Bescherming in beweging



Vergelijkbare documenten
Inhoud presentatie. Introductie Voorbeeld op film Visie op jeugdbescherming Vormgeving jeugdbescherming. Vragen?

Risicomanagement bij onder toezicht gestelde kinderen Een notitie naar aanleiding van onderzoek van de Inspectie jeugdzorg oktober 2008

Bescherming in beweging: Verve en Kinderbescherming Thuis. Leiden, 10 september 2013 Adri van Montfoort Wim Slot

Landelijke Studiedag Jeugdbeleid & Jeugdcriminaliteit

Wat werkt? En komt dit tot zijn recht in het nieuwe wettelijke kader?

Prof. dr. Geert Jan Stams Universiteit van Amsterdam

Vraag 6: taken en verantwoordelijkheden van de gezinsvoogd

Uw beleid + onze jeugdbescherming =

Versie april Cliëntroute Bureau Jeugdzorg Onderzoek Raad voor de Kinderbescherming

Wat is OTS? (Onder ToezichtStelling)

Jeugdbescherming Informatie voor ouders/opvoeders

Protocol en samenwerkingsafspraken Ernstig toegebracht (hersen)letsel bij kinderen

Versie april Cliëntroute Bureau Jeugdzorg Algemeen

Een kinderbeschermingsmaatregel?

Q&A De veranderde werkwijze Veilig Thuis

JEUGDBESCHERMING NOORD. Ondertoezichtstelling (OTS)

De inzet van familienetwerkberaden. jeugdbescherming. Sharon Dijkstra, MSc Dr. Hanneke Creemers Dr. Jessica Asscher Prof. dr.

Beter samenwerken. Minder regeldruk, meer tijd voor jeugdzorg

CMWW. Evaluatie Jeugd Preventie Programma Brunssum

Ondertoezichtstelling (OTS) Wat betekent een ondertoezichtstelling voor u en uw kind? Wat kunt u verwachten?

Vervolgonderzoek AMK Utrecht

Jeugdbescherming in Nederland

Reflectienota: Pilot toetsende taak regio Parkstad Raad voor de Kinderbescherming, locatie Maastricht.

De inzet van familienetwerkberaden in de jeugdzorg:

Advies over verplicht netwerkberaad in kader van OTS

Landelijk toezicht AMK Ziet het AMK het kind en koppelt zij terug aan de melder?

Informatiebijeenkomst IB-netwerken

Versie april Cliëntroute Bureau Jeugdzorg Voorlopige Ondertoezichtstelling (VOTS)

Analyse Project Eigen Kracht in Uitvoering

Management Summary. Evaluatie onderzoek naar Peer Review voor de MfN-registermediator

Jeugdbescherming en jeugdreclassering. Inleiding Nicis/G32 Den Haag, 15 april 2011 Adri van Montfoort

Zorgen voor het bedreigde kind. Onderzoek naar de samenwerking tussen Raad voor de Kinderbescherming en Bureau Jeugdzorg

Bureau Jeugdzorg afdeling Jeugdbescherming. Mathilde Roubos Anjo Mangelaars

De inzet van familienetwerkberaden in de jeugdbescherming

Beter Beschermd Plus. als. Intervisiecasus

Bureau Jeugdzorg Gelderland Bereikbaar en Beschikbaar

UW KIND ONDER TOEZICHT GESTELD. WAT BETEKENT DAT? INFORMATIE VOOR OUDERS 1 UW KIND ONDER TOEZICHT GESTELD. WAT BETEKENT DAT?

INFORMATIE VOOR JONGEREN 1 ONDER TOEZICHT GESTELD WAT BETEKENT DAT?

Referentiewerkmodel. Samenwerking Raad voor de Kinderbescherming en Bureaus Jeugdzorg rond het Casusoverleg Bescherming (COB)

Als opvoeden een probleem is

Rapport. Rapport over een klacht over de Sociale Verzekeringsbank te Zaanstad. Datum: 5 februari 2015 Rapportnummer: 2015/021

Beschermen & Versterken

Analyse eindrapport onderzoek WODC 2016 De inzet van familienetwerkberaden in de jeugdbescherming

KWALITEITSKADER VEILIG THUIS ONDERDEEL: ZICHT OP VEILIGHEID

Versie april Cliëntroute Bureau Jeugdzorg Onderzoek Advies- en Meldpunt Kinderbescherming

Prof.dr. Geert Jan Stams Universiteit van Amsterdam

Als uw kind onder toezicht gesteld wordt

Presentatie Samen Veilig

Als opvoeden een probleem is

Dit boekje is van... Mijn naam is: Mijn gezinsvoogd heet: Het telefoonnummer van de gezinsvoogd is:

Als opvoeden een probleem is

Jeugdbescherming Informatie voor jongeren

Jeugd, Zorg en Veiligheid nu en na de transitie. Conferentie Vliegwiel, 28 januari 2014

Evaluatie Back to Basics: De Nieuwe Koers

Ervaringen en trainingsbehoefte professionals jeugdzorg

DIRECT, DICHTBIJ EN DOELTREFFEND

Aanpak: Er op af aanpak vanuit zorgnetwerken. Beschrijving

Als opvoeden een probleem is

Als uw kind onder toezicht gesteld wordt

SOVOR. Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling

VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN HET KIND (IRVK)

De Werkwijze. van de William Schrikker. Jeugdbescherming. bij een Voogdijmaatregel

Als uw kind onder toezicht gesteld wordt

Jeugdbescherming en jeugdreclassering

Effectiviteit van familienetwerkberaden in de jeugdzorg

Evalueren van projecten met externen Kennisdocument Onderzoek & Statistiek

STEVIG FUNDAMENT VOOR JEUGDZORG

Rapport Baby Josephlaan

Stappenplan Casuscoördinatie en Casusautoriteit

stelt de volgende Meldcode Huiselijk Geweld en Kindermishandeling, uitgewerkt in een stappenplan en geldend voor alle agogische medewerkers, vast:

Mijn ouders zijn gescheiden en nu? Een folder voor jongeren met gescheiden ouders over de OTS en de gezinsvoogd

Fluchskrift Jeugdbescherming: minder als het kan, meer als het moet!

Jeugdzorg in Gelderland april 2009

Samenwerking Bureau jeugdzorg Stadsregio Rotterdam en de William Schrikker Groep na 2015

Rapport. Rapport over een klacht over de William Schrikker Groep uit Diemen. Datum: 11 april Rapportnummer: 2011/113

Aanpak: Bemoeizorg. Beschrijving

Kort verslag van de beleidsanalyse van het programma Valor in India

Rapport. Rapport betreffende een klacht over de William Schrikker Groep. Datum: 9 augustus Rapportnummer: 2011/241

Inhoud Resultaten enquête... 3

De verpleegkundige als melder van bijwerkingen?

HANDELEN: Quiz werken met de meldcode

Bevindingen getroffenen en betrokkenen monstertruck-drama

Kwaliteit van de Adviesen Consultfunctie van het AMK. Hertoets bij het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling Overijssel, locatie Hengelo

MEE Nederland. Raad en daad voor iedereen met een beperking. Moeilijk lerend. Uitleg over het leven van een moeilijk lerend kind

Invoering van de meldcode in de jeugdzorg

Gezondheid, Welzijn & Technologie

Als de Raad u om informatie vraagt

Thematische behoeftepeiling. Uitkomsten en conclusies van een brede enquête onder patiëntenorganisaties

Inhoud. Er worden 13 richtlijnen ontwikkeld. Richtlijnen jeugdhulp? Richtlijnen: versterkend RICHTLIJNEN VOOR DE JEUGDHULP EN JEUGDBESCHERMING

10 tips voor begrijpelijke AWBZ-formulieren

De inzet van familienetwerkberaden in de preventieve jeugdbescherming. Samenvatting

Eerste effectmeting van de training ouderverstoting voor professionals in opdracht van De FamilieAcademie

Hertoets SGJ Christelijke Jeugdzorg Jeugdbescherming Regio Zuid

Complexe scheidingen/ vechtscheidingen en het kind?

Werken met. ESAR werkt! Werken met ESAR werkt! betere en snellere hulp

Familiegroepsplan in Oldenzaal. Terugblik na een jaar transformatie

Locatie Leeuwarden. 1 van 5. Ministerie van Justitie. Locatie Leeuwarden

Kennisateliers Jeugdbescherming Jeugdreclassering. Juni 2013 Anna van Beuningen

gezinsvormen [ behandeling in een gezin ]

Box 2: Vaststellen beginsituatie Handelingsgericht werken op PABO s en lerarenopleidingen VO

Transcriptie:

Bescherming in beweging Rapportage van het onderzoek naar de Verve werkwijze in de praktijk: opbrengst en aanbevelingen voor doorontwikkeling van de aanpak drs. Corine Balder- van Seggelen mr. drs. Bart de Jong prof. dr. Wim Slot JUNI 2013 mede mogelijk gemaakt door

Inhoud Lijst met afkortingen... 4 Samenvatting... 5 Aanpak... 5 Onderzoek naar opbrengst Verve... 5 Opbrengst Verve in de praktijk... 6 Resultaten Verve in de praktijk... 6 Aandachtspunten voor doorontwikkeling Verve... 7 Aanbevelingen voor vervolgonderzoek... 8 Inleiding: de keuze voor Verve... 9 Leeswijzer... 10 DEEL A: VERVE, DE UITVOERINGSPRAKTIJK NA EEN JAAR 1 Het onderzoek... 11 1.1 De keuze voor interviews... 11 1.2 Procedure... 11 1.3 Het interview... 12 1.4 Analyse... 13 1.5 Respondenten... 13 2 Opbrengst van Verve in de praktijk... 14 3 Het Verve schema... 15 3.1 De mensen... 15 3.2 De feiten... 17 3.3 De weging... 20 3.4 De volgende stappen... 21 4 Verve een kader voor de WSG populatie?... 23 4.1 Omgaan met ervaringen vanuit het verleden... 24 4.2 Het belang van positief belonen... 24 4.3 Zoeken naar passende communicatie... 24 4.4 OTS afsluiten en de veiligheid van het kind waarborgen... 25 5 Beperkingen van het onderzoek en aanvullende inzichten naar aanleiding van de interviews... 26 5.1 Representativiteit... 26 5.2 Wat moet je geloven?... 26 5.3 Invloed van het persoonlijke gesprek op het verloop van het proces... 26 5.4 Vragen die helpen bij de accentuering van eigen kracht.... 27 2

6 Aandachtspunten en vragen voor doorontwikkeling Verve... 28 6.1 Venster één: de mensen... 28 6.2 Venster twee: de feiten... 30 6.3 Venster drie en vier: de weging en volgende stappen... 33 6.4 Algemene aandachtspunten en vragen... 34 DEEL B: VERVE, DE UITVOERINGSPRAKTIJK IN CIJFERS 1 Het onderzoek... 37 1.1 Inleiding... 37 1.2 De keuzes... 37 2 Onderzoeksverantwoording... 40 2.1 Dataverzameling... 40 2.2 Verwachtingen resultaat... 41 3 De resultaten in het Verve schema... 42 3.1 De mensen... 42 3.2 De feiten... 46 3.3 De weging... 51 4 Conclusies kwantitatief onderzoek... 61 4.1 De hypothesen... 61 4.2 De resultaten... 61 4.3 Beperkingen kwantitatief onderzoek... 62 5 De volgende stappen... 63 5.1 Monitoring en sturing... 63 5.2 Robuuster effectonderzoek... 64 Bijlage 1: Referenties... 66 Bijlage 2: Opbrengst kwalitatief onderzoek Verve... 67 3

Lijst met afkortingen Abs AMK BJZ CA COBOS EK-c EKC FIOM GCOS GV HLV IJ ipv JB KBPS KITS LVB mbv MDO MUHP obv OM onth ontz OTS Pilotmw RCT SoS UHP Verve vgdij VOTS VP VU WSG Absoluut Advies- en Meldpunt Kindermishandeling Bureau Jeugdzorg Centrale Aanmelding Casusoverleg Beter Beschermend Ondersteunend Systeem Eigen Kracht-conferentie Eigen Kracht Centrale Federatie van Instellingen voor de Ongehuwde Moeder Generiek Casusoverleg Ondersteunend Systeem Gezinsvoogd Hulpverlening Informatiesysteem Jeugdzorg in plaats van Jeugdbescherming Kinderbescherming Bedrijfsprocessen Systeem Kindermishandeling IT Systeem Lichte Verstandelijke Beperking met behulp van Multidisciplinair overleg Machtiging Uithuisplaatsing op basis van Openbaar Ministerie Ontheffing Ontzetting Ondertoezichtstelling Pilotmedewerker Randomised Control Trial Signs of Safety Uithuisplaatsing Veiligheid En Regie Voor Elk Voogdij Voorlopige Ondertoezichtstelling Veiligheidsplan Vrije Universiteit William Schrikker Groep 4

Samenvatting De Raad voor de Kinderbescherming (de Raad), Bureau Jeugdzorg (BJZ), de William Schrikker Groep (WSG) en de Eigen Kracht Centrale (EKC) in Overijssel zijn met steun van de provincie, twee jaar geleden gestart met het gezamenlijke project Verve: Veiligheid En Regie Voor Elk. Doel van Verve is het ontwikkelen en invoeren van een integrale werkwijze van jeugdbescherming gebaseerd op de beginselen van Eigen Kracht, de Deltamethode gezinsvoogdij, Oplossingsgericht Werken en de know how van de William Schrikker Groep waar het gaat over mensen met een verstandelijke beperking. In de werkwijze is de eigen kracht van kinderen, ouders, hun sociale netwerk en andere betrokken burgers het uitgangspunt. Dat impliceert dat jeugdbeschermers werken vanuit de gedachte dat de regie bij het gezin ligt en dat zij proberen de krachten binnen het gezin en het bredere netwerk zo goed en vroeg mogelijk te mobiliseren en te versterken. Dit alles binnen een kader dat de veiligheid van het kind centraal stelt. Doel is een veilige omgeving voor kinderen te creëren en te borgen, wat tot uitdrukking moet komen in concrete, waarneembare feiten en omstandigheden in de dagelijkse opvoedingssituatie. Jeugdbeschermers bewaken of deze opvoedingssituatie veilig genoeg is door duidelijk een ondergrens te benoemen. Aanpak Er zijn pilotteams samengesteld van bestaande praktijkwerkers van BJZ aangevuld met werkers van de andere organisaties, die in januari 2012 zijn gestart met het werken volgens Verve. In deze teams vond de verdere uitwerking plaats van de Verve werkwijze. In een vijftal leerbijeenkomsten 1 per team zijn onder leiding van deskundigen van Hogeschool Leiden en de VU lopende casus geanalyseerd. Dit gebeurde aan de hand van het zogeheten Verve schema. De leerbijeenkomst had twee doelen. Ten eerste een verduidelijking van de casus en de vraag wat de beste werkwijze zou kunnen zijn. Ten tweede de vraag in hoeverre de uitgangspunten van Verve in de casus aan bod zijn gekomen. Zo is werkenderwijs de Verve werkwijze verduidelijkt en aangescherpt. Onderzoek naar opbrengst Verve Om zicht te krijgen op de implementatie van Verve in de praktijk is, na een jaar werken met Verve, kwalitatief en kwantitatief onderzoek gedaan. Voor het kwalitatieve onderzoek werden professionals uit de pilotteams geïnterviewd over een casus die, naar het idee van de professional, illustreerde dat Verve in praktijk werd gebracht. Ook de in de casus betrokken ouder(s) en één of meerdere andere betrokken professionals zijn gevraagd naar hun ervaringen in de samenwerking met de jeugdbeschermers. Aan de hand van 37 interviews met in totaal 41 personen is een indruk gekregen van de wijze waarop Verve in de praktijk wordt gebracht en wat Verve opbrengt. Binnen het kwantitatieve onderzoek is onderzocht wat de concreet observeerbare en meetbare resultaten zijn van het werken met Verve. Hiervoor zijn gegevens gehaald uit de registratiesystemen van BJZ Overijssel, de Raad, de WSG en de EKC, aangevuld met gegevens uit formulieren die door de medewerkers uit de pilotteams, bij pilotzaken zijn ingevuld. Er zijn gegevens verzameld over onderstaande beoogde effecten van het werken volgens Verve: 1 De jeugdige is veilig; 2 Er worden minder maatregelen van kinderbescherming gevraagd; 3 Er worden minder kinderen buiten het netwerk geplaatst; 1 Bij aanvang van het project Verve werd gesproken over methodische casuïstiekbesprekingen. Dit is in de loop van het project veranderd in leerbijeenkomsten. 5

4 Bestaande OTS en worden verantwoord eerder afgesloten; 5 Regie blijft liggen bij de familie: er is een toename van het aantal jeugdigen voor wie de familie een door de instanties geaccepteerd plan 2 heeft gemaakt. Opbrengst Verve in de praktijk Uit de interviews komt naar voren dat Verve in de praktijk inderdaad wordt ingezet als combinatie van de methoden Eigen Kracht, Delta, Oplossingsgericht Werken en specifieke know how van medewerkers van de WSG. In alle onderzochte casus kwamen voorbeelden daarvan expliciet naar voren. Vooral jeugdzorgmedewerkers gaven aan Verve te zien als werken met Delta, waarbij meer dan voorheen een s (EK-c) wordt ingezet. Raadmedewerkers zijn vertrouwd met Oplossingsgericht Werken door recente trainingen in SoS, maar zetten ook elementen uit Delta en de EK-c vaker in. De Verve werkwijze is echter meer integraal. Bijvoorbeeld: tijdens een rondetafelgesprek worden niet alleen professionals maar ook ouders en netwerk uitgenodigd en de inzet van een EK-c wordt gebruikt om te engageren en positioneren. Ook een ander centraal element van Verve, het gebruik van het Verve schema, liep als een rode draad door de verhalen van de geïnterviewde professionals. Dat wil zeggen, professionals beschrijven eerst op welke wijze feiten verzameld zijn en op welke manier ouders en netwerk daarbij betrokken worden. Daarna gingen de geïnterviewde professionals in op de wijze waarop bodemeisen met gezin en eventueel netwerk werden besproken. Zij gaven in de verhalen over het jeugdbeschermingstraject vele voorbeelden waarin zij zoveel mogelijk de regie bij ouders lieten. Bijvoorbeeld door ouders, anders dan voor Verve, veel eerder te betrekken bij de fase waarin informatie en feiten verzameld worden. Ook is in het merendeel van de casus een EK-c ingezet. Ouders en netwerk zijn actief betrokken bij het maken van een plan, waarin de veiligheid in de opvoedingssituatie is gewogen en tot concrete en meetbare afspraken leidde. Deze geïnterviewde ouders zijn positief over hun eigen deelname in het proces. Daar waar het netwerk actief betrokken is, zijn ouders unaniem positief over die inzet. Ook de jeugdbeschermers oordeelden positief, omdat daardoor sneller toezicht kwam op de veiligheid van kinderen en de verantwoordelijkheid werd gedeeld. De opbrengst van de Verve werkwijze in dit onderzoek is ook dat doorlooptijden van onderzoekstrajecten korter werden, omdat bijvoorbeeld een raadsonderzoek werd voorkomen. Daarnaast leidde de Verve werkwijze volgens de professionals in de door hen aangeleverde casus tot het voorkomen van uithuisplaatsingen, tot het sneller terugplaatsen van kinderen na een uithuisplaatsing en tot meer plaatsingen in het eigen netwerk. Ook bood Verve concrete handreikingen om te komen tot afspraken om een OTS (eerder) op te heffen. Een andere opbrengst althans in de casus die in dit onderzoek betrokken waren is dat geïnterviewde professionals aangaven zich veel meer en veel vaker bewust te zijn dat Verve grensverleggend is en dat lang niet alle mogelijkheden worden benut om Verve in praktijk te brengen. Ook deze ervaringen dragen bij aan hun persoonlijke bewustwording en vergroten het inzicht in werkzame elementen. Professionals vertellen dat je meer gaat denken in termen van Wat heeft deze ouder nodig om wel voor het eigen kind te kunnen zorgen? Daarbij spelen de casuïstiekbesprekingen een belangrijke rol. Ten slotte viel het enorme enthousiasme op dat zowel de casuïstiekbesprekingen als het werken met Verve in de praktijk genereert bij professionals. Er was wel een onderwerp opvallend afwezig in de interviews met ouders en professionals: het bespreken van de toekomst van de kinderen en het versterken van de eigen kracht van de kinderen. Het wegnemen van de dreiging voor de veiligheid nam in de gesprekken een centrale plaats in. Resultaten Verve in de praktijk Uit de gegevens, verzameld in het kader van het kwantitatieve onderzoek kan voorzichtig de conclusie getrokken worden dat het werken volgens Verve in 2012 voor een deel de gewenste resultaten laat zien. Er zijn aanwijzingen dat 2 Onder plan wordt ook het veiligheidsplan verstaan. 6

het aantal kinderbeschermingsmaatregelen afneemt. In 2012 is het totale aantal aanmeldingen bij de Toegang gestegen ten opzichte van 2011, maar dit heeft geen stijgend effect gehad op de instroom bij de Raad en bij de Jeugdbescherming. Sterker nog: er is daar sprake van een daling. Het lijkt BJZ dus te lukken om veel zaken in het vrijwillige kader op te lossen. Daarnaast daalt in 2012 zowel het aantal raadsmeldingen vanuit het AMK, als het percentage aangemelde zaken bij de Toegang dat na afsluiting in het vrijwillige kader doorgaat in het gedwongen kader. Ook daalt het aantal rekesten OTS bij de Raad en is het aantal aangevangen OTS en in 2012 gedaald bij zowel BJZ als de WSG. Allemaal aanwijzingen voor een afname van het aantal OTS en. Daarnaast blijkt uit het kwalitatieve onderzoek dat Verve concrete handreikingen biedt om te komen tot afspraken om een OTS (eerder) op te heffen. Bij de uithuisplaatsingen ligt dit anders. Het aantal rekesten OTS in combinatie met een MUHP vanuit de Raad lijkt juist iets toe te nemen. Ook het percentage jeugdigen dat in ruwweg het eerste jaar van de OTS uithuis wordt geplaatst lijkt lichtelijk te stijgen in 2012 ten opzichte van 2011 (+1,3%). Ook zijn er in de formulieren die door de medewerkers bij pilotzaken zijn ingevuld, nog geen aanwijzingen te vinden dat er meer kinderen binnen het netwerk worden geplaatst bij een uithuisplaatsing. Kinderen die niet thuis woonden op het moment van invullen woonden voornamelijk in een pleeggezin of residentieel. Vervolgonderzoek op deze twee punten is zeer gewenst om de ontwikkelingen te blijven volgen, met name omdat uit het kwalitatieve onderzoek blijkt dat de Verve werkwijze volgens de professionals in de door hen aangeleverde casus leidt tot het voorkomen van uithuisplaatsingen, tot het sneller terugplaatsen van kinderen na een uithuisplaatsing en tot meer plaatsingen in het eigen netwerk. Uit de formulieren die ingevuld zijn door de medewerkers blijkt dat de medewerkers zich bewust zijn van het betrekken van het netwerk en het stimuleren van de eigen kracht van het gezin. De ouders worden in praktisch alle zaken betrokken bij zowel het kennismakingsgesprek als bij het opstellen van het plan. In ongeveer 30% van de zaken heeft er een vorm van het inzetten van eigen kracht plaatsgevonden (een EK-c, rondetafelgesprek, familie/netwerkberaad of anderszins). Met name de medewerkers van BJZ en de WSG zetten een EK-c in: het aantal aanmeldingen vanuit BJZ en WSG bij de EKC is in 2012 sterk toegenomen ten opzichte van 2011. Bij de Raad wordt er met name gebruik gemaakt van een rondetafelgesprek. Dit is ook terug te zien in het lage aantal aanmeldingen bij de EKC vanuit de Raad in vergelijking met BJZ en de WSG. Bij het betrekken van het netwerk denken de medewerkers van de pilotteams snel aan het betrekken van het professionele netwerk. Directe familie, overige familie en het niet-professionele netwerk worden minder vaak dan het professionele netwerk betrokken bij met name het kennismakingsgesprek. Uit de formulieren valt wel op te maken dat directe familie, overige familie en het niet-professionele netwerk meer worden betrokken bij het opstellen van het plan dan bij het kennismakingsgesprek. Aandachtspunten voor doorontwikkeling Verve Het onderzoek leverde geen knelpunten op van Verve, wel aandachtspunten. In de praktijk zaten bijvoorbeeld maar in beperkte mate mensen uit het netwerk van ouders bij gesprekken ten behoeve van informatie en feitenuitwisseling. De rondetafelgesprekken of Multi Disciplinair Overleggen stonden veelal nog in het teken van informatieverzameling voor de vragende organisatie. Ouders bevestigden dat beeld. Een aantal geïnterviewde ouders gaf aan dat zij graag familie of andere ondersteuning uit het netwerk (eerder) in het traject hadden willen betrekken. Een groot aantal gaf aan dat zij zelf ook graag eerder betrokken hadden willen worden; dat gold met name bij crisisuithuisplaatsingen. Ook valt op dat bij de start van een zaak beperkt gebruik wordt gemaakt van de inzet van een EK-c. 7

In vergelijking met een situatie waarin iedere deelorganisatie binnen de keten exclusief van zijn eigen taak en primaire proces uitgaat, brengt Verve organisaties, zoals het AMK, de Raad en BJZ, eerder en dichter bij elkaar, waarbij het primaire proces van het gezin centraal staat. Dit betekent eerder onderling overleg, vaak in situaties waarin nog niet alle feiten helder zijn. Dit vraagt om nieuwe manieren van communiceren waarbij eventuele verschillen van mening niet als obstakels worden gezien en ook niet als zodanig gepresenteerd, maar als prikkels om met alle betrokkenen tot een optimale werkwijze en besluitvorming te komen. Een aandachtspunt is ook het vasthouden van het denken in termen van ontwikkeling en verandering. Bij de huidige casus was sprake van een zeer actief Verve denken bij aanvang. We zien plannen, pogingen een EK-c te realiseren, inschakelen van krachten uit het netwerk etcetera. De interviews laten niet goed zien of het Verve gedachtegoed nog even inspirerend is als de casus wat verder gevorderd is. Er zijn echter tekenen die erop wijzen dat hier nog de nodige aandacht aan besteed moet worden. Bijvoorbeeld het feit dat sommige plannen onvoldoende voorzagen in een concrete afschalingsprocedure. Zolang het goed gaat lijkt het geen bezwaar als het plan in de loop van de tijd wat losser wordt gehanteerd zo lijkt de redenering. In de interviews werd zelden gesproken over een plan B terwijl het werken in de jeugdbescherming toch leert dat situaties snel kunnen veranderen. Dit roept ook de vraag op in hoeverre het denken over een plan B in de EK-c s aan de orde komt. In de interviews komen enkele prachtige voorbeelden naar voren van het belang van professionele communicatie. In één geval verdwijnt de agressie van een ouder als sneeuw voor de zon als de professional diens woorden samenvat met u gaat helemaal voor uw gezin. De voorbeelden zijn echter niet talrijk en dit rechtvaardigt de vraag of professionele communicatie wel voldoende een aandachtspunt is. Zo zijn er zinfrasen die eigen kracht uitlokken: Wie vindt het belangrijk dat het goed blijft gaan met Petra en die eigen kracht in de kiem smoren: U hoort nog van ons. Het interview met de WSG medewerker benadrukt nog eens het belang van de communicatie. De indruk bestaat dat het kiezen en uitspreken van de juiste woorden (zie ook Turnell, 1999, 2006) nog de nodige aandacht verdient. Aanbevelingen voor vervolgonderzoek Het uitgevoerde kwantitatieve onderzoek is onderhevig aan een aantal beperkingen. Zo is er een vergelijking gemaakt over de jaren heen en tussen de pilotteams en de overige teams. Dit geeft slechts markers, aanwijzingen voor eventuele verschillen. Er is niet gecontroleerd voor interveniërende variabelen zoals de zwaarte van een zaak of de verandering van de samenstelling van de teams. Er is geen sprake van een gematchte controlegroep en dus ook geen sprake van een Randomised Controled Trial (RCT). Gezien het stadium van de ontwikkeling van Verve is dit nog niet mogelijk en bovendien ook nog niet wenselijk. Het wordt wel wenselijk zodra Verve geheel is geïmplementeerd en de uitvoeringspraktijk een aantal jaar aan de gang is. Een onderzoeksdesign naar voorbeeld van het onderzoek dat gedaan is naar het effect van de Deltamethode door Geert Jan Stams (Stams et al, 2010) kan als basis dienen voor een dergelijk onderzoek. Een tweede beperking van het onderzoek is de tijd. Vanwege de korte doorlooptijd is het niet mogelijk om de doorlooptijd van de OTS mee te nemen, aangezien de duur van de OTS nu gemiddeld 3 jaar is. De komende jaren moet de duur van de OTS dus worden gemonitord. Dit geldt ook voor het aantal OTS en, het aantal uithuisplaatsingen en de duur van de uithuisplaatsingen. Een derde beperking is dat niet alle gewilde gegevens uit de registratiesystemen te halen waren. Om dit te compenseren zijn er formulieren uitgezet onder de medewerkers van de pilotteams met vragen die ze voor elke pilotzaak moesten beantwoorden. Helaas zijn deze formulieren niet voor elke zaak ingevuld: in een select deel van de zaken zijn de formulieren teruggekomen. Hierdoor kan een vertekening optreden. Aanvullend onderzoek is nodig om hier hardere uitspraken over te kunnen doen, bijvoorbeeld ten aanzien van het aantal kinderen dat binnen het netwerk wordt geplaatst, wie er allemaal bij het kennismakingsgesprek en het opstellen van het plan wordt betrokken en wat voor vorm van eigen kracht er ingezet is in een zaak (EK-c, rondetafelgesprek en/of familie/netwerkberaad). 8

Inleiding: de keuze voor Verve In 2011 en 2012 maakten vier instellingen in Overijssel met steun van de provincie een begin met het gezamenlijke project Verve (Veiligheid En Regie Voor Elk). Het doel van Verve is het ontwikkelen en invoeren van een nieuwe, integrale werkwijze van jeugdbescherming op basis van de beginselen van Eigen kracht, de Deltamethode gezinsvoogdij en Oplossingsgericht Werken. In deze werkwijze wordt uitgegaan van de eigen kracht van kinderen, ouders, hun sociale netwerk en andere betrokken burgers. Het gaat om een jeugdbescherming zonder paternalisme, gericht op constructieve samenwerking met het gezin en op een zo groot mogelijke regie door het gezin en de familie. De jeugdbescherming richt zich op veiligheid van de jeugdige en op concrete, waarneembare feiten en omstandigheden in de dagelijkse opvoedingssituatie. Daarbij is de jeugdbescherming verantwoordelijk voor het bewaken van de ondergrens ; de opvoedingssituatie moet goed genoeg zijn. De gemelde zorgen activeren die verantwoordelijkheid en zijn de legitimatie voor de ongevraagde bemoeienis door de instanties. De verantwoordelijkheid van de instanties betreft het bewaken van de ondergrens. Daarom worden het gezin en de familie uitgenodigd om een oplossing te bedenken voor de opvoedingssituatie die volgens de normen van de instanties (AMK, de Raad, rechter, jeugdbescherming) goed genoeg is. In 2011 is door de instellingen een projectplan opgesteld en is door Hogeschool Leiden/VU in nauw overleg met de stuurgroep vanuit de instellingen een plan uitgewerkt voor professionalisering en onderzoek, inclusief een visie van waaruit in de nieuwe situatie gewerkt wordt. In eerste instantie heeft de ontwikkeling van Verve zich toegespitst op zeven pilotteams die vanaf 1 januari 2012 zijn gestart met het werken volgens Verve. Team AMK Twente Team Toegang IJssel-/Vechtstreek Team Jeugdbescherming BJZ Twente Team Jeugdbescherming BJZ IJssel-/Vechtstreek Team Jeugdbescherming WSG Team Raad Zwolle Team Raad Almelo Bij alle teams sluit tenminste een medewerker van de Raad, een medewerker van Jeugdbescherming, een medewerker van de Eigen Kracht Centrale (EKC) en een medewerker van de William Schrikker Groep (WSG) aan. Als ontwikkelinstrument is gekozen voor leerbijeenkomsten waaraan deelnamen: teamleden, genoemde EKC- en WSG-professionals en deskundigen van de Hogeschool Leiden en de VU. De besprekingen hadden betrekking op lopende zaken waarbij het gezin, de betrokken instanties en professionals met tal van actuele vragen geconfronteerd worden. Dit blijkt een goede methode te zijn om de nieuwe attituden, inzichten en handelwijzen die Verve met zich meebrengt in de concrete praktijk te verduidelijken en te toetsen. Parallel aan deze ontwikkeling vond een evaluatie plaats. Deze richtte zich op drie vragen: 1 Wat is de opbrengst van Verve in de uitvoeringspraktijk na een jaar? 2 In hoeverre biedt Verve een kader dat zich leent voor chronische problematiek, met name waar het gaat om de doelgroep van de WSG? 3 Wat zijn de concreet observeerbare en meetbare resultaten van de jeugdbeschermingsmaatregelen waarbij met Verve is gewerkt? Vraag a) en b) zijn kwalitatief van aard; c) is kwantitatief. 9

Leeswijzer In dit rapport worden de resultaten weergegeven van zowel het kwalitatieve als het kwantitatieve onderzoek. In deel A wordt ingegaan op de opbrengsten van Verve in de uitvoeringspraktijk na één jaar en in hoeverre Verve een kader biedt voor chronische problematiek (het kwantitatieve deel, vragen a) en b). In deel B wordt ingegaan op het kwantitatieve onderzoek, waarin de resultaten worden behandeld op de vraag wat de concreet observeerbare en meetbare resultaten zijn van het werken met Verve na één jaar (vraag c). Omdat beide onderzoeken naast elkaar hebben plaatsgevonden, heeft elk deel zijn eigen hoofdstukaanduiding en nummering. De samengevoegde resultaten zijn te vinden in de samenvatting. 10

DEEL A: VERVE, DE UITVOERINGSPRAKTIJK NA EEN JAAR 1 Het onderzoek Deel A van het onderzoek waarover hieronder verslag wordt gedaan richt zich op vraag a: Wat is de opbrengst van Verve in de uitvoeringspraktijk na één jaar? en vraag b: In hoeverre biedt Verve een kader dat zich leent voor chronische problematiek, met name waar het gaat om de doelgroep van de WSG? Deel B gaat in op de kwantitatieve resultaten van het werken met Verve. 1.1 De keuze voor interviews Het onderzoek vond plaats met behulp van interviews met leden van genoemde pilotteams, EKC en WSG professionals, betrokken ouder(s) en een aantal mensen uit het netwerk van ouders. Selectiecriterium voor het afnemen van interviews was, dat een casus op een Verve wijze was opgepakt door professionals. Daarmee bedoelen we dat er gedurende het verloop van de casus volgens de betrokken professionals anders is gehandeld dan dat zonder Verve het geval zou zijn geweest. Een paar voorbeelden ter illustratie: 1 Naar aanleiding van een leerbijeenkomst in het kader van Verve, neemt een case manager van toegang ook de rol van gezinsvoogd op zich en is ervoor gekozen om geen OTS aan te vragen, terwijl dit aanvankelijk wel de bedoeling was. 2 Geïnspireerd door de leerbijeenkomst in het kader van Verve, wordt besloten om een kind niet te plaatsten in een pleeggezin, maar via een snel te organiseren EK-c te zoeken naar mogelijkheden voor plaatsing in het eigen netwerk. En om ondertussen een plan met betrokkenen op te stellen om de veiligheid van het kind te waarborgen. 3 In het kader van de Verve aanpak wordt de Raad uitgenodigd om deel te nemen aan een EK-c, waardoor de Raad nog voor een raadsmelding betrokken wordt in het proces. Alle pilotteams hebben twee casus aangeleverd waarvan de betrokken professional vond dat het een voorbeeld was van de Verve werkwijze. Het team Raad Almelo leverde drie casus aan waarvan twee overeenkwamen met de casus van twee andere teams. Een van het team AMK Hengelo en een van het team JB Almelo. Daarnaast is nog een casus van de afdeling Centrale Aanmelding uit Hengelo meegenomen in het onderzoek. Uit de interviews bleek dat de professionals zelf van vele casus vonden dat nog niet alles Verve was. Deels omdat sommige casus al in gang waren gezet voordat met Verve werd gestart, deels omdat zij zich zelf de Verve aanpak nog meer eigen moeten maken. Dat bleek bijvoorbeeld tijdens de interviews; als de onderzoekster vroeg naar de afspraken die waren gemaakt in het kader van het plan om af te schalen, zeiden veel jeugdbeschermers: Oh ja, goed dat je ernaar vraagt; daar moeten we inderdaad nog afspraken over maken. Daarbij komt dat de bij de casus betrokken andere professionals en ouders niet op de hoogte waren van Verve. Het resultaat is dat naast duidelijk herkenbare Verve elementen en effecten daarvan, ook wordt blootgelegd dat het werken met Verve nog in ontwikkeling is. Jeugdbeschermers benoemen zelf in de interviews expliciet waar zij nog ruimte zien voor verdere verbeteringen. Bewustzijn van en signalering van toekomstige ontwikkelingen is daarmee ook een deel van de opbrengst van Verve in de praktijk. 1.2 Procedure De onderzoekster een medewerker van de Hogeschool Leiden - interviewde in alle gevallen de professional die de casus bij haar had aangeleverd. In overleg met de professional werden vervolgens ook andere bij de casus betrokkenen geïnterviewd. Dat waren onder andere professionals van andere instanties, alsmede betrokken gezinsleden en hun netwerk. In vier casus is niet gesproken met ouders, omdat zij niet wilden meewerken of het wegens persoonlijke omstandigheden niet lukte om tot een afspraak te komen. Het contact met zowel professionals van andere instellingen 11

als gezinsleden en netwerk werd gelegd door de professional. Als er bereidheid was om mee te werken aan een interview, werd door de professional gevraagd of persoonsgegevens bekend konden worden gemaakt aan de onderzoekster. Zij legde vervolgens telefonisch contact. In dat gesprek werd nogmaals uitleg gegeven over de achtergrond en het doel van het gesprek en werd een afspraak gemaakt. Alle casus waren actuele casus in de zin dat er op het moment van interviewen nog actieve betrokkenheid was van een jeugdbeschermingsinstelling of dat die betrokkenheid maximaal 6 maanden daarvoor was afgesloten. 1.3 Het interview De interviews waren halfopen van aard. Er werd gebruik gemaakt van een vragenlijst die was opgesteld op basis van literatuuronderzoek en ervaringskennis van het onderzoeksteam. Het doel van het interview was om het traject dat professional(s), gezin en netwerk hadden doorlopen vanuit het eigen perspectief te reconstrueren. Door te beginnen met vragen als Op welk moment ben je betrokken geraakt bij deze casus? en daarna te vragen naar Wat heb je toen gedaan? werd geprobeerd zo precies mogelijk te concretiseren welke stappen zijn ondernomen in het doorlopen traject. Aan professionals werd gevraagd Op welk moment en op welke wijze is het gezin betrokken? om in kaart te brengen of, wanneer in het proces en op welke manier gezinsleden actief betrokken zijn in het proces. Alleen aan de professionals van de pilotteams werd expliciet gevraagd naar de Verve elementen in de aanpak. Aan gezinsleden en netwerk werd de vraag gesteld Op welke wijze kwam u in aanraking met bureau jeugdzorg? Vervolgens werd ingegaan op de door de respondent genoemde gebeurtenissen door te vragen In hoeverre bent u daarbij betrokken? en Hoe vond u dat? om een indruk te krijgen van de wijze waarop het traject door de respondent was ervaren en op welke wijze zij in hun kracht werden gezet of niet. Daarnaast werd tijdens het interview doorgevraagd op de volgende onderwerpen: eisen aan de gewenste opvoedingssituatie; een duur- en tijdsmarkering van het traject; concrete doelen die aangaven of een gewenst doel bereikt was; het plan. De interviews zijn, met uitzondering van één telefonisch interview met iemand uit het netwerk, afgenomen in een persoonlijk gesprek en duurden gemiddeld tussen de een en twee uur. Met uitzondering van enkele beginvragen, werd voor het verdere verloop van het interview nauw aangesloten bij de belevingswereld van de cliënt, en werd niet in eerste instantie gefocust op de chronologie of feitelijke juistheid. Volgens Weiss (1994) levert deze aanpak het beste zicht op specifieke thema s en belangwekkende momenten zoals de geïnterviewde die ervaart. Alle interviews zijn opgenomen op een voicerecorder, na toestemming van de respondent. Professionals werden zoveel mogelijk geïnterviewd in een aparte ruimte op hun werkplek. Gezinsleden en netwerk werden bij hen thuis geïnterviewd. In een eerdere fase van het Verve project zijn met alle pilotteams leerbijeenkomsten gehouden. Twee medewerkers vielen daarbij in het bijzonder op om hun kennis, praktijkervaring en mogelijkheid om in uiteenlopende casus de uitgangspunten van Verve te vertalen. Met deze twee medewerkers is afzonderlijk gesproken. Een van hen was werkzaam voor de EKC en de andere medewerker was werkzaam bij de WSG. Zij zijn uitgebreid bevraagd over de uitgangspunten van het werken met resp. eigen kracht en WSG populatie en naar de vertaling van die werkwijze naar Verve. Omdat uit de casus van de WSG niet onmiddellijk duidelijk werd waarin de aanpak van Verve bij de WSG populatie verschilt van de niet-wsg populatie, is daar tijdens het interview uitgebreid op ingegaan. 12

1.4 Analyse Alle uitgeschreven interviews met de inbrenger van de casus en de direct betrokken ouders zijn geanalyseerd op de inzet van Verve elementen en de effecten ervan in de praktijk. Deze analyse heeft het karakter van een zgn. monitorende evaluatie. (Tavecchio en Gerrebrands, 2012; 30-31). Deze vorm van evaluatie wordt binnen praktijkgericht onderzoek ingezet om te onderzoeken in hoeverre een nieuwe aanpak in de praktijk wordt toegepast en wat daarvan de resultaten zijn. Daarnaast zijn van drie casus in totaal 8 interviews geanalyseerd met behulp van grounded theory. (Charmaz, 2006). Regel voor regel en alinea voor alinea werden de interviews geanalyseerd. Op deze wijze werden thema s gedestilleerd die uit het onderzoeksmateriaal naar voren kwamen door twee onderzoekers (een hoogleraar en de onderzoekster). De interviews waren afkomstig van de inbrenger van de casus en een andere betrokken professional. Van twee casus werd ook het interview van het gezin meegenomen. Van de derde casus was geen interview met het gezin mogelijk, omdat zij niet wilden meewerken. 1.5 Respondenten In totaal zijn 37 interviews afgenomen met 41 personen. Respondenten Aantal Ouders en netwerk 16 Medewerkers Raad 4 Medewerkers BJZ 16 Medewerkers WSG 3 Andere professionals 3 Totaal 41 Niet betrokken in het onderzoek zijn interviews met rechters of interviews met kinderen. In een vervolgonderzoek zouden rechters en/of kinderen alsnog kunnen worden meegenomen. 13

2 Opbrengst van Verve in de praktijk In het volgende hoofdstuk wordt een beschrijving gegeven van de door jeugdbeschermers gebruikte Verve elementen in de praktijk en het resultaat daarvan. Daarna wordt in hoofdstuk 4 antwoord gegeven op de vraag in hoeverre Verve zich leent voor de doelgroep van de WSG. Hoofdstuk 5 plaatste een paar kanttekeningen bij de betrouwbaarheid en daarmee generaliseerbaarheid van de onderzoeksresultaten. Daarnaast gaat dit hoofdstuk kort in op een tweetal interessante inzichten die uit het onderzoek zelf kwamen. In hoofdstuk 6 ten slotte, worden aanbevelingen gedaan die de implementatie van Verve in de praktijk ondersteunen. Ook de vragen die naar aanleiding van een grondige analyse van het onderzoeksmateriaal naar voren kwamen, komen in hoofdstuk 6 aan de orde. Zowel de opbrengst van Verve in de praktijk, als de aanbevelingen en vragen worden beschreven in de volgorde van het Verve schema. Het Verve schema is een centraal onderdeel van de Verve werkwijze. Een schema is een ordeningsprincipe. Met dit ordeningsprincipe wordt de opvoedingssituatie van een jeugdige geanalyseerd. Het helpt de jeugdbeschermer om de communicatie met cliënten en andere professionals te structureren. In het dagelijks werk dient het schema tevens voor de verslaglegging en registratie en voor de communicatie tussen jeugdbeschermers en tussen instanties. Het Verve schema bestaat uit vier vensters die de jeugdbeschermer samen met de cliënt inkleurt. De vensters zijn: de mensen, de feiten, de weging, de volgende stappen. Onder het venster mensen wordt verstaan: alle mensen die het (niet-) beroepsmatig belangrijk vinden dat het goed blijft gaan met dit kind. De feiten betreffen kernbeslissingen en andere belangrijke gebeurtenissen of informatie, waaronder de zorgen en de sterke punten van een opvoedingssituatie. Er hoeft geen volledige geschiedenis te worden geschreven. Het gaat om een beeld van wat de jeugdbescherming tot nu toe gedaan heeft en welke informatie beschikbaar is. Bij de weging staan de gronden voor jeugdbescherming centraal en wordt stilgestaan bij de toekomst van de jeugdige. Ten slotte komen in het vierde venster de vervolgstappen de volgende vragen aan de orde: welke stappen moeten er worden gezet? Door wie? Wanneer? Hoe kunnen we zien of dit gebeurd is? Welke beslissingen moeten er worden genomen? De vensters zijn zo gekozen, dat ze aansluiten bij de praktijk van de jeugdbescherming en logisch de werkwijze van Verve volgen. Hierdoor zijn ze gemakkelijk te gebruiken voor jeugdbeschermers die reeds werken met de Deltamethode of Oplossingsgericht Werken. Een aantal professionals typeert de eigen werkwijze al als werken volgens Verve. Dat heeft volgens hen onder andere te maken met de invoering van Delta, waardoor er bij BJZ al erg veel veranderd is in de werkwijze. Waarmee zij aangeven dat Verve wat hen betreft elementen bevat die ook al in de Delta methode zaten. Uit het verloop van de interviews blijkt dat deze professionals, terugblikkend, wel meerwaarde van Verve zien. Met name een rondetafelgesprek en een EK-c worden door hen sinds Verve vaker ingezet. 14

3 Het Verve schema 3.1 De mensen Regie bij ouders en het netwerk Een belangrijk element in het werken met Verve is het eerder en meer betrekken van ouders en het netwerk. Uit de interviews met ouders blijkt dat zij het zeer belangrijk vinden betrokken te worden. Zij ervaren echter vanaf de start van het contact met een jeugdbeschermer een informatieachterstand. Jeugdbeschermers weten door hun jarenlange ervaring vrij goed wat er staat te gebeuren in een traject. Voor de meeste ouders is dat echter niet het geval. Om de regie te houden over hun kind of kinderen, willen zij zo snel mogelijk, zo duidelijk mogelijk en zo concreet mogelijk weten wat er precies aan de hand is als zij geconfronteerd worden met een (AMK) melding. Zij willen weten wat exact de inhoud van de melding is en door wie dat is gemeld. De verhalen met de ouders uit de Verve casus illustreren dat ouders erg schrikken als zij worden geconfronteerd met de melding dat er zorgen zijn over de veiligheid van het kind(eren). Uit de gesprekken spreekt een enorme betrokkenheid met hun kind(eren). Niet zelden valt de zin wie aan mijn kind komt.. Waarmee ouders uitdrukken dat zij zelf als eerste zouden optreden als iemand hun kind iets zou aandoen. Zij willen graag aantonen dat degene die gemeld heeft het bij het verkeerde eind heeft. In de tijd die volgt, gaan zij daarom vooral aan de slag met het bewijzen van het tegendeel. Er komen dikwijls argumenten op tafel waaruit blijkt dat het om een groot misverstand gaat of dat degene die heeft gemeld niet betrouwbaar is. Zelfs nadat trajecten zijn afgesloten zitten ouders nog vol van de naar hun idee onterechte melding. In interviews met jeugdbeschermers kwam naar voren dat het soms mogelijk is deze negatieve reacties in een meer constructieve richting te geleiden. Een middel daarbij is het duiden en het benoemen van deze reacties als tekenen van betrokkenheid U komt op voor uw gezin of: U wilt dat het goed gaat met uw gezin. Vanuit deze reactie is het soms maar één stap naar het volgende element in het eerste venster. Het in kaart brengen van de mensen die het belangrijk vinden dat het goed gaat met het kind, waar de melding betrekking op heeft. Uit de interviews kwam niet naar voren dat deze vraag standaard aan de orde komt. Wel melden ouders en jeugdbeschermers dat geprobeerd wordt de ouders vanaf het begin actief te betrekken. Dit gebeurt via een rondetafelgesprek, een MDO of een EK-c. Met uitzondering van de EK-c zijn andere leden van het netwerk daarbij nog beperkt aanwezig. In een paar voorbeelden waren meerdere mensen uit het netwerk bij een EK-c aanwezig waren; maar er was ook een casus waarbij bijna niemand van het netwerk kwam opdagen. Soms hangt de afwezigheid van leden van het netwerk samen met hun beschikbaarheid. In een paar casus zou er iemand meekomen met ouders tijdens een rondetafelgesprek, maar kon uiteindelijk toch niet. In een casus vertelde de ouder achteraf dat er niemand van het netwerk betrokken was, terwijl daar door de jeugdbeschermer wel naar gevraagd was. Ook werd genoemd dat ex-partners van een ouder actief werden betrokken bij een rondetafelgesprek. In dit onderzoek werd de positie van de ex partners die tevens biologisch ouder zijn van het kind, door een aantal ouders en jeugdbeschermers als lastig ervaren. Althans, ze werden vaak iets later en minder actief betrokken dan de ouder waar het kind woont. Omgekeerd gaven sommige exen te kennen dat zij aanvankelijk niet goed wisten wat van hen wel en niet verwacht werd en wat hun rechten waren. Daardoor hielden zij zich in eerste instantie zelf ook wat op de achtergrond. Maar ook omdat zij de situatie van hun kind niet nadelig wilden beïnvloeden door hun inmenging. Ouders voelen zich niet heel krachtig in gesprekken waarbij vooral professionals aanwezig zijn; onvoldoende sterk om het proces te beïnvloeden. Het effect daarvan is dat een aantal ouders blijft vasthouden aan hun eigen ervaringen en ideeën over de betrouwbaarheid en rechtmatigheid van een melding en haar melder. Ook valt op dat de betrokkenheid van ouders en netwerk er in de meeste gevallen niet is vanaf het begin van een traject. Dit lijkt verband te houden met het aantal casus waarin sprake was van een crisissituatie. Zowel jeugdbeschermers als ouders geven aan dat zowel zorgpunten als sterke punten in de gesprekken aan de orde komen. 15

In meer dan de helft van de interviews werd gemeld dat er een rondetafelgesprek was ingezet bij de start van een onderzoek. Professionals geven aan het rondetafelgesprek veel meer in praktijk te brengen dan voor Verve. De professionals die aan het woord kwamen vinden de rondetafel een instrument dat bijdraagt aan de Verve werkwijze. Daar kunnen vraagtekens bij geplaatst worden. Wat opvalt bijvoorbeeld, is dat het rondetafelgesprek in de praktijk nog vooral wordt ingezet om informatie te verzamelen. Omdat, zo zeggen professionals, het veel prettiger is voor ouders om betrokken te zijn bij het uitwisselen van informatie over de zorgen en krachten in het gezin. Het is in de praktijk voor zowel ouders als professionals ook praktisch, als alle partijen die zorgen hebben en deze uiten, dat doen waar de ouders bij zijn. Op deze wijze kunnen ouders vragen stellen en hun eigen mening geven. Volgens menig jeugdbeschermer een grote stap vooruit in vergelijking met een werkwijze, waarbij professionals van met name AMK en Raad eerst zelf bij verschillende partijen informatie verzamelden en vervolgens aangaven: U hoort nog van ons wat wij adviseren. Dat leidde in de praktijk dikwijls tot discussies en zette de onderlinge verhouding direct 'op scherp'. In die zin is de start van deze onderzoeken veel transparanter geworden en zijn ouders meer betrokken bij deze fase in het traject. Primair, zeggen professionals letterlijk, staat de informatiebehoefte ten dienste van de professional. In een enkel geval is bij een dergelijk overleg familie of netwerk van ouders aanwezig; maar meestal vinden de professionals de groep al behoorlijk groot. De vraagtekens hebben ook betrekking op de mogelijkheid dat ouders zich in aanwezigheid van zoveel professionals ondergesneeuwd kunnen voelen: een situatie die haaks staat op het mobiliseren van eigen kracht. Als ouders eenmaal weten wat er precies de hand is en wat ieders rol is, volgt voor hen de vraag wat er moet gebeuren en wat hun eigen aandeel is om een raadsmelding en/of een OTS te voorkomen. Bij een OTS is de centrale vraag van ouders Hoe krijgen we zo snel mogelijk de OTS eraf? Bij uithuisplaatsingen is hun belangrijkste vraag: Hoe krijg ik zo snel mogelijk mijn kind weer thuis? Uit de gesprekken met zowel jeugdbeschermers als ouders blijkt dat deze vraag vooral aan de orde komt bij de bespreking van het plan. De geïnterviewde ouders zijn positief over hun eigen deelname in het proces, maar geven aan dat zij graag eerder betrokken hadden willen worden. Ook geeft een aantal ouders achteraf aan, dat zij graag familie of andere ondersteuning uit het netwerk in het traject hadden willen betrekken. Daar waar het netwerk wel actief betrokken is, zijn ouders daarover unaniem positief. Ook de jeugdbeschermers oordelen positief, omdat daardoor sneller toezicht is op de veiligheid van kinderen. De Eigen Kracht-conferentie Werken volgens Verve impliceert dat zo snel mogelijk, bij voorkeur zodra een melding binnenkomt bij het AMK, het netwerk rondom een gezin wordt geactiveerd. De EK-c blijkt daarbij in de praktijk een goed hulpmiddel. Echter, niet in alle interviews werd gemeld dat familie en netwerk op die wijze betrokken werden. Als reden noemen professionals dat ouders vaak geen bemoeienis van anderen wensen. Ook geven jeugdbeschermers een paar keer als reden dat er geen netwerk is of dat er geen tijd is om ouders en netwerk te betrekken door de ernst van de dreiging van veiligheid. Een van de voordelen van het wel zo snel mogelijk in kaart brengen van het netwerk, is dat op korte termijn inzichtelijk wordt welke mensen mogelijk een rol kunnen spelen in het proces om te komen tot een blijvende veilige situatie voor een kind. Uit een drietal interviews blijkt, dat tijdens een traject met ouders ineens iemand uit het netwerk opduikt. Een nicht, een tante, een oom of een huisvriendin, die betrokken blijkt bij het gezin en zich steunend en actief opstelt. In die situaties werd dankbaar gebruik gemaakt van deze onverwachte steun uit het netwerk, maar is achteraf de vraag of die persoon of personen niet veel eerder betrokken had(den) kunnen worden. In een andere casus werd iemand uit het netwerk ook actief ingeschakeld, maar buiten medeweten van het gezin. Er ontstond toen een modderige communicatiestructuur, waarvan het achteraf de vraag is of die eigen kracht oproept. 16

Het voordeel van een EK-c is, zo geeft een aantal jeugdbeschermers aan, dat het de professional werk uit handen neemt. De EKC zorgt voor een coördinator, voor een vaste handelwijze en voor de verslaglegging van die dag. Het werken met de eigen kracht van mensen en met het instrument EK-c, vraagt een nieuwe manier van kijken; van nieuwe rollen en het inschatten van krachten. Werken met de eigen kracht van mensen -ouders, familie en vrienden en kennissen- is nieuw voor veel professionals. Reguliere methoden om positieve en negatieve krachten van mensen in te kunnen schatten kunnen binnen een EK-c niet altijd gebruikt worden. Andere nieuwe elementen die de jeugdbeschermers noemen zijn: EK-c bijeenkomsten vinden niet altijd binnen een formeel kader plaats. Het EK-c kader is niet altijd duidelijk; wie vervult welke rol; uit de interviews blijkt dat vele varianten in de praktijk voorkomen. Zelfs als het gaat om kenmerken van de EK-c die duidelijk en onomstreden zijn, is er soms sprake van onduidelijkheid omdat de betrokken professional onvoldoende kennis heeft van de EK-c en/of al dan niet bewust, bepaalde vooroordelen meeneemt in de beeldvorming. Professionals werken in een EK-c met voor hen grotendeels onbekenden. Betrokkenen melden dat ook de timing van een EK-c van groot belang is. In een casus was een kind weer teruggeplaatst na een crisisplaatsing zonder plan. Na terugplaatsing kwam er een EK-c. Een goede vraag ontbrak. De jeugdbeschermers zelf merkten dat er daardoor geen regie werd gelegd bij ouder en het netwerk. Integendeel. Of zoals de jeugdbeschermer zelf zei: En op die manier gaven we ook eigenlijk niet de regie aan ouders. Terwijl er nog wel heel veel te verbeteren was. Wij verwachten eigenlijk wel veel van een EK-c, maar de drang om daar daadwerkelijk afspraken over te maken, ja, dat kwam meer vanuit ons dan vanuit ouders zelf op dat moment. Uit het verloop van de casus bleek dat de EK-c rommelig was verlopen en dat vooral de jeugdbeschermer zelf hard aan het werk was om iets van het plan te maken. 3.2 De feiten De feiten van de jeugdbeschermers Het tweede venster van het Verve schema heet De Feiten. Het venster biedt uitzicht op alle beschikbare informatie in en rond het gezin. Ook is er aandacht voor de inspanningen die tot dan toe geleverd zijn door het gezin zelf en de jeugdbeschermers. Wat is er precies gebeurd in het (recente) verleden waardoor men zich nu ernstig zorgen maakt over de veiligheid van kinderen. Uit de interviews blijkt dat professionals in verschillende schakels van de keten elkaar eerder dan voor het Verve-tijdperk in het proces opzoeken om deze zaken boven tafel te krijgen. Jeugdzorgmedewerkers en raadonderzoekers overleggen eerder en meer in gezamenlijkheid, ook met andere betrokken hulpverleners, over feiten, ervaringen en zorgen. In alle casus werd in een eerder stadium en met meer professionals tegelijkertijd gesproken. Raadsmedewerkers vertellen dat zij informanten niet meer na elkaar, maar tegelijkertijd uitnodigen voor een gesprek. Het effect van het vroeg in het proces betrekken van professionals die al betrokken zijn in een gezin, en van professionals die in de loop van het proces betrokken zullen worden, biedt een beter zicht op de mate van veiligheid in een gezin. Bovendien deelt iedereen daardoor dezelfde informatie. Bijkomend voordeel, zo wordt gemeld, is dat deze gedeelde kennis bij jeugdbeschermers ook een rol speelt in het onderlinge vertrouwen. Het niet uitwisselen van alle beschikbare informatie had en heeft in de praktijk af en toe het omgekeerde effect. Een voorbeeld is een casus waarbij jeugdbeschermers werden ingezet bij een crisisuithuisplaatsing, die noodzakelijk werd geacht door het AMK. Op grond van nieuwe verontrustende informatie. Die informatie werd echter niet gedeeld, met als gevolg dat de jeugdbeschermers beslissingen moesten uitvoeren die voor hen niet begrijpelijk waren en die zij ook aan de betrokken gezinsleden niet konden uitleggen. Uit het verdere verloop van de casus werd duidelijk dat daardoor ook de regie door ouders onder druk kwam te staan. Door te late, onpersoonlijke en niet eensluidende informatie van verschillende betrokken professionals kregen ouders het gevoel een speelbal te zijn. 17

Uitwisseling van (feitelijke)kennis en ervaringen tussen jeugdbeschermers heeft als belangrijk voordeel dat ook ouders van verschillende kanten eenzelfde geluid horen. Het is voor ouders verwarrend als professionals allemaal iets anders zeggen. Dat komt overigens ook voor als de overdracht tussen jeugdbeschermers van dezelfde organisatie niet goed is gegaan en ouders het idee hebben dat ze weer opnieuw moeten beginnen met het aantonen van bepaalde vaardigheden. Een ander voorbeeld is dat de ene professional zegt dat de ouders hun kind niet mogen bellen na een crisisplaatsing, terwijl een ander zegt dat het wel mag. Een laatste voorbeeld betrof hulpverleners die in een gezin actief waren en de indruk wekten dat het allemaal goed ging. Vervolgens werd het gezin met een crisisuithuisplaatsing geconfronteerd. Er waren verwachtingen gewekt in het voortraject; ook door een eerdere uitspraak van een rechter. Het volgende citaat van de ouder illustreert het effect daarvan op de ouder: De rechter zei erbij dat er geen grond was voor een OTS ; dat als we dat aan zouden vechten we direct gevrijwaard zou worden van en dat hij dat alleen heeft gedaan om de hulp voor mijn partner hier in huis wat sneller geregeld te krijgen. Met deze uitspraak wekt de ouder de indruk dat de OTS eigenlijk geen bestaansrecht heeft. Het effect in de casus was, dat de ouder door de uitspraak achterdochtig en wantrouwend werd ten opzicht van de jeugdbeschermer. De ouder voelde zich bovendien gesterkt in de eigen overtuiging dat het allemaal een groot misverstand betrof, dat zo snel mogelijk rechtgezet moest worden. Ook als het niet op voorhand zeker is dat een organisatie betrokken zal worden, kan het raadzaam zijn deze in een vroegtijdig stadium te betrekken. In een casus bijvoorbeeld merkten de jeugdbeschermers na maanden dat het ouders niet lukte om de gemaakte afspraken in de praktijk na te leven. Inmiddels was er ook twijfel over het niveau van een van de ouders en werd na het afsluiten van de OTS alsnog de WSG betrokken. Wat opvalt, is dat in de meeste interviews het eerder betrekken van andere professionals vooral wordt genoemd als een middel om een meer compleet beeld van een gezinssituatie te verkrijgen. In een paar gevallen werd de informatieuitwisseling direct gedeeld met ouders, waardoor zij ook vanaf de start van het proces een meer gelijkwaardige positie innamen. In de casus waarin dat niet plaatsvond, geven geïnterviewde ouders aan dat zij graag eerder betrokken hadden willen worden. Informatie delen tussen jeugdbeschermers en andere professionals is niet hetzelfde als het hebben van dezelfde mening. Er zijn verschillende voorbeelden genoemd waarbij professionals naar voren brengen, dat een andere organisatie een andere zienswijze had. Op zichzelf hoeft dat geen probleem te zijn. Ondanks verschillende zienswijzen kan in veel gevallen toch een eerste stap geformuleerd worden die beide instanties als zinvol zien. Waar wel een kanttekening bij geplaatst wordt, is het beeld dat Raad en BJZ soms van elkaar hebben. Ter illustratie de volgende uitspraak van een raadsmedewerker: Wij kijken naar: wat betekent deze interventie, voor het kind op de lange termijn? Wat betekent het voor deze moeder? Welke risico s loopt deze moeder? Dus dat is een andere kijk op de zaak dan het hele praktische, wat BJZ heeft. Wij kunnen iets meer op afstand kijken. En BJZ doen het heel erg, ja, terecht, vanuit: ja, wat is praktisch? Veel jeugdbeschermers hebben het idee dat professionals waarmee zij samenwerken, na overleg, dezelfde mening en overtuiging zouden moeten hebben. Uit de interviews blijkt echter dat ouders eigenlijk wel begrijpen dat verschillende instanties een zaak benaderen vanuit verschillende perspectieven en het daarom niet altijd met elkaar eens zijn. Als maar duidelijk is waar de verschillen van opvatting over gaan en er wel overeenstemming is over wat de volgende stappen zijn. Het komt echter ook voor dat ouders last hebben van uiteenlopende meningen. In één casus bespraken Raad en BJZ met elkaar onder welke voorwaarden een kind weer naar huis zou mogen. Omdat zij er onderling niet uitkwamen, moest het gezin in hun eigen beleving twee weken wachten totdat de twee organisaties het onderling eens waren. Een dergelijke ervaring zet vanaf de start van het proces de samenwerking tussen ouders en jeugdbeschermers onder druk, omdat de ouders zich daardoor het slachtoffer voelen van deze handelwijze en boosheid en frustratie bij hen opwekt. 18

De feiten van ouders Net zoals jeugdbeschermers en andere professionals feiten, ervaringen en observaties uitwisselen, doen ouders dat ook. Zij letten heel goed op de uitlatingen van professionals en vergelijken uitspraken onderling op eventuele tegenstrijdigheden. Daarbij betrekken ze ook uitlatingen van jeugdbeschermers naar hun kinderen en naar hun eventuele ex-partner. Ouders controleren of ze informatie die zij in vertrouwen hebben verteld, niet terughoren via hun kinderen, een ex of via andere professionals. Als de indruk bestaat, dat professionals onbetrouwbaar zijn, worden ouders voorzichtig en terughoudend in wat zij wel en niet vertellen. Ouders vergelijken hun eigen zaak ook met zaken waarover ze lezen in de krant en waarover ze horen via radio en TV. Maar ook met zaken die ze kennen vanuit hun eigen omgeving, waar ook BJZ aanwezig is. Ook die ervaringen nemen zij mee in hun positiebepaling ten opzichte van de instanties in het algemeen en de jeugdbeschermer in het bijzonder. Ze vergelijken bijvoorbeeld de ernst van de situatie in een ander gezin met hun eigen situatie en dat beïnvloedt hun kijk op noodzaak en urgentie van inmenging in de eigen situatie. Een aantal ouders was heel stellig over het verplichte contact waartoe jeugdbeschermers hen aanzetten met hun ex. Ik ben niet voor niets gescheiden en wil met deze persoon niets meer te maken hebben. Dat maakt het lastig om feiten over opvoedingssituaties bij ouders die gescheiden zijn goed in kaart te brengen. De ouders zijn over het algemeen negatief over de andere ouder. Zeker in die situaties waar ouders niet of nauwelijks met elkaar om tafel zitten, blijkt het lastig voor jeugdbeschermers om de feiten rond veiligheid van een kind goed in kaart te brengen. In een casus, mocht een van de ouders niet bij een gesprek aanwezig zijn, omdat de jeugdbeschermer vond dat het voor het kleine kind dat zij bij zich had, beter was om de inhoud van het gesprek niet aan te horen. Deze ouder voelde zich buitengesloten en niet gehoord. Van te voren was niet verteld dat het kind niet bij het gesprek aanwezig mocht zijn. Als het gaat om de feiten van de ouders gaat het om de meningen, ervaringen en betekenisgeving zoals die voor hen gelden. Een subjectieve ervaring, of zelfs een weergave van een gebeurtenis die pertinent onjuist is, wordt in het tweede venster wel als feit gezien. Het gaat immers om iets waar de jeugdbeschermer hoe dan ook rekening mee moet houden. Uit de interviews komt naar voren dat jeugdbeschermers die in staat zijn om subjectieve of onjuiste informatie toch als feit te zien gemakkelijker de brug naar ouders kunnen slaan. Bijvoorbeeld door de volgende reactie: U vindt dat mevrouw X daarover niet de waarheid heeft gezegd. Een heel andere discussie is de vraag of meningen en rapportages die vaag of weinig concreet zijn niet wat meer feitelijk geformuleerd kunnen worden. Als in een dossier staat dat moeder borderliner is, dient nagegaan te worden wie dat gezegd heeft en of dit een officiële diagnose was. En als een ouder vindt dat mevrouw X onbetrouwbaar is, is het goed om te vragen waar dat uit gebleken is door bijvoorbeeld te vragen: wat vindt u daar het ergst aan? De schriftelijke verslaglegging Een belangrijk aspect van de feiten betreft de vertaling daarvan naar het dossier of verslagen. Sommige ouders geven aan zich niet serieus genomen te voelen als naar hun idee de informatie in het dossier of in een verslag niet correct is. In een casus waren volgens de ouders de namen van de kinderen door elkaar gehaald en klopten bepaalde feiten niet. Als er onenigheid is over de juistheid van de feiten, zou dat ook in het dossier als toelichting moeten worden weergegeven, vonden de ouders. Een ouder zei hierover: Als dingen gewoon niet goed in het dossier staan. Ja, dat maakt je gewoon kwaad. Dan denk je van, dan komt het over alsof zij het helemaal goed hebben en dat wij als ouders er eigenlijk niet zoveel van snappen. 19

3.3 De weging In het derde Verve venster worden de verzamelde feiten en het eventuele feit dat informatie nog ontbreekt, gewogen. Bij de weging staan de gronden voor jeugdbescherming centraal en wordt stilgestaan bij de toekomst van de jeugdige. Is er extra onderzoek en informatie nodig om daar weloverwogen uitspraken over te doen of is er nu aanleiding om actie te ondernemen? Zoals bij de bespreking van de eerste vensters aan de orde kwam, worden veel feiten en informatie verzameld via een rondetafelgesprek, een multidisciplinair gesprek of een ander type gesprek. Om het denken in de eigen kracht van gezin en netwerk te vergroten moeten daarbij, naast professionals ook zoveel mogelijk ouders en andere betrokkenen uit het netwerk aanwezig zijn, is het Verve gedachtegoed. Uit de verhalen van zowel jeugdbeschermers als ouders blijkt dat ouders daarbij actief betrokken worden. In crisissituaties is die actieve betrokkenheid echter beperkt. Bij de geïnterviewde ouders die terugkeken op een crisis was veel onbegrip en ontevredenheid over de wijze waarop naar hun idee gronden voor uithuisplaatsing of onder toezichtstelling gewogen zijn. Zij voelden zich over het algemeen te laat betrokken bij het proces, en vonden de beslissingen niet in lijn zijn met uitspraken van andere hulpverleners die op dat moment actief waren in het gezin. Ook vonden zij dat er onvoldoende gekeken is naar de thuissituatie. In nietcrisissituaties die tijdens de interviews aan de orde kwamen zijn wél gesprekken gevoerd met ouders. Daarbij waren soms leden uit het netwerk aanwezig. Ook kwam in die gesprekken een paar keer de schaalvraag aan de orde. Dat wil zeggen, dat ouders en andere betrokkenen uitgenodigd werden een schatting te maken van de mate van veiligheid voor het kind. In één interview kwam naar voren dat ouders zelf niet mee wilden werken. Toch lukte het de jeugdbeschermer, ondanks deze weerstand, ouders tot medewerking aan te zetten: Wij hebben gezegd dat dit (de inzet van een EK-c red.) een voorwaarde was voordat wij het onderzoek met een gerust hart konden afsluiten. We hebben bij de afwijzing gezegd: denk er over na, want wij vinden dat het noodzakelijk is. We geven bedenktijd. We hebben alleen gezegd: Dit is wat wij nu nodig vinden en we horen dat u daar nu nog niet een hele concrete beslissing over neemt. U mag het er over hebben. We kunnen ons voorstellen dat het moet bezinken. Een aantal dagen later hebben we gebeld en de ouder zei: dat wil ik wel doen maar ik wil de eigen kracht conferentie niet. Toen hebben we aangegeven; in dat geval gaan we een melding doen bij de Raad omdat we echt vinden dat de situatie voor de kinderen te onveilig is. Toen zei de ouder: in dat geval doe ik het toch. Dat was nodig om ouders over de streep te helpen. Een ander aspect van het wegen van een situatie betreft het over en weer duidelijk maken op welke momenten afspraken over de borging van de veiligheid aangescherpt dan wel versoepeld kunnen worden. Uit de interviews met ouders kunnen zij beperkt antwoord geven op die vraag. In de meeste gevallen verwezen zij naar de einddatum van een OTS. Wel waren er diverse voorbeelden van afspraken tussen jeugdbeschermers en ouders over het borgen van de veiligheid van de kinderen. In een interview werd het voorbeeld genoemd van een ouder bij wie sprake was van overmatig drankgebruik, wat vervolgens weer leidde tot onveilige situaties voor de kinderen. Zij had echter al een vakantie geboekt. In onderling overleg werd vervolgens afgesproken dat een familielid mee zou gaan op vakantie. Ook stelde de ouder zelf voor zich op gezette tijden te laten testen. Op die manier kon de vakantie toch doorgaan en waren ouder en jeugdbeschermer beiden tevreden over de afspraken rond de veiligheid van de kinderen. Tijdens een EK-c komen veel nadrukkelijker de mening en ervaringen van andere mensen uit het netwerk naar voren. Bovendien blijkt uit het verloop van een paar casus, dat juist ook de mensen uit het netwerk een constructieve rol kunnen spelen in het stimuleren van ouders om mee te werken aan gedragsverandering en afspraken over de veiligheid van hun kind. Door hun vaak jarenlange contacten met ouders leveren zij een belangrijke bijdrage aan het verzamelen van informatie uit en rond het gezin. Maar even belangrijk blijkt hun actieve opstelling naar ouders en hun 20