van de kerntaak wel mee in wisselwerking moet staan, maar waar andere sturingskrachten spelen. In een aantal gevallen ligt sturing en regie bij de gemeente, in andere gevallen bij (al dan niet) geïnstitutionaliseerde samenwerking. Dit stelt hoge eisen aan het onderwijsmanagement en aan de leraren, zij die via de dagelijkse contacten voor kinderen een sluitende aanpak realiseren. Ouders (en ook de kinderen) nemen bij ieder van de ketens een bijzondere positie in. De verschuiving van aanbod- naar vraagsturing houdt niet op bij de relatie tussen school en de diensten die voor ondersteuning beschikbaar zijn. Ouders worden aangesproken op en geholpen om invulling te geven aan hun positie als consument en als opvoedingspartner van de school en de andere voorzieningen in de ketens. Dit 18

komt tot uitdrukking in het beleid gericht op de leerling gebonden financiering (rugzak) en het kwaliteitsbeleid (schoolgids, kwaliteitskaart, klachtenregeling). Voor 2004 wordt van de instellingen ten aanzien van het thema school en omgeving een actieve rol in het versterken van de beschreven ketens gevraagd. Op veel van de genoemde beleidsterreinen zijn SLOA-instellingen actief en beschikken zij over expertise. Gegeven de ontwikkeling naar versterkte schoolautonomie geldt meer dan ooit dat voorgestelde projecten aantoonbaar moeten voorzien in draagvlak bij scholen. Dit kan onder meer tot uitdrukking komen in voorstellen tot cofinanciering, waarbij scholen zich ook zelf financieel committeren. 2.3.2 Onderwijskansen De onderwijskansenscholen hebben voor de uitvoering van het eigen onderwijsverbeterplan de beschikking over een budget waarmee zij deskundigheid kunnen inkopen. Daarnaast zijn er landelijke activiteiten op het gebied van onderwijskansen. Van de SLOA-instellingen wordt ondersteuning gevraagd bij de landelijke implementatie van het onderwijskansenbeleid. Dit beleid loopt door tot 1 augustus 2006. 2.3.3 Voor- en vroegschoolse educatie Voor- en vroegschoolse educatie (VVE) maakt vanaf 1 augustus 2002 deel uit van GOA. Verbetering van de startsituatie van risicokinderen in groep 3 van het basisonderwijs geldt daarbij als doelstelling. De instellingen wordt verzocht voor de volgende activiteiten en producten een aanvraag in te dienen: - In vervolg op de in 2004 ontwikkelde en geïmplementeerde onderdelen van de Taallijn VVE, het ondersteunen van vraag gestuurd en op maat implementeren van de taallijn VVE en verrijkende programma's in de peuterspeelzalen. - Actualisering en verbetering opleidingen leerkrachten en peuterleidsters betreffende deskundigheid op het gebied van VVE-programma s en Taallijn VVE. - ICT en de aansluiting voor- en vroegschools: bevorderen dat de ICT-faciliteit die scholen en voorschoolse voorzieningen beschikbaar is gesteld optimaal voor educatieve doeleinden wordt benut. - Ontwikkeltraject voor een combinatie van centrumgerichte en gezinsgerichte programma s, waarvan recente onderzoeksresultaten het belang aantonen. Afstemming met activiteiten van NIZW en Sardes is hierbij voorwaardelijk. - Naar behoefte ondersteunen bij oplossen van knelpunten rond organisatie en groepsmanagement in peuterspeelzalen en rond de didactiek en differentiërend handelen van het peuterspeelzaalwerk. Activiteiten zijn in samenwerking met NIZW. 2.3.4 Gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid Het LBK 2002-2006 vraagt van scholen in de 358 deelnemende gemeenten een opbrengstgerichte aanpak. Dit veronderstelt niet-vrijblijvende samenwerking tussen scholen en de instellingen die bij kunnen dragen aan effectieve achterstandenbestrijding. Met behulp van lokaal beschikbare middelen kan men dienstverlening op dit gebied inkopen. Een landelijke taak is het opsporen, overdraagbaar maken en feitelijk ontsluiten van werkwijzen binnen gemeenten die vruchten afwerpen. Dit veronderstelt ook het beschikbaar maken en actief laten 19

benutten van bovenschoolse en bovenlokale communicatiekanalen. Expliciet genoemd wordt hier het blad Toon. 2.3.5 Jeugd en veiligheid Scholen hebben op verschillende wijze te maken met het veiligheidsvraagstuk. De eerste betreft het voorkomen van onveiligheid en criminaliteit, via de aanpak van pesten en deviant gedrag. Inschakeling van de veiligheidsketen buiten de school verdient nadere exploratie. De tweede betreft het hanteren van bedreiging van de veiligheid van buitenaf: de onveilige omgeving waarin kinderen buiten school verkeren en die daarmee kinderen en de school zwaar belast. Ook hier is samenspel met de veiligheidsketen met en rondom de school essentieel. De coördinatie van activiteiten gericht op verbetering van veiligheid op en om school ligt in handen van het Transferpunt Jongeren School en Veiligheid. De financiering hiervan zal in toenemende mate uit het met deze hoofdlijnenbrief samenhangende budget moeten geschieden. 2.3.6 Specifieke doelgroepen Het Landelijk Informatie- en Steunpunt Specifieke Doelgroepen (LISD) draagt er zorg voor dat informatie en expertise met betrekking tot specifieke doelgroepen in het primair en voortgezet onderwijs (schipperskinderen, kinderen van asielzoekers en kinderen van woonwagenbewoners en zigeuners) kwalitatief hoogwaardig en zo toegankelijk mogelijk wordt gemaakt, zodat gemeenten en schoolbesturen hun verantwoordelijkheden kunnen waarmaken. De instellingen wordt verzocht aanvragen in te dienen ter ondersteuning van de activiteiten van het LISD. 2.4 Omgaan met verschillen Van scholen wordt gevraagd een gedifferentieerd onderwijsaanbod te verzorgen. Onderwijs behoort voor alle leerlingen een uitdaging te zijn. Van scholen wordt verwacht zowel leerlingen met leer - en gedragsproblemen als hoogbegaafde leerlingen te stimuleren tot leren en voor hen een onderwijs- en ondersteuningsaanbod te creëren dat aansluit bij het ontwikkelingspotentieel van de leerling. 2.4.1 Implementatie WSNS+ Het afgelopen jaar is de uitvoering van het WSNS-beleid verder gedecentraliseerd. De onderwijsorganisaties hebben daartoe een overeenkomst gesloten, een meerjarenplan (WSNS+) en een activiteitenplan 2002-2003 opgesteld. Inhoudelijke rode draad is de implementatie van WSNS op lerarenniveau en in het primaire proces. Een ander belangrijk thema is de kwaliteit van het speciaal basisonderwijs, in relatie en afstemming met de zorgstructuur in de samenwerkingsverbanden. De vier centrale thema's van WSNS Plus voor het schooljaar 2004-2005 zijn: - Het primaire proces ( leerling leraar -intern begeleider - schoolleider ). - De school ( schoolontwikkeling, schoolspecifieke zorgstructuur, kwaliteit van de zorg en de doorgaande leerlijnen, groepsplannen en verlengde indicatiestelling t.b.v. het jonge risicokind). - Het samenwerkingsverband ( bovenschoolse zorgstructuur, PCL, Zorgteam, positie coördinator, bestuursmodellen, bovenschoolse en bovenbestuurlijke netwerken van professionals ). 20