Handreiking Ruimtelijke Kwaliteit voor de Rijn



Vergelijkbare documenten
Van Spijk tot Woudrichem inclusief de Bovenrijn LET OP, dit document heeft een schermresolutie. (Kaarten zijn derhalve niet altijd scherp leesbaar)

Het rivierklei-landschap

Watermanagement en het stuwensemble Nederrijn en Lek. Voldoende zoetwater, bevaarbare rivieren

De geomorfologie in het gebied wordt voor een belangrijk deel bepaald door de stuwwalvorming tijdens de Saale-ijstijd (afbeelding I.1).

Help! Het water komt!

Midden-Delfland. advies m.b.t. aanvraag status Provinciaal Landschap. provinciaal adviseur ruimtelijke kwaliteit in zuid-holland

Toespraak ter gelegenheid van het symposium Kracht van Gelderland op 21 maart 2018

LANDSCHAPSANALYSE. 3: Landschapsvormen Hoog-Nederland. Sabine Geerlings Academie van Bouwkunst - 27 aprii. 27 september 2013 Academie van Bouwkunst

Maascollege. Waterstanden in de Maas, verleden, heden, toekomst

2 Bemesting Meststoffen Soorten meststoffen Grondonderzoek Mestwetgeving 49

GEMEENTE BUREN. Toelichting landschappelijke inpassing. Uiterdijk 33 Zoelen

LANDSCHAPPELIJKE ONDERLEGGER

Landschap in de Omgevingsvisie Gelderland (dec 2015)

Deltaprogramma Bijlage A. Samenhang in het watersysteem

Toerisme en Recreatie

Duiven. Introductie. Bron:

VAN BRON TOT DELTA. Paul de Kort. een studie naar landschapskunst in de Blaricummermeent. Eemmeer. Eem. Amersfoort.

Rijkswaterstaat Ministerie van tnftastructuur en Milieu

Notitie Visie op ruimtelijke kwaliteit Zomerbedverdieping. Bosch Slabbers d.d. 16 december 2011

Archeologie en cultuurhistorie Strijpsche Kampen

Ruimtelijke kwaliteit van het Suikerunieterrein en omgeving

Witteveen+Bos, RW /torm/027 definitief d.d. 26 maart 2012, toelichting aanvraag watervergunning

Kwaliteitskader buitengebied Peel & Maas

Kustlijn van de Noordzee

96-(224) 2.0 LOSSE GESTEENTEN

Deltaprogramma Rivieren. Samenvating. Plan van Aanpak

Bijlage 1: Ambitie en kader

CentreNL. = uitzichtpunt over de Viaanse oversteek = draaiend restaurant en inspiratielocatie

Voortgang ontwikkeling Lunterse beek Plan Wittenoord en traject KleinWolfswinkel-Engelaar

Overstromingen en wateroverlast

T o e l i c h t i n g A r e n a d e b a t v i s i e l a n d e l i j k g e b i e d I J s s e l s t e i n 1 8 f e b r u a r i

Texel Landschappelijke ontwikkelingen

Het gebied Begrenzing

memo Inleiding Kader Historische wordingsgeschiedenis B.V. Stichts Beheer datum: 30 oktober 2015 cultuurhistorische memo plan Castor Veenendaal

AK samenvatting H4. Het stroomstelsel is de hoofdrivier met alle zijtakken, het bestaat uit drie delen:

ACHTERGRONDDOCUMENT. Ontwikkelingsvisie en Beheerplan voor de landgoederen Nieuw- en Oud Amelisweerd en Rhijnauwen. Juni 2008

ge Hoogbouw in gelderland Nieuwe buitenplaatsen in landschapspark Gelderland

Benutten en beschermen van een uniek historisch landschap

Nationaal Landschap Gelderse Poort

Rivierverruiming Uiterwaarden Neder-Rijn

Regie op ruimte in het rivierbed

Effectbeoordeling landschap, alternatieven overnachtingshaven Lobith. Projectteam Overnachtingshaven Lobith

Lesbrief. Dijken. Kijken naar dijken. Afdeling Communicatie waterschap Hollandse Delta

Tynaarlo. Bron:

Ecologische doelstelling

Rijkswaterstaat Ministerie van Infrastructuur en Milieu

STEDENBOUWKUNDIGE VISIE

Drie aardkundige monumenten

AK HF SE 2 'Wonen in NL' hoofdstuk 1

29 april - 7 mei 2017

Berg en kroute reub 6,6 km

Aanleiding / Problematiek / Doel

Ontwikkeling zandwinning Lingemeer

Informatie over de versterking van de Noord-Hollandse kust Voor je spreekbeurt of werkstuk

2Perspectieven voor benedenrivieren: een lange termijn visie

Naam: De Romeinen. Vraag 1. De Romeinen hebben veel gebouwd. Noem vijf verschillende toepassingen. pagina 1 van 6

Samen Ontwikkelen. Stuurgroep Nationaal Landschap Groene Hart i.o. 19 september 2012 / concept

Noord-Holland. Stuknummer: AM q lllfjl? JUNI Raad van de gemeente Den Helder Postbus AA DEN HELDER

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

2 rivieren: natuurlijke systeem

zorg voor ons landschap

Samenvatting Aardrijkskunde Hoofdstuk 4

PKB Ruimte voor de Rivier Investeren in veiligheid en vitaliteit van het rivierengebied

Bijlage 3: Handreikingen voor een beleefbare archeologie

Onderdeel van een grote delta Stapsgewijze bedijking Ontstaan buitenpolder Overleven in rivierdynamiek Een kansrijke toekomst van extremen

Extra: Terpen hv123. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

Deltaprogramma Rivieren. Stand van zaken. 16 februari 2012

achtergrond hoofdstuk 1 Structuurvisie 2020 keuzes van visie naar uitvoering inbreng samenleving achtergrond ruimtelijk en sociaal kader bijlagen

De Oude Weg Elst. Wonen in de Amerongse Bovenpolder. 3 Royale kavels met luxe vrijstaande villa s

De Aardkundige en landschappelijke waarde van de Havikse eng.

Waterschap Hunze en Aa s

Deel 1 Toen en nu 13

Samenvatting PlanMER, obstakelverwijdering Elst

Nieuwe Hollandse Waterlinie

Zuidlaren (gemeente Tynaarlo) (Bron:

IJsselsprong Zutphen. Nota Ruimte budget 20 miljoen euro. Planoppervlak 160 hectare

Dijkversterking en ruimtelijke ontwikkelingen slim combineren: het kán! Samenvatting van de Perspectievennota Alblasserwaard-Vijfheerenlanden

sterke dijken schoon water Kijk op de dijk

Benutten en beschermen van een uniek historisch landschap

(hoofdstuk uit Inspiratiegids Adviseur Ruimtelijke Kwaliteit Provincie Utrecht)

LAGE WATERSTAND IN DE RIJN

Samenvatting Aardrijkskunde Hoofdstuk 4, Nederland Wateroverlast

Omgevingsvisie Westvoorne 2030 #WVN2030. Jeugdraad Westvoorne - 27 mei 2015 team Gebiedsontwikkeling, Henk Jan Solle

Ruimtelijk strategische visie Regio Rivierenland

Veldheem Wezep en archeologie

Nationaal Landschap Nieuwe Hollandse Waterlinie

Rijkswaterstaat Ministerie van Infrastructuur en Milieu

De ontginning van het woeste land

INVENTARISATIE LANDSCHAP EN CULTUURHISTORIE

Niet de enige laag, Wel de belangrijkste

Omgevingsvisie Westvoorne 2030 #WVN2030. Commissie Grondgebied - 12 mei 2015 team Gebiedsontwikkeling, Henk Jan Solle

dorpspaspoort Beneden-Leeuwen deel B van Dorpskwaliteitsplan West Maas en Waal

Eindexamen aardrijkskunde vwo II


IJstijden. Blauw = tussenijstijd Rose = ijstijd

Samenvatting Aardrijkskunde Hoofdstuk 1 en 2

Stedenbouwkundig advies reclamemast Facilitypoint Gemeente Hardinxveld-Giessendam

Groenvisie Provinciale Weg N283

Cultuurhistorische inventarisatiescan nieuwe scoutingterrein Broekpolder

Bureauonderzoek Landschap & Cultuurhistorie en Recreatie & Infrastructuur regionale waterkering Westknollendam

Transcriptie:

Handreiking Ruimtelijke Kwaliteit voor de Rijn Pannerdensch Kanaal, Neder-Rijn en Lek (tot en met Vianen) LET OP, dit document heeft een schermresolutie. (Kaarten zijn derhalve niet altijd scherp leesbaar)

Begeleidingsgroep opdrachtgever: Hans Takke projectleider (Gelderland), Jan de Haan (Gelderland), Jan Willem van der Vegte (Gelderland) Carola Berkelaar (Utrecht), Regina Collignon(Ministerie van Verkeer en Waterstaat-Programmadirectie Ruimte voor de Rivier), Hermine der Nederlanden (Ministerie van Verkeer en Waterstaat-Programmadirectie Ruimte voor de Rivier) en Douwe Jan Harms (Ministerie van VROM). Kerngroep opdrachtnemer: Jan Maurits van Linge projectleider (Terra Incognita), Frank Stroeken eindredactie (Terra Incognita), Alphons van Winden, Gerard Litjens en Dirk Oomen (Stroming), Peter Abels (SAB) en John Mulder (Alterra).

Handreiking Ruimtelijke Kwaliteit voor de Rijn Pannerdensch Kanaal, Neder-Rijn tot en met de Lek bij Vianen September 2009 In opdracht van: Provincie Gelderland Provincie Utrecht Ministerie van Verkeer en Waterstaat (Programmadirectie Ruimte voor de Rivier) Ministerie van VROM Uitgevoerd door: Terra Incognita stedenbouw en landschapsarchitectuur, Bureau Stroming, SAB en Alterra

Voorwoord In de komende decennia doen zich in het rivierenlandschap grote veranderingen voor. Naar aanleiding van de hoogwaters in 1993 en 1995 is de PKB Ruimte voor de Rivier verschenen. In deze PKB zijn maatregelen benoemd om delen van Nederland te beschermen tegen hoogwater. Deze ruimtelijke ontwikkelingen vragen om een strategie die bevordert dat ook de kwaliteit van het landschap op peil blijft. Zo kan ook voor toekomstige generaties een waardevol landschap gecreëerd worden. Ik heb het dan over ruimtelijke kwaliteit. Maar wat is ruimtelijke kwaliteit, welke aspecten spelen een rol, waar moet op gelet worden en wanneer wordt aan het diffuse begrip ruimtelijke kwaliteit voldaan? Deze en vele andere vragen leven bij mensen die invulling aan ruimtelijke kwaliteit willen geven. Voor het ontwikkelen van de ruimtelijke kwaliteit vind ik de creativiteit en samenwerking op lokaal niveau belangrijk. Voor hoogwaterveiligheid, natuurontwikkeling, bedrijvigheid, bereikbaarheid, cultuurhistorie en recreatie zijn integrale oplossingen nodig. Ruimtelijke kwaliteit is voor mij de gemeenschappelijke paraplu waaronder al deze aspecten tot elkaar worden afgewogen. De Handreikingen helpen daarbij. Ik wens u veel inspiratie toe. Om een antwoord te kunnen geven op deze vragen heb ik samen met de ministeries van VROM en Verkeer en Waterstaat (Programmadirectie Ruimte voor de Rivier) en de provincie Utrecht het initiatief genomen voor het opstellen van twee Handreikingen, één voor de Waal en één voor de Rijn. Beide documenten bieden aan initiatiefnemers en andere betrokkenen bij PKB-maatregelen een belangrijke bron van informatie en inspiratie om invulling te geven aan het begrip ruimtelijke kwaliteit. Maar ook voor andere projecten in het rivierenlandschap zijn de Handreikingen waardevolle documenten. Deze Handreikingen zijn zo een hulpmiddel voor discussie over de voorstellen tot inrichting van het rivierenlandschap. Harry Keereweer, Gedeputeerde landelijk gebied en water provincie Gelderland. 4

De grote rivieren vormen de levensader van de Lage Landen. De dynamiek van de Rijn, de Maas en de Schelde heeft dit deel van Europa gevormd tot wat nu is. Stedelijke netwerken oriënteerden zich op de rivier denk aan de Hanzesteden voor andere delen van het rivierengebied zorgde het riviersysteem voor een splendid isolation. Zo was tot ver in de twintigste eeuw het komgebied van het Land van Maas en Waal een perifeer gelegen moerasgebied. De afgelopen eeuwen stonden in het teken van het beteugelen van de rivieren. Rond 1450 was er een eerste min of meer gesloten stelsel rivierdijken. Van de 16 e tot het midden van de 19 e eeuw werd de rivier steeds verder gereguleerd. Niet alleen om de vrije afvoer van water, ijs en sediment te verbeteren maar ook om de rivier te dwingen zijn bed zo diep uit te eroderen dat scheepvaart mogelijk was. Onder de noemer normalisatie werd in de 19 e en 20 e eeuw het zomer- en winterbed steeds meer keurslijf gedwongen. Het bedwingen van de voorheen woeste rivieren is een prestatie van formaat. Een prestatie waaraan Nederland mede zijn grote waterstaatsreputatie dankt. Al deze regulering- en normalisatierondes werden begeleid door partiële of integrale rivierdijkversterkingen. Nederland leek daarmee klaar voor wat betreft de rivierwaterveiligheid. Lang waanden we ons veilig achter de hoge en stevige dijken. Tot de bijnaoverstromingen in 1993 en in 1995. De hoge waterstanden van die jaren leidden tot een drastische heroverweging van het tot dan gevoerde beleid. Men kwam tot nieuwe conclusies: de rivieren moesten meer ruimte krijgen. Met deze trendbreuk of paradigma-verschuiving vindt Nederland zich opnieuw uit. De verandering in denken betreft niet alleen de waterveiligheid, maar brengt ook het rivierengebied als landschap sterk in beeld. De creatie van meer ruimte voor de rivier wordt actief ingezet als aanjager van gebiedsontwikkeling. Het programma Ruimte voor de Rivier kent dan ook een stevige ambitie met betrekking tot ruimtelijke kwaliteit. Om de ruimtelijke kwaliteit te doorgronden zijn drie Handreikingen opgesteld: voor de IJssel, voor de Waal en voor de Neder-Rijn en Lek. De Handreikingen zijn plandocumenten die het gat tussen de PKB en de afzonderlijke projecten proberen te vullen. Met drie verschillende Handreikingen wordt recht gedaan aan de ruimtelijke verscheidenheid van de desbetreffende riviertakken. In deze Handreiking wordt de culturele en natuurlijke rijkdom van de Neder-Rijn en Lek ontsloten. Ze zijn een ruggesteun voor de liefdevolle omgang met de huidige en toekomstige veranderingen in het Rivierengebied. Dirk Sijmons Voorzitter van het Q-team, Kwaliteitsteam Ruimte voor de Rivier Handreiking Ruimtelijke Kwaliteit Rijn September 2009 5

Hoofdstuk 1: Inleiding 9 1.1 Doel van de Handreiking 10 1.2 Proces van totstandkoming 11 1.3 Definities 11 1.4 Leeswijzer 13 1.5 Planologische context bij het maken van de Handreiking Ruimtelijke Kwaliteit 13 1.6 Invalshoeken voor verschillende lezers 15 Hoofdstuk 2. Introductie op de Rijn 17 2.1 De Rijn, de meest gevarieerde rivier 17 2.2 De Rijn van Oost naar West 19 2.3 Dwarsprofiel van de Rijn 20 2.4 Het gelaagde landschap van de Rijn 21 Hoofdstuk 4. Karakteristieken van de Rijn 39 Overzicht kernkwaliteiten 40 4.1 Het natuurlandschap: De verstilde Rijn 42 4.2 Het cultuurlandschap: De romantische Rijn 50 4.3 Dynamische netwerken: De levendige Rijnroutes 64 4.4 Ruimtelijke beleving: Het rivierpanorama 72 4.5 Kernkwaliteiten per traject 78 Hoofdstuk 3. Het verhaal van de Rijn 23 3.1 Het driestromenland 23 3.2 De natuurkrachten: ijs, water, zand en klei. 23 3.3 De eerste bewoners in het rivierenlandschap 25 3.4 De Rijn beteugeld 34 6

Inhoudsopgave Hoofdstuk 5. Ontwerpprincipes 85 Overzicht van ontwerpprincipes 86 5.1 Versterk de samenhang en eenheid van de rivier 88 5.2 De verstilde rivier: koester de natuurlijke diversiteit 94 5.3 De romantische Rijn: versterk de continuïteit van de kleinschalige Rijn 98 5.4 Levendige Rijnroutes: versterk de routes in een natuurlijk Rijnlandschap 108 5.5 Het rivierpanorama: vergroot de zichtbaarheid van het rivierlint 116 Bijlage: Kernkwaliteitenkaart van de Rijn 124 Beleid en ontwikkelingen 126 1 Beleidsthema s 126 2 Ontwikkelingen 131 Literatuurlijst 136 Deelnemers workshop 138 Colofon 139 Hoofdstuk 6. Synthese 121 Handreiking Ruimtelijke Kwaliteit Rijn September 2009 7

8

Hoofdstuk 1 DInleiding De ministeries van VROM, Verkeer en Waterstaat (Programmadirectie Ruimte voor de Rivier) en de provincie Gelderland hebben besloten een Handreiking op te stellen voor de Ruimtelijke Kwaliteit van de Rijn. Hiermee wordt inhoud gegeven aan de tweede doelstelling van Ruimte voor de Rivier, namelijk het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit. De eerste doelstelling luidt: het verruimen van de afvoercapaciteit. De Handreiking geeft aan hoe, ontwikkelingsgericht, de unieke kwaliteiten van de Rijn behouden en versterkt kunnen worden. Terra Incognita heeft deze studie uitgevoerd samen met haar partners Stroming, SAB en Alterra. Handreiking Ruimtelijke Kwaliteit Rijn September 2009 9

1.1 Doel van de Handreiking Het doel van de Handreiking is om ruimtelijke kwaliteit nadrukkelijk op de agenda te zetten van alle projecten en initiatieven aan en rond de Rijn. De Handreiking ambieert om op kwaliteit te sturen en om hiertoe inspiratie te bieden voor initiatiefnemers. Anderzijds biedt de Handreiking een kader om initiatieven te toetsen op hun bijdrage aan ruimtelijke kwaliteit. De initiatiefnemers lezen in de Handreiking waaraan initiatieven getoetst kunnen worden. In deze Handreiking wordt er naar gestreefd het begrip ruimtelijke kwaliteit zo veel mogelijk in objectieve termen te vatten. Bij het invullen van ruimtelijke kwaliteit zal er worden uitgegaan van de schaal van de gehele rivier, waarbij er naar een lager detailniveau wordt ingezoomd wanneer dit nodig is. De Handreiking is bedoeld voor projecten in het kader van programma s als Natura 2000 en Ruimte voor de Rivier. De Handreiking is echter ook nadrukkelijk gericht op andere projecten, zoals in het kader van recreatie, vernieuwing van rivierfronten of ontgrondingen. In de toekomst moet het vanzelfsprekend worden de Handreiking bij de start van een initiatief aan of rond de Rijn te raadplegen. De Handreiking Ruimtelijke Kwaliteit voor de Rijn is ontstaan in wisselwerking met de Handreiking Ruimtelijke Kwaliteit voor de Waal die gelijktijdig is ontwikkeld. Bij de samenstelling van deze Handreikingen is gebruik gemaakt van de Handreiking Ruimtelijke Kwaliteit die in 2007 voor de IJssel is opgesteld. Het studiegebied; Rijn is Pannerdensch Kanaal, Neder-Rijn en Lek Het studiegebied strekt zich uit vanaf Pannerden waar het Pannerdensch Kanaal begint tot aan de Lek aan de westelijke grens van Vianen. Deze grens komt overeen met begrenzingen die Rijkswaterstaat hanteert en sluit aan bij de projectgroep van Rijkswaterstaat, Gelderland en Utrecht. Ten westen van Vianen begint het Zuid- Hollandse deel van de Lek. Deze begrenzing is gemaakt in het besef dat de Lek nog verder doorstroomt tot aan Krimpen. De Bovenrijn is tot het studiegebied van de Waal gerekend omdat zij in verschijningsvorm en gebruik aansluit bij de Waal. Workshop met 40 betrokkenen bij Tante Loes in Rhenen Steeds wanneer Rijn wordt geschreven is het volledige studiegebied bedoeld. 10

1.2 Proces van totstandkoming De Handreiking is opgesteld in een samenwerking met toekomstige gebruikers. Door interactie met toetsers en initiatiefnemers is geprobeerd de Handreiking ook voor de praktijk werkbaar te maken. Daarom is het proces om te komen tot de Handreiking opgeknipt in drie stappen: In de eerste stap zijn de kernkwaliteiten van de Rijn scherp gesteld. Dit gebeurde op basis van analyses door de bureaus en met een workshop samen met betrokkenen op 2 december 2008 in Rhenen. In deze workshop werd ook aandacht besteed aan de opgaven waar de Handreiking voor de Rijn op moet ingaan. De resultaten van deze stap zijn indertijd gebundeld in een werkdocument. Vervolgens zijn ontwerpprincipes ontwikkeld. In deze tweede stap is op 3 maart weer een workshop georganiseerd in Rhenen. Op beide workshops was een breed gezelschap van circa veertig mensen aanwezig die vruchtbare bijdragen hebben geleverd aan deze Handreiking. Na het opstellen van de ontwerpprincipes werd met de leden van het begeleidingsteam een werksessie gehouden waarin aan de hand van enkele actuele projecten de toepasbaarheid van de ontwerpprincipes werd getoetst. Tot slot is in een derde stap de Handreiking door de provincie Gelderland ingebracht in diverse bestuurlijke gremia. Hiermee krijgt de Handreiking een bestuurlijk draagvlak. Gedurende het proces is er overleg gevoerd met het Kwaliteitsteam van Rijkswaterstaat, Ruimte voor de Rivier (het zogenaamde Q-team). Daarnaast is overlegd met het Bestuurlijk Overleg Bovenrivieren (BOB). De voortgang van het project werd regulier besproken met een begeleidingsteam waarin de opdrachtgevers zitting hadden (de Provincies Gelderland en Utrecht, Rijkswaterstaat (PDR) en het Ministerie van VROM). 1.3 Definities Voor een goed en eenduidig begrip van de belangrijkste termen in deze Handreiking zijn definities opgesteld. In de Handreiking wordt onderscheid gemaakt tussen karakteristieken en kernkwaliteiten om de essentie van het landschap van de rivier te bepalen. Hierbij worden de volgende definities van de beide begrippen gehanteerd (gebaseerd op Technisch Rapport Ruimtelijke kwaliteit, Rijkswaterstaat juli 2007 en op het Van Dale woordenboek): Ruimtelijke Kwaliteit: Overkoepelend begrip, opgebouwd uit drie bouwstenen: gebruikskwaliteit + belevingskwaliteit + toekomstkwaliteit. Deze drie basis begrippen gelden voor alle schaalniveaus. Karakteristieken: Die aspecten van het (rivieren)landschap die haar onderscheiden van andere landschappen en rivieren. Die aspecten waaraan men herkent dat men zich in het rivierenlandschap bevindt en in welk deel daarvan. Dit zijn dus zowel positieve als negatieve aspecten. De optelsom van karakteristieken vormt de totaalbeschrijving van een landschap. Kernkwaliteiten: Kernkwaliteiten zijn die karakteristieken (of combinaties daarvan) die hoog gewaardeerd worden vanuit de trits belevingswaarde, gebruikswaarde en toekomstwaarde en die samen de essentie van het rivierenlandschap bepalen. De kernkwaliteiten beschrijven de identiteit van de rivier die behouden en ontwikkeld moet worden. Ontwerpprincipes: Dit zijn principes volgens welke een voorgeschreven opgave benaderd kan worden en volgens welke een goed ontwerp gemaakt kan worden. Een ontwerpprincipe kan verscherpt worden naar ontwerpregels die concrete aanwijzingen bevatten zoals maten of plaatsaanduidingen. Ensemble: Landschappelijke eenheid of deelgebied op lokaal schaalniveau, bijvoorbeeld overeenkomende uiterwaarden of een oeverwal. Handreiking Ruimtelijke Kwaliteit Rijn September 2009 11

Hoofdstuk 1 Hoofdstuk 2 Hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4 Hoofdstuk 5 Hoofdstuk 6 Inleiding Introductie op de Rijn Ontwikkelingsgeschiedenis Karakteristieken en kernkwaliteiten Ontwerpprincipes Synthese 1. Doel van de Handreiking 2. Proces van totstandkoming 3. Definities 4. Planologoische context 5. Leeswijzer 1. De Rijn 2. Van oost naar west 3. Dwarsprofiel 4. Gelaagd landschap 1. Driestromenland 2. De natuur krachten 3. Eerste bewoners 4. De Rijn beteugeld Algemeen Karakteristieken Ambitie Kernkwaliteiten Ontwerpprincipes Natuurlandschap Karakteristieken Ambitie Kernkwaliteiten Ontwerpprincipes Cultuurlandschap Karakteristieken Ambitie Kernkwaliteiten Ontwerpprincipes Netwerken Karakteristieken Ambitie Kernkwaliteiten Ontwerpprincipes Beleving 12

1.4 Leeswijzer Opbouw van de verhaallijn Deze Handreiking bestaat uit 6 hoofdstukken die terugkijken op de historische en huidige Rijn en die vooruitkijken naar de toekomstige Rijn. De opbouw is samengevat in het nevenstaande schema. In het schema is ondermeer zichtbaar gemaakt dat de beschrijving van het rivierenlandschap is opgedeeld in vier lagen, die door het hele rapport terug komen. Hoofdstuk 2. Introductie op de Rijn Dit hoofdstuk benoemt in het kort enkele belangrijke invalshoeken voor de kijk op de Rijn. Het plaatst de Rijn in de context van het Nederlandse rivierenlandschap. Er wordt een langsprofiel geschetst van de Rijn en van enkele trajecten die daarin worden onderscheiden. De opbouw van het karakteristieke dwarsprofiel van de Rijn wordt benoemd. Tot slot wordt in dit hoofdstuk de gelaagde benadering geïntroduceerd die als een rode draad door alle hoofdstukken loopt. Hoofdstuk 3. Het verhaal van de Rijn Dit hoofdstuk beschrijft de chronologische geschiedenis van de rivier die nodig is om de Rijn in zijn huidige vorm te begrijpen. Dit hoofdstuk kan ook als naslagwerk worden gebruikt wanneer men meer wil weten over de oorsprong van specifieke karakteristieken of kernkwaliteiten. Het redeneert vanuit het verre verleden van de IJstijden tot het recente verleden van de natuurontwikkeling. Hoofdstuk 4. Karakteristieken en kernkwaliteiten In dit hoofdstuk worden allereerst de karakteristieken van de rivier benoemd. Op basis daarvan worden de kernkwaliteiten bepaald door antwoord te geven op de vraag: Wat zijn die essentiële kwaliteiten die de identiteit van de rivier bepalen en die gekoesterd dienen te worden? Dit hoofdstuk bevat kaartbeelden van de Rijn en van haar kernkwaliteiten. Hoofdstuk 5. Ontwerpprincipes Dit hoofdstuk vormt de gereedschapkist voor ontwerpers en initiatiefnemers. Er worden enkele ambities benoemd die uitgewerkt worden in ontwerpprincipes. De ontwerpprincipes doen uitspraken over de wijze waarop een ontwikkeling moet plaatsvinden (hoe?). Het zegt niet waar dit moet gebeuren. De ontwerpprincipes geven aan hoe de gewenste kwaliteiten in het landschap van de Rijn versterkt kunnen worden. Ontwerpprincipes voor de gehele rivier vormen de basis. Indien nodig wordt onderscheid gemaakt tussen afzonderlijke principes die geldig zijn voor deeltrajecten van de rivier. Hoofdstuk 6. Synthese Dit vormt een terugblik op de Handreiking en geeft enkele noties voor de toepassing van de Handreiking. Bijlage Beleid en ontwikkelingen In de bijlage worden de belangrijkste beleidsthema s beschreven. Vervolgens worden de ruimtelijke ontwikkelingen getypeerd die er op de Rijn afkomen. Dit gebeurt thematisch met een staalkaart van typen projecten en ontwikkelingen, zonder volledig te zijn. Er wordt een overzicht van ambities gegeven die in het kort reeds in hoofdstuk 5 zijn genoemd. De kernkwaliteiten en de ontwerpprincipes zijn overzichtelijk samengevat voorafgaand aan het betreffende hoofdstuk. De lezer vindt deze respectievelijk op pagina 40-41 en 86-87. Deze pagina s zijn rood gemarkeerd. 1.5 Planologische context bij het maken van de Handreiking Ruimtelijke Kwaliteit Bij de ontwikkeling van de Handreiking is ingegaan op de vraag: Waarop willen de overheden sturen? Voor een deel volgt dat uit inhoudelijke analyse van het rivierenlandschap. Maar tegelijkertijd is het van belang om zicht te hebben op ruimtelijke ontwikkelingen in het rivierengebied en op ruimtelijk beleid dat reeds is opgesteld voor de diverse ontwikkelingen. In de bijlage is een uitvoerig overzicht opgenomen van ruimtelijk beleid en van ruimtelijke ontwikkelingen. De ontwikkelingen Handreiking Ruimtelijke Kwaliteit Rijn September 2009 13

zijn daar ook thematisch op kaart weergegeven. Hier wordt volstaan met een korte opsomming van de belangrijkste beleidsopgaven en van de ontwikkelingen die hiermee te maken hebben. Vanuit het rijksbeleid en de bijbehorende wetgeving zijn de doelstellingen hoogwaterveiligheid en natuur leidend voor ontwikkelingen aan de Neder-Rijn en de Lek. Deze doelen zijn gekoppeld aan het doel versterking van de ruimtelijke kwaliteit waarbij de bescherming van het landschap en cultuurhistorie een belangrijke rol speelt. Hierbij laat het beleid plaatselijk ruimte voor economische ontwikkelingen. Voor de hoogwaterveiligheid van de rivieren is de PKB Ruimte voor de Rivier van kracht. Deze behelst een scala van maatregelen om de rivier klaar te maken voor het afvoeren van een watermassa die overeenkomt met 16.000 m 3 /s bij Lobith. Deze maatregelen zijn deels uitgevoerd of in uitvoering. Het gaat om uiterwaardvergraving, obstakelverwijdering en kribverlaging. Daarnaast zal dijkverzwaring nodig zijn voor het bieden van voldoende hoogwaterveiligheid. Voor de lange termijn is er voor de rivieren een extra beleidsopgave vastgesteld (richting de 18.000 m 3 /s bij Lobith) in het Nationaal Waterplan uit 2008. Dit gaat om buitendijkse reserveringen en binnendijkse reserveringen zoals dijkverleggingen. Hiernaast is beleid van kracht voor beheer van de rivieren. Voor de natuurwaarden zijn onder meer de Natuurbeschermingswet (Natura 2000 gebieden) en de Ecologische Hoofdstructuur van groot belang. In het grootste deel van de uiterwaarden van de Rijn zijn nieuwe ontwikkelingen alleen mogelijk wanneer schade aan de beschermde natuurwaarden wordt voorkomen of gecompenseerd. De Nota Ruimte van het rijk gaat expliciet in op de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit. De nota richt zich op vergroting van de ruimtelijke diversiteit tussen de riviertakken; handhaving en versterking van het open karakter met de karakteristieke waterfronten; behoud en ontwikkeling van de landschappelijke, ecologische, aardkundige en cultuurhistorische waarden en de verbetering van de milieukwaliteit; versterking van de mogelijkheden van het gebruik van hoofdvaarwegen door beroeps- en pleziervaart. In een Nationaal en Regionaal Ruimtelijk Kader is dit uitgewerkt. Hierbij is een duidelijk contrast tussen de Neder-Rijn en de Waal het uitgangspunt. Zowel voor Arnhem-Nijmegen als voor Vianen zijn er doelen om de samenhang tussen stad en rivier te versterken. In de provinciale streekplannen van Utrecht en Gelderland zijn verschillende doelen gebiedsgericht uitgewerkt. Voor cultuurhistorie is er apart nationaal (Belvedère) en provinciaal beleid opgesteld. 1.6 Invalshoeken voor verschillende lezers Ieder hoofdstuk is zelfstandig leesbaar. Daardoor kan het voorkomen dat op sommige plaatsen een (beperkte) herhaling optreedt. Het maakt het ook mogelijk om de Handreiking op verschillende manieren te lezen. Als voorbeeld worden er drie manieren uitgelicht. De algemene lijn begrip van de Rijn Wanneer u de Handreiking van voor naar achteren leest krijgt u een overzicht van (het ontstaan van) de kwaliteiten van de rivier, uitmondend in de ambities en ontwerpprincipes die daarbij horen. Ontwerper of initiatiefnemer - inspiratie Wanneer u als ontwerper of initiatiefnemer de Handreiking raadpleegt vindt u in hoofdstuk 4 de kernkwaliteiten van de rivier. Daar kunt u in het ontwerp rekening mee houden. Uw initiatief wordt daarmee in de context van de gehele Rijn geplaatst. Hoofdstuk 5 biedt een gereedschapskist met ontwerpprincipes. De initiatiefnemer of ontwerper kan de ontwerpprincipes nalopen en zal een gedeelte ervan kunnen toepassen op het initiatief. Hiermee kan het ontwerp worden gestuurd. Het historische hoofdstuk 3 en de beschrijving van karakteristieken en kwaliteiten kan daarbij als naslagwerk en onderbouwing worden gebruikt. 14

De toetser een basis voor toetsing De Handreiking biedt een kader voor het toetsen van initiatieven op ruimtelijke kwaliteit maar is geen toetsingskader. Voor toetsers zijn de kernkwaliteiten in hoofdstuk 4 van belang. Vervolgens bieden de ontwerpprincipes regels waar initiatieven in principe aan zouden moeten voldoen. De Handreiking is een gemeenschappelijke basis voor zowel initiatiefnemer als toetser waardoor communicatie over het vaak abstracte begrip ruimtelijke kwaliteit specifiek wordt gemaakt voor het rivierlandschap. Proces Deze Handreiking gaat over ruimtelijke kwaliteit en daarmee over de inhoud van planprocessen. Voor een goed proces van planning en ontwerp zijn er ook principes te geven. Hiervoor verwijzen we naar de Leidraad Rivieren Technisch Rapport Ruimtelijke Kwaliteit dat is opgesteld door Rijkswaterstaat/ RIZA in 2008. Daarin staan naast inhoudelijke aanwijzingen voor de rivieren in het algemeen, procesmatige uitgangspunten voor ruimtelijke kwaliteit. Ook door andere organisaties, bijvoorbeeld in Nederland boven Water, wordt proceskennis beschikbaar gemaakt. Als het proces van planning en inrichting zorgvuldig wordt aangepakt, kan de Handreiking een receptuur opleveren voor ruimtelijke kwaliteit. Hierbij zal de gebruiker van deze Handreiking, zelf de vertaling moeten maken naar daadwerkelijke kwaliteit. Handreiking Ruimtelijke Kwaliteit Rijn September 2009 15

16

Hoofdstuk 2 DIntroductie op de Rijn 2.1 De Rijn, de meest gevarieerde rivier De Rijn is de Nederlandse riviertak die begint als het Pannerdensch Kanaal, die doorgaat als de Neder-Rijn tot aan Wijk bij Duurstede en daar overgaat in de Lek langs Vianen en Nieuwegein. Deze rijntak is geen vrij afvoerende maar een gereguleerde rivier, middelgroot in vergelijking tot de IJssel, Waal en Maas. Ze wordt gestuwd bij lage afvoeren, als de afvoer op de Bovenrijn minder dan 2000 m 3 /sec bedraagt. Bij hoogwater worden de stuwen gestreken en dan voert de rivier circa 22% van het Rijnwater af. Gedurende ongeveer 60 dagen per jaar stroomt het water onder vrij verval. De Rijn is een rustige rivier. De beroepsvaart is relatief kleinschalig. Recreatie en pleziervaart hebben hier de ruimte. Het lengteprofiel van deze Rijntak bestaat een viertal deeltrajecten met elk een eigen karakteristiek. Deze karakteristieken zijn bepaald door de de natuurlijke ondergrond en de regulatie van de rivier. Er is, vooral in het midden gedeelte, een groot contrast tussen de noord- en zuidzijde van de rivier. Aan de noordzijde grenst zij aan de stuwwal, in het zuiden ligt het open rivierenlandschap van de Betuwe. Bij Amerongen verlaat de rivier de stuwwal en stroomt een open landschap in, met smalle oeverwallen, uitgestrekte kommen en, voorbij Vianen, veenweidegebieden. Hier, vanaf de stuw bij Hagestein, is er getijde invloed. De oeverwal wordt veel smaller en er is meer lintbebouwing langs de dijk. Handreiking Ruimtelijke Kwaliteit Rijn September 2009 17

De Rijn in vergelijking met andere riviertakken in Nederland De Waal is de grootste en breedste rivier van Nederland. Zij ontspringt uit de Bovenrijn bij de Pannerdensche kop en gaat na circa 80 km, ter hoogte van Loevestein, over in de Merwede, op de plaats waar vroeger de Maas in de Waal uitmondde. Bij lage Rijnafvoer (< 2000 m 3 /sec) zorgt de stuw bij Driel, in de Neder-Rijn, er voor dat het water over de Waal (80%) en de IJssel (20%) wordt verdeeld. Stuwen zijn daarom in de Waal niet nodig. Bij toenemende afvoer wordt de stuw van Driel gestreken en verandert de afvoerverdeling. De Waal ontvangt dan 67% van de Rijnafvoer. De Waal is een krachtige erosieve rivier. Na hoogwater ontstaan er steilranden en imposante zanddeposities. Langs een groot deel van de Waal is de kenmerkende opbouw van het riviersysteem: uiterwaard dijk - bebouwde oeverwal - open komgebied, duidelijk herkenbaar. In het lengteprofiel kent de tracering van de Waal een grote variatie. In het eerste gedeelte tot aan Nijmegen stroomt zij in brede meanders, met aan weerszijden uitgestrekte uiterwaarden. Daarna volgt een licht slingerend stuk met smallere uiterwaarden, maar binnendijks liggen wel brede oeverwallen. Voorbij Tiel wordt de rivier weer bochtiger, de uiterwaarden breder en zijn de binnendijkse oeverwallen smaller. Bij Heerewaarden raken de uiterwaarden van Waal en Maas elkaar bijna. Na Zaltbommel wordt het getij merkbaar. De oeverwallen worden nog smaller en het landschap opener. Er zijn sterk kronkelende dijken langs de rivier. De Waal is een echte werkrivier. Kenmerkend zijn de bedrijvigheid, de scheepswerven, de vele steenfabrieken en de ontgrondingen. Zij vervult zij een belangrijke functie voor het (internationale) scheepvaartverkeer, zeker in samenhang met het Amsterdam-Rijnkanaal. Dit draagt bij aan de stoere verschijningsvorm van deze riviertak. Kaart van de grote rivieren. De IJssel is een smalle, sterk meanderende rivier, in een breed rivierdal dat aan beide zijden overgaat naar hogere gronden. Vooral in het zuidelijke deel ligt de rivier ingesneden, en heeft zij geen oeverwallen en kommen gevormd. De IJssel is vrij afstromend en krijgt ook bij lage Rijnafvoer voldoende water (circa 20% van de Bovenrijnafvoer) om scheepvaart mogelijk te maken. Bij hoogwater ontvangt de IJssel circa 11% van het Rijnwater. Kenmerkend is de combinatie van beroepsvaart 18

en recreatieve vaart. De IJssel heeft net als de Neder-Rijn een meer kleinschalig en afwissend karakter. Nog meer dan bij de Neder-Rijn is er een sterke verwevenheid tussen binnen- en buitendijks gebied. De uiterwaarden zelf hebben een gevarieerd, veelal agrarisch karakter. Bijzonder voor de IJssel zijn de landgoederen en de Hanzesteden met markante historische rivierfronten. De Maas is een regenrivier en ontvangt haar water uit een ander stroomgebied dan de Rijn. De Maas is in het Limburgse traject een valleirivier, die ingesneden is in de Maasterrassen. Doorgaande dijkringen zijn daar niet aanwezig. Voorbij Mook stroomt de Maas het driestromenland in en lijkt zij meer op de Waal en de Rijn met doorgaande dijken, oeverwallen en kommen. Vanwege het veel kleinere stroomgebied en het ontbreken van hoge bergen met gletsjers zoals bij de Rijn, loopt de afvoer in de zomer sterk terug, tot minder dan 50 m 3 /sec. Stuwen zorgen dan voor de bevaarbaarheid. Alleen het gedeelte van de Grensmaas is vrij afstromend; de scheepvaart volgt hier het Julianakanaal. De Maasoevers zijn gemiddeld hoger dan die van de Rijn en Waal en overstromen minder vaak. Net als de IJssel is op de Maas sprake van een combinatie van beroepsvaart en recreatieve vaart. Kenmerkend zijn ook de vele ontgrondingen met recreatieve ontwikkelingen. Langs de Limburgse Maas liggen veel dorpen en steden direct aan de rivier met een rivierfront. In het bedijkte deel ligt de bebouwing vaak verder van de rivier en zijn er dijkwoningen, net als langs de Rijn. 2.2 De Rijn van Oost naar West Het lengteprofiel van de Rijn bestaat uit vier deeltrajecten met elk een eigen karakteristiek. Deze karakteristieken zijn voor een groot deel bepaald door de ontwikkeling van het natuurlijk systeem. Grote verschillen tussen de trajecten ontstaan door: de ligging ten opzichte van de stuwwallen, de tracering van rivieren en ouderdom van bestaande trajecten, de aanwezigheid van 3 stuwen met hun gevolgen voor de dynamiek, het stedelijk knooppunt rond Arnhem met de splitsing van de Rijn en de IJssel. Nieuwegein IJsselstein Vreeswijk Amerongen Vianen Everdingen Culemborg Wijk bij Duurstede Beusichem Maurik Lienden Rhenen Kesteren Wageningen Opheusden Renkum Heteren Oosterbeek Driel Arnhem Huissen Pannerdensch Kanaal Zevenaar Fort Pannerden Waal Bovenrijn De Getijde Lek De Stichtse Rijn en Lek Stuwwallen en Betuwe De Gelderse Poort Handreiking Ruimtelijke Kwaliteit Rijn September 2009 19

De Rijn is als volgt ingedeeld in vier trajecten: De Gelderse Poort van fort Pannerden tot Arnhem In de Gelderse Poort splitsen de rivieren Waal, Rijn en IJssel en verandert het beeld van de rivier regelmatig. Het Pannerdensch Kanaal wijkt af van de rivier boven- en benedenstrooms door rechte bedijkte oevers. De Rijnstrangen zijn nog zichtbaar als het historisch riviertraject met veel natuurwaarden. Te Arnhem is de Rijn onderdeel van de stadsoevers. Stuwwallen en Betuwe van Arnhem tot stuw Amerongen Langs de Veluwezoom en Utrechtse Heuvelrug domineert de stuwwal met zijn steile hellingen, bos en landgoederen. Hiertussen liggen er dorpen en steden aan de voet. Daartegenover ligt het typische landschap van de Betuwe: oeverwallen met gevarieerd landgebruik en kommen met veeteelt. De Stichtse Rijn en Lek van stuw Amerongen tot stuw Hagestein Ten zuidwesten van de Utrechtse Heuvelrug begint het open landschap van enerzijds het Kromme Rijn landschap en de veenweidenpolders; de zogenoemde waarden. De rivier krijgt hier smallere oeverwallen. Wijk bij Duurstede en Culemborg zijn de historische steden aan de rivier. De Nieuwe Hollandse Waterlinie en de sluizen van Amerongen en Hagestein zijn markant aanwezig. De Getijde Lek van stuw Hagestein tot voorbij Vianen Vanaf Hagestein is de getijdeinvloed merkbaar. Dit is zichtbaar in de oevers met riet en aan de wisselende waterpeilen. Vianen en Nieuwegein, met het oude Vreeswijk, liggen in een knooppunt van wegen en kanalen. Hier is de verstedelijking van de Randstad zichtbaar. 2.3 Dwarsprofiel van de Rijn De rivierlopen (zowel de historische als de huidige) zijn in het landschap herkenbaar als stroomgordels, die bestaan uit een hoofdgeul met aan weerszijden een relatief hoge licht zandige oeverwal. In voormalige overstromingsvlakten buiten de stroomgordel, liggen de kommen, lagere gebieden met een kleiige bodem. Dit kenmerkende patroon is overal in het rivierengebied aanwezig, behalve daar waar de rivier langs de stuwwallen schuurt. In het dwarsprofiel van de Rijn onderscheiden we de volgende duidelijk herkenbare eenheden: De actieve rivier en de uiterwaarden. Hier zijn de dynamische krachten van het riviersysteem nog volop aanwezig. Op kleinere schaal dan vroeger bevinden zich hier ook weer zandige oeverwallen en kleiige uiterwaardvlakten. Vanwege de grote dynamiek zijn de gebruiksmogelijkheden voor de mens beperkt. Het landschap is, afhankelijk van het gebruik, open in de landbouwgebieden en half open tot gesloten in de natuurgebieden door ooibossen. De oeverwallen. Dit zijn de relatief hooggelegen delen van de stroomgordel met een lichte bodem (klei-zand mengsel). De mens heeft zich hier vanouds gevestigd op relatief veilige woonplekken niet te ver van de rivier. Hier liggen de meeste dorpen en steden. Het landschap is er kleinschalig en besloten tot half-open. De kommen. Dit zijn laaggelegen gebieden, ver van de rivier, met een kleiige of venige bodem. De kommen zijn grootschalig en vrij open en zijn nog steeds relatief dunbevolkt. Ze werden pas ontgonnen toen het mogelijk werd het waterbeheer goed te regelen. Lokaal worden de kommen doorsneden door oude stroomgordels waardoor het landschap op dat van oeverwallen lijkt. De stuwwallen. Langs de Veluwe en de Utrechtse Heuvelrug is het dwarsprofiel asymetrisch. Hier wordt de rivier aan een zijde begrensd door steile hellingen. Dit zijn veelal bosrijke hellingen met op een aantal plekken beekdalen en smeltwaterdalen die een geleidelijke helling naar de rivier vormen. 20

2.4 Het gelaagde landschap van de Rijn De Rijn is leesbaar als een landschap met een lange natuurlijke en cultuurlijke geschiedenis. De bodem en het reliëf in het rivierengebied zijn oud maar zijn toch geologisch te herleiden en te verklaren. Van de mensen die zich in het landschap vestigden, zijn veel sporen teruggevonden. En veel recente veranderingen zijn verklaarbaar door het Rijnlandschap te beschouwen als onderdeel van een dynamisch rivierkundig en stedelijk netwerk. De ruimtelijke beleving: het rivierpanorama De Rijn is de rivier van de vergezichten vanaf de stuwwal over het rivierenland maar ook omgekeerd van de rivier naar de stuwwal. In het westen is de stuwwal uit beeld maar is er vanaf de dijk uitgestrekt zicht over de kommen. In de volgende hoofdstukken worden de karakteristieken en kernkwaliteiten per laag benoemd en uitgewerkt. Een analyse van natuur en cultuur, van historie en heden en van de landschapsbeleving wordt weergegeven met behulp van vier lagen, die in het landschap van de Rijn worden onderscheiden. De vier lagen vormen een handzame kapstok voor de grote hoeveelheid informatie die op tafel komt in deze Handreiking. De lagen vormen een rode draad door deze Handreiking en ze zijn bruikbaar om het landschap in het kort te typeren: Het natuurlandschap: de verstilde Rijn De Rijn is een rustige, verstilde rivier geworden. Dit komt door verschuivingen in de waterafvoer tussen de verschillende Rijntakken. Ingrepen van mensen hebben dit proces gereguleerd en hebben de dynamiek van het water verder verkleind. De stuwen zijn hiervan het symbool. Door haar ligging langs de stuwwal is de natuurlijke diversiteit langs de Rijn groot. Het cultuurlandschap: de romantische Rijn Het reliëf en de rivier hebben bijzondere landschappen laten ontstaan: overgangen van bos naar weiland, landgoederen en oude dorpen en steden. Veel historische kwaliteiten zijn bewaard gebleven, waardoor het rivierenlandschap romantisch aandoet. De netwerken: de levendige Rijnroutes Langs de Rijn is de kleine schaal van infrastructuur opvallend met een groot aantal veerpontjes. Er ontbreekt een dominante gebruiker in het vaarverkeer. Er is relatief veel recreatieve scheepvaart. Dwarsdoorsnede van het rivierengebied met oeverwallen en kommen Dwarsdoorsnede van het rivierengebied met enerzijds oeverwallen en kommen en anderzijds de stuwwal Handreiking Ruimtelijke Kwaliteit Rijn September 2009 21

22

Hoofdstuk 3 I Het verhaal van de Rijn In dit hoofdstuk wordt de ontstaansgeschiedenis van het rivierengebied en de plek die de Rijn daarin inneemt chronologisch beschreven. De beschrijving begint bij de vroegste geologische ontwikkelingen, waarvan nog sporen in het gebied zijn terug te vinden. Daarna komt de geschiedenis van de mens aan de orde en de activiteiten die hij er, tot op de dag van vandaag, heeft ontplooid om het natuurlijk systeem naar zijn hand te zetten. In de recente geschiedenis heeft dit geleid tot vergaande beteugeling van de Rijn en tot veranderingen in de omgeving van de rivier om te kunnen wonen en werken. De historische ontwikkeling wordt laagsgewijs beschreven. Natuurlandschap, cultuurlandschap en moderne netwerken zijn bruikbaar om een historisch perspectief te schetsen met heldere samenhangen in het landschap. Hiermee kunnen de bijzondere kwaliteiten van het landschap beter op hun waarde worden geschat. Handreiking Ruimtelijke Kwaliteit Rijn September 2009 23

3.1 Het driestromenland Over Rijn en Waal wordt gesproken als twee verschillende rivieren, maar ze maken onderdeel uit van hetzelfde riviersysteem. Een riviersysteem dat samen met de Maas gebruik maakt van de brede dalvlakte tussen de Veluwe en Utrechtse Heuvelrug in het noorden en de stuwwal van Nijmegen en de Brabantse zandgronden in het zuiden. Deze 15 tot 25 km brede vlakte is al tienduizenden jaren het toneel van de grote rivieren. Ze hebben er, in steeds weer veranderde patronen, hun weg gezocht, soms ieder afzonderlijk, soms interfererend met elkaar. Ten westen van de lijn Amerongen Tiel Oss wijken de randen van de brede vallei uiteen en stromen de rivieren het weidse laagland van West Nederland in. 3.2 De natuurkrachten: ijs, water, zand en klei. Nederland is al miljoenen jaren het mondingsgebied van de Rijn en de Maas. Vanuit hun brongebieden in Midden Europa voeren deze rivieren water en sediment (zand, grind en klei) af naar het Nederlandse laagland. Omdat de bodem hier - door geologische Lek Amsterdam- Rijnkanaal processen - langzaam daalde hebben zich dikke lagen sediment in de bodem kunnen afzetten. Zo bevindt zich onder de Betuwe een laag zand en klei van 100 tot 200 meter dik die in de loop van 2 miljoen jaar door de rivieren is aangevoerd. Deze lagen spelen onder andere een rol voor de doorvoer van grondwater. Daaronder bevinden zich nog dikkere zand- en kleilagen, maar die zijn vooral in zee afgezet. Pas op een diepte van circa 1 km ligt vast gesteente, kalksteen uit het krijttijdperk, circa 70 miljoen jaar oud. Het ijs legt de basis voor het huidige landschap De hoogteverschillen in het rivierengebied zijn gevormd door landijs dat rond 240.000 jaar geleden vanuit de Noorse bergen kwam en in Midden Nederland tot stilstand kwam. De uit zand en klei opgebouwde bodem werd door de 300 meter dikke voortschuivende gletsjers flink omgewoeld. Onder de gletsjertongen ontstonden diepe brede dalen en aan de uiteinden van het ijs bleven langgerekte heuvelruggen (stuwwallen) liggen die tot de dag van vandaag het landschap in Midden Nederland vorm geven. Neder-Rijn IJssel Waal Pannerdensch Kanaal Rijnstrangen Linge Bovenrijn Merwede Waal Maas Hoogtekaart van het driestromenland van Rijn, Waal en Maas 24

Na deze grote ijstijd, die 110.000 jaar duurde, werd het snel warmer. Het ijs smolt en de rivieren zochten een nieuwe route tussen de stuwwallen door. Het Montferland was in die tijd nog verbonden met de stuwwal van Kleve en vormde een tientallen meters hoge barrière waar de Rijn aan de noordkant omheen stroomde via het dal van de huidige Oude IJssel. Pas tijdens de volgende en laatste ijstijd die duurde van 115.000 tot 12.000 jaar geleden, brak de barrière door en kon de Rijn via deze Gelderse Poort het huidige rivierengebied binnen treden. De rivieren leken in die tijd in het geheel niet op de huidige Rijn. De afvoer fluctueerde veel sterker en de bedding bestond uit tientallen ondiepe lopen die samen een breed vlechtend patroon vormden. Gedurende de tienduizenden jaren die de ijstijd duurde, voerde de Rijn veel zand en grind aan en bouwde daarmee een tientallen meters dikke laag op, die zich overal in de ondergrond van het rivierengebied bevindt. Deze zandlaag speelt nu een belangrijke rol als delfstof voor de industriezandwinning. Tijdens de laatste ijstijd was het klimaat vaak erg droog. Grote zandstormen leidden tot langgerekte duinruggen. In het oostelijk deel van het rivierengebied (Bemmel, Valburg, Rijkerswoerd) en verder westelijk in de Vijfherenlanden (Autenase donk) liggen deze nog aan het oppervlak. Verder naar het westen zijn oude duinen afgedekt door recente rivierafzettingen. Ongeveer 12.000 jaar geleden brak het huidige zachte klimaat aan, het Holoceen. Het afvoerregime van de rivier normaliseerde en de Rijn kreeg een meanderende loop die min of meer op de huidige lijkt. In het oosten sneed de rivier zich eerst nog in, in de dikke zandlagen. In het westen, waar de rivier onder invloed kwam van de stijgende zeespiegel, legde de rivier zand en vooral klei neer en hoogde er het landschap langzaam op. Hier tussenin sneed de Rijn de stuwwallen aan waarbij veel zandig materiaal vrij kwam dat door de rivier werd verplaatst. Door al deze processen verlegde de rivier haar loop talloze malen. In de ondergrond bevinden zich tientallen oude stroomgordels. De grens waar de rivier van eroderend overging in sedimenterend schoof in de loop der tijd langzaam oostwaarts en uiteindelijk bevond Het ontstaan van de Gelderse Poort in de ijstijden in 4 stappen. Nadat het ijs de heuvelruggen heeft gevormd (1), loopt de Rijn eerst om Montferland heen (2), waarna ze doorbreekt (3) en het huidige patroon van heuvels en rivierdalen ontstaat (4). Handreiking Ruimtelijke Kwaliteit Rijn September 2009 25

het hele rivierengebied zich in het sedimentatiegebied. De dikte van het Holocene kleien zandpakket (afgezet sinds de ijstijd 12.000 jaar geleden) bedraagt vandaag de dag in het westen 10 meter, en in het oosten niet meer dan 2 meter. Steilranden, stroomgordels, oeverwallen en kommen Als een rivier tijdens hoogwater buiten haar oevers treedt, zet zij zand en klei af. Het zand bezinkt op de oevers, waar het water nog snel stroomt, en de klei ver van de rivier af, waar het water bijna stilvalt. Zo ontstond het kenmerkende patroon van zandige oeverwallen en kleiige kommen dat overal in het rivierengebied is terug vinden. In de oostelijke Betuwe, vormen de oude pré-romeinse stroomruggen een langgerekt patroon, met over het algemeen een noord-noordwestelijke oriëntatie: oude Rijnlopen liepen van zuid naar noord in de Betuwe, zoals bij Elst. In het westen zijn veel oude stroomgordels begraven onder latere rivierafzettingen en is maar een deel nog herkenbaar in het landschap, oostelijk van Tiel zijn alle oude gordels nog min of meer herkenbaar in het landschap. Na een overstroming bleef het water vaak lang in de kommen staan. In het oosten stagneerde de afvoer door de aanwezigheid van noord-zuid gerichte stroomruggen (dit waren de natuurlijke dijken!) zoals tussen Elst en Driel en van Zetten naar Randwijk- Lakemond. Ook in het westen, waar het verhang vrijwel nul was, waren de kommen altijd nat. Hier ontwikkelden zich moerasvegetaties en broekbossen, die na afsterven als veenlagen in de bodem achterbleven. Langs de Stuwwal zijn relatief veel oude rivierlopen verzand en verland, waarna de rivier zich een nieuwe bedding zocht. Dit proces is hier spectaculair geweest vanwege de ligging van de Rijn aan de voet van de stuwwallen. Aan de steilranden kwam veel erosief materiaal vrij, dat elders werd afgezet. 3.3 De eerste bewoners in het rivierenlandschap Bataven en Romeinen Al aan het einde van de ijstijd leefden er mensen in het rivierengebied. Het waren rendierjagers die als nomaden door het toendralandschap trokken. Op enkele plaatsen zijn artefacten gevonden van deze eerste bewoners. Pas zo n 5000 jaar geleden, in de Steentijd, raakte het rivierengebied blijvend bewoond door boeren die in kleine gehuchten woonden op de toenmalige oeverwallen. Uit die tijd zijn diverse vondsten bekend. In de IJzertijd (vanaf 2800 jaar geleden) raakte het gebied dichter bevolkt met Germaanse stammen, die in kleine dorpen woonden. Veel vestigingen van landbouwers vonden plaats aan de voet van de stuwwal. Hier was het vruchtbare lage en het hoge droge land onder handbereik. Er zijn geen vindplaatsen van permanente woonplaatsen maar er zijn vele grafheuvels gevonden uit de steen- en bronstijd (5000 tot 3000 jaar geleden). Tussen Doorn en Rhenen liggen er zo n zeventig. In het gebied zijn ook diverse akkercomplexen, celtic fields, gevonden die vanaf de ijzertijd tot de vroege middeleeuwen hebben gefunctioneerd. De naamgeving van onze rivieren Rhenus, Vahalis, Isala en Mosa stamt uit de Romeinse tijd. Misschien zijn de riviernamen nog ouder, maar de Romeinen stelden ze voor Opeenvolging van stroomgordels van de Rijn van oud (donkergroen 7500 BP) naar jong (oranje en rood), Opeenvolging Berendsen van Universiteit stroomgordels van Utrecht. van de Rijn van oud (donkergroen en 7500 BP) naar jong het eerst (oranje op en schrift. De Romeinse tijd is belangrijk geweest voor de erna volgende rood). Berendse nuu 26

gebied in. De Waal was in de Romeinse tijd nog kleiner, zij was in de 2e eeuw voor Chr. ontstaan als een afsplitsing van de Rijn die toen nog nabij Elst (Gelderland) liep. De Romeinen waren de eersten die probeerden het natuurlijk systeem te beïnvloeden. Door dijken aan te leggen en kanalen te graven hadden zij invloed op het patroon van de rivieren. Met de aanleg van de zogenaamde Drususdam in de bovenloop van de Waal probeerden zij meer water naar de Rijn te voeren in plaats van naar de Waal, die toen steeds meer water ging trekken. Kaart van de limes (bron: folder programmabureau Limes) ontwikkeling van het landschap. In het rivierengebied bevond zich de noordgrens (de Limes) van hun rijk, langs de toenmalige loop van de Rijn. De Romeinen stichtten steden en brachten welvaart. In de ondergrond herinneren veel sporen aan hun aanwezigheid. Zo zijn er langs de Rijn resten gevonden van forten (o.a. Castra Hercules in Meinerswijk Arnhem), waarmee de Limes moest worden verdedigd. De Limes bestond naast de rivier uit een weg, forten, wachttorens en burgerlijke nederzettingen en was een belangrijke handelsroute. De linie liep vanaf de Duitse grens tot aan Wijk bij Duurstede en langs Utrecht naar Katwijk. In de ondergrond herinneren veel sporen aan hun aanwezigheid. Het gedeelte door de Over Betuwe bevat nog tal van onduidelijkheden vanwege vergravingen en door latere activiteit van de rivier die sporen heeft uitgewist. Hier bestaat, op het Castellum in Meinerswijk bij Arnhem na, geen zekerheid over de origine van zogeheten Romeinse archeologische vondsten. Uit Romeinse bronnen is het een en ander bekend over de grote rivieren. Zo was de Rijn de belangrijkste loop, zij liep indertijd vanaf het huidige Schenkenschanz, via Oud Zevenaar, Huissen en Driel en dan verder langs Wijk bij Duurstede het Kromme Rijn Ontbossing en klimaatveranderingen veroorzaakten vernatting van het gebied in de 3 e en 4 e eeuw. Een burgeroorlog leidde tot terugtrekken van de Romeinen. Het rivierengebied ontvolkte, alleen op de randen van de stuwwal en op de hoogste delen van de oeverwallen bleef bewoning gehandhaafd zoals Huissen, Elst en Meinerswijk. In die periode piekten de rivieren zowel naar boven als naar onder, hetgeen leidde tot het stoppen van de veengroei in de kommen van de Betuwe tot en met de Vijfheerenlanden. In de komgebieden werd zware komklei afgezet met een zeer slechte waterdoorlatendheid. De Middeleeuwse Rijn De Rijn (Neder-Rijn en Lek) ging in de Middeleeuwen een kleinere rol spelen in de afvoer van het water van het Rijnsysteem. De Waal werd daarentegen belangrijker en ontwikkelde tot de hoofdstroom. Dit had grote gevolgen voor de ontwikkeling van de stroomgordels. De Rijn werd een afbouwend riviersysteem, met weinig erosie, relatief veel sedimentatie en een vrijwel gefixeerde loop. Het veroorzaakte problemen met de bevaarbaarheid waardoor de Rijn bij Wijk bij Duurstede werd afgedamd in 1122. De Lek werd de hoofdafvoer van de Rijn. Bij IJsselstein vond de afdamming van de Hollandse IJssel plaats in 1285. De Waal ontwikkelde, vooral in het oosten, grote meanderende bochten en een brede hoge oeverwal. De benedenloop van de Rijn (de Lek) en de Waal kwamen in de Middeleeuwen door de stijgende zeespiegel steeds meer onder invloed van de getijden. Met name de Waal kreeg te maken met de gevolgen van de Elizabethvloed in 1421, waarbij de zee tot ver in het binnenland (Gorinchem) doordrong. Voor het water was de weg naar zee via de Waal daarna veel korter dan via de Rijn. De stroomsnelheid Handreiking Ruimtelijke Kwaliteit Rijn September 2009 27

nam toe, waardoor de bodem zich verdiepte en de rivier zoveel water ging trekken dat de monding van de Rijn verzandde en een dode rivier dreigde te worden. Al in de 14 e /15 eeuw ontstonden daardoor problemen met de bevaarbaarheid. Dit leidde in 1600 tot het graven van de Grift van Nijmegen naar Arnhem. In 1672 kon door verzanding en laagwater Lodewijk XIV met zijn leger door de Rijnbedding lopen en veroverde het gebied. Uiteindelijk duurde het nog tot 1707 voordat het Pannerdensch Kanaal werd gerealiseerd, waarmee het splitsingspunt van Rijn en Waal van Schenkenschanz naar Lobith (8 kilometer verder stroomafwaarts) werd verplaatst en de rivier werd ingekort. De waterverdeling tussen beide rivieren werd hiermee gestabiliseerd. De veranderingen in waterverdeling bleken grote gevolgen te hebben voor de ontwikkelingen in de uiterwaarden en zijn bepalend geweest voor de verschillende kwaliteiten van beide rivierlopen. Ontginning van het vruchtbare land Vanaf de 8e eeuw werd het rivierengebied weer bewoonbaar en vestigden zich steeds meer mensen in het gebied. Onder invloed van machtige kloosters zoals Egmond, Lorsch en Arras, ontgonnen boeren de stroomruggen van de Rijn en de Lek, met vruchtbare akkers op de hoogste delen en weilanden op de overgang naar de kommen. De periode tussen 1000 en 1300 geldt als een bloeiperiode. Het klimaat was zacht en de rivieren hielden zich relatief rustig. De oeverwallen werden op grote schaal ontgonnen. Er ontstond een onregelmatige blokverkaveling op de stroomruggen. Bij hoogwater traden de onbedijkte rivieren nog wel buiten de oevers en via laagten tussen de oeverwallen overstroomde een groot deel van het rivierengebied. In de natte kommen handhaafde zich het broekbos. Op de stuwwallen ontstond landgebruik dat inspeelde op de verschillen in grond en waterhuishouding. De dorpen hadden escomplexen met akkers, en daarboven op de helling, woeste gronden. Onder aan de helling lagen de weidegronden bij de rivier. 28 De verandering van het rivierenlandschap in vier stappen (prehistorie, 1200, 1620 en nu) van een natuurlijk naar een groot deels beteugeld landschap Op de plek van het latere Wijk bij Duurstede bloeide in de negende eeuw Dorestad. Deze stad lag op een cruciaal waterknooppunt: aan de Rijn die enerzijds de verbinding was naar Duitsland en anderzijds naar de kust en aan de Vecht die verbonden was met Scandinavië. Via de Lek was er nog een korte verbinding naar de kust. Dorestad was