ZML SO Leerlijn Wonen en vrije tijd



Vergelijkbare documenten
ZML SO Leerlijn Wonen en vrije tijd

ZML SO Leerlijn Wonen en vrije tijd

Kerndoel 1: De leerlingen leren (mede) zorgdragen voor het dagelijkse eten en drinken en leren de daarbij horende regels en tafelmanieren hanteren.

ZML SO Leerlijn Oriëntatie op Ruimte

Werken in de keuken Periode 1 Periode 2 Periode 3 Periode 4 Leerjaar Brood smeren Aardappels en groente wassen Leerjaar 2-4-6

Kerndoel 1: De leerlingen leren het eigen lichaamsschema gebruiken voor het verkennen en ordenen van de ruimte om zich heen. 1.1.

Leerlijn Zelfredzaamheid

Leesboekje eten en drinken

MEMORY WOORDEN 1.1. TaalCompleet A1 Memory Woorden 1 1

= een rij struiken of planten die dichtbij elkaar staan. = een hoge lamp die langs de weg staat.

Inleiding VOOR JE HET WEET, MAAK JE DE LEKKERSTE MAALTIJDEN IN EEN SCHONE EN OPGERUIMDE KEUKEN!

= een witte groente in de vorm van een bol. = een rode, gele of groene vrucht die je kunt eten. Aan de binnenkant zie je rijen met witte zaadjes.

Activiteitenboek SOM-J. Stip Observatie Methodiek-Jongeren

Werken in het huishouden

Woordenschat Taal Actief groep 4 Thema 7 Les 1

Kinderopvang De Palmboom Professionele kinderopvang in je eigen buurt! Programma

Woordenschat blok 7 gr 4 Les:1 De aardappelpuree: gestampte aardappels met een beetje boter of melk. De banaan: een lange, beetje kromme gele vrucht.

Inhoud. Voorwoord 5. Inhoud

Patiëntnummer: Geboortedatum: (dd/mm/jj) Initialen patiënt:... Datum afname test: T...

Taalbewustzijn: Auditieve synthese (Henk Hak en Piet Plak) Klankgroepen samenvoegen tot een woord Letters samenvoegen tot een woord

Eet smakelijk. ( 5 januari t/m 31 januari)

Inhoud. Mijn leven. mijn huishouden

Stil blijft Lisa bij de deur staan. Ook de man staat stil. Ze kijken elkaar aan.

STEENSOEP OMA VERTELT EEN VERHAAL

Auditieve oefeningen: thema eten

Ondersteunen bij activiteiten

Spekkoek. Op de terugweg praat zijn oma de hele tijd. Ze is blij omdat Igor maandag mag komen werken.

De Speelark. Huisregels buitenschoolse opvang De Speelark Heel. Regels bij het brengen en halen:

De leerlingen: leren en ervaren dat mensen niet zonder water kunnen leven. zien waar water voor wordt gebruikt.

De letter j hebben we deze week aangeboden en de p en de oo zullen voor komende periode worden aangeboden.

dag inhoud pagina themawoorden

Etens&jd. Woonhuis de Globe Wie zijn wij? Het blij7 mijn leven. Het blij7 mijn leven. Waarom koken we eigenlijk samen?

Aan tafel. Peuters, kleuters en lagere schoolkinderen

de appel het fruit de peer de sinaasappel de banaan

Ik hoop dat U veel plezier beleeft in het samen praten met uw kind.

Leerjaar 3, 15 Jaar. Leerjaar 4, 16 jaar

De Speelark. Huisregels buitenschoolse opvang De Speelark Heel. Regels bij het brengen en halen:

10 tips om je partner zo goed mogelijk te ondersteunen.

REGELS. Onderstreep de pluralisvorm in de zin.

Wat eten we vanavond?

ze terug in de la. Dan haalt ze de pannen van het fornuis en zet ze op de onderzetters. Thomas vouwt zijn handen en doet zijn ogen dicht.

Tussendoelen sociaal - emotionele ontwikkeling: Omgaan met zichzelf

ANTWOORDEN TAALCOMPLEET A1 THEMA 2 BOODSCHAPPEN

Woordenschat Taal Actief groep 4 Thema 1 Les 1

Huisregels. voor. kinderen

Bruine Bonen Dit document is onderdeel van de site

Thema brief thema Dierentuin

Woordenschat thema 8: Lekker schoon

Praat-plaat. eten. aad/thema/eten werkblad 1

Huisregels. voor. kinderen

VSO Leerlijn Mens, Natuur en Techniek (MNT)

VSO Leerlijn Mens, Natuur en Techniek (MNT)

Groente die door de. Vlees wat door de. spaghetti kan. Kruiden Zout Pastasaus voor door de spaghetti. Braadboter. Boter voor op brood

Samen appelflensjes bakken

Het is belangrijk om een goede categorie indeling te gaan volgen:

Eet smakelijk Informatie over vocht en voeding voor ouderen

Cursistenboek Taalklas.nl Hoofdstuk 11 In de winkel

Naam: GEZOND ETEN. Hoe je gezond kan eten zie je in de Schijf van Vijf.In het midden staan de 5 regels hoe je gezond kan eten:

Spreekopdrachten thema 2 Boodschappen

- je kan me wat - module 3. docere delectare movere. je kan me wat nt2taalmenu.nl module 3. tekeningen -

HULPDIENSTEN VAN OUDERS

Veertien leesteksten. Leesvaardigheid A1. Te gebruiken bij : Basisexamen Inburgering Studieboek. Ad Appel

Hulp bieden bij eten en drinken bij platligging of halfzittende houding

Drink maar, schat. Ze gaat tegenover me zitten, een frons in haar voorhoofd. Liefje, zeg eens iets. Waar is Sander? Die slaapt nog, ik ben daarnet

Speelplezier. Thema: Start: Nieuwe woorden: Week 1: ontbijt, dienblad Week 2: zie dagverslagje. Demonstratiespel; woorden voorbewerken en uitleggen

Bladzijde 2 - In het magazijn

Hoe gaat het in groep 1/2 b

LEREN LEREN: WERKHOUDING EN AANPAK GEDRAG

Woordenkennis In Huis. Kaartenparen om het oefenen en het versterken van de woordenschat zowel receptief alsook productief. Bestelnummer

Plannen van het huishouden.

Dieet bij COPD. Informatie voor patiënten. Medisch Centrum Haaglanden

ISK Leerlijn. Alfabetisering. zitten. een twee drie vier vijf zes zeven acht negen tien

Pak voor de activiteit Hoe eten astronauten? de foto van de etende astronaut uit de bijlage.

Charles den Tex VERDWIJNING

Cursistenboek Taalklas.nl Hoofdstuk 5 Eten

Ontwikkelingskansen voor ieder kind! Boodschappen. Kansen in kinderen. Boodschappen. voor ouders. Kansen in kinderen

1. Joris. Voor haar huis remt Roos. Ik ben er. De gordijnen beneden zijn weer dicht.

VC Groot Dilbeek Denkcel opleidingen

juni 2015 vanaf 4 jaar tekst: Marian van Gog muziek: Ton Kerkhof Naar de camping

Leesboekje de kleding

ISK Leerlijn. Alfabetisering. Bijlage: Startwoordenschat alfabetisering NT2 ISK woorden

- je kan me wat - module 5. docere delectare movere. je kan me wat nt2taalmenu.nl module 5. tekeningen -

De instructies voor het veilig opruimen van kwik verschillen per situatie. Kies de opruiminstructie die op uw situatie van toepassing is.

Plakrand. Plakrand. Plakrand. Plakrand. Plakrand. Plakrand

inhoud blz. 1. Eten 3 2. De maaltijd 4 3. Het bestek 5 4. Planten en dieren 6 5. Uit eten 8 6. Eten in andere landen Dat lust ik niet

Winkels in het dorp. Nodig: 1 poster winkels in het dorp, A3-formaat, fotoblad 1, schaar en lijm, stift

Hoe gezond is jouw huis? Ontdek het in deze test

Zijn mijn boterhammen op, toon ik mijn brooddoos aan de juf/meester en vraag toestemming om de zaal te verlaten.

Ontwikkelingslijnen 0-4 jaar (ZONDER extra doelen) - versie januari Naam kind. Sociaal-emotionele ontwikkeling Betrokkenheid

Elk van deze oefeningen kan aangevuld worden met het stappenplan: boterham smeren (zie bijlage) het knutselblad De berenbakker (zie bijlage)

De ADHD van André Als het te druk is in je hoofd

Bobbie is net vier geworden, o, wat is hij alweer groot. Hij mag nu naar de basisschool. met schooltas, fruit en brood.

Toets Geletterdheid en Begrijpend Lezen

Verzorging Begeleiding Speciale Zorg Dagbesteding Hulp bij het huishouden

de andijvie A is een soort groente met grote groene bladeren.

GROEPSBEGELEIDING JEUGD ZORGBUREAU TALENT

De Man van de Toekomst Module Theater Groep 7-8

Vertrekgegevens Datum vertrek... reden: verhuizing overgang naar ander kinderdagverblijf anders,...

Thema Op het werk. Lesbrief 14. Opdrachten

1b nr. 1 Wie of wat?

Transcriptie:

ZML SO Leerlijn Wonen en vrije tijd Deze leerlijn omvat: Koken/wonen/schoonmaak Leerlijn 1.1 Eten en drinken Leerlijn 1.2 Koken Leerlijn 1.3 Tafeldekken Leerlijn 1.4 Afwassen Leerlijn 2.1 Boodschappen doen Leerlijn 3.1 Kleding aantrekken en verzorgen Leerlijn 4.1 Schoonmaken en inrichten Leerlijn 4.2 Inrichten van ene eigen kamer Burgerschap/vrije tijd Leerlijn 6.1 Woonomstandigheden Leerlijn 7.1 Besturen en besluiten Leerlijn 3.2 uit de leerlijn Ruimte; Toegankelijk Leerlijn 4.1 uit de leerlijn Ruimte; Functie van de leefomgeving Leerlijn 8.1 Vrije tijdsbesteding Gezondheid/Ik en de ander Leerlijn 5.1 Ziekte, kleine verwondingen en ongelukken Leerlijn 1.1 uit de leerlijn Ruimte; Lichaamsschema (zie ook eigen leerlijn)

WONEN EN VRIJE TIJD + delen uit de leerlijn Oriëntatie op Ruimte Leerlijnen Kerndoelen 1.1. Eten en drinken 1.2. Koken 1.3. Tafeldekken 1.4. Afwassen 1. De leerlingen leren (mede) zorgdragen voor het dagelijkse eten en drinken en leren de daarbij horende regels en tafelmanieren hanteren 2.1. Boodschappen doen 2. De leerlingen leren boodschappen doen 3.1. Kleding aantrekken en verzorgen 3. De leerlingen leren zich kleden en linnengoed, kleding en schoeisel (helpen) verzorgen 4.1. Schoonmaken en inrichten 4.2. Inrichten van een eigen kamer 4. De leerlingen leren helpen hun huis/kamer inrichten, schoonhouden en op orde houden en leren dat mensen die samen wonen, ook samen zorgen voor de goede gang van zaken 6.1. Woonomstandigheden 6. De leerlingen leren herkennen dat in de samenleving verschillen en overeenkomsten zijn tussen mensen en groepen van mensen in de wijze waarop ze leven 7.1. Besturen en besluiten 7. De leerlingen leren zich oriënteren op medezeggenschap, stemrecht, besluitvorming, het gemeentelijk en landelijk bestuur 3.2 Toegankelijk (uit Ruimte) 3. De leerlingen leren de weg kennen en benoemen in de eigen leefomgeving 4.1 Functie van de leefomgeving (uit Ruimte) 4: De leerlingen leren inrichtingsaspecten herkennen van de eigen leefomgeving 8.1. Vrijetijdsbesteding 8. De leerlingen leren de vrije tijd alleen en samen met anderen besteden 5.1. Ziekte, kleine verwondingen en ongelukken 5. De leerlingen leren op de juiste wijze reageren bij ziekte, ongeluk of bij een kleine verwonding 1.1 Lichaamsschema (uit Ruimte) 1. De leerlingen leren het eigen lichaamsschema gebruiken voor het verkennen en ordenen van de ruimte om zich heen 2

Kerndoel 1: De leerlingen leren (mede) zorgdragen voor het dagelijkse eten en drinken en leren de daarbij horende regels en tafelmanieren hanteren 1.1. Eten en drinken Eet en drinkt zonder hoesten of verslikken Geeft aan honger of dorst te hebben Begrijpt de begrippen happen, drinken, heet, mmm, koek, (op)eten 1 2 3 4 Geeft aan (wijzend) wat hij op brood wil of wil drinken bij een keuzemogelijkheid Drinkt met een rietje Maakt onderscheid tussen eetbaar en niet eetbaar, schoon en vies voedsel Zit vijf minuten stil en recht aan tafel tijdens de maaltijd Gebruikt het mes aan de dominante kant (nog niet snijden) Eet zijn mond leeg voordat hij praat Blijft aan tafel zitten tijdens de maaltijd Gebruikt woorden om aan te geven wat hij wil eten en drinken Wast zijn handen voor het aan tafel gaan Pakt of vraagt eerst om een hartige boterham en vervolgens een zoete Vraagt hulp tijdens het eten bij een handeling waarbij hij hulp nodig heeft Smeert brood met boter of iets anders smeerbaars (gelijk verdeeld en normale hoeveelheid) Gebruikt normale hoeveelheid beleg op zijn boterham (strooien van hagelslag, plakken worst) Snijdt een banaan in stukjes Pelt fruit met de hand Schenkt zonder te knoeien uit een Eet met een vork en een mes in de pak of fles in een glas of beker hand Laat hete dranken voldoende Geeft aan hoeveel hij wil eten afkoelen voor ze te drinken Durft onbekend eten te proeven Ziet eten en drinken als gezellige Herkent hetzelfde product in aangelegenheid verschillende vormen (omelet en Schilt fruit met een fruitmesje een hard ei, gesneden stukjes) Vraagt aan tafel aan een ander om iets aan te geven Snijdt met een mes, met zaagbeweging 9 Voor hogere doelen raadpleeg de leerlijn VSO Mens, Natuur en Techniek: 1.1. Schept een juiste hoeveelheid eten voor zichzelf uit de pan Gebruikt een servet en begrijpt waarom Snijdt kaas met een kaasschaaf Schenkt hete koffie en thee in een kopje 3

1.2. Koken 3 4 Wast zijn handen voor het koken Schenkt drinken in een beker Wast groenten en aardappels schoon Kneedt deeg met zijn handen en Opent pakken, potten en flessen roert ingrediënten door elkaar met schroefdop Legt de benodigde spullen klaar Snijdt groente op verschillende voor het maken van een tosti manieren (broccoli in roosjes, Smeert zijn eigen boterham voor de tomaat in partjes) tosti Benoemt basisingrediënten van een Smeert zijn eigen boterham voor de avondmaaltijd (aardappels (rijst tosti of pasta), vlees, groente) Stopt eten in de oven/magnetron Benoemt het eten bij het zien van en zet hem aan de verpakking (pak rijst, blik Benoemt vijf voorwerpen uit de bonen) keuken (weegschaal, (koeken)pan, pollepel, oven) Kent de functie van de waterkoker door samen thee en cup-a-soup te maken Snijdt groente in plakjes, reepjes of stukjes Roostert brood in de broodrooster 9 Voor hogere doelen raadpleeg de leerlijn VSO Mens, Natuur en Techniek: 1.2. Geeft het verschil aan tussen gezonde en ongezonde voeding met voorbeelden van etenswaren Benoemt de regels rondom hygiëne bij het koken (schoon mes, schort, muts, schoon aanrecht) Vertelt hoe er zorgvuldig en veilig kan worden omgegaan met apparaten die heet worden Werkt veilig met een elektrisch fornuis (evt. met hulpmiddelen) Bakt eieren in de pan Ziet en beseft dat een pan, schaal of apparaat heet is en gaat daar voorzichtig mee om Leest tijd en temperatuur van een simpel geschreven instructie en voert dit in de magnetron (eenvoudig stappenplan) Gaat voorzichtig om met scherpe messen (snijden, ook in de buurt van anderen) Roert met een garde een mix of sausje totdat de klonten helemaal weg zijn 4

1.3. Tafeldekken Heeft begrip van het aan tafel zitten tijdens het eten 2 3 4 Legt zijn eigen placemats op tafel Legt borden, bestek en bekers op Verdeelt de borden over de tafel tafel één op één met de stoelen die Benoemt vijf voorwerpen die op rond de tafel staan tafel staan bij de lunch (boter, Legt een tafelkleed op tafel brood, hagelslag) Pakt genoemde spullen voor op tafel (brood, boter, beleg, melk, etc) en zet deze op tafel Pakt de gebruikelijke spullen voor Dekt de complete tafel voor de lunch de lunch (weet waar ze staan) en (mes en lepel rechts, vork links) verdeelt ze over de tafel (brood, boter, beleg, melk) Pakt evenveel borden als er eters zijn en zorgt dat er bij alle borden een mes en een vork ligt 9 Voor hogere doelen raadpleeg de leerlijn VSO Mens, Natuur en Techniek: 1.3. Vertelt het verschil tussen het tafeldekken voor het ontbijt, de lunch en het avondeten (wat staat wanneer op tafel) Dekt de tafel voor de hoofdmaaltijd voor meerdere personen en verdeelt de spullen over tafel (servet, onderzetter, opscheplepel, glazen) Kan de tafel netjes afruimen Benoemt vijf voorwerpen die op tafel staan bij het avondeten (pan, bord, opscheplepel, onderzetter, kaarsen, servet, bestek, glazen) 5

1.4. Afwassen Droogt breekbare maar hanteerbare spullen van de vaat af (bord en een beker) Spoelt bekers om Ordent de vaat (glazen of bekers bij elkaar, pannen, bestek) Ruimt de tafel af en brengt de spullen naar de keuken Droogt de niet-breekbare spullen van de vaat af Haalt de etensresten van zijn bord en gooit het in de vuilnisbak Doet de tafel of het tafelkleed af met een doekje Zorgt dat zijn kleren bij het afwassen schoon en droog blijven Vertelt waarom sommige vaat gespoeld moet worden (water wordt vies) Zet de geordende vaat in volgorde waarop het afgewassen wordt (eerst glazen/bekers, pannen op het laatst) Schat in wanneer hij een droge theedoek nodig heeft Maakt de vaat schoon met een borstel of een sponsje (borden, bestek en bekers) Gebruikt een vaatdoek/schuurspons om het aanrecht en fornuis mee schoon te maken/te drogen Maakt het putje van de wasbak leeg Maakt een sopje voor de vaat (adequate hoeveelheid sop en juiste temperatuur) 9 Voor hogere doelen raadpleeg de leerlijn VSO Mens, Natuur en Techniek: 1.4. Droogt spullen met moeilijke randjes goed af Hangt het vaatdoekje en de theedoek na gebruik uit Wast en droogt grote pannen af 6

Kerndoel 2: De leerlingen leren boodschappen doen 2.1. Boodschappen doen Haalt boodschappen bij een winkel door een boodschappenlijst af te geven (zonder betalen bijv. bij een bekende winkel op rekening) Speelt boodschappen doen na in de klas Sluit achter aan in een rij bij de kassa en wacht rustig Levert de lege flessen in en levert het statiegeldbonnetje bij de kassa in Doet producten op een goede manier in het mandje/ karretje (groente niet onderop) Doet producten op een goede manier in de boodschappentas (groente niet onderop) Neemt van thuis alle benodigdheden mee (geld, lege flessen een boodschappentas en lijst) Bewaart geld en bonnetjes op een veilige plek Vraagt hulp als hij ergens niet bij kan Vindt de producten van de boodschappenlijst in de supermarkt Bestelt bij een aparte afdeling door te vertellen wat hij wil 9 Werkt de hele boodschappenlijst systematisch af Schat in wat een boodschap ongeveer kost (ruime schatting 1-2 t.o.v. 10 euro) Vraagt aan het personeel waar een product ligt in de supermarkt Begrijpt welke van twee vergelijkbare producten goedkoper is (verschil min. 50 eurocent) Controleert of er geld in de portemonnee zit 7

Kerndoel 3: De leerlingen leren zich kleden en linnengoed, kleding en schoeisel (helpen) verzorgen 3.1. Kleding aantrekken en verzorgen 1 2 3 4 Vindt zijn eigen jas op de kapstok Trekt op eigen initiatief een jas aan Hangt zijn jas op de juiste plek op als hij naar buiten gaat de kapstok Werkt mee als zijn jas of ander kledingstuk wordt aangetrokken Doet een ritssluiting dicht Trekt klittenbandschoenen aan en uit Trekt een hemd, T-shirt of trui aan Maakt bij morsen met een doekje de kleding schoon Maakt zijn voorkeur voor kleding kenbaar Trekt iedere dag een schone Trekt veterschoenen aan en uit onderbroek aan (vertelt dat dat (strikt zelf de veters) nodig is) Controleert of kleding goed zit Trekt iedere dag schone sokken aan (kleding fatsoeneren waar nodig) (vertelt dat dat nodig is) Doet de knoop van zijn broek open Hangt uitgetrokken kleren uit over en dicht een stoel of op een hanger 9 Hangt gewassen kleren op aan een wasrek of waslijn Haalt een laken en dekbed af en gooit het in de wasmand Haalt het kussensloop van het kussen en gooit het in de wasmand Lucht zijn bed na het slapen (dekbed openslaan) Controleert of de zakken van zijn kleding leeg zijn Ziet het verschil tussen jongens- en meisjeskleding Vertelt wat en waarvoor een paskamer is Trekt regelmatig schone kleren aan en doet vuile kleren in een wasmand Kiest een acceptabele klerencombinatie uit 8

Kerndoel 4: De leerlingen leren helpen hun huis/kamer inrichten, schoonhouden en op orde houden en leren dat mensen die samen wonen, ook samen zorgen voor de goede gang van zaken 4.1. Schoonmaken en inrichten Legt gebruikt materiaal bij elkaar Ruimt de eigen tafel op 1 2 3 4 Legt veel gebruikte (knutsel)spullen Legt speel- en knutselspullen op de terug op hun plek (kwasten, juiste plek terug kleurpotloden, placemat) Brengt orde in een beperkte ruimte (een speelhoek opruimen door spullen bij elkaar te leggen) Gooit oud papierwerk apart weg (tv-gids, krant) Zet de stoelen op de tafel (klaslokaal) Vervangt de wc-rol Kiest geschikte spullen om een schoonmaakklus meer uit te voeren (lokaal vegen met stoffer of bezem, vloer dweilen met een lapje of mop) Veegt een hoopje afval weg met stoffer en blik Zet de container of de vuilniszak aan de straat Vertelt wanneer er ergens opgeruimd moet worden Neemt een groot plat oppervlak af met een vochtig doekje (poetst vlekken weg, vangt kruimels op) Tilt spullen op of zet ze weg bij het afstoffen 9 Voor hogere doelen raadpleeg de leerlijn VSO Mens, Natuur en Techniek: 2.1. Benoemt verschillende schoonmaak- middelen en het doel waarvoor ze gebruikt worden (afwas en schuurmiddel, allesreiniger, wc-eend) Neemt de vensterbank af met een natte doek of stofdoek Stofzuigt het lokaal met stoelen en tafels Weet wanneer de vuilniszak naar de straat toe moet en denkt eraan Stofzuigt een leeg oppervlak (lokaal zonder stoelen en tafels) Vervangt volle pedaalemmer/ vuilniszakken (ook dichtbinden) Veegt een lege ruimte met een bezem Maakt een sopje (adequate hoeveelheid sop en juiste temperatuur) 9

4.2. Inrichten van een eigen kamer Helpt lokalen te versieren met slingers en tekeningen Heeft voorkeur voor bepaalde versiering en plaatsen van versiering 6 7 8 Vertelt welke inrichtingselementen er in zijn kamer zijn (tafel, bed, maar ook vloerbedekking, behang) Kiest wandversiering uit in zijn kamer zoals schilderijtjes, foto s en posters Geeft spullen in de kamer een eigen plek (foto s, kussentjes, planten) Zet planten in de kamer Kiest extra accessoires uit om de kamer op te vrolijken (posters, stoeltjes, kussentjes, potten en planten, vaasjes, fotolijstjes) 9 Beslist welke spullen er in de kamer komen te staan Benoemt 4 winkels waar je leuke spullen kan kopen voor je kamer (HEMA, Blokker, V&D, plantenwinkel) Herkent logische en onlogische plaatsing van meubels 10

Kerndoel 6: De leerlingen leren herkennen dat in de samenleving verschillen en overeenkomsten zijn tussen mensen en groepen van mensen in de wijze waarop ze leven 6.1. Woonomstandigheden 8 Benoemt welke verschillende woonsituaties er zijn (bij je biologische ouders, adoptie, internaat) Benoemt gevolgen van een lichamelijke handicap of ziekte op de woonomgeving (dagroosters, begeleiding, woongroep) 9 Voor hogere doelen raadpleeg de leerlijnen VSO Mens en Maatschappij: 6.1. Benoemt verschillen tussen ontwikkelingslanden en Nederland (arm/rijk, huisvesting, gezondheids) Benoemt de kenmerken van verschillende culturen en de invloed op de omgeving (feesten, kleding, inrichting) 11

Kerndoel 7: De leerlingen leren zich oriënteren op medezeggenschap, stemrecht, besluitvorming, het gemeentelijk en landelijk bestuur 7.1. Besturen en besluiten 9 Voor hogere doelen raadpleeg de leerlijnen VSO Mens en Maatschappij: 7.1. Geeft zijn mening of kiest voor een optie bij beslissingen in de klas (waar gaan we heen, waar iets komt te staan) Zit in een leerlingenraad, groepsraad of een commissie Vertelt dat mensen boven de 18 jaar mogen stemmen Vertelt dat de burgemeester de baas van de stad of het dorp is Vertelt dat de koning(in) de baas van Nederland is Vertelt wat de politie in Nederland precies doet Voert een gekozen besluit uit, ook al staat hij er niet helemaal achter 12

Kerndoel 3: De leerlingen leren de weg kennen en benoemen in de eigen leefomgeving 3.2. Toegankelijkheid 2 3 4 Weet wanneer de klas verlaten mag Weet wanneer hij in andere kamers Kent de toegankelijkheid van worden en wanneer niet Weet wanneer je bij een andere klas naar binnen mag (directeur, secretariaat) mag komen huizen en tuinen en de school (niet zomaar ergens naar binnen lopen) Kent de toegankelijkheid van de supermarkt als openbare gelegenheid Kent de toegankelijkheid van de Kent de toegankelijkheid van het winkel als openbare gelegenheid openbaar vervoer (met een Weet in welke winkels voor hem vervoersbewijs) geschikt zijn en welke niet Kent de toegankelijkheid van de bibliotheek, postkantoor, bank Kerndoel 4: De leerlingen leren inrichtingsaspecten herkennen van de eigen leefomgeving 4.1. Functie van de leefomgeving 4 Benoemt de functie van een huis (wonen en slapen) Benoemt de functie van een kerk Benoemt de functie van een Benoemt de functie van parken en tandarts en een dokter in ieder speelplaatsen dorp Benoemt de functie van winkels Benoemt waar eten en drinken Benoemt verschillende soorten vandaan komt winkels Benoemt de functie van Benoemt verkeersborden voor sportvelden en sportcomplexen voetgangers zoals voet- en Benoemt verkeersborden voor zebrapad, bus- en tramhalte, fietsers zoals fietspad, woonerf voorrangsborden, stopborden Benoemt de functie van een politiebureau in ieder dorp of iedere stad Benoemt de functie van een brandweerkazerne in ieder dorp of iedere stad Benoemt de functie van een ziekenhuis Benoemt de functie van verschillende beroepen en bedrijven in een dorp of stad Benoemt de functie van gemeentehuis Benoemt verkeersborden voor auto s zoals autoweg, autosnelweg, doodlopende weg 9 Benoemt de voordelen van het openbaar vervoer (voor iedereen, minder druk op de weg) Benoemt de functie van flats en andere hoogbouw 13

Kerndoel 8: De leerlingen leren de vrije tijd alleen en samen met anderen besteden (zie leerlijn wonen, vrije tijd) 8.1. Vrijetijdsbesteding 1 2 3 4 Speelt zonder problemen naast een andere leerling (bij de watertafel) Laat zien of hij een activiteit leuk vindt (m.b.v. lichaamstaal) Laat zien dat hij feest (vieren) leuk vindt (m.b.v. lichaamstaal) Ontwikkelt een voorkeur voor muziek Geeft aan welke activiteiten in de klas hij leuk vindt door ernaar te wijzen (poppenhoek) Geeft passsief een voorkeur voor bepaald speelgoed door ernaar te wijzen Houdt variatie in spelen en speelgoed Benoemt bij een zichtbare keuze zijn voorkeur voor bepaald speelgoed of activiteit Pakt een boek om plaatjes in te kijken Benoemt drie activiteiten die in de vrije tijd worden uitgevoerd Probeert aangeboden onbekende activiteiten uit Oriënteert met verschillende sporten Oriënteert op verschillende vormen van drama, dans en toneel Weet wat een hobby is Vertelt over de eigen hobby Weet dat er verschillende hobby s zijn en geeft enkele voorbeelden Zoekt of kiest een gezamenlijke hobby met een vriend(in) onder begeleiding Stopt met een activiteit als het fysiek wenselijk is Beoefent een vrijetijdsbesteding ( onder begeleiding ) Geeft bij een activiteit of sport niet gelijk op bij tegenslag 9 Voor hogere doelen raadpleeg de leerlijnen VSO Mens en Maatschappij: 5.1. Vertelt dat hobby s geld kosten Beseft dat bij een vereniging gaan verplichtingen tegenover andere deelnemers met zich mee neemt Bestelt eten en/of drinken in een drink- of eetgelegenheid (terras, bar, restaurant) Zoekt verschillende mogelijkheden om zijn vrije tijd aangenaam in te vullen Vertelt dat een vereniging of vereniging inzet, volharding en tijd kost Stopt met een activiteit als dat sociaal wenselijk is (tv-kijken bij bezoek) 14

Kerndoel 5: De leerlingen leren op de juiste wijze reageren bij ziekte, ongeluk of bij een kleine verwonding 5.1. Ziekte, kleine verwondingen en ongelukken Vraagt uit zichzelf om een pleister of een andere medische handeling 3 4 Vraagt uit zichzelf om een pleister of een andere medische handeling voor een medeleerling Geeft bij ziekte aan waar hij pijn heeft Blijft rustig bij kleine ongelukjes Geeft bij ziekte aan wat hij voelt Vertelt dat je met een wond soms naar de dokter moet Roept om hulp bij een ongeluk Benoemt de functie van de koortsthermometer Vertelt dat sommige leerlingen medicijnen moeten slikken om gezond te blijven 9 Voor hogere doelen raadpleeg de leerlijn VSO Mens, Natuur en Techniek: 3.1. Plakt een pleister op een kleine wond van anderen Let zelf op om op tijd zijn medicijnen te nemen Drukt bij een bloedneus de neus hoog dicht en houdt dit lang genoeg vol (5 minuten) Plakt een pleister op een kleine eigen wond Gaat voorzichtig met bloed en wondjes van anderen Houdt rekening met eigen medicijngebruik Waarschuwt bij (kleine) ongelukken direct de juiste persoon Vertelt bij (kleine) ongelukken de juiste persoon kort wat er aan de hand is 15

Kerndoel 1: De leerlingen leren het eigen lichaamsschema gebruiken voor het verkennen en ordenen van de ruimte om zich heen 1.1. Lichaamsschema 1 2 3 4 Maakt kennis met de ruimte om zich heen (lengte, hoogte en diepte ervaring, grote kleine werkhoeken) Wijst de verschillende lichaamsdelen aan (hoofd, benen, armen, oren, ogen, neus en mond) Neemt een verandering van houdingen en bewegingen waar Bootst verschillende houdingen en bewegingen van anderen na Wijst kijkend in een spiegel de belangrijkste delen van het gezicht aan (oog, oor, mond, neus) Wijst bij anderen de belangrijkste lichaamsdelen aan Wijst op een foto de belangrijkste lichaamsdelen aan (van voren gezien) Benoemt de lichaamsdelen oog, oor, mond en neus Voert de juiste bewegingen uit bij de begrippen omhoog en omlaag gekoppeld aan lichaamsschema (arm omhoog) Benoemt bij anderen de belangrijkste lichaamsdelen Wijst en op een abstracte afbeelding de belangrijkste lichaamsdelen aan Benoemt de lichaamsdelen hoofd, arm en been Maakt de juiste bewegingen bij de begrippen boven en onder gekoppeld aan het lichaamsschema (doe je handen boven je hoofd) Wijst op een foto van achteren genomen de lichaamsdelen aan Imiteert houdingen van een afbeelding (van voren gezien) Wijst de voor- en achterkant van het lichaam aan Maakt de juiste bewegingen bij de begrippen voor en achter gekoppeld aan het lichaamsschema (de handen zijn achter haar rug) Benoemt op een foto de belangrijkste lichaamsdelen (van opzij gezien) Benoemt op een abstracte afbeelding van achteren de lichaamsdelen Schat in hoeveel ruimte zijn eigen lichaam inneemt (kan er nog bij op de bank, verstoppen achter een boom, in een schoen past) Wijst de linker- en rechterkant van Wijst de linker- en rechterkant van het lichaam aan met behulp van het lichaam aan voorwerpen (een horloge of een ring) Maakt de juiste bewegingen bij de begrippen vooruit en achteruit samen met het lichaamsschema (springt vooruit achteruit) Benoemt op een afbeelding de belangrijkste lichaamsdelen (van opzij gezien) Maakt de juiste bewegingen bij de begrippen links en rechts gekoppeld aan het lichaamsschema (de armen naar links of naar rechts) 16