Sanne Tiggeloven. Hogeschool Utrecht / FMR / Maatschappelijk werk en Dienstverlening. sannetiggeloven@hotmail.com. 20 april 2015



Vergelijkbare documenten
Goed voorbeeld doet volgen. Martine Noordegraaf

24 uurshulp. Met Cardea kun je verder!

Betrokken ouders verbeteren hulpverlening

Betrokken ouders verbeteren hulpverlening

Richtlijn / info voor ouders. Uithuisplaatsing. Richtlijnen jeugdhulp en jeugdbescherming. NVO, BPSW en NIP

Jan Dirk van der Ploeg publicaties (4)

Werkbladen. Wat werkt in de pleegzorg?

Bijlage 1-3 Bouwstenen Blok C1

Iedereen heeft een eigen verhaal

The downside up? A study of factors associated with a successful course of treatment for adolescents in secure residential care

2. VERBLIJF. 2A: Verblijf deeltijd

vooruitkomen + Hulp na seksueel misbruik

1 24 uurshulp 24 uurshulp _Cardea.indd 1 Cardea_A5 brochure_24 uurshulp_148x210.indd :38: :37:21

Orthopsychiatrie en ambulante forensische kinderen jeugdpsychiatrie. Kinderen en Jeugdigen. Informatie voor ouders/verzorgers

Integrale Zorg. Kom verder! INFORMATIE VOOR VERWIJZERS. Integrale Zorg voor kinderen en jongeren met een licht verstandelijke beperking

gewoon meedoen! Ketenzorg met toekomst

Spirit biedt hulp waar nodig

Professionele hulp voor kinderen en jongeren

Voortgangsmonitor. Driehuis en gezinshuizen. JiO 9 maart Caroline van den Bel en Carolien Konijn

Afname van het beroep op de (gespecialiseerde) zorg voor jeugd; de goede vraag?

Perspectief in Pleegzorg:

Hulp voor jonge ouders. Informatie voor professionals

Behandeling in de algemene kinder- en jeugdpsychiatrie. Kinderen en Jeugdigen. Informatie voor ouders/verzorgers

gewoon meedoen! Ketenzorg met toekomst

gezinsvormen [ behandeling in een gezin ]

Hulpverlener-leidinggevende alliantie: Werkzame factor voor goede jeugdhulp?

HULPVRAAG Doelgroepen Doelstellingen

Er zijn als het moet. Visie van de William Schrikker Groep op gespecialiseerde jeugdzorg aan kinderen (van ouders) met een beperking

Rotterdam Rijnmond. Zorg voor jongeren en hun gezin. Begeleiding en (tijdelijk) wonen voor jongeren BEGELEID WONEN INDIVIDUELE BEGELEIDING

Ik krijg ondersteuning bij de opvoeding en zorg voor mijn kind. Wat verandert er in 2015?

Meander Nijmegen. Samen groot worden. Zorg voor jeugdigen. Begeleiding en (tijdelijk) wonen voor kinderen, jongeren en gezinnen BEGELEID (KAMER) WONEN

Werksessie Inkoop gezinshuizen 2018

even VoorSTELLEN Met Cardea kun je verder!

Samenwerken met ouders voor goede hulpverleningsresultaten: (hoe) werkt het?

Naar een nieuw perspectief. M.A.Gelsing GZ-psycholoog behandelcoördinator

Weten wat er verandert in de jeugdhulp in 2015? Deze lijst geeft antwoord op de meest gestelde vragen.

E 1.2 Reguliere pleegzorg, inclusief netwerkpleegzorg E 1.3 Crisispleegzorg E 2 Logeren/kortdurend verblijf

Kleinschalige woon- en onderwijsvormen. Opvang van kinderen met eigen-aardig gedrag

Begeleiding in de thuissituatie

Uitnodiging. Congres: Het gezin centraal. Gezinsgericht werken vanuit de (gesloten) instelling

Ondertoezichtstelling

Triple P (Positive Parenting Program): effectief bij gedragsproblemen?

ABC - Ambulant Behandelcentrum

Perceelbeschrijving JeugdzorgPlus

Flexibel thuistraject voor het hele gezin. GezinsFACT

v r o u w e n o p v a n g R SA MANUS informatie voor verwijzers

Veilig opgroeien in een gezinssituatie. Gezinswonen

even Als kinderen en ouders geen raad meer weten

Hulp voor gezinnen met meerdere, complexe problemen. Intensieve Ambulante Gezinsbehandeling

Perceelbeschrijving JeugdzorgPlus

Social Return on Investment Gezinshuis De Kantelaar Peiljaar 2015 Ons gezinshuis in het kort

Ambulant en niet ambulant

Bijlage 2A - Productomschrijving. Perceel 1 Jeugd en Opvoed hulp

Jij bent okay! Een competentietraining voor jongeren met LVB en hun ouders met psychische en/of verslavingsproblemen

Ambulante Spoedhulp. hulp in crisissituaties aan jeugd van 0-18 en ouders of verzorgers. crisis

Samen naar huis Een eind aan residentiële jeugdhulp? Gerard Besten, Gezinshuis.com

even Als kinderen en ouders geen raad meer weten

Utrecht, 9 maart 2010 Pythagoraslaan 101 Tel

24- uursbehandeling. [ intensieve persoonlijke begeleiding en behandeling ]

Welkom. Pedagogische verwaarlozing anno Het Kind Eerst (juni 2013)

Gebundelde krachten. Brochure voor verwijzers

ThuisBest, juist voor probleemjongeren. Een effectieve manier van samenwerken

Verslag Workshop 5 Wachten op leren en de klok tikt door Continuïteit geldt niet alleen voor zorg, maar ook voor onderwijs. Onderwijs blijkt een

maar niet alleen! Persoonlijk Toekomstgericht Deskundig

Integrale Zorg. Kom verder! INFORMATIE VOOR VERWIJZERS. Integrale Zorg voor kinderen en jongeren met een licht verstandelijke beperking

Veranderingen in de Jeugdzorg Zeeland: Vraag- en antwoord

Maashorst helpt kinderen verder!

Zorg op Tijd. EIF Conferentie Nijmegen

Jeugdbescherming Informatie voor ouders/opvoeders

Kenniskring Entree van zorg

Behandelprogramma Doen Wat Werkt Verbeterd Verder

Marja Cozijn MSc o.l.v. Dr. Peter van den Bergh Universiteit Leiden In opdracht van Pleegzorg Advies Nederland

Schakenbosch in het kort

Behandeling bij Jongeren en Middelengebruik. Kinderen en Jeugdigen. Informatie voor ouders/verzorgers

Voor jongeren en jongvolwassenen met een licht verstandelijke beperking

Ouderlijke betrokkenheid en het welzijn van kinderen

Voortgangsmonitor. Driehuis en gezinshuizen. JiO 9 maart Caroline van den Bel en Carolien Konijn

Het grootste tekort. Hoe helpen we Johnny echt?!

GEEF ME DE 5- METHODIEK IN DE ZORG

AWBZ zorg bij Bureau Jeugdzorg (BJz)

Kenniskring Entree van zorg

Werken met multipele allianties

Brijder Verslavingszorg Hoofddorp

Jeugdhulp. 3.1 Gemeenten hebben een jeugdhulpplicht

Kortdurende hulpverleningstrajecten Maasland

jongeren Op WeG NaAr ZeLf - StAnDiG - heid. WoODbRoOkErS

Meedoen Werkt! Geen werk, geen uitkering, wél ambitie? Ontwikkel je talent in Purmerend!

Organisaties. Onderzoeksvraag Wat werkt? 3 aandachtsgebieden. Wat werkt? 3 aandachtsgebieden. Wat werkt? 3 aandachtsgebieden

1-meting NEDERLANDERS EN DE DECENTRALISATIES IN HET SOCIALE DOMEIN. I&O Research

Ieder zijn kracht, samen het resultaat

Intensieve Ondersteuning Gezin en begeleiding

Iedereen heeft een verhaal

SAFFIER. Saffier samengevat. Doelgroep Saffier

Voor ouders over de ondertoezichtstelling

Informatie voor ouders

NEDERLANDERS EN DE DECENTRALISATIES IN HET SOCIALE DOMEIN

Bij Juvent staan kinderen op nummer 1! JEUGD & OPVOEDHULP ZEELAND

Samen gezinsrelaties verbeteren. Relationele gezinstherapie

verwijzers HouVast: voor hulp aan gezinnen Ondersteuning voor ouders met een licht verstandelijke beperking

Ondertoezichtstelling (OTS) Wat betekent een ondertoezichtstelling voor u en uw kind? Wat kunt u verwachten?

Transcriptie:

Het belang van ouders en naasten voor een succesvolle terugkeer De invloed van ouders en naasten op een succesvolle terugkeer na verblijf in een residentiele jeugdinstelling en de hiervoor benodigde organisatorische veranderingen Sanne Tiggeloven Hogeschool Utrecht / FMR / Maatschappelijk werk en Dienstverlening sannetiggeloven@hotmail.com 20 april 2015 Abstract Betrokkenheid van ouders en andere naasten hebben een positieve invloed op een succesvolle terugkeer van jeugdigen na een het verblijf in een residentiële instelling. Actieve deelname van ouders aan behandeling, persoonlijke- en gezinsverandering zijn essentieel voor een succesvolle terugkeer. Om dit te kunnen bewerkstelligen moeten er organisatorische veranderingen in residentiele instellingen plaats vinden. Hoe deze organisatorische veranderingen daadwerkelijk moeten worden uitgevoerd en of deze überhaupt kunnen worden uitgevoerd dient nader onderzocht te worden. Sleutelwoorden Residentiële jeugdinstelling, betrokkenheid van ouders, deelname aan behandeling, persoonlijke- en gezinsverandering, organisatorische veranderingen. 1

1 Inleiding Een (tijdelijke) uithuisplaatsing is een maatregel welke door alle jeugdzorg instanties het liefst voorkomen wordt. Voor veel gezinnen verloopt de opvoeding dusdanig stroef dat er intensieve ambulante zorg wordt ingezet. Met behulp van opvoedondersteuning wordt er alles aan gedaan om een jeugdige thuis bij hun ouders te laten verblijven. De uitkomsten van onderzoeken naar de effecten van een uithuisplaatsing spreken elkaar tot nog toe erg tegen. Wel duidelijk is dat veel uithuisgeplaatste kinderen emotionele -en gedragsproblemen hebben (Bartelink, 2013). Wat wordt beschouwd als een gedragsprobleem verschilt enorm: wat voor de een als opstandig gedrag wordt ervaren, wordt voor de ander beschouwt als een gedragsprobleem. In het boek Gedragsproblemen omschrijft Van der Ploeg gedragsproblemen als volgt: Gedragsproblemen worden beschouwd als een relatief concept dat aan de orde is als de op dat moment in de omgeving heersende normen en geldende regels worden overschreden. De ernst van het probleemgedrag wordt verder bepaald aan de hand van de frequentie, de duur en de omvang, alsmede door de mate waarin de betrokkene zichzelf en/of zijn omgeving psychische schade berokkent. (Van de Ploeg, 1997, p. 18) Wanneer het blijkt dat een jeugdige echt niet meer thuis kan wonen, wordt deze uit huis geplaatst. Hierbij kan gedacht worden aan dusdanige gedragsproblemen dat ouders de opvoeding voor hun kind niet aan kunnen, de ontwikkeling van het kind wordt bedreigd door bijvoorbeeld kindermishandeling, of een justitiële maatregel waardoor er door de kinderrechter wordt besloten een kind in een justitiële jeugdinrichting te plaatsen om de veiligheid voor zichzelf en de maatschappij te waarborgen. Hierbij is de grote vraag wat er gedaan moet worden, tijdens het verblijf van de jeugdige in een residentiële instelling, om deze veiligheid weer terug te krijgen. In dit artikel wordt beschreven op welke manieren ouders en naasten invloed kunnen hebben op een succesvolle terugkeer van de jeugdige en hoe dit moet worden georganiseerd. 2 Waarom residentiële jeugdinstelling? 2.1 Aantal jeugdigen in een residentiële instelling De cijfers van de omvang van het aantal jeugdigen dat gebruik maakt van residentiële zorg loopt nogal uiteen. Zo komt uit een onderzoek van Loeffen (2007; in Bartelink, 2013) naar voren dat er in verschillende residentiële jeugdzorg instellingen 18.247 plaatsen beschikbaar zijn. In het rapport van de Commissie financiering jeugdzorg (2009; in Bartelink, 2013) komt daarentegen naar voren dat in 2007 12.529 jeugdigen gebruik maakten van residentiële zorg. Zij hebben in hun onderzoek het aantal gebruikers als uitgangspunt genomen. Loeffen meette het aantal bedden. In deze onderzoeken zijn de verschillende soorten residentiële jeugdzorg opgenomen. Zoals de destijds door de provincie gefinancierde jeugdzorg, de zorg voor verstandelijk beperkten, de kinder- en jeugdpsychiatrie en de justitiële jeugdinrichtingen. 2.2 Residentiële instelling als laatste redmiddel Uit een onderzoek van Knorth en collega s (2008; in Bartelink, 2013) komt naar voren dat jongeren met gedragsproblemen meer baad hebben bij een pleeggezin dan een plaatsing in een residentiële instelling. Echter moet er hierbij wel kleinschalige hulp worden geboden, moeten de verzorgers professioneel zijn opgeleid, moet er individuele en gezinstherapie worden geboden en moet dit goed worden gecoördineerd. Er wordt verondersteld dat er in een pleeggezin meer de mogelijkheid is tot het nabootsen van een gezinssituatie dan in een residentiële instelling. De effecten van gezinshuizen zijn nog weinig onderzocht. Het verschil met een gezinshuis en een residentiële instelling is dat er minder kinderen wonen en dat er 24 uur lang zorg wordt geleverd door professionals. De eerste onderzoeken naar gezinshuizen lijken positieve effecten te hebben op de jeugdigen, er blijkt een vermindering van gedragsproblemen. (Baat, Berg-le Clerq, & Steege, 2012). Toch is het door de mate van gedragsproblemen of door een juridische maatregel niet altijd mogelijk om een jeugdige in een pleeggezin of gezinshuis te plaatsen, jeugdigen worden dan geplaatst in een residentiële instelling. Vandaar dat plaatsing in een residentiële instelling als laatste redmiddel wordt gezien. Door de grote 2

mate van gedragsproblemen of juridische maatregel kan de groep jeugdigen die in een residentiële instelling wordt geplaatst, gezien worden als de meest zorgelijke groep. Daarom is het belangrijk om deze groep zo goed mogelijke zorg te bieden om toekomstige problemen te verminderen of tegen te gaan. 3 De invloed van ouders op een succesvolle terugkeer 3.1 Bezoek van ouders Het doel van een plaatsing in een residentiële instelling is het verminderen van gedragsproblemen en uiteindelijk terugkeren naar hun gezin. De nodige structuur en regelmaat wordt zoveel mogelijk herpakt in een leefgroep in een residentiële instelling: er wordt geprobeerd zoveel mogelijk het gezinsleven na te bootsen. Ondanks dat, vallen jeugdigen die terugkeren naar hun gezin vaak terug in hun oude patroon. De veranderingen die tijdens het verblijf in een residentiële instelling zijn ingezet houden niet altijd stand na vertrek omdat deze een grote invloed hebben op de jeugdigen (Harder, Knorth, & Zandberg, 2006; in Bartelink; Hair, 2005). Uit verschillende onderzoeken blijkt dat het betrekken van familie een essentieel onderdeel is om de kans op een geslaagde behandeling te vergroten (Bartelink, 2013; Geurts, Noom, & Knorth, 2010; Grooters, 2013; Van Bussel, 2012; Jenson, & Whittakker, 1987; Nickerson, Brooks, Colby, Rickert, & Salamone, 2006). Het betrekken van familie kan in de breedste zin van het woord opgevat worden. Dit kan bezoeken van de jeugdige, deelnemen aan therapie, psycho-educatie en actieve deelname aan het verblijf in de leefgroep zijn. Uit onderzoek is gebleken dat al deze vormen van ouders betrekken bij hun kinderen, die verblijven in een residentiële instelling, bij dragen aan vermindering van gedragsproblemen. (Nickerson en collega s, 2006; Geurts en collega s, 2010; Grooters, 2013). Zo blijkt intensief belcontact met ouders al effectief bij te dragen aan de vermindering van gedragsproblemen. Uit een onderzoek van Geurts en collega s (2010) komt naar voren dat jeugdigen die meer bezoek krijgen van hun ouders dan de controlegroep, significant vaker hun gestelde doelen bereiken en korter in de instelling verblijven. Daarnaast zou het bezoek van ouders positief bijdragen het vermogen van de jeugdige om te verblijven op een permanente woonplek na ontslag uit de residentiële instelling. Dit komt omdat het hoofddoel de terugkeer naar hun ouders betreft (U.S. Department of Health and Human Services; 2009 in Geurts en collega s, 2010). Daarnaast toonde Scholte, & Van der Ploeg, (2000) aan dat 58 procent van de kinderen, wiens ouders betrokkenheid toonden, hun probleemgedrag verbeterd. Bij kinderen waarbij hun ouders niet betrokken waren, toonden 32 procent verbetering in hun probleemgedrag. 3.2 Betrekken van ouders bij de behandeling Naast dat het bezoek van ouders aan hun kinderen positieve resultaten laten zien, is gebleken dat de deelname van ouders aan de behandeling van hun kinderen een positiever resultaat heeft. De kans dat behandeleffecten behouden blijven wanneer jeugdigen terugkeren naar hun gezin zijn op korte termijn groter wanneer ouders worden betrokken bij de behandeling van hun kind (Knorth, Harder, Zandberg, & Kendrick 2008). Door ouders en de rest van het gezin deel te laten nemen aan de behandeling, verminderd dit de grote impact van de overgang van het gezinsleven naar een leefgroep voor de jeugdige. Zo blijkt uit een onderzoek van Gorske, Srebalus en Walls, (2003) dat ondersteuning van het gezin en deelname aan behandelactiviteiten de hulp en het behalen van doelen bevorderd. Uit een onderzoek van Davis, Newton en Ganger (1996) blijkt dat de vermindering van gedragsproblemen tien keer zo groot is, wanneer de moeder regelmatig meedraait op de leefgroep waar haar kind verblijft. Op deze manier kunnen ouders erachter komen, waar het mis gaat en kunnen opvoedingsproblemen besproken worden. Het geven van psycho-educatie aan ouders is hierbij een essentieel onderdeel, op deze manier begrijpen zij wat er gaande is omtrent hun kind (Carlo, & Shennum 1989). Het is belangrijk dat niet alleen de jeugdige maar ook de ouders intensief leren van de tijd dat hun kind in een residentiële instelling verblijft. Bovendien blijven ouder en kind nauw betrokken met elkaar waardoor het gezinsgevoel beter in stand blijft. 3.3 Waarom lukt het ouders niet om deel te nemen aan behandeling? Uit een onderzoek van Nickerson en collega s, (2006) blijkt dat veel ouders waarvan hun kinderen in een residentiële instelling verblijven, zelf problemen hebben. Daardoor hebben zij niet het vermogen om het juiste te doen. Hun persoonlijke problemen zorgen voor een barrière om meer betrokkenheid te tonen naar hun kind toe. Ouders moeten daardoor naast psycho-educatie ook 3

training krijgen om hun opvoedingsvaardigheden te verbeteren (Nickerson en collega s, 2006). Bij veel multi probleemgezinnen is er sprake van familiestress wat hen weerhoudt om deel te nemen aan de behandeling van hun kind. Vandaar dat Nickerson en collega s pleiten voor een familiecentrum in plaats van een kind-centrum waardoor het hele systeem geholpen kan worden. De manier waarop dit moet worden uitgevoerd komt echter weinig naar voren in haar onderzoek. Nickerson en collega s (2006) vonden ook dat ouders vaak niet deel kunnen nemen aan de behandeling van hun kinderen, omdat ze vaak een gebrek aan verantwoordelijkheid hebben, een slechte relatie met hun kinderen hebben en persoonlijke problemen zoals psychiatrische en verslavingsproblematiek ervaren. Dit versterkt de reden waarom ouderbehandeling net zo belangrijk is als behandeling van jeugdigen om een terugkeer succesvol te laten zijn. Hierbij is het belangrijk dat de wensen voor verandering van het hele systeem en in het bijzonder dat van de ouders, serieus worden genomen en worden afgestemd op de behandeling. Dit bevordert de motivatie van ouders om actief deel te nemen aan de behandeling aan hun kind en zij hebben op hun beurt weer een positieve invloed op de vermindering van gedragsproblemen van hun kind. Grooters, De Swart, Lohuis-Heesink, & Moonen, (2013) vonden in hun onderzoek dat er te weinig overeenstemming is tussen de hulpverleners, de ouders en de jeugdigen die verblijven in de residentiële instelling. Zo blijkt dat deze partijen verschillende redenen geven voor de uithuisplaatsing van het kind en hebben daarmee ook verschillende doelen. 4 Meer dan alleen de ouder In een residentiële instelling verblijven veel kinderen welke zijn mishandeld door hun ouders. Door de mishandeling komt hun ontwikkeling in gevaar waardoor ze uit huis zijn geplaatst. In de literatuur is nog weinig bekend over het betrekken van ouders bij deze doelgroep. Ouders hebben hen direct of indirect schade aangedaan. Vooralsnog blijkt het dat ook voor deze doelgroep het betrekken van ouders een positieve invloed heeft. Dit valt te wijten aan de van nature grove loyaliteit van kinderen naar ouders. Een kind is vanaf zijn geboorte al loyaal aan zijn ouders en in het bijzonder aan zijn moeder. Met die reden kunnen kinderen hun ouders moeilijk loslaten waardoor het tevens voor hen belangrijk zou zijn om ouders te betrekken bij de behandeling (Van Ongevalle, Van Ongevalle, Van de Voorde, & De Muysere, z.d.). Echter is hier nog weinig onderzoek naar gedaan, waardoor ik mijn kanttekeningen plaats bij dit gegeven. Wel blijkt uit onderzoek dat naast het bezoek van ouders, ook andere naasten door middel van bezoek een positieve bijdrage kunnen leveren aan de vermindering. Jeugdigen die naast het bezoek van ouders ook bezoek en steun krijgen van overige familieleden en niet-familiaire naasten, zoals goede vrienden, toonden betere uitkomsten wat betreft sociale aanpassingen dan jeugdigen die alleen steun van dichtbij staande familie kregen. Zo zouden niet-familiaire naasten consistentie van bezoeken kunnen bieden waar dit door ouders of andere familieleden niet altijd geboden kan worden (Lee, 2011). Op deze manier kunnen niet-familiaire naasten als aanvulling worden gezien op ouder bezoek. Ook kwam in het onderzoek van Lee (2011) naar voren dat de rol van de bezoeker, het doel van het bezoek en de duur van de relatie belangrijke aspecten zijn voor het ontwikkelen van het vermogen om op een permanente woonplek te verblijven. Zo moeten ouders die deelnemen aan familietherapie gescheiden worden van andere bezoeken omdat dit kan leiden tot beïnvloeding van de therapie (Affronti, & Levison-Johnson, 2009). Daarnaast hangt de duur van de relatie met de bezoeker en de jeugdige samen met de frequentie van het aantal bezoeken. Hierbij kan verondersteld worden dat relatief nieuwe relaties de jeugdige intensief bezoeken, waarna dit na verloop van tijd afneemt. Niet-familiaire naasten kunnen deze continuïteit van bezoek beter vasthouden wat zorgt voor aanvullende sociale steun. Kortom blijkt dat het betrekken van naasten een positieve invloed heeft op de vermindering van gedragsproblemen en verhoogd dit het vermogen van de jeugdige om na verblijf in een residentiele instelling, op een permanente woonplek te verblijven (Lee, 2011). Daarnaast is het effectiever gebleken dat ouders worden betrokken bij de behandeling en deelnemen aan de behandeling van hun kind. Verschillende vormen van deelname blijken effectief te zijn. Hierin is psycho-educatie, deelname aan therapie en aanwezigheid op de leefgroep van invloed op de vermindering van gedragsproblemen. Echter worden ouders hierin belemmerd door persoonlijke problemen om deel te nemen aan de behandeling van hun kind. Met die reden is verandering van het hele gezin cruciaal voor het behouden van de behaalde resultaten door de jeugdige in de residentiele instelling. 4

Hoe deze kennis toe te passen is in de praktijk, is nog weinig onderzocht en staat daarom nog erg in de kinderschoenen. 5 Het Oak Grove programma 5.1 Een poging tot organisatorische veranderingen Om de opgedane kennis daadwerkelijk toe te kunnen passen zullen er organisatorische veranderingen in residentiele instellingen plaats moeten vinden. Chance, Dickson, Bennett en Stone (2010) hebben onderzoek gedaan naar de organisatorische veranderingen welke doorgevoerd moeten worden om het netwerk van de jeugdige meer te kunnen betrekken bij de behandeling. De organisatorische veranderingen zijn doorgevoerd in een residentiële instelling voor jongeren met ernstige emotionele- en gedragsproblemen. Volgens Chance en collega s (2010) zijn cliënten multi-stressed, ze krijgen zoveel hulp aangeboden voor de problemen die er zijn dat ze door de bomen het bos niet meer zien. Daarom hebben zij een programma ontwikkeld voor een vrijere instelling waardoor er een minder abrupte overgang ontstaat wanneer jeugdigen worden ontslagen uit de residentiele instelling. Zij hebben het Oak Grove programma samengesteld waarbij de voormalige residentiele instelling een behandelcentrum is geworden voor familie en jeugdigen. Zij stellen nadrukkelijk dat het een servicepunt voor de familie is in plaats van een nieuw tijdelijk thuis voor de jeugdige. Het Oak Grove programma stelt dat familie ten alle tijden moet worden betrokken bij de behandeling van de jeugdige. De familie wordt echter gezien als het obstakel voor het niet behalen van succes van de jeugdige. Waar reguliere residentiële instellingen de focus leggen op de behandeling van de jeugdige legt het Oak Grove programma de nadruk op de behandeling van de familie. 5.2 Het samenstellen van een netwerk Veel van de jeugdigen komen de instelling binnen zonder contact te hebben met hun familie. Het Oak Grove programma stelt dat iedere jeugdige familie heeft. Er wordt samen met de jeugdige intensief gezocht naar een groot netwerk van ongeveer veertig personen, waarvan vier intensief betrokken worden bij de behandeling van de jeugdige. Daarnaast is het programma gebaseerd op de individuele behandeling van de familie. Er wordt gekeken naar de belangen van de familie zelf, waar vervolgens de behandeling op aangepast wordt. De gedachte hierachter is dat iedere jeugdige uit een ander milieu komt. Daarom wordt in het Oak Grove programma het milieu aangepast aan het kind in plaats van dat het kind wordt aangepast aan het milieu. Op deze manier zou er dichter bij de wensen van de jeugdige en zijn familie worden gebleven. Voor iedere jeugdige wordt er een Collaborative Family connection [CFC] team samengesteld. In dit CFC team zijn vaste hulpverleners betrokken welke de individueel opgestelde doelen coördineren. Daarnaast bestaat dit team voornamelijk uit de ouders, dichtbij staande familie of andere naasten welke een bijdrage kunnen leveren aan gedragsverbetering van de jeugdige. Met deze CFC teams vinden bijeenkomsten plaats waarin de jeugdige en zijn familie de inhoud bepalen. Ook bepalen zij wanneer de jeugdigen met ontslag gaan, hier worden actiepunten aan verbonden welke uitgevoerd moeten worden (Chance en collega s, 2010). 5.3 Overig therapie aanbod Ieder CFC team krijgt groepstherapie aangeboden waarin vaardigheden worden aangeleerd welke thuishoren in de opvoeding en wat er vanuit de maatschappij van hen wordt verwacht. Naast de groepstherapie is er een mogelijkheid voor therapeutische hulp voor de jeugdige. Wanneer het CFC team besluit dat er specifieke hulp nodig is voor het verbeteren van bepaald gedrag, komt een jeugdige in aanmerking voor specifieke therapie (Chance en collega s, 2010). 5.4 Verwachting van de hulpverleners Om deze veranderingen te laten slagen heeft het Oak Grove programma overlegt met alle hulpverleners wat zij het meest belangrijk hebben ervaren voor de cliënten. Hier kwam uit dat medewerkers merkten dat veel cliënten terugvielen in hun oude gedrag na ontslag omdat ze niet voldoende verbonden waren met hun familie. Van de hulpverleners wordt verwacht dat zij zich blijven ontwikkelen door te reflecteren op hun eigen handelen. Daarnaast krijgt iedere hulpverlener flextijd ingeroosterd zodat er tijd is om te hulp te schieten wanneer families dit nodig hebben. Iedere hulpverlener heeft ongeveer drie a vier CFC teams, met allemaal individueel gestelde doelen. Daarnaast is het bij het Oak Grove programma van belang dat hulpverleners op gelijke hoogte staan met de familie, zij moeten zich zo min 5

mogelijk gedragen als de professionals die komen vertellen wat de familie fout heeft gedaan en wat er anders moet. Door een gelijke houding aan te nemen zouden ouders meer gemotiveerd blijven om deel te nemen aan de behandeling (Chance en collega s, 2010). 5.5 Mijn kanttekeningen bij het Oak Grove programma De eerste uitkomsten van het programma zijn goed, er zijn metingen gedaan een jaar nadat het programma in werking is gesteld. Van de twintig cliënten welke zijn ontslagen uit het gereorganiseerde programma, zijn vijftien cliënten naar een verminderde vorm van hulpverlening gegaan en vijf naar een verhoogde vorm. Hoewel de korte termijn uitkomsten veelbelovend zijn plaats ik mijn kanttekeningen bij het succes van dit programma. Zo zijn de langer termijn uitkomsten van dit programma nog niet bekend en is er een relatief kleine steekproef gebruikt. Bovendien vraag ik me af of het haalbaar is voor familieleden om zo intensief betrokken te worden bij de behandeling van de jeugdige én lijkt het mij financieel niet haalbaar. Zo stellen Chance en collega s (2010) zelf al dat het model alleen functioneel is als intensieve korte residentiele zorg wordt geboden in combinatie met de behandeling met CFC teams. Omdat er veel individuele zorg geboden wordt zal het programma veel geld kosten, dit geld is er momenteel niet waardoor het volgens mij niet haalbaar is. Wel lijkt het een goede poging naar verandering en verbetering van zorg in de residentiële instelling en is het een opstap naar vervolgonderzoek. 3. Acceptatie van de onmogelijkheid van contact tussen kind en ouders en opbouw en versterking van een vervangend sociaal netwerk. (Geurts en collega s, 2010, p. 30) Binnen de JIC wordt ernaar gestreefd om de eerste stap te behalen, wanneer blijkt dat dit niet haalbaar is wordt er geprobeerd het tweede doel te behalen en wanneer dit ook niet haalbaar is wordt er naar gestreefd het derde doel te behalen. Elk regulier residentieel hulpverleningstraject bestaat uit drie fasen: aanmelding, het verblijf en het vertrek. In onderstaande figuur 1 (Geurts en collega s, 2010) wordt met de blauwe vakken aangeduid welke fasen JIC heeft toegevoegd. 6 Jeugdzorg in Context Ook op Nederlandse grond wordt er gewerkt aan de mogelijkheden tot het betrekken van ouders in de residentiële zorg. Zo ontwikkelde het Rotterdamse Stek Jeugdhulp een gezinsgericht residentieel programma: Jeugdhulp in Context (JIC). Het doel van JIC is het contact tussen het gezin en de jeugdige optimaal te behouden en te versterken. Hierin wordt uitgegaan van een driestappenplan welke tevens de mogelijke doelen van de JIC zijn: 1. Terugkeer van het uithuisgeplaatste kind naar het eigen gezin. 2. Acceptatie van de onmogelijkheid van terugkeer naar het gezin en optimalisering van het contact met het gezin. 6

het gedrag van hun kind en kregen zij handvatten toegereikt om met dit gedrag om te gaan (Geurts en collega s, 2010). 7 Conclusie Figuur 1. Bron: Betrokken ouders verbeteren hulpverlening (p.30) door Geurts en collega s, (2010). De veranderingen welke zijn doorgevoerd in JIC laten positieve resultaten zien. Zo blijkt dat ouders, door de goed afgestemde begeleiding, zelfverzekerder zijn geworden wat betreft de opvoeding. Ook blijken ouders meer tevreden te zijn over de hulpverlening wanneer zij meer inspraak hebben over hun kind en blijkt het functioneren van het gezin gerelateerd te zijn aan het behoud van ouderlijke verantwoordelijkheden. Hierdoor hebben ouders meer kennis gekregen over Duidelijk blijkt dat ouders en andere naasten een positieve invloed hebben op een succesvolle terugkeer van de jeugdige wie in een residentiële instelling verblijft. Deelname aan de behandeling van hun kind is hierbij het meest effectief gebleken. Deze deelname betekent een actieve bijdrage aan de behandeling van hun kind en persoonlijke- en gezinsverandering. Vooral dat laatste blijkt cruciaal om de terugkeer van de jeugdige succesvol te laten zijn. De grote vraag hoe we dit kunnen organiseren in de residentiële instellingen is tot noch toe onbeantwoord gebleven. Chance en collega s (2010) hebben een goede poging tot een organisatorische verandering gedaan. Echter plaats ik mijn kanttekeningen bij de haalbaarheid van deze veranderingen in Nederland. Bovendien moeten de langer termijn resultaten zich nog uitwijzen. Ook Geurts en collega s (2010) hebben een aantal aanpassingen gedaan in hun programma. Een aantal gezinsgerichte fasen zijn toegevoegd welke volgens mij financieel haalbaarder zijn. Echter vraag ik me af of dit genoeg is om het gewenste succes door het betrekken van ouders en familie te bereiken. Voor de toekomst zal er meer onderzoek moeten worden gedaan naar haalbare organisatorische veranderingen om ouders en familie meer te kunnen betrekken bij de behandeling van de jeugdige. Bovendien zal er meer geld vrij moeten komen om deze veranderingen uit te kunnen voeren. Want men kan zich af vragen wat duurder is; investeren in een dure maar succesvolle verandering van residentiële jeugdinstellingen of het uitlaten van deze investering, waarbij de jeugdige keer op keer terugvalt in zorg. Referenties Affronti, M. L., & Levison-Johnson, J. (2009). The future of family engagement in residential care settings. Residential Treatment for Children & Youth, 26(9), 257 304. doi:10.1080/08865710903382571 7

Baat, M. de, Berg-le Clerq, T. & Steege, M. van der (2012). Wat werkt in gezinshuizen?. Utrecht: Nederlands Jeugdinstituut. Bartelink, C. (2013) Uithuisplaatsing: Wat werkt?. Nederlands jeugdinstituut: Utrecht. Carlo, P., & Shennum, W.A. (1989). Family reunification efforts that work. A three year follow-up study of children in residential treatment. Child and Adolescent Social Work Journal, 6(3), 211-216. doi:10.1007/bf00755848 Chance, S., Dickson, D., Bennett, P. M., & Stone, S. (2010). Unlocking the Doors: How Fundamental Changes in Residential Care Can Improve the Ways We Help Children and Families. Residential Treatment for Children & Youth. 27. 127-148. doi: 10.1080/08865711003738522 Davis, I.P., Landsverk, J., Newton, R., & Ganger,W. (1996). Parental visiting and foster care reunification. Children and Youth Services Review, 18(4/5), 363-382. doi:10.1016/0190-7409(96)00010-2 Geurts, E., Noom, M., & Knorth, E. (2010). Betrokken ouders verbeteren hulpverlening. Jeugd en Co Kennis. 1, 28-36. doi:10.1007/s12450-010-0008-x Gorske, T.T., Srebalus, D.J., & Walls, R.T. (2003). Adolescents in residential centers: Characteristics and treatment outcome. Children and Youth Services Review, 25(4), pagina 317-326. doi:10.1016/s0190-7409(03)00014-8 Grooters, G., De Swart, J., Lohuis-Heesink, R., & Moonen, X. (2013). Eind goed, al goed? Voortijdige beëindiging van residentiële hulpverlening aan jeugdigen met een licht verstandelijke beperking: omvang en samenhangende factoren. Onderzoek & Praktijk, 11(1), 6-16. doi: 22130829. Hair, H.J. (2005). Outcomes for children and adolescents after residential treatment: A review of research from 1993 to 2003. Journal of Child and Family Studies, 14 (4), 551-575. doi:10.1007/s10826-005- 7188-9. Jenson, J.M., & Whittaker, J.K. (1987). Parental involvement in children s residential treatment: From preplacement to aftercare. Children and youth service review. 9(2), 81-100. doi:10.1016/0190-7409(87)90011-9 Knorth, E. J., Harder, A. T., Zandberg, T., & Kendrick, A. J., (2008). Under one roof: A review and selective meta-analysis on the outcomes of residential child and youth care. Children and youth service review, 30. 123-140. doi:10.1016/j.childyouth.2007.09.001 Lee, L. (2011). Adult visitation and permanency for children following residential treatment. Children and youth services review, 33, 1288-1297. doi:10.1016/j.childyouth.2011.03.002 Lewandowski, C.A., & Pierce, L. (2004). Does family-centered out-of-home care work? Comparison of a family-centered approach and traditional care. Social Work Research, 28(3), 143-151. doi:10.1093/swr/28.3.143 Nickerson, A. B., Brooks, J. L., Colby, S. A., Rickert, J. M., & Salamone, F. J. (2006). Family involvement in residential treatment: Staff, parent, and adolescent perspectives. Journal of `Child and Family Studies, 15(6), 681 694. doi:10.1007/s10826-006-9041-1 Scholte, E.M., & Ploeg, J.D. van der (2000). Exploring factors governing successful residentialtreatment of youngsters with serious behavioural difficulties. Findings from a longitudinal study in Holland. Childhood, 7(2), 129-153. doi:10.1177/0907568200007002002 Van Bussel, M. (2012). Ouders: Lastposten en collega s. Jeugd en Co. 6(6), 10-13. Verkregen van: http://link.springer.com.proxy.library.uu.n l/article/10.1007/s12449-012-0094-1 Van der Ploeg, (1997). Gedragsproblemen (4 e ed.). (Reader versie). Verkregen van: https://books.google.nl/books?hl=en&lr= &id=lt0bd_tex28c&oi=fnd&pg=pa13 &dq=van+der+ploeg,+(1997).+gedragspr oblemen+&ots=apc0ghdn8j&sig=y1x_ F0ZUf0f2crNz_pMLXMgavJs&redir_esc =y#v=onepage&q=van%20 de r%20ploeg% 2C%20(1997).%20Gedragsprobleme&f=fa lse Van Ongevalle, D., Van Ongevalle, M., Van de Voorde, a., & De Muysere, a.(z.d.). Basisbegrippen van Ivan Boszormenyi- Nagy een toepassing in de thuislozenzorg. Verkregen van http://www.canonsociaalwerk.eu/1967_n agy/2basisbegrippen_alert95_34_2630.pd f 8