KIND TOCH! Een bad op straat Bom bom bom bom Bom bom bom bom doet de klok op het plein. Het is acht uur. Noor stapt naar haar school. Het is erg nat op straat. En ook op het plein. Kijk, daar staat Vik al op de hoek. Hij wacht op Noor. Dag Noor, wuift Vik. Hei Vik, roept Noor. Ze gaan naar school. Waar is de zon, Noor? Die neemt nu een bad, Vik. Ha, dat wil ik ook wel. En wat doet Vik? Een hup twee hup drie hup Die Vik toch! Hij hupt nu van de stoep. En dan hupt hij weer op de stoep. En dan weer van en hup, weer er op. Hier en daar ligt een plas. Vik, je wordt nog nat, zegt Noor. Dan moet ik maar in de was, roept Vik. Kom je ook, Noor? Het is leuk hoor, hup, hup. Noor weet het niet goed. Ze durft eerst niet. Maar ik wil niet nat hoor, Vik. Dan zit ik nat op de bank in school. Noor kijkt om zich heen. Durft ze nu of durft ze het niet? Dan springt Noor ook van de stoep. En weer op de stoep. O, dat vindt ze best wel leuk. Goed zo, juicht Vik blij. Pas maar op voor de plas, zegt Noor. Een hup twee hup drie hup. In de plas is in de was, roept Vik. Maar ik wil niet nat, zegt Noor. 1
Ik hou daar niet van. Maar wat is dat nu? Tuut tuut tuut! Plets! Plets! Hup, doet Noor snel. Hup, Vik springt ook vlug weer op de stoep. Maar het is al te laat. De auto is nu weg. Er zit veel prik op de plas. Het been van Noor is nu nat. En de sok van Vik is ook nat. Wie kijkt nu wat sip? Maar wat doet Vik nu toch weer? Kijk, zegt hij, ik heb nog een sok hoor. En jij hebt nog een been, Noor. Een hup twee hup. Hij springt weer af en weer op. Nee nee, schudt Noor, ik wil niet meer, hoor. Mijn been is al nat en je sok moet ook in de was. Die is nu vies. Hup hup hup Maar dat is niet erg, zegt Vik. Ik heb nog een sok. Drie hup vier hup. Kijk, ik spring nu in de prik! Een plas met prik er in, net als in een glas. Doe jij dan de was, Noor? Noor lacht al weer wat. Haar been wordt wel weer droog. Vik sopt nu zijn schoen in de plas. Niet doen! gilt Noor. Mijn schoen zwemt in de plas, lacht Vik. Mijn sok was toch al nat. Ring! Ring! Ring! O, dat is de juf op haar fiets. Ze rijdt door de straat. Ze komt ook om acht uur naar school. Hei Noor! Vik! wuift ze. Dag juf! Dag juf Lien! 2
Dan ziet ze de plas en de schoen en de sok. Kind toch! roept ze nog vlug naar Vik. En ze fietst snel door naar school. Zie je nu wel, zegt Noor. Nat in de klas Flin en Pam zijn ook al op het plein in de school. Pam wuift naar Noor en Flin loopt naar Vik. Het is nog net geen tijd voor de les. O Vik, wat ben jij nat, zeg, roept Pam uit. En kijk naar mijn been, zegt Noor trots. Vik lacht. Piep, zomp, doet zijn sok in zijn schoen als hij stapt. Hoor je dat? zegt hij. Mijn voet nam een bad op straat. Nu ben ik echt schoon. Maar je bent ook wel vies, vindt Flin. Ring kling ring kling ring kling ring!! Dat is de bel van de school. Op het plein wordt het plots stil. Eerst komt meester Stijn. Dan is juf Saar daar. Daar is ook juf Lien. Meester Mats loopt bij haar en praat met haar. Juf Saar blaast op een fluitje. Noor en Vik en Flin en Pam gaan nu naar hun rij. Piep, zomp, piep, zomp. Hihi, doet Flin. Pam lacht ook en kijkt naar Vik. In de rij wrijft Noor haar been droog. Juf Saar fluit nog een keer. Het blijft een tijdje stil. Dan knikt juf Lien naar de rij. Pam en Flin en Vik en Noor gaan naar hun klas. Dat is een trap op. Piep, zomp, piep, zomp Het plein in de school is leeg en de klas zit nu vol. Wel Vik, zegt juf Lien, 3
nam jij een bad op straat? Zag ik dat wel goed? En jij ook, Noor? Toon je schoen eens aan de juf. Vik schrikt wat en Noor wordt rood. Zijn schoen doet piep en zomp! roept Flin hard. Vik kijkt boos naar Flin. En zijn sok is ook vies, juf! Dat zie ik wel, Flin, stil maar, zegt juf Lien. Noor kijkt ook boos naar Flin. Ze kneedt een prop en gooit die naar zijn hoofd. Juf Lien ziet het niet. Dus gooit Noor nog een prop naar het hoofd van Flin. Vik toont zijn sok en zijn schoen aan de juf. Kind toch, dat is niet leuk voor je ma, zegt juf Lien. Die sok moet in de was. En je schoen is nu vies. Doe dat nooit meer. Nee juf, schudt Vik braaf. Flin wijst nu naar het been van Noor. Juf, kijk, Noor St! doet juf Lien, nu is er les. De les begint en het wordt stil. Maar Noor schrijft een briefje voor Flin. Het is geen leuk briefje. Dit staat er op: Er zit sop in je kop en je bent zot. Wat doet Noor met het briefje? Ze wacht tot juf Lien niet kijkt. Dan geeft ze het door aan haar buur. Voor Flin, zegt ze zacht. Niels knikt en geeft het ook door. Voor Flin, zegt hij ook zacht. Nu is het briefje bij Saartje. Saartje houdt het briefje bij zich. Nee! knikt Noor. Geef het door! Saartje leest eerst het briefje. Dan lacht ze plots luid. Juf Lien kijkt met een ruk om. Noor wordt rood en Saartje doet haar hand voor haar mond. Juf Lien is zo snel! Nu staat ze al bij de bank van Saartje. 4
Wel wel, zegt ze kalm, krijg jij een brief in de klas? En staat er iets leuks in? Lees jij hem voor? Noor schudt bang van nee. Saartje weet niet wat te doen. Ze wijst naar Noor. Flin kijkt nu ook om, en Pam, en Vik. Is dat een brief voor jou? vraagt de juf. Nee nee schudt Saartje. Hij komt van hij is voor Noor kijkt nu zo boos als een bui naar Saartje. Hm doet juf Lien. Ze schudt traag haar hoofd. Mag ik het briefje van jou? vraagt ze dan. Maar het is voor Flin, flapt Saartje er dan uit. De juf knikt. Krijgt Flin dan briefjes van jou? Saartje wordt knalrood en Flin lacht nu groen. Nee eh Flin eh Noor, doet Saartje. Dan pakt juf het briefje en leest het. Ze leest het eerst stil en dan hardop. Er zit sop in je kop en je bent zot. Wel wel wel, een rijmpje, zegt ze dan. Kind toch, maak jij al rijmpjes? Lacht juf Lien nu wat? Juf Lien zegt niets meer. Ze neemt het briefje mee en kneedt het tot het een propje wordt. Dan mikt ze het van ver in de mand. Een punt voor de juf!, roept ze. En de les gaat weer door. Maar Noor kijkt boos naar Saartje. En die kijkt bang naar Noor. En Flin kijkt af en toe om. En Vik weet niet hoe het zit. En Niels ook niet. En Pam kijkt naar Vik en Flin en Noor. Straks is het tien uur. Tijd voor een slokje en dan naar het plein! 5
Een rel op het plein Het is tien uur en tien. Op het plein van de school is het nog nat. Maar de zon schijnt nu ook al wat. En het wordt er weer druk. Meester Mats loopt wat rond en eet een koek. Piep, zomp, piep, zomp, daar komt Vik. Noor loopt bij hem en eet een peer. Is je sok nog nat, Vik? Vik knikt. En jouw been? vraagt hij. O, dat is al lang droog hoor, zegt Noor. Dat was een mooi rijm op dat briefje, Noor. Dat was voor Flin, ha ha! doet Noor. Nu komt Saartje ook op het plein. Gaat ze naar Noor en Vik? Neen, ze wacht op Niels en op Pam. Flin is er nu ook al. Hij loopt naar Noor. Jij klikt! roept Noor al van ver. Ze wijst boos naar Flin. En jij gooit naar mij! zegt Flin. Maar jij klikte eerst! roept Noor. Daar is Saartje ook al. En Niels, en Pam. Wat een stom rijm was dat! En jij bent bang voor juf Lien! Wacht maar, ik gooi ook nog naar jou! Klik! Klik! Klik! Piep zomp! Ha ha! Piep zomp! Flin geeft Noor nu een duw. Dat ziet Vik niet graag. Hij stompt Flin hard op zijn rug. Die botst nu pardoes op Saartje. Pam holt vlug weg naar meester Mats. Maar daar komt Mats al, zijn mond vol koek. Hij ziet dat er een rel is op het plein. Die klas van juf Lien toch! Stop! roept meester Mats. Wat is er hier aan de hand? Het is Flin! roept Noor. Neen, Vik stompt, zegt Flin. Meester Mats veegt zijn mond af en zegt: Kalm maar, kalm. Zeg jij het eens, Pam. 6
Pam schudt haar hoofd en wordt rood. Weet je het niet, Pam? Of vraag ik het aan juf Lien? Een prop, zegt Flin vlug. Een stom rijm, knikt Saartje. Een sok en een schoen, zegt Niels. Mijn been, zegt Noor. Meester Mats zucht diep. En dan zegt Pam in een keer: Ja, een sok en een schoen en een been en een prop en een rijm. Vik is nat en Noor is nat en Flin lacht ze uit en Noor gooit een prop en schrijft een rijm en Saartje leest het rijm en juf Lien Stop! lacht meester Mats. Het is veel te mooi weer voor een rel. Zie je dan niet dat de zon al weer wat schijnt? Vik kijkt naar de lucht en dan naar zijn schoen. Pam knikt en lacht. Saartje kijkt naar Flin en Niels kijkt naar Noor. Het is waar wat meester Mats zegt. De zon piept door een wolk. En straks luidt weer de bel. Moet dat nou, een rel? Wel? vraagt meester Mats. Wat doen we nu? Vraag ik het maar aan juf Lien? Nee, schudt Flin, en hij steekt al een hand uit naar Noor. En Vik geeft een hand aan Saartje en ook aan Flin. Zo zie ik het graag, knikt meester Mats. Nog meer rijm De klas van juf Lien gaat weer de trap op. De sok van Vik wordt nu al wat droog. Maar wat staat er nou toch op het bord? Noor wordt rood en Saartje slikt. Juf Lien zegt niets en knikt. Op het bord staat in het wit: Stom rijm Er zit sop in je kop en je bent zot. Hee, doet Noor. Ha ha, lacht Vik zacht. 7
Noor kijkt naar juf Lien, naar Saartje en dan naar de mand. Saartje kijkt naar Noor en dan naar de juf. Komt er nu nog straf van? Weet juf Lien het van de rel op het plein? De klas leest het rijm. Het is echt wel een stom rijm. Zo, mag dat nu weg? vraagt juf Lien dan. Ze veegt het bord weer zwart. Als er nu maar weer geen rel van komt! Weet je wat, zegt de juf dan. Nu gaat de les echt over rijmpjes. Wie maakt een mooi vers voor mij? Het blijft nog wat stil in de klas. Dan knikt Niels, en Pam roept ja! Noor, wat denk jij? vraagt juf Lien. Noor schrikt wat en knikt dan ook. Ja juf, leuk hoor, zegt ze dan zacht. Nou, aan het werk dan maar in je schrift, zegt juf. En het moet heel mooi zijn, hoor. En vreemd mag ook. Een vers? Een rijm? Dat is wel leuk voor een les taal. Vik kauwt al op zijn pen. Hij weet het nog niet zo goed. Saartje kijkt naar Noor en Noor lacht. Juf Lien loopt rond in de klas. Ze helpt hier en daar wat. Een vers wil soms niet. Een vers wil soms wel. Dat duurt wel een poos. Is dat nu echt een les, juf? vraagt Niels. En moet het een lang rijm zijn? Wil je nog een som of tien, Niels? zegt juf. Dan maak je maar geen rijm, hoor. Nee! schrikt Niels. Ik maak een mooi vers hoor, juf! Het is zo stil in de klas van juf Lien. Flin kijkt voor zich uit. Vik schrijft af en toe wat op. Saartje schrapt weer een woord. Pam bijt op haar lip. En Noor denkt aan haar stom rijm op het bord. Juf Lien doet soms toch wel wat gek. 8
Ze zet het rijm van Noor op bord en zegt niks. En dan komt er een les met rijm. Waar zou die prop nu zijn? Nog in de mand? Noor gluurt naar de hoek, maar de mand staat te ver. Een rijm? Een vers? Als het vriest, ligt er rijm op het dak. En het brood moet vers zijn. Pff! De klok tikt aan de muur van de klas. Vik telt: tik, tik, hik, slik, stik, klik. Hij kijkt naar Flin en zegt zacht: klik. Ach nee, er is nu geen rel meer. En zijn sok is niet meer hee! Daar komt het! Vik neemt vlug zijn pen en schrijft: In bad is het nat. De man moet in de was. Nee, dat rijmt niet echt. Of toch, een beetje maar. Wacht, nu weet hij het. Hij schrijft: Het glas moet in de was. En in bad is het nat. Ja, leuk wordt dat! Hij is zo druk dat hij de juf niet ziet. Dat is me wat! zegt juf Lien, als ze het rijm leest. Maar juf, u rijmt ook! roept Vik. Ja hee? lacht juf Lien. Schrijf dat maar op bij de rest. Het past er goed bij, hoor. En Vik schrijft er nu bij: Maar dat is me wat! Nu heeft hij al een lang vers. Heb jij al wat? vraagt juf Lien aan Noor. Noor schuift haar hand weg van haar blad. En juf leest: Aan mijn been hangt een teen. Mijn been was nat van de plas. Zie je wel dat je het kunt, zegt juf Lien. En dat is geen stom rijm, hee. Niels buigt zich naar Noor. Hij wil het vers ook wel zien. Noor legt vlug haar hand op het vers. Flin kijkt nu ook om. Hij heeft nog niets. 9
Juf, ik weet geen rijm, zegt hij. Wacht, ik help je wat, knikt de juf. Juf Lien gaat naar de bank van Flin. Ze toont hem haar pink. En dan zegt ze: Hoe heet jij? Ik heet Flin, zegt Flin. Dat is heel juist, knikt juf. En dat hier is mijn pink. Schrijf dat nou maar op. En dan komt het wel, je zult het zien. En ja hoor, plots komt er ook een rijm van Flin. Het is een kort rijm, maar het is mooi. Mijn pink is flink. Hee juf, mag het wel zo kort? roept Pam. Juf Lien knikt dat het niet zo lang hoeft te zijn. Tik tik tik, ik heb de hik! zegt Vik. Vik heeft ook al een mooi vers, zegt de juf. Ik weet er nog een! roept Saartje. Ik heb een staartje! Hm, zou dat ook een rijm zijn? De juf lacht en denkt wat na. Ik heb de hik En Saartje heeft een staartje, zegt ze dan. O, dat is goed hoor. En plots weet Pam een rijm. En Niels. En Flin nog een. En Noor ook. En wie nog? En wie nog? Kind toch! Kind toch! De juf rijmt er ook op los! Dan gaat plots de bel. O, is het nu al tijd voor de soep? Wat gaat de tijd toch vlug. Zo, wat kies je nu: een rel of een rijm? vraagt juf Lien. Aan de deur staat meester Mats. Hij lacht ook en roept: Geen rel! De bel! Een rijm op het plein! Dat rijmt niet, zegt Flin. Dat rijmt wel, rel, bel, tel, pel! roept Niels. Wel wel wel, zegt juf Lien. Een, twee, drie: joepie! En de zon schijnt op het plein. Wie eet er soep en vlees op school? Wie gaat naar huis? 10
Noor stapt naast Vik vlug naar huis. Is je sok al droog? vraagt ze. Die boom is zo hoog, zegt Vik. Ach, ik lach, zegt Noor. Als je mag, lacht Vik. De plas in de straat is weg. De stoep is ook al droog. De zon is al uit het bad en niets is nu nog nat. Daar is het plein al. Dag Vik! Dag Noor, tot straks. Noor stapt vlug door. Juf Lien komt nu niet op de fiets. Zij blijft op school voor de soep. En Noor blijft op de stoep. 11