Samenvatting Maatschappijleer Massamedia (Es) Samenvatting door een scholier 1801 woorden 26 april 2003 7 17 keer beoordeeld Vak Maatschappijleer Massamedia Hoofdstuk 1 Socialisatie en cultuur 1.1 Cultuur Interacties: gesprekken voeren, blikken uitwisselen, iemand een brief of een e-mail versturen, uitgaan, een voetbalwedstrijd spelen enz. Cultuur: alle waarden, normen en andere aangeleerde kenmerken die de leden van een groep of samenleving met elkaar gemeen hebben en du als vanzelfsprekend beschouwen. Culturen verschillen per plaats, tijd, groep Normen: gedragsregels Waarden: principes Nature-nurture: de vraag of menselijk gedrag aangeboren is of wordt bepaald door aangeleerde kenmerken. Nature: aanleg (is biologisch bepaald) Nurture: gevoelens zijn aangeleerd (culturele verschillen) Cultuurkenmerken: normen en waarden die door iedereen in de cultuur worden gedeeld. 1.2 Soorten cultuur - Dominante cultuur: in een samenleving domineert één cultuurgroep - Subcultuur: waarde, normen en andere cultuurkenmerken wijken op bepaalde onderdelen af van de Pagina 1 van 8
dominante cultuur (hoeft niet strijdig te zijn met de dominante cultuur - Tegencultuur: mensen die zich verzetten tegen de dominante cultuur of daar een bedreiging voor vormen (strijdig met de dominante cultuur) - Bedrijfscultuur: die uit zich in kledinggewoonten en kleding voorschriften, wijze waarop management omgaat met de werknemers en de manier waarop klanten tegemoet worden getreden, de uitstraling 1.3 De multiculturele samenleving Multiculturele samenleving: een maatschappij waarin mensen met verschillende culturele achtergronden naast elkaar leven Redenen/hoofdoorzaken waarom er zoveel culturen naast elkaar leven (ontwikkeling): - betere communicatie, dankzij de nieuwe media (radio, tv, internet) - beter vervoer, dankzij de ontwikkeling van betere transportmiddelen kunnen we tegenwoordig naar alle uithoeken van de wereld Global village: werelddorp Door de hierboven genoemde oorzaken zijn landen die we vroeger ver en exotisch vonden dichterbij gekomen, daarom global village 1.4 Jeugdculturen Jeugdculturen: culturen van jongeren. De leefstijl en verbondenheid tussen de jongeren speelt in deze culturen een belangrijke rol. Jongeren met dezelfde smaak en ideeën zoeken elkaar op en gaan zich op soortgelijke wijze gedragen. Dat geeft hen het gevoel ergens bij te horen. Na Tweede Wereldoorlog nam welvaart toe, hierdoor kregen jongeren meer vrije tijd en hadden meer geld te besteden. Hierdoor konden zich onder de jongeren verschillende cultuurstijlen ontwikkelen. 1.5 Socialisatie en sociale controle Socialisatie: het proces waarbij iemand de waarden, normen en andere cultuurkenmerken van zijn samenleving of groep aanleert. Het doel hiervan is aanpassing van het individu aan zijn omgeving, maar ook de instandhouding en continuering van de cultuur over een periode van vele jaren. Zorgt ervoor dat het leven in een samenleving geordend kan verlopen. Socialiserende instituties: instellingen, organisaties en overige collectieve gedragspatronen waarmee de cultuuroverdracht in een samenleving plaatsvindt. Vijf belangrijke socialiserende instituties: - school, hier leren kinderen discipline Pagina 2 van 8
- werk, hier moet je prestatie leveren - maatschappelijke groeperingen, mensen leren zich te gedragen naar de normen en waarden van deze groeperingen - overheid, men moet zich houden aan de wetten - media, beïnvloed het gedrag van de mensen Sociale controle: wijze waarop mensen andere mensen stimuleren of dwingen zich aan de geldende normen te houden Hoofdstuk 2 Media en Communicatie 2.1 Wat is communicatie? Communicatie: het proces waarbij een zender bedoeld of onbedoeld een bepaalde boodschap overbrengt aan een ontvanger Schema communicatie (zie blz. 77) - Encoderen: een zender verpakt een boodschap in een bepaalde vorm of code - Decoderen: de ontvanger vertaalt en interpreteert deze informatie Soorten communicatie: - directe en indirecte communicatie: bij directe communicatie is er sprake van face-to-face contact, bij indirecte communicatie niet. - eenzijdige en meerzijdige communicatie: bij eenzijdige communicatie is er sprake van eenrichtingsverkeer (radio, kranten enz.), bij meerzijdige communicatie zijn de deelnemers zowel zender als ontvanger - verbale en non-verbale communicatie: verbaal betekent dat er gebruik gemaakt wordt van het gesproken en geschreven woord. Met non-verbaal wordt bedoeld dat er informatie wordt overgebracht via onder andere symbolen, tekeningen en lichaamstaal 2.2 Massamedia Massamedia hebben een aantal gemeenschappelijke kenmerken: - de informatie die ze overbrengen is bedoeld voor een groot en anoniem publiek - informatie is openbaar en voor iedereen toegankelijk - relatie tussen zender en ontvanger is onpersoonlijk - de communicatie verloopt meestal eenzijdig 2.3 Functies voor het individu Verschillende functies van de media voor het individu: - amusement, quiz- en showprogramma s Pagina 3 van 8
- nieuws, kranten, radio en tv - meningsvorming, talkshows, specials - cultuur, toneelstukken, opera s, popconcerten, klassieke concerten - educatie en onderwijs, educatiever programma s (Teleac, NOT) 2.4 Functies voor de samenleving Media is op drie manieren belangrijk voor de samenleving: - voor de instandhouding van de democratie (politieke functie) vrijheid van informatie en meningsvorming - voor de cultuuroverdracht (socialiserende functie) bespreken en bekritiseren van normen en waarden - voor de vrijetijdsbesteding (recreatieve functie) ontspanning Hoofdstuk 3 Soorten media 3.1 De gedrukte media Verschillende gedrukte media: - Tijdschriften, voornaamste doel is het brengen van verschillende soorten informatie, die vaak zijn gericht op een specifieke doelgroep - Kranten, voornaamste doel is het brengen van nieuwsfeiten, aangevuld met achtergrondinformatie en andere praktische gegevens zoals radio- en tv-programma s, theatervoorstellingen, films en beurskoersen - Huis-aan-huisbladen, voornaamste doel lijkt het brengen van plaatselijke of regionaal nieuws, maar in feite wil men zo veel mogelijk inkomsten verwerven uit advertenties Soorten tijdschriften - jongerenbladen - vrouwenbladen - roddelbladen - special-interestbladen - vakbladen - opiniebladen - omroepgidsen Soorten kranten - landelijk dagblad (De Telegraaf, AD, de Volkskrant, NRC) - regionaal dagblad (Utrechtse Nieuwsblad, Tubantia, De Limburger) - algemene kranten, niet gebonden aan een levensbeschouwelijke of politieke richting, doel is lezer een bepaalde boodschap over te brengen - richtingkranten, zij verkondigen een bepaalde religieuze of politiek opvatting (Reformatorisch Dagblad, ex. De Waarheid) - progressieve kranten, hecht waarde aan maatschappelijke verandering en is vernieuwingsgezind Pagina 4 van 8
- conservatieve kranten, is behoudend, vóór traditie en gezag - populaire kranten, leggen nadruk op sensationeel nieuws (De Telegraaf, AD) - kwaliteitskranten, richten zich vooral op politieke ontwikkelingen en achtergronden van het nieuws (NRC) 3.2 Radio en televisie Drie soorten televisie- en radio zenders: - publieke omroepen - regionale en lokale omroepen - commerciële omroepen Publieke omroepen Krijgen hun geld van de omroepbijdrage (dat iedereen met een radio of een tv moet betalen). Ze krijgen verder een deel van de reclameopbrengst van de STER (Stichting Etherreclame). De publieke omroepen zijn Nederland 1, 2 en 3. Zendtijd werd in jaren 20 verdeeld onder de zuilen (maatschappelijke stromingen) De publieke omroepen vallen onder verantwoordelijkheid van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, die onder meer bepaalt dat zij een deel van hun zendtijd moeten besteden aan culturele informatieve programma s. Regionale en lokale omroepen Brengen vooral plaatselijk nieuws. De meeste van deze zenders worden gefinancierd uit reclame en uit subsidies van de gemeente of provincie. Commerciële zenders Commerciële zenders vertegenwoordigen geen maatschappelijke groeperingen, zoals publieke omroepen. Hun enige inkomstenbron bestaat uit de opbrengst van de reclameboodschappen. Deze zenders beschouwen hun programma s als een product waar zoveel mogelijk mensen naar moeten kijken. Kijkcijfers bepaalt namelijk de prijzen voor reclamespotjes. Kijkcijfers: hoe meer kijkers, hoe meer adverteerders en dus hoe meer inkomsten 3.3 Nieuwe media - Diskettes en CD-ROM, zijn belangrijk hulpmiddelen in informatieverstrekking - Internet, wereldwijd netwerk dat miljoenen computers met elkaar verbindt Wat kun je allemaal met internet? - World Wide Web Pagina 5 van 8
- E-mail - Nieuwsgroepen Hoofdstuk 4 Hoe komt het nieuws tot stand? 4.1 Objectiviteit Objectiviteit: een beschrijving van feiten en meningen die in overeenstemming is met de werkelijkheid Om objectiviteit zo dicht mogelijk te benaderen moeten journalisten in ieder geval: 1) Scheiding maken tussen feiten en commentaar 2) Principe van hoor en wederhoor toepassen 3) Over kennis van zaken beschikken Redactiestatuut: vastgelegde regels over de verhouding tussen de verantwoordelijkheden van directie en redactie Om het voorbestaan van een dagblad te garanderen, moet er sprake zijn van een goede journalistiek product met een flinke oplage. Om dit te realiseren is de leiding van een krant gescheiden in twee aparte verantwoordelijkheden: - de directie is verantwoordelijk voor het zakelijke en financiële management - de redactie heeft de inhoudelijke verantwoordelijkheid Deze verantwoordelijkheden kunnen strijdig met elkaar zijn. De eigen identiteit van kranten blijkt voornamelijk uit: - de keuze van de onderwerpen door journalisten en de redactie - de presentatie, die bij kranten onder meer wordt bepaald door de koppen, foto s en lengete van artikelen en op televisie wordt uitgemaakt door de cameravoering en de montage van de opnames - eigen commentaar en analyse 4.2 Selectie ANP, het Algemeen Nederlands Persbureau, dat ook de nieuwsuitzendingen voor de Hilversumse radiozenders verzorgt. Het ANP, gevestigd in Den Haag, levert per jaar meer dan 70.000 berichten en 11.000 foto s. Hoofdstuk 5 De invloed van de media 5.1 De beïnvloedingstheorieën Pagina 6 van 8
Toonaangevende beinvloedingstheorieën: 1) de injectie-naald-theorie 2) de multiple-step-flow of communication-theorie 3) de theorie van de selectieve perceptie 4) de agenda-theorie Injectienaald-theorie: dat de media het publiek druppeltje voor druppeltje met bepaalde ideeën kon volspuiten (stimulus-response-theorie/transprortband-theorie) Volgens deze theorie zijn de media in staat de mening en het gedrag van het publiek te indoctrineren Indoctrinatie: het systematisch en voortdurend opdringen van bepaald opvattingen en meningen aan het publiek, waardoor het denkpatroon sterk wordt beïnvloed. Op grotere schaal vindt ook bij de media in onze samenleving manipulatie plaats. Manipulatie: het publiek krijgt vervormde informatie over een bepaalde kwestie, omdat met opzet feiten worden weggelaten of verdraaid zonder dat de ontvanger dit merkt Selectieve perceptie: mensen selecteren zelf informatie, waarbij zaken als leeftijd, opleidingniveau en politieke voorkeur meespelen. Elke vorm van informatie wordt altijd zodanig geselecteerd en vervormd dat deze zoveel mogelijk past binnen ons referentiekader Referentiekader: het geheel van normen, waarden, kennis en ervaring Agendatheorie: deze theorie benadrukt dat de mensen weliswaar selecteren, maar daarbij wel gebonden zijn aan het aanbod van de media. De informatie die de media ons verleerd zet ons aan het denken, pas daarna vind de meningsvorming plaats. De media bepaalt niet HOE mensen denken, maar hooguit WAAROVER mensen denken. 5.2 Vooroordelen en stereotypen Vooroordeel: een oordeel over iemand dat niet op kennis van zaken berust. Stereotypering: een vastaand beeld, waarbij we aan een hele groep bepaalde kenmerken toeschrijven. Hoofdstuk 6 De media en de overheid 6.1 Uitgangspunten Persvrijheid: niemand heeft voorafgaand verlof nodig om door de drukpers gedachten of gevoelens te openbaren behoudens ieders verantwoordelijkheid van de wet. Twee soorten censuur: - preventieve censuur: gebeurt vooraf en betekent het schrappen van zinsneden of de verplichte publicatie Pagina 7 van 8
van bepaalde informatie - repressieve censuur: vindt achteraf plaats. Wanneer journalisten bijv. worden opgepakt voor hun uitlatingen. Pluriformiteit: de verscheidenheid aan kranten, tijdschriften, omroepen en zenders 6.3 De overheid en de omroepen De Mediawet - Een omroep moet tenminste 150.000 betalende leden hebben. Een beginnende 60.000 Als de aspirant-omroep na twee jaar geen 150.000 leden heeft, wordt de zendtijd afgenomen - Een eigen identiteit die verband houd met een levensbeschouwelijke of politieke richting - De omroep moet een volledig programma verzorgen - Het mag niet gericht zijn op winst - De opbrengsten van de STER moet worden verdeeld onver de omroepen en de pers. - Zendtijd wordt ook toegekend aan geestelijke en kerkelijke genootschappen, en politieke partijen zonder dat ze een bepaald aantal leden moeten hebben Ons land heeft zich ook te houden aan internationale verdragen. Nationale wetten mogen niet afwijken van internationale bepalingen. Dit principe is van grote betekenis geweest voor de toelating van commerciële zenders tot ons land. In een Europees verdrag is het recht vastgelegd op doorgeven en ontvangen van informatie Eisen aan reclame in de mediawet, die gelden voor publieke en commerciële omroepen: - er mag maximaal 12 minuten per uur aan reclame besteed worden. - Programma s mogen worden gesponsord. Sluikreclame is verboden 6.4 Verzuiling en ontzuiling Verzuiling: alle stromingen krijgen een eigen krant, omroep waar alleen eigen leden naar kijken. Er zijn dus duidelijk groepen aanwezig (zuilen) Ontzuiling: de groeperingen vallen een beetje uit elkaar (ontzuilen) 6.5 Toekomst van de media Vervlakking: - Kijkcijfer: hoeveelheid mensen die kijken. Vooral van belang voor commerciële zenders, omdat de reclamegelden hun enige inkomstenbron zijn. Pagina 8 van 8