N!!"#$ %###&'()) *#"+,,-.$#./01*#"+,,-.$#./, Ontheffing tot het opstellen van een MER Ontheffingsbeslissing Project: Uitbreiding en hervergunning RWZI Mol (21.727) Initiatiefnemer: AQUAFIN N.V. Dijkstraat 8-10 2630 Aartselaar 3 maart 2008 OHPR0192
Inleiding en mer-procedure Dit ontheffingsdossier wordt opgesteld met het oog op de uitbreiding en hernieuwing van de vergunning van de bestaande rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI) Mol. De RWZI heeft momenteel capaciteit van 36 000 IE. De huidige milieuvergunning vervalt op 1 september 2011. De renovatie heeft tot doel de hydraulische capaciteit van de RWZI uit te bouwen. Op basis van de aansluiting van het volledige zuiveringsgebied moet de RWZI uitgebreid worden tot 54 900 IE. Het ontheffingdossier is opgesteld in toepassing van artikel 4.3.3 3 2 van het Decreet van 18 december 2002 betreffende milieu- en veiligheidsrapportage en het Besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004 houdende vaststelling van de categorieën van projecten onderworpen aan milieueffectrapportage. Het project is onderworpen aan de merplicht volgens rubriek 11c van bijlage II van het besluit m.n. Rioolwaterzuiveringsinstallaties met een capaciteit van 50 000 tot 150 000 inwonersequivalenten De initiatiefnemer kan bijgevolg een gemotiveerd verzoek tot ontheffing indienen op grond de administratie geval per geval kan beslissen of een milieueffectenrapport al dan niet moet opgesteld worden. De ontheffingsaanvraag is door de Dienst Mer van de afdeling Milieu-, Natuur en Energiebeleid ontvangen op 14 december 2007. Adviezen betreffende de ontheffing werden gevraagd aan: VMM, Afdeling Operationeel Waterbeheer buitendienst Antwerpen, VMM, buitendienst Mechelen; LNE, Afdeling Hinder, Milieu & Gezondheid Dienst Hinder en Risicobeheer; Agentschap R-O Vlaanderen, R-O Antwerpen Onroerend Erfgoed; ANB, Buitendienst Antwerpen; College van burgemeester en schepenen van de gemeente Mol. De dienst Mer heeft advies ontvangen van: LNE, Afdeling Hinder, Milieu & Gezondheid Dienst Hinder en Risicobeheer (7 januari 2008) VMM, buitendienst Mechelen (31 januari 2008) Gemeente Mol (11 februari 2008) ANB, buitendienst Antwerpen (11 februari 2008) Agentschap R-O Vlaanderen, R-O Antwerpen Onroerend Erfgoed (9 januari 2007) In deze ontheffingsbeslissing wordt rekening gehouden met de geleverde adviezen. Bespreking ontheffingsaanvraag De ontheffingsaanvraag behandelt de disciplines en knelpunten die mogelijks effecten kunnen ondervinden ten gevolge van de renovatie en hervergunning van de RWZI Mol. In wat volgt worden een aantal opmerkingen en aandachtspunten geformuleerd. De opmerkingen zijn niet van die aard dat aanpassingen aan het verzoek nodig is, dan wel de opmerking zou leiden tot het (alsnog) opstellen van een MER. Wel kan er mee rekening gehouden worden bij toekomstige aanvragen of milieueffectrapportages. Bovendien worden een aantal aandachtspunten uit het dossier gelicht die van belang kunnen zijn voor de doorwerking van deze ontheffing bij de verdere besluitvorming. Onderstaande bespreking vormt echter geen exhaustieve samenvatting van de conclusies van de ontheffing. Hiervoor wordt naar het eigenlijke document verwezen. Dienst Milieueffectrapportage Ontheffingsdossier OHPR0192 2
In het dossier worden zowel de effecten van de aanlegfase als de exploitatiefase bekeken. De werken zullen gefaseerd worden uitgevoerd, aangezien de continue werking van de RWZI ten allen tijde gegarandeerd moet worden en de huidige geldende effluentnormen tijdens de uitvoering van de werken continu moeten gehandhaafd worden. Informeel werd meegedeeld dat de werken ruim 2 jaar in beslag nemen, wat kan meespelen bij het beoordelen van tijdelijke effecten tijdens de aanlegfase. Uit het dossier is niet echt duidelijk met welke timing van werken is rekening gehouden. Door de renovatie zal de hydraulische capaciteit van de RWZI worden vergroot, opdat het volledige zuiveringsgebied zal kunnen worden aangesloten. De uitbreiding is mede noodzakelijk om de vuilvracht van Meerhout, die wordt doorgepompt via het pompstation Gewad, blijvend te verwerken, zodat dit niet moet behandeld worden in een nieuw RWZI Meerhout. Deze nieuwe RWZI wordt tijdens overleg tussen Aquafin en VMM afgekeurd, omdat een nieuw lozingspunt op de Grote Nete een bedreiging zou kunnen betekenen voor de habitatsoorten kleine modderkruiper en beekprik. Een andere verantwoording van het project is te vinden in de verdunningsproblematiek in het zuiveringsgebied Mol (cfr. bijlage 6.4 van de nota). Verschillende gemeentelijke (optimalisatie)projecten zijn voor het stelsel uitgewerkt. Het geheel van maatregelen zou moeten resulteren in een verlaging van het aantal overstorten, een verbetering werking van de RWZI door een vermindering van de verdunning, een hogere zuiveringsgraad van het zuiveringsgebied en verbetering van de waterkwaliteit. De huidige zuiveringsgraad van het zuiveringsgebied bedraagt ongeveer 76 %. De ontheffingsnota bevat een processchema van de huidige en van de geplande zuiveringsinstallaties (respectievelijk figuur 11 en 12). De inplanting van de verschillende onderdelen wordt op figuur 16 weergeven, doch enkel van de geplande situatie. Dit is verwarrend beschreven in het dossier (p. 15). De renovatie van de huidige slibontwatering wordt niet opgenomen binnen dit renovatieproject en bijgevolg wordt deze ook niet behandeld in deze ontheffingsaanvraag. Omwille van de toekomstige hogere slibproductie zal de huidige opslagcapaciteit voor ontwaterd slib niet meer volstaan. De uitbreiding van het aantal containers zal, na evaluatie van de werkelijke slibproductie na renovatie, uitgevoerd worden via een apart project. Dit heeft als gevolg dat bij de vergunningsaanvragen voor de renovatie van de huidige slibontwatering, de mer-plicht opnieuw dient bekeken te worden. Ter hoogte van de RWZI bevindt zich een overstort dat in de toekomst zal vervangen worden door 2 overstorten op de collector Mol-Hoog t.h.v. Borgerhoutsendijk (project 22.096). Gezien de ligging in VEN-gebied zal voor het project 22.096 een afzonderlijke ontheffingsnota opgemaakt worden. De effluentleiding van de RWZI zelf wordt in het kader van de renovatie verplaatst. Consequentie voor de ligging in VEN-gebied van deze lozingsconstructie zijn niet duidelijk uit de nota af te leiden, dit dient bij de vergunningsaanvraag verduidelijkt te worden. Gezien de renovatie dient getoetst te worden aan de gewestelijk stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater van 1 oktober 2004. Er wordt niet geopteerd voor de aanleg van een hemelwaterput, maar voor het extra verharde oppervlakte zal buffervolume voorzien worden. De exacte hoeveelheid verharde oppervlakte, waarvoor buffervolume zal voorzien worden, Dienst Milieueffectrapportage Ontheffingsdossier OHPR0192 3
alsook de locatie van het bufferbekken, is echter niet bepaald in dit dossier. Deze informatie dient bij de vergunningsaanvragen verder uitgewerkt te worden. In het kader van de watertoets was het wenselijk dat deze informatie in het ontheffingsdossier aanwezig is. De RWZI zal na de uitbreiding een debiet van 6Q14 kunnen verwerken, waardoor de overstortfrequentie en volume in het stelsel van Mol zullen dalen. De nieuwe configuratie van de RWZI zal bovendien een betere nutriëntenverwijdering en verwijdering van zwevende stoffen toelaten. Hierdoor zal de oppervlaktewaterkwaliteit in de Molse Nete verbeteren. In een eerste oriënterend bodemonderzoek werden lichte overschrijdingen van de achtergrondwaarden voor de parameters Cd, Cu, Pb, Ni en Zn vastgesteld. Tussen de verschillende bouwfasen zal er telkens een bemaling voorzien worden om de drooglegging van de bouwputten te verzekeren. Er wordt in het dossier gesteld dat geen preventieve maatregelen voor de zuivering van het bemalingswater noodzakelijk zijn, aangezien de migratie van zware metalen in het grondwater t.g.v. de bemaling beperkt is en zelfs wanneer de berekeningen gebeuren op basis van de hoogst opgemeten concentraties tijdens het beschrijvend bodemonderzoek, de lozingsnorm in geen enkele bouwfase benaderd of overschreden wordt. Het is evenwel zo dat de lozing van bemalingswater meldingsplichtig is en dat indien er in het bemalingswater gevaarlijke stoffen aanwezig zijn in concentraties hoger dan de milieukwaliteitsnorm, het bedrijfsafvalwater met gevaarlijke stoffen betreft, waarvoor voor de lozing een milieuvergunning moet worden aangevraagd. Uit de berekening van de invloedstraal van bemaling volgt dat t.h.v. de grens van het VENgebied de grondwatertafel zal dalen. Bevloeiing van deze percelen met bemalingswater kan verdroging van deze percelen voorkomen. Afhankelijk van de verlaging van de grondwatertafel in het desbetreffende gebied (op te volgen d.m.v. peilbuizen) kan het debiet voor bevloeiing bepaald en bijgestuurd worden. Naast deze bevloeiing wordt voor de discipline bodem en grondwater als maatregel geen opslag van gronden in biologisch waardevol of VEN-gebied vooropgesteld. Tijdens de renovatie zal de omgeving te maken krijgen met geluidshinder. Het effect is tijdelijk en kan slechts gedeeltelijk gemilderd worden door gebruik te maken van geluidsarme machines en bemalingspompen. Tijdens de exploitatiefase worden de voorgestelde maatregelen (allocatie en draaiing van de slibrecirculatie t.o.v. originele inplantingsplan, overkapping van de meest geluidskritische onderdelen en het beschikbaar stellen van een meldpunt naar omwonende toe) als noodzakelijk beoordeeld. Dit gebeurt op basis van een geluidsprognose. In de nota wordt volgende bedenking gemaakt: enkel effectieve geluidsmetingen, na uitvoering van de werken inclusief de diverse overkappingen, kunnen met zekerheid de desbetreffende geluidsproductie bepalen. Voor de discipline lucht wordt het aspect geur geëvalueerd. Gezien de historische problematiek van geurhinder (op basis van klachten) werd bij het opmaken van het plan voor deze renovatie reeds voorzien om curatieve maatregelen ter beperking van geurhinder te voorzien voor de kritische procesonderdelen (mechanische zuivering, het influentkanaal voor het fijnrooster, tussen het fijnrooster en de zandvanger, en na de zandvanger afgedekt, afgezogen en verder behandeld in een biofilter. De slibindikker en slibbuffer worden eveneens overkapt, afgezogen en verder behandeld d.m.v. een biofilter). In het verleden werden door Aquafin ook reeds pro-actieve maatregelen getroffen ter beperking van de geuroverlast. Het principe van het meldpunt van Aquafin naar omwonende toe, zal ook na de renovatiewerken gehanteerd worden. Het is niet duidelijk of er momenteel nog geurhinder is welke aanleiding Dienst Milieueffectrapportage Ontheffingsdossier OHPR0192 4
geeft tot klachten. De omwonende werden recent reeds ingelicht door Aquafin NV over de renovatiewerken tijdens een infovergadering. Gezien de (historische?) geurproblematiek is het van belang dat de voorgestelde maatregelen nauwgezet worden uitgevoerd zodanig dat er in de toekomst geen geurhinder meer zal zijn. Als milderende maatregel bij de discipline antropogeen milieu wordt het opvolgen van het minder hinder programma van Aquafin en het oprichten van een meldpunt voor klachten van omwonenden voorgesteld. Tenslotte wordt nog gemeld dat ter hoogte van nabezinktank 1 en 2 de grootte van de toelaatbare zetting overschreden wordt. Hoewel het om een beperkte zetting gaat dient deze toch in detail verder onderzocht te worden. Naast de milderende maatregelen bij de aanlegfase voorgesteld in de discipline bodem en grondwater (zie eerder), wordt in de discipline fauna en flora voorgesteld de schanskorven t.h.v. de effluentconstructie af te werken met teelaarde opdat de oevervegetatie zich vlotter zal herstellen. In het kader van het pesticidenvrij groenonderhoud wordt voorgesteld om rond de constructie grasdallen aan te leggen waar nodig. De RWZI heeft reeds een goed ontwikkeld groenscherm. Als maatregel bij de discipline landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie (in de nota wordt foutief gesproken over beschermd erfgoed) wordt bijgevolg enkel het behoud van dit groenscherm en de vondstmeldingplicht vooropgesteld. In de nota wordt geconcludeerd dat het project geen aanzienlijke negatieve gevolgen heeft voor het milieu mits een goed uitvoering van de vooropgestelde milderende maatregelen (vooral m.b.t. geluid en geur belangrijk) en een correct beheer van de installatie. Gezien het bovenstaande kan geconcludeerd worden dat deze ontheffingsaanvraag voldoende informatie bevat om het aspect milieu een volwaardige plaats te geven bij de besluitvorming. Bijgevolg wordt een ontheffing van de verplichting tot het opstellen van een MER toegekend voor de uitbreiding en hervergunning van de RWZI Mol op voorwaarde dat er rekening gehouden wordt met de voorgestelde maatregelen. Er wordt wel benadrukt dat indien het bemalingswater gevaarlijke stoffen in concentraties boven de milieukwaliteitsnormen bevat, er voor de lozing ervan een milieuvergunning moet worden aangevraagd, waarin voor deze gevaarlijke stoffen een normering zal worden opgenomen. Deze ontheffing wordt verleend voor een termijn van vier jaar. Dit verslag dient samen met de ontheffingsaanvraag deel uit te maken van de vergunningsaanvragen (stedenbouwkundige en milieuvergunning). Brussel, 3 maart 2008 ir. K. De Smet Afdelingshoofd Dienst Milieueffectrapportage Ontheffingsdossier OHPR0192 5