Vraag 1 van 12 Indeling dierenrijk Welk van deze dieren is een insect? dier A dier B dier C dier D
Vraag 2 van 12 Reflex Nadine praat honderduit en eet ondertussen een boterham. Dan verslikt ze zich. Ogenblikkelijk begint ze hevig te hoesten. Het hoesten is een voorbeeld van een reflex. Situatie 1 Simon zwaait plotseling met zijn vork gevaarlijk dicht bij de ogen van Mart. Mart knijpt zijn ogen dicht. Situatie 2 Laura slaat de tennisbal hoog en ver weg. Eva kijkt goed naar de bal en houdt haar handen voor zich. Eva vangt de bal met twee handen. In welke van de twee situaties is óók sprake van een reflex? alleen in situatie 1 alleen in situatie 2 in beide situaties in geen van beide situaties
Vraag 3 van 12 Appelbloesem Dit is appelbloesem. Je ziet zeven bloempjes. Wat kan hier in de nazomer uit groeien? een appel met zeven pitten zeven appels zeven blaadjes zeven nieuwe bloemknoppen
Vraag 4 van 12 Water in een aardappel Hans wil weten hoeveel water er in een aardappel zit. Hij snijdt de aardappel in drie stukken die hij met dunne stokjes bij elkaar houdt. De aardappel weegt zo 160 gram. Hij legt de aardappel op de vensterbank. Na een dag weegt hij de aardappel weer: 156 gram. Hans zegt nu dat er totaal in de aardappel 160-156 = 4 gram water zit. De meester zegt dat Hans zijn onderzoek niet helemaal goed gedaan heeft. Hoe kan Hans zijn onderzoek verbeteren? Hans moet de aardappel langer op de vensterbank laten liggen totdat het gewicht niet meer verandert. niet op de vensterbank leggen, maar in de koelkast. niet pas na één dag, maar om de drie uur wegen. eerst wegen voordat hij de dunne stokjes door de aardappelstukken steekt.
Vraag 5 van 12 Schuin hek Dit hek valt vanzelf dicht. Waar heeft dat mee te maken? met magnetische kracht met opwaartse kracht met veerkracht met zwaartekracht
Vraag 6 van 12 Vogel in het weiland Zulke vogels zie je veel in het weiland. Welke vogel is dit? een fazant een kievit een koolmees een kuifeend
Vraag 7 van 12 Maretak met kleverige zaadjes De maretak is een plant die alleen op bomen groeit. De zaadjes ervan zijn kleverig. Waarom is dat gunstig voor de maretak? Zo kleven twee zaadjes aan elkaar voor de bevruchting. Zo lokken de zaadjes insecten voor de bestuiving. Zo worden de zaadjes door vogels meegenomen naar andere bomen. Zo worden de zaadjes niet zo snel gegeten.
Vraag 8 van 12 Draairichting Jan draait het handvat in de richting van de pijl. De draairichting bij het draaiplateau is linksom getekend (zie pijl A). De draairichting bij de stoeltjeslift is rechtsom getekend (zie pijl B). Welke draairichting is juist getekend? De draairichting is bij A juist getekend, bij B onjuist. De draairichting is bij A onjuist getekend, bij B juist. De draairichting is zowel bij A als bij B juist getekend. De draairichting is zowel bij A als bij B is onjuist getekend.
Vraag 9 van 12 Blauwe distel Hoe komt deze blauwe distel aan de benodigde mineralen? De mineralen worden bij regen door de bladeren en de stengels opgenomen. De mineralen worden door de plant zelf gemaakt in de bladeren en de stengels. De mineralen worden opgenomen door de huidmondjes vanuit de lucht. De mineralen worden opgenomen door de wortels.
Vraag 10 van 12 Heide Deze foto is op de Hoge Veluwe genomen. Stel dat de mens hier niet ingrijpt en dat je over 50 jaar op precies dezelfde plek een foto neemt, hoe zal het landschap er dan uitzien? De heide heeft plaats gemaakt voor een groot meer. De heide heeft plaats gemaakt voor een zandverstuiving. De heide is veranderd in een bos. Het is dan nog steeds een heidelandschap.
Vraag 11 van 12 Schakeling Wat gebeurt er met lampje 1, als je in de schakeling lampje 2 losdraait? Lampje 1 zal evenveel licht geven. Lampje 1 zal meer licht geven. Lampje 1 zal minder licht geven. Lampje 1 zal uit gaan.
Vraag 12 van 12 Geluid maken met flessen Laetitia doet een onderzoek. Ze zet flessen, die elk met een andere hoeveelheid water zijn gevuld, naast elkaar. Als ze over de flessen blaast veroorzaakt dat geluid in verschillende toonhoogtes. Wat kun je zeggen over het verschil in toonhoogte tussen fles A en fles B? De toon bij A is lager dan bij B, omdat hier een kortere kolom water meetrilt. De toon bij A is lager dan bij B, omdat hier een langere kolom lucht meetrilt. De toon bij A is hoger dan bij B, omdat hier een kortere kolom water meetrilt. De toon bij A is hoger dan bij B, omdat hier een langere kolom lucht meetrilt.