Bijen en insecticiden: late lessen uit vroege waarschuwingen

Vergelijkbare documenten
(Voor de EER relevante tekst)

Neonicotinoïden en bijen

Betreft: Nadere toelichting bezwaarschrift tegen het toelatingsbesluit van 4 juni 2010 van

(Voor de EER relevante tekst)

EEA Report No 1/2013. innovati ISSN

PUBLIC RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 14 maart 2003 (OR. en) 7276/03 LIMITE AGRILEG 49 ENV 150

Hoe werkt de toelating van gewasbeschermingsmiddelen?

Den Haag Bij voorbeeld. Initiatiefvoorstel voor bijvriendelijk handelen

Neonicotinoïden: opnieuw een dode lente op het boerenland? Frank Berendse Wageningen University

Neonicotinoïden. Insecticiden met selectieve werking. Binden aan nicotinoïde acetylcholine-receptoren in CZS van insecten

Hoe Michi va G elen, de ees , Herman van Bekkem Supportersdagen 2015

Bijen, de meeste mensen jagen ze snel weg wanneer ze te dichtbij

7 Stellingen ter Bevordering van de Bijengezondheid

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESCHIKKING VAN DE RAAD

ONTWERPRESOLUTIE. NL In verscheidenheid verenigd NL. Europees Parlement B8-1228/

Ecologische risicobeoordeling is gericht op het voorspellen van nadelige. effecten van stoffen op natuurlijke populaties. In het algemeen wordt

Duurzaam en helder naar de toekomst

Zittingsdocument B7-0000/2010 ONTWERPRESOLUTIE. naar aanleiding van vraag voor mondeling antwoord B7-000/2010

Niewsbrief nr. 3 / November 2014 Januari 2015

Behoud effectief middelenpakket: verantwoord gebruik en risico van einde toelating. Arjan de Bever Berkel Enschot 27 maart 2013

Effect op honingbijenvolken van andere stressoren samen met de exotische invasieve varroamijt. Klimaat en weer. Coby van Dooremalen,

Neonicotinoïde insecticiden als bedreiging van de gezondheid van mens en milieu

GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) /... VAN DE COMMISSIE. van

Raad van de Europese Unie Brussel, 24 juli 2017 (OR. en)

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Formulier voor het beoordelen van de kwaliteit van een systematische review. Behorend bij: Evidence-based logopedie, hoofdstuk 2

de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Plein CR Den Haag

Ctgb-analyse van het Greenpeacerapport The environmental risks of neonicotinoïd pesticides a review of the evidence post-2013

Risicocommunicatie. Gezondheid als uitgangspunt, een kwestie van vertrouwen?? Henk Jans, arts Inhoudsmanager Bureau GMV 10 juli 2008

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA s-gravenhage

ADVIES. 15 september 2016

Stichting Bee Foundation: Beleidsplan maart 2016

Welkom op de Ctgb relatiedag

17 AUGUSTUS 2015 DUURZAAMHEIDSVRAAGSTUK MILIEUVERVUILING EN ALLERGIEËN. Actuele Topics in Aardrijkskunde GULIZAR HEYECAN 3SA2

Preventieve maatregelen (bv. soortkeuze)

Neonicotinoïden en Fipronil en sterfte van bijen en bijenvolken

Rekenkamercommissie Wijdemeren

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA s-gravenhage

Nederlandse samenvatting

Rapport. Rapport over een klacht over de Raad voor de Kinderbescherming, Directie Noord-West, Vestiging Amsterdam. Datum: 23 december 2013

Verslag presentatie Harmonisatie en participatie door Joost van Galen, projectleider biociden Ctgb en voorzitter van de Coordination Group.

Consultatie melden van nieuwe informatie

Lobbyisme of hoe de democratische rechtsorde wordt ondermijnd door de gouden driehoek. UvA studievereniging Machiavelli 7 december 2015

Chapter 11. Nederlandse samenvatting

Stichting BEE Foundation. januari 2016

VRAAGBAAK MIGRATIE VAN BISPHENOL A VAN VERPAKKING NAAR VOEDSEL. Door. De Bont, R., Van Larebeke, N.

Rapport. Datum: 23 november 2007 Rapportnummer: 2007/271

1. Opmerkingen naar aanleiding van het betoog van dr. J.P. van der Sluijs.

Doel. Spel. Duur: - Groep - Individueel. Laat je inspireren door de voorbeeld vragen in deze spiekbrief.

Gezondheid & Voeding

Resultaten multifactorieel onderzoek: effect multi-stressoren op bijenvolken. Coby van Dooremalen. 23 februari 2019 Bijscholingsdag leraren bijenteelt

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA DEN HAAG

- Geplaatst in VISUS EBM IN DE OPTOMETRIE: HOE PAS JE HET TOE?

Afsluitende les. Leerlingenhandleiding. Proefdieren, overbodig of hoognodig?

BEANTWOORDING SCHRIFTELIJKE RAADSVRAGEN 2017, NUMMER 19

Bijen en zo. Villa Augustus 6 mei Adriaan Guldemond, CLM Eva Cossee

Groene gewasbescherming. Rob van Drent Ctgb

Biociden Innovatie in perspectief

(Niet-wetgevingshandelingen) VERORDENINGEN

NAV Gedragscode Ethisch verantwoord handelen bij de beroepsuitoefening

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. Datum 29 juni 2016 Betreft Kamervragen. Geachte voorzitter,

Het formulier zal na beoordeling openbaar worden gemaakt.

Rapport. Datum: 29 maart 2005 Rapportnummer: 2005/091

Bijensterfte: oorzaken en gevolgen + stand van zaken voorjaar Insectbestuiving & Bijenhouderij Succes story / Ramp scenario?

Waarom is een nieuw tijdschrift nodig?

Behorende bij het proefschrift How Politics Becomes News and News Becomes Politics geschreven

Datum 1 juli 2014 Onderwerp Beantwoording Kamervragen over het onderzoek naar het verband tussen medicijngebruik en agressie

RZO-advies nr. 10. Onderzoeksvoorstel Plasticiteit van aversieve herinneringen, ingediend door prof. dr. I. M. Engelhard, Universiteit Utrecht

De Bij hoort erbij. 10 juni 2015 Probus 1 Maastricht Guus Gerards

ARUP studie Groningen 2013

Voorstel van resolutie. betreffende een actieplan voor het behoud van de honingbij en van de wilde bij in Vlaanderen

betreffende een actieplan voor het behoud van de honingbij en van de wilde bij in Vlaanderen

Herbeoordeling neonicotinoïden houdende bestrijdingsmiddelen

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Imidacloprid en bijensterfte?

Systematische review naar effectieve interventies ter preventie van kindermishandeling.

Is een crisis via sociale media te beheersen? Door: Sonja Utz & Friederike Schultz

Het formulier zal na beoordeling openbaar worden gemaakt. Commissie Signalering gezondheid en milieu

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA s-gravenhage

Kennis van verpleegkundigen een probleem?

Raad van de Europese Unie Brussel, 24 april 2017 (OR. en)

Risicobeoordeling en beheer met betrekking tot de aanwezigheid van fipronil in eieren, eiproducten, pluimveevlees en verwerkte producten

Bijensterfte in Nederland,

Genetisch gemodificeerde (GG) gewassen: maatschappelijke betekenis en regelgeving

Provinciaal blad van Noord-Brabant

GEZONDHEIDSKUNDIG ONDERBOUWDE GRENSWAARDEN

Ethanol? Welke wettelijke verplichtingen zijn van toepassing?

Bijensterfte in Nederland,

Donkere wolken voor medisch wetenschappelijk onderzoek: Is er toekomst tussen de regels?

Bestuiving = instandhouding van soorten

Voorstel van resolutie. betreffende een actieplan voor de bescherming en het behoud van de honingbij en van de wilde bij in Vlaanderen

Imkervereniging de korenbloem. Bart Bakker Jan Breembroek

Innovatie voor verduurzaming. Kansen innovatie verantwoord en zorgvuldig benutten

Amoxicillin 200 mg Clavulanic acid 50 mg Prednisolone 10 mg. Amoxicillin 200 mg Clavulanic acid 50 mg Prednisolone 10 mg

Advies van de Wetenschappelijke Commissie Wijkaanpak

Huygens Institute - Royal Netherlands Academy of Arts and Sciences (KNAW)

Publicatieblad van de Europese Unie L 301. Wetgeving. Niet-wetgevingshandelingen. 60e jaargang. Uitgave in de Nederlandse taal.

Hoofdstuk 1. Inleiding.

NVWA en bijen Toon Driessen Divisie Landbouw en Natuur Nederlandse Voedsel- en Waren Autoriteit (NVWA)

Doorbraak in onderzoek naar ME

Transcriptie:

Het Milieu Dossier accepteert artikelen die de voortgang in beleid, onderzoek en maatschappelijke respons documenteren. Bijdragen worden beoordeeld door een redactieteam. Bijen en insecticiden: late lessen uit vroege waarschuwingen Vanwege schadelijke effecten op bestuivende insecten is sinds 1 december 2013 binnen de EU het insecticide imidacloprid gedeeltelijk verboden in de open teelt van bloeiende gewassen. Twintig jaar eerder begon de controverse over dit middel. In 1994 werd in Frankrijk het nieuwe insecticide Gaucho voor het eerst toegepast in de zonnebloemteelt en direct waren er meldingen van bijensterfte. Op grond van het voorzorgsbeginsel werd in 1999 een tijdelijk verbod ingesteld op het gebruik van Gaucho voor de behandeling van zonnebloemzaad en vijf jaar later voor de behandeling van maïszaad. In de Franse casus hebben conflicterende belangen en inadequate risicobeoordelingsprotocollen tot een controverse geleid over de kwaliteit en toepassing van kennis voor risicobeoordeling en beheersing. Uit deze case zijn acht lessen voor de toekomst te trekken 1. 1 Dit artikel is een sterk verkorte versie van ons hoofdstuk in het 2013 rapport Late Lessons from Early Warnings van het Europees Milieuagentschap Inleiding In 1994 begonnen Franse bijenhouders melding te maken van alarmerende verschijnselen. Nadat hun honingbijen enkele dagen hadden gefoerageerd op bloeiende zonnebloemen, keerden veel van de bijen niet terug naar de kast. Anderen leken gedesoriënteerd of vertoonden abnormaal gedrag. Onderzoek wees al snel in de richting van het systemische insecticide Gaucho van Bayer (werkzame stof: imidacloprid) dat dat jaar voor het eerst als zaadbehandelingsmiddel was gebruikt in de zonnebloemteelt. 1, 2 Systemische insecticiden Traditionele insecticiden worden vaak als een beschermende laag op het oppervlak van de plant gespoten, maar systemische pesticiden werken anders: ze worden toegepast als zaadcoating en/of grondbehandeling en komen vervolgens via de wortels het sap van de plant binnen en maken de plant zo van binnen uit giftig voor insecten. Zo is het gewas langdurig beschermd tegen plaaginsecten. Pas na de marktintroductie bleek dat het systemisch werkende insecticide imidacloprid onbedoeld ook in stuifmeel en nectar terechtkomt, waardoor ook nuttige insecten zoals bijen er mee in aanraking komen. 3, 4 Het insecticide imidacloprid behoort tot de zogenaamde neonicotinoïden. De laatste tien jaar zijn deze uitgegroeid tot de wereldwijd meest toegepaste klasse van insecticiden. Met 26% van de wereld insecticidenmarkt Jeroen van der Sluijs, Diana Wildschut en Laura Maxim Dr. Jeroen P. van der Sluijs (j.p.vandersluijs@uu.nl) is als Universitair Hoofddocent nieuwe risico s verbonden aan de sectie Innovatie, Milieu en Energie Wetenschappen (IMEW) van de faculteit Geowetenschappen, Universiteit Utrecht. Diana Wildschut is imker en verbonden aan de experimentele Universiteit van Amersfoort en studentassistent bij IMEW Universiteit Utrecht. Dr. Laura Maxim is senioronderzoeker aan het Institut des Sciences de la Communication van het Centre National de la Recherche Scientifique (CNRS) in Parijs. (2010) zijn neonicotinoïden thans een miljardenmarkt. De wijdverbreide preventieve toepassing op zaden geeft reden tot zorg, omdat deze middelen in stuifmeel en nectar terechtkomen en daardoor een bedreiging vormen voor bestuivende insecten zoals bijen en hommels. Bestuivers zijn van essentieel belang voor ruim een derde van de wereld gewasproductie. 4 Toen Gaucho op de markt kwam, werd het aangeprezen als een middel dat zou helpen milieuverontreiniging tegen te gaan. Het werd verondersteld zich niet noemenswaardig in het milieu te verspreiden, omdat het in zeer geringe hoeveelheden wordt aangebracht op het zaad. Ondanks deze veronderstelde voordelen, verbood Frankrijk de toepassing van dit insecticide voor zaadbehandeling bij zonnebloemen en maïs; dit gebeurde op grond van studies die wezen op 36 Tijdschrift Milieu - Dossier - mei 2014

onaanvaardbare risico s voor honingbijen. 3 Het proces dat hiertoe leidde omvatte een samenspel van verschillende actoren, waaronder de toelatingsinstantie, bijenhouders, fabrikanten, wetenschappers, de Franse Raad van State en ministeries. Bijenhouders en wetenschappers Na de eerste grote sterfte (30 tot 50% wintersterfte waar 5 tot 10% normaal was1), die gepaard ging met een afname van 40-70% van de honingopbrengst in de zonnebloemteeltgebieden 1, 2, vroegen bijenhouders 1 aan Bayer om informatie over de mogelijke toxiciteit van het werkzame bestanddeel imidacloprid voor honingbijen. In reactie op deze vraag startte Bayer veldstudies en semiveldstudies. Volgens Bayer toonden deze onderzoeken aan dat Gaucho geen risico opleverde voor honingbijen. Naar aanleiding van kritiek op Bayer s onderzoeksresultaten gingen publiek gefinancierde wetenschappers de zaak onderzoeken. Uit dat onderzoek volgden andere resultaten en conclusies dan de bevindingen van door Bayer gefinancierde wetenschappers. De door Bayer gefinancierde wetenschappers en de publiek gefinancierde wetenschappers waren het oneens over het relatieve belang van laboratorium- en veldstudies voor dit nieuwe middel. Volgens onderzoekers van Bayer zouden de resultaten van veldexperimenten laten zien of de werkzame stof al dan niet een risico oplevert, ongeacht of die resultaten overeenkwamen met de resultaten van laboratoriumstudies. De publiek gefinancierde wetenschappers waren van oordeel dat veldstudies, gelet op de nieuwe eigenschappen van de werkzame stof, geen eenduidig bewijsmateriaal konden leveren. In een labexperiment wordt één factor gevarieerd, terwijl alle andere factoren constant worden gehouden. In de huidige veldexperimenten met bijen is dit niet mogelijk. Verder is het bij veldproeven onmogelijk om de werkelijke blootstelling vast te stellen, omdat niet kan worden voorkomen dat de bijen terreinen bezoeken die geen deel uitmaken van de proefvelden, waardoor de controlevolken ook op de behandelde velden fourageerden. Bovendien is een groot aantal volken nodig voordat het vereiste statistisch onderscheidend vermogen bereikt wordt dat noodzakelijk is om aan te tonen dat er geen effect is 6, terwijl de door de industrie ingediende veldproeven daarvoor op te weinig volken gebaseerd waren. 7 Er zat een systeemfout in het toelatingskader bij het onderdeel bijen 8, 6 : veldproeven krijgen daarin meer gewicht dan labproeven, zonder dat er adequate eisen gesteld werden aan validiteit van de proefopzet en aan het statistisch onderscheidend vermogen van de veldproef. 8 De onenigheid over de risico s van Gaucho werd verder gevoed door de veelheid aan effecten die het middel bij veldrealistische concentratie bleek te hebben op honingbijen. 3, 4 Deze effecten zijn te verdelen in letale en subletale effecten van acute of chronische blootstelling. Acute letale effecten worden uitgedrukt in de dosis waarbij 50% van de blootgestelde bijen binnen 48 uur sterft: afgekort LD50 (48 uur). Chronische letale effecten hebben betrekking op sterfte van de bijen die optreedt na langere blootstelling aan een lagere dosis (bijvoorbeeld 10 dagen). Subletale effecten behelzen negatieve invloed op onder meer het gedrag van de bijen, hun fysiologie en hun immuunsysteem. Zij leiden niet rechtstreeks tot de dood van het individu, maar kunnen op den duur dodelijk worden en/of het volk verzwakken, wat kan leiden tot het instorten ervan, soms pas na een half jaar. Dit type effecten wordt niet gevonden met de standaardtests voor pesticiden, die zich richten op acute sterfte. Voor het beoordelen van de risico s voor De honingbij foerageert op nectar en stuifmeel Wikimedia Commons / Muhammad Mahdi Karim honingbijen werd conform de EPPO 170 richtlijn de Hazard Quotiënt (HQ, de toepassingsdosis in het veld/ld50) gebruikt. 5 Deze methode is om meerdere redenen ongeschikt voor systemische middelen, onder meer omdat LD50 alleen rekening houdt met de acute effecten. De toepassingsdosis in het veld is namelijk geen goede maat voor de hoeveelheid werkzame stof die uiteindelijk in het stuifmeel en de nectar belandt, ook omdat het geen rekening houdt met hoge persistentie in de bodem. Het wortelstelsel van de plant blijft middelen opnemen en vervolgens, tijdens de bloei, neemt ook de bij die op. Een van de belangrijkste vragen bij de beoordeling van de blootstelling aan imidacloprid betrof de detectiegrens waarmee zeer lage concentraties werden bepaald in stuifmeel en nectar. In 1993 was de detectiegrens voor het aantonen van de aanwezigheid van imidacloprid in planten door Bayer bepaald op 10 ppb (parts per billion). Later bleek dat veel lagere detectiegrenzen nodig en mogelijk waren om de aanwezigheid van imidacloprid in stuifmeel en nectar aan te tonen. In 2002 verklaarde Bayer dat uit studies van Bayer is gebleken dat beneden de 20 ppb geen negatief effect kan worden waargenomen op kolonies honingbijen. Publiek gefinancierde wetenschappers vonden echter al acute subletale effecten bij 3 ppb en chronische letale effecten nadat de dieren 10 dagen waren gevoerd met imidacloprid bevattende siroop met 0,1 ppb imidacloprid. 1 Tijdschrift Milieu - Dossier - mei 2014 37

geraadpleegd. 1 Nadat de eerste klinische verschijnselen waren gemeld en het eerste evaluatierapport was verschenen, bleef het standpunt van de CTP tot december 2002 dat er niet genoeg kennis beschikbaar was om duidelijke conclusies te kunnen trekken. 1 Andere betrokkenen De eerste interventie van de Franse Raad van State vond plaats in 1999, meteen na het verbod op het gebruik van Gaucho op zonnebloemzaad, toen Bayer een rechtszaak begon tegen het tijdelijke verbod. Het bijenhouderssyndicaat (UNAF) verdedigde het ministeriële besluit in de rechtszaal. De Raad van State stelde de bijenhouders en de Minister in het gelijk. Bijenhouders vergeleken systematisch de resultaten van alle studies en hun eigen waarnemingen. 9 Toen de bijenhouders vroegen om het toelatingsdossier voor Gaucho, gaf het Directoraat-Generaal voor Voedsel van het ministerie van Landbouw (DGAL) in eerste instantie beperkte informatie vrij. Dit leidde tot een afname van het vertrouwen in deze instantie. 2 Het DGAL gaf pas alle gevraagde documenten vrij na tussenkomst van zowel de minister van Landbouw als de Commissie voor Toegang tot Administratieve Documenten. Wetenschappers bevonden zich in de controverse in een moeilijke positie. De resultaten van hun werk speelden een centrale rol in een maatschappelijk debat waarmee grote economische en politieke belangen gemoeid waren. In sommige gevallen werd hun werk niet beoordeeld op zijn wetenschappelijke merites, maar op de vraag of de positie van bepaalde stakeholders erdoor werd versterkt. 2 Wetenschappers werden soms persoonlijk of via hun werkgever door Bayer onder druk gezet om hun onderzoek te stoppen. Een van hen vertelde: Al in het begin van het programma, in januari 1998, kreeg ik persoonlijk een brief van Bayer waarin ze dreigden met een rechtszaak wegens laster. In de brief waarschuwden de advocaten van Bayer dat een en ander kon leiden tot zowel rechtszaken als schadevergoedingen. Bayer schreef bijvoorbeeld ook een brief aan de leidinggevende van deze onderzoeker, waarin deze werd gevraagd zijn positie te gebruiken om de uitlatingen van de onderzoeker in de pers te beïnvloeden. De leidinggevende ging hier niet op in, maar adviseerde de onderzoeker wel om uiterst voorzichtig met de pers om te gaan. Een onderzoeker vertelde: Ik had drie jaar aan dit onderwerp gewerkt, en de leiding mijn leidinggevenden [ ], vroegen me op een ander onderwerp over te stappen. In 2000 kreeg een publiek gefinancierde wetenschapper, werkzaam bij Institut National de la Recherche Agronomique (INRA), een Europese onderzoeksubsidie om het risico van imidacloprid voor honingbijen te analyseren. Maar het programma werd plotseling beëindigd door de leidinggevende van deze onderzoeker. Hij werd gedwongen aan bijenziektes te gaan werken. Door dit soort situaties werd het vermogen en de moed van de wetenschappers om weerstand te bieden aan de druk en door te gaan met het onderzoek naar imidacloprid flink op de proef gesteld. 1, 2 Commissie voor toxische producten De claims van Bayer dat honingbijen niet aan imidacloprid werden blootgesteld als dit werd gebruikt voor zaadbehandeling klakkeloos overnemend, steunde de Franse Commissie voor Toxische Producten (CTP) in 1993 de toelating van Gaucho, zonder de eigen Werkgroep Honingbijen te hebben In 2001 stelde het Franse Ministerie van Landbouw een wetenschappelijke en technische commissie in voor multifactorieel onderzoek naar de achteruitgang van bijenvolken (CST). Voor maïs was de toepassing van Gaucho nog wel toegestaan. Hoewel er bij de Raad van State een procedure liep om de toelating nietig te laten verklaren, verlengde het ministerie van Landbouw op 21 januari 2002 de toelating van Gaucho bij maïs voor tien jaar. In oktober 2002 voltooide de Raad van State een nieuwe evaluatie van het wetenschappelijk bewijsmateriaal en adviseerde de Minister om zijn besluit te heroverwegen. In 2003 weigerde de Minister opnieuw om het gebruik van Gaucho voor de zaadbehandeling bij maïs te verbieden. In september 2003 concludeerde de CST dat de behandeling van maïszaad met imidacloprid een ernstig risico oplevert voor de honingbijen, omdat de blootstelling in het veld aanmerkelijk hoger ligt dan de concentraties waarbij in het lab schadelijke effecten waren aangetoond. In maart 2004 adviseerde de Raad van State de Minister opnieuw om diens besluit te heroverwegen. Daarop werd de toepassing van Gaucho op maïs in juli 2004 verboden. Lessen Verantwoorde omgang met controversen over chemische risico s binnen wetenschap en beleid moet worden gebaseerd op voortdurende aandacht voor het behoud van wederzijds vertrouwen tussen alle betrokkenen. Deze doelstelling in gedachten houdend, 38 Tijdschrift Milieu - Dossier - mei 2014

bespreken we acht lessen die uit de hier besproken casus volgen. 1. Verificatie Als het gaat over nieuwe technologieën moet worden geverifieerd of de reeds in gebruik zijnde methoden voor risicobeoordeling relevant zijn, gezien de specifieke nieuwe eigenschappen en kenmerken van de nieuwe risico s. Hoewel de hier besproken casus de aard van het risico van systemische pesticiden (chronische blootstelling aan lage dosis) sterk verschilde van die bij contactinsecticiden (acute effecten eenmalige hoge dosis, spuitschade ), werden dezelfde beoordelingsmethoden gebruikt bij de toelatingsprocedure, zonder dat werd nagegaan of deze methoden geschikt waren voor deze nieuwe middelen. 2. Ontwikkel nieuwe methoden Ontwikkel nieuwe methoden voor het beoordelen van de subletale effecten van pesticiden en hun chronische effecten. Door het gebrek aan gestandaardiseerde protocollen voor dergelijke studies rond de eeuwwisseling, kwamen uit de qua opzet sterk variërende laboratoriumstudies naar subletale of chronische letale effecten van imidacloprid moeilijk vergelijkbare resultaten. De verschillen tussen de protocollen bleken groot. Er was behoefte aan richtlijnen voor gestandaardiseerde protocollen om de subletale en chronische effecten van pesticiden op honingbijen betrouwbaar te kunnen beoordelen. de keuze van de factor die als eerste moet worden onderzocht, moet rekening worden gehouden met aspecten als haalbaarheid van het onderzoek, de mogelijkheid om de uiteindelijke effecten van die factor te verminderen en bijkomende voordelen. 4. Maatschappelijke kwaliteit wetenschappelijke informatie: sleutel tot vertrouwen Onderken dat de maatschappelijke kwaliteit van de wetenschappelijke informatie die je in het debat inbrengt bepalend is voor hoe betrouwbaar het publiek die informatie vindt. Bij de hier besproken casus was er sprake van belangrijke tekortkomingen in de verstrekking van wetenschappelijke informatie door Bayer en door bepaalde Franse overheidsdiensten. De kwaliteit ervan was niet onafhankelijk en transparant toetsbaar, terwijl de omstreden toelatingsbesluiten er wel op gebaseerd waren. Dat droeg bij aan het wantrouwen van andere stakeholders en aan de verheviging van het conflict. 5. Ontwikkel kwaliteitscriteria Instituties die verantwoordelijk zijn voor het beoordelen van de wetenschappelijke onderbouwing van aanvragen voor markttoelating, moeten duidelijke en gestandaardiseerde wetenschappelijke kwaliteitscriteria ontwikkelen waarmee bestaande studies kunnen worden geëvalueerd en vergeleken. 10 De huidige GLP (Good Laboratory Practicestandaard schiet tekort in garanties voor een juiste proefopzet en stelt ook geen eisen aan het statistisch onderscheidend vermogen van veldproeven 6. Bovendien benadeelt de GLP-eis de gepeerreviewde literatuur van publiek gefinancierde wetenschappers die normaal gesproken immers geen GLP-certificaten hebben en daarom niet worden meegewogen door de toelatingsautoriteit. 10 Bij risicobeoordelingen dient alle bestaande literatuur te worden meegenomen, inclusief wetenschappelijke artikelen, en de wetenschappelijke kwaliteit van de door de indus- 3. Prioriteiten stellen Sterfte onder honingbijen kan door allerlei factoren worden beïnvloed, en deze factoren kunnen elkaar ook versterken, maar dat mag geen excuus vormen om bepaalde klinische verschijnselen en bepaalde oorzaken buiten beschouwing te laten. Interventies moeten niet worden belemmerd door het argument dat er meerdere mogelijke oorzaken een rol spelen. Integendeel: er moeten prioriteiten aangaande de aanpakbare potentiële oorzaken worden opgesteld en deze moeten in hun onderlinge samenhang worden aangepakt. Stel bij multicausaliteit een prioriteitenlijst op voor de mogelijk causale factoren en onderzoek deze één voor één alvorens mogelijke correlaties of synergieën tussen deze factoren te evalueren. Bij Tijdschrift Milieu - Dossier - mei 2014 39

trie aangeleverde gegevens dient op een of andere manier te worden gecontroleerd. De selectie van de te gebruiken valide studies, bijvoorbeeld ter verkrijging van markttoelating, dient niet gebaseerd te zijn op een niet onderbouwd oordeel van een expert over de relevantie, maar op uniforme en heldere criteria voor wetenschappelijke kwaliteit. Een gebrek aan precieze criteria voor het beoordelen van de kwaliteit van een studie kan leiden tot willekeurige of subjectief bepaalde uitsluiting van bepaalde studies uit het proces van risicobeoordeling, die mogelijk een beslissende invloed kan hebben op de uiteindelijke uitkomst. 6. Voorzie in voldoende capaciteit en middelen Beleidsmakers moeten zorgen voor voldoende personeel (zowel qua aantal als qua competentie) en financiële middelen om efficiënte regelgevingsprocedures voor besluitvorming over risico s te ontwerpen en uit te kunnen voeren. De middelen die nodig zijn voor het implementeren van beleid moeten niet onderschat worden. De Gaucho -casus laat zien hoe moeilijk het voor de Franse regering was om de toelating van nieuwe pesticiden te leiden. 7. Zorg voor onafhankelijke, competente experts Er moet gezorgd worden voor onafhankelijke en competente experts en voor volledige transparantie van het onderzoeksproces. Deze les heeft betrekking op alle onderzoekers, of hun werk nu door het bedrijfsleven of door de overheid wordt gefinancierd. Qua onderzoeksbeleid en -financiering zou er een betere balans moeten zijn tussen wetenschap gericht op commerciële doelen en wetenschap gericht op maatschappelijk waardevolle kennis, bijvoorbeeld kennis aangaande gezondheid en milieurisico s. Dat laatste vergt financiering uit publieke fondsen en een gegarandeerde onafhankelijkheid van gevestigde belangen en institutionele druk. Voorts kan de contractuele relatie tussen industriële financiers en degenen die, in overheids- of particuliere dienst, de risico s onderzoeken, een wettelijke garantie bieden dat bijvoorbeeld de bevindingen ongeacht hun inhoud zullen worden gepubliceerd. 8. Bescherm wetenschappers Zorg voor regelgeving, waardoor wetenschappers die als eersten waarschuwingssignalen laten horen, beschermd worden. De besproken casus betreffende het gebruik van Gaucho geeft aanleiding tot vragen over de rol van de wetenschap in een democratie en over de middelen die door de maatschappij aan wetenschappers ter beschikking worden gesteld. Hoeveel vrijheid van denken en van verantwoordelijk handelen krijgen professionele onderzoekers structureel in dit soort controversiële kwesties? Hoe zorgt de maatschappij voor erkenning en wettelijke bescherming van klokkenluiders? Hoewel de gevolgen van pesticiden voor mens en milieu een belangrijke kwestie zijn met grote maatschappelijke relevantie, kunnen wetenschappers er gemakkelijk van worden weerhouden deze te bestuderen door de algemene maatschappelijke onrust rond deze kwestie. Als we willen dat de wetenschap ook de onwelkome feiten blijft aanleveren ten behoeve van de besluitvorming, moeten we openlijke discussies en kritiek, mits op respectvolle wijze geformuleerd, stimuleren. Misbruik van wetenschappelijke resultaten om al vooraf getrokken conclusies te ondersteunen zijn, evenals interventies die als doel hebben psychologische druk uit te oefenen, uit den boze. Slotbeschouwing De uitdaging ligt nu in de implementatie van deze lessen. In de afgelopen jaren is in elk geval rond de specifieke casus van bijen en insecticiden veel vooruitgang geboekt rond de eerste drie lessen. De EFSA heeft in 2013 een sterk verbeterde guidance gepresenteerd voor de analyse van risco s voor bijen van gewasbeschermingsmiddelen. Sinds kort worden er bij nieuwe toelatingsbesluiten wel eisen gesteld aan het statistisch onderscheidend vermogen van veldproeven met bijen 8. Tegelijk is er hevige oppositie van de industrie tegen de nieuwe EFSA-guidance en is het laatste woord er nog niet over gezegd. Ook rond de onafhankelijkheid van bijvoorbeeld EFSA is onder grote maatschappelijke druk een verbetering te zien, maar in bijvoorbeeld Nederland publiceert toelatingsautoriteit Ctgb tot op de dag van vandaag geen publieke belangenverklaringen van haar Collegeleden. Zij heeft slechts een interne gedragscode. In het complexe maatschappelijk krachtenveld tussen economische en ecologische belangen is blijvende aandacht en inzet noodzakelijk om de verbeterpunten waar de lessen om vragen hoog op de agenda te houden. Referenties: 1 Maxim L. en J.P. van der Sluijs, 2013 Seed-dressing systemic insecticides and honeybees. Chapter 16, p401-438 in: European Environment Agency (ed.) Late lessons from early warnings: science, precaution, innovation. European Environment Agency (EEA) report 1/2013, Copenhagen. 2 Maxim, L. en Van der Sluijs, J.P., 2007 Uncertainty: cause or effect of stakeholders debates? Analysis of a case study: the risk for honey bees of the insecticide Gaucho. Science of the Total Environment 376: 1 17. 3 CST, 2003 Imidaclopride utilisé en enrobage de semences (Gaucho ) et troubles des abeilles, rapport final. Comité Scientifique et Technique de l étude multifactorielle des troubles des abeilles. 4 Van der Sluijs J.P. en anderen, 2013 Neonicotinoids, bee disorders and the sustainability of pollinator services. Current Opinion in Environmental Sustainability, 5: 293 305. doi: 10.1016/j.cosust.2013.05.007 5 European and Mediterranean Plant Protection Organization (EPPO), 1991, 1998 (revisie 1), 2010 (revisie 2) EPPO Guideline 170: Side-effects on honeybees. EPPO Bulletin 40: 313 319. 6 Gezondheidsraad, 2000 Veldonderzoek voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen. Gezondheidsraad, Den Haag. 7 Schmuck, R. versus Maxim L. en J.P. van der Sluijs, 2013 Voortgezette webdiscussie tussen de hoofdstukauteurs en de reviewer van Bayer Cropscience op de Late Lessons website van European Environment Agency. 8 Ctgb 2010. Evaluation Manual for the Authorisation of Plant protection products and Biocides according to Regulation (EC) No 1107/2009 Plant protection products, Chapter 7 Ecotoxocology: terrestrial; bees version 1.0; January 2010. (EU and NL parts) 9 Galerie Virtuelle Apicole, 1988 2006 Dossier Intoxications, Apiservices Le Portail Apiculture. 10 Maxim L. en J.P. van der Sluijs 2014 Qualichem In Vivo: A Tool for Assessing the Quality of In Vivo Studies and Its Application for Bisphenol A. PLOS ONE 9: e87738. doi:10.1371/journal.pone.0087738 Voor meer referenties verwijzen we naar de literatuurlijst van 1. 40 Tijdschrift Milieu - Dossier - mei 2014