SUCCESSIEWET 1956. Herziening successiewet 2010



Vergelijkbare documenten
Successiewet -- Deel 1

Enkele belangrijke Wijzigingen in de Successiewet per 1 januari 2010

Voor wat betreft de heffing van schenkbelasting gelden dezelfde, hierboven genoemde grondslagen.

SUCCESSIERECHTEN IN FRANKRIJK EN NEDERLAND (2009)

Erfrecht. Mr. Caroline de Maat Fikkers notarissen BAS Bergen op Zoom 27 januari 2015

Heering Associates. Het verschuldigd bedrag aan successierechten in Frankrijk dient als volgt te worden berekend:

Hoe kunt u voordelig vermogen overdragen aan uw kinderen? Schenken en Erven.

Wat nu met de (gewijzigde) erfbelasting?

ERFBELASTING IN FRANKRIJK EN NEDERLAND (2017)

Rouwenhorst & Rouwenhorst Notarissen te Delden

! Er is geen notariële schenkingsakte vereist.! Ook schenkingen voor de aflossing van restschulden die zijn ontstaan vóór 29 oktober 2012

1 Inleiding De Tweede Kamer is op 3 november 2009 akkoord gegaan met het wijzigen van de Successiewet.

Schenkings- en successierecht

Belastingadviesbureau Groenemans WELKOM. Henk Groenemans CB RB Msc. Register Belastingadviseur

Wet schenk- en erfbelasting

RB EINDEJAARSTIPS EN AANDACHTSPUNTEN Erven en schenken

Mr H.M.L. Simons, notaris Notariskantoor Kunderlinde Voerendaal

info &boon tips & boon

Mr H.M.L. Simons, notaris Notariskantoor Kunderlinde Voerendaal

2. In onderdeel II wordt na onderdeel A een onderdeel ingevoegd, luidende:

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Fiscale eindejaarstips Erfbelasting Bespaar erfbelasting én inkomstenbelasting door bij leven te schenken

In enkele artikelen van mijn hand is ingegaan op het Franse erfrecht. Naast het civiele recht, speelt echter ook het fiscale recht: de erfbelasting.

INFOKAART TESTAMENTEN Versie november 2010

Informatiebijeenkomst Rabobank Flevoland 16 december. Successiewet I.s.m. notariskantoor van Der Weele

AdviesbureauJournaal SPECIAL

Wettelijke verdeling, ouderlijke boedelverdeling en rente(afspraken)

Nieuwe Successiewet 2010 (Schenk- en Erfbelasting)

RB EINDEJAARSTIPS & AANDACHTSPUNTEN 2014 / 2015

Informatiefolder: Erfenis, schenken en woningwaarde

Onbezorgd ouder worden. Ouder worden en zorg. Deel I Ouder worden en zorg. Wat is het probleem? Eigen bijdrage zorgkosten. Wanneer?

Eindejaarstips voor erf- en schenkbelasting

VOORBEELD. Voorbeeld: Als de nalatenschap 100 bedraagt en er naast de langstlevende partner drie kinderen zijn, erft

Variant 1 t/m 3: Wettelijke verdeling gelijke erfdelen

Erfrecht Erfrecht: Wie erft bij uw overlijden? Hoeveel erfbelasting moet over de erfenis worden betaald? Hoe kan het vermogen fiscaal gunstig

NIBE-SVV, 2015 OEFENEXAMEN SCHENK- EN ERFWIJZER

VERGELIJKING HUWELIJK WETTELIJK SAMENWONEN FEITELIJK SAMEWONEN

Financiële Planning. Nabestaandenpensioen in de SPMS regeling Erfrecht Successiewet, schenk- en erfbelasting Eigen bijdrage AWBZ

ESTATE PLANNING. I. Schenking

Seminar. Fiscaal vriendelijk erven en schenken

Estate planning. Inventarisatie van civiel- en fiscaalrechtelijke gevolgen bij overgang van vermogen. Hulpmiddel Schijf van vijf. Géén schenkbelasting

- 1 - Eigen bijdrage AWBZ

De heer P. Groothuizen. Datum: 02 januari 2015 Samengesteld door: Anneke Janssen

EINDEJAARSTIPS /5

Vernieuwde Successiewet in werking

Belastingdienst. Belasting en schenken 2014

Hoofdstuk 1 - Het huwelijksvermogensrecht

Radartestament. En andere interessante fiscale en juridische varia

Nalaten en erven Erfrecht. Wet sinds 2003

Bijlage. Aangifte Schenkbelasting. Tarieven en vrijstellingen voor de schenkbelasting Wat vindt u in deze bijlage?

Belasting en erven 2013

Aanvaarden Het accepteren van een erfdeel, inclusief de schulden. Hierdoor wordt iemand erfgenaam.

Belastingadviesbureau Groenemans WELKOM. Henk Groenemans RB Msc. Register Belastingadviseur

Slim Schenken en nalaten

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Belastingdienst. Belasting en erven 2014

OUDERS EN KINDEREN: HET ERFRECHT

Successiewet -- Deel 2

TESTAMENTEN 9 J U L I

Den Haag, 9 oktober Welkom bij de workshop

WLZ en Erven ( )

Rivierdael Netwerk Notarissen Venlo

Nieuwe schenk- en erfbelasting in 2010

Optimaal vermogen overdragen aan uw kinderen

VR DOC.0453/2BIS

VERERVING VAN AANDELEN IN EEN B.V. MET BELEGGINGSVERMOGEN

2. Wettelijke regeling tarief echtgenoten en partners

Schenken en nalaten aan goede doelen

Wezep / Oldebroek Erfrecht, eigen baas met testament

Belasting en erven 2011

DE SUCCESSIE- EN SCHENKINGSRECHTEN: OFFICIËLE TARIEVEN

Alumni-Mfp. Actualiteiten estate planning. Theo Hoogwout woensdag 12 februari 2014

Zeker van uw zaak en zorg voor uw gezin

partners en kinderen kleinkinderen overig 0, ,00 10% 18% 30% ,00 en meer 20% 36% 40%

LEZING RABOBANK KRIMPENERWAARD 18 & 21 NOVEMBER 2013 AWBZ, SCHENKEN, LEVENSTESTAMENT EN ERFRECHT

Seniorenbeurs (LEVENS)TESTAMENT & ERFRECHT 4 april Mr. Hellen de Bie- van Seters

32401 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Fiscale verzamelwet 2010)

Erven, Schenken levenstestament. Lezing Maurice Dassen 2017

VISSER VAN DEN BROEK NETWERK NOTARISSEN. Schootense Loop 2 Helmond

ERFENIS, SCHENKING EN SUCCESSIERECHTEN. Advocaten Meersman & Van Keer Willem Tellstraat GENT

Het verzamelbesluit inkomstenbelasting en aanmerkelijk belang: een samenvoeging van oude besluiten of toch wat nieuws onder de zon?

LEZING RABOBANK KRIMPENERWAARD 14 & 17 OKTOBER 2013 AWBZ, SCHENKEN, LEVENSTESTAMENT EN ERFRECHT

H4 Wettelijk erfrecht

OPA/OMA-CLAUSULE BESPARING ERFBELASTING DOOR IK-OPA/OMA. (vanaf 2010) opa/oma-testament

Belasting en schenken

Testamenten lezen. Inleiding en onderwerpen. Tot stand komen van een testament en andere notariële zaken

Begunstigingsclausules: een zaak van levensbelang!

Belastingdienst. Toelichting 2015 Aangifte schenkbelasting

Fiscaal voordeling vermogen nalaten

HET SAMENLEVINGSCONTRACT EN DE TESTAMENTEN DAARBIJ (UITGAVE 2012) HET SAMENLEVINGSCONTRACT. Partnerpensioen

Belasting en erven 2012

1.1. Lijst van gebruikte begrippen en afkortingen. Successiewet Successiewet Burgerlijk Wetboek

ERVEN EN SCHENKEN. Onderlinge Fonds voor zieken U.A. Onderwerpen. Stukje historie. Mr Tj.Smid Netwerk Notarissen

Schenk- en erfbelasting. Internationale aspecten

TOELICHTING OP JE SAMENLEVINGSOVEREENKOMST EN TESTAMENTEN

Bijlage I Berekening waarde vruchtgebruik en periodieke uitkeringen 191. Bijlage II Afgeronde overlevingstafel (GBM/GBV ) 193

Laat uw nabestaanden. niet in twijfel achter

Optimaal vermogen overdragen aan uw kinderen

Overal waar in deze brochure hij of zijn staat, kunt u ook zij of haar lezen.

Handreiking ODV-aanspraken en overlijden (versie 4 april 2018) Inleiding

Transcriptie:

SUCCESSIEWET 1956 Herziening successiewet 2010 René Breemans 1 e druk 17 juli 2010

2010 René Breemans Deze tekst mag zonder toestemming niet commercieel worden gebruikt. Deze tekst is informatief en er kunnen geen rechten aan worden ontleend. Successiewet 1956 Herziening 2010 blz 2

Inhoud Geschiedenis 4 Erfbelasting 5 Krachtens erfrecht verkregen 6 Wettelijke verdeling 7 Ouderlijke boedelverdeling 12 Uitbetalen erfdelen kinderen 13 Tarief 14 Vrijstellingen Erfbelasting 15 Heffingsrente 16 Partner 18 Kinderen 23 Kleinkinderen 24 Ouders 25 Overige verkrijgers 26 ANBI 27 SBBI 28 Gezamenlijke verkrijging 29 30 dagen clausule 30 Onroerende zaken 31 Onroerende zaken, schenking 37 Onroerende zaken, uitstel van betaling 39 Percentage 42 Onderbedelingsvorderingen 43 Verkoop woning, verkoper blijft wonen 45 Polisuitkeringen 47 Pakketten 48 Schenkingen binnen 180 dagen 49 Aftrek schulden 50 Schenkbelasting 51 Schenkingen ouders aan kind 52 Eenmalige verhoogde vrijstelling 53 Eenmalige vrijstelling eigen woning 54 Eenmalige vrijstelling studie 56 Schenking aan kleinkinderen 57 Schenking aan anderen 58 Schenking en schulden 59 Schenking en inkomstenbelasting 60 Schuldigerkenningen 61 Waardering 63 Buitenlands vermogen 64 Ondernemingen 67 Bedrijfsopvolging 68 Voorbeelden bedrijfsopvolging 73 Overige voorbeelden 77 Successiewet 1956 Herziening 2010 blz 3

Geschiedenis Nalatenschappen worden al zeer lange tijd op een of andere wijze belast. In het begin was de belasting een soort afdracht aan de leenheer door de erfgenaam die de boerderij overnam. Daarna kwam er een soort gewestelijke belasting waarbij men van de waarde van de onroerende zaken uitging. In sommige andere gewesten onderwierp men ook de waarde van de roerende zaken aan dit recht, zonder rekening te houden met de schulden. Onder Koning Lodewijk Napoleon werden deze gewestelijke regelingen vervangen door de Ordonnantie op het recht van successie van 1805, de zogenoemde Ordonnantie van minister Gogel. Deze Ordonnantie belastte het saldo van de hier te lande opengevallen nalatenschappen. De belasting werd dus geheven over de baten minus de schulden. In 1812 werd een Franse wet ingevoerd. De klok werd weer teruggezet, want deze wet hief de belasting over de waarde van de tot een nalatenschap behorende zaken, zonder aftrek van schulden. Na de Franse overheersing werd de Ordonnantie van 1805 weer uit de kast gehaald. Op 13 mei 1859 werd een nieuwe wet ingevoerd, de Successiewet 1859, die al erg veel overeenstemming had met de wet die we nu kennen. Door vele wijzigingen in de Successiewet 1859 kreeg deze wet een karakter van een verkrijgingbelasting waarbij gelet werd op wat ieder uit een nalatenschap verkreeg. Deze verkrijging werd, afhankelijk van de verwantschap tot de erflater, belast naar een schijventarief. In 1948 werd een wetsvoorstel bij de Tweede Kamer aanhangig gemaakt, waarbij de Successiewet 1859 een algehele herziening moest ondergaan. Het zou echter tot 1 augustus 1956 duren voordat deze wet in werking kon treden. Tegenwoordig werken we nog steeds met de Successiewet 1956. Ingaande 1 januari 1981 is er sprake van een Successiewet met tarieven en vrijstellingen, die jaarlijks geïndexeerd worden. In april 2009 heeft de Staatssecretaris van Financiën een wijziging van de Successiewet 1956 voorgelegd aan de Tweede Kamer. Het tarief van de Successiewet bestond tot en met 31 december 2009 uit 3 tariefgroepen en 7 tariefschijven + een tariefgroep voor kleinkinderen. Met ingang van 1 januari 2010 bestaan er nog maar 2 tariefgroepen en 2 tariefschijven + één tariefgroep voor kleinkinderen. In dit boek wil ik vooral de nadruk leggen op de wijzigingen die met ingang van 1 januari 2010 zijn ingevoerd. Tot 31 december 2009 werd er in de Successiewet 1956 gesproken over successierecht, schenkingsrecht en recht van overgang. Bij de herziening 2010 van de Successiewet 1956 is het recht van overgang vervallen en is de naam successierecht veranderd in: en de naam van het schenkingsrecht in: Erfbelasting Schenkbelasting. Successiewet 1956 Herziening 2010 blz 4

Erfbelasting Erfbelasting wordt berekend over de waarde wat krachtens erfrecht wordt verkregen door het overlijden van iemand die ten tijde van het overlijden in Nederland woonde. Wat krachtens erfrecht wordt verkregen, blijkt ten eerste uit Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek. Zie ook Nieuw Nederlands Erfrecht door René Breemans (te downloaden via www.bookboon.com). Ten tweede kent de Successiewet 1956 een aantal fictief erfrechtelijke verkrijgingen, die ook zijn belast met Erfbelasting. Voorbeeld De heer Jansen woonde sinds zijn geboorte in Amsterdam, waar hij op 2 maart 2010 komt te overlijden. De erfgenamen zijn de kinderen van de erflater. Deze kinderen woonden ook in Amsterdam en omgeving. Omdat erflater zijn laatste woonplaats in Nederland was, is er in Nederland erfbelasting verschuldigd. Indien de heer Jansen kinderen/erfgenamen had die in het buitenland wonen en eventueel ook nog een huis in Frankrijk bezat, dan is in Nederland ook Erfbelasting verschuldigd. Ook over de waarde van het huis in Frankrijk. Het is niet van belang waar de erfgenamen wonen of in welk land het vermogen is, er wordt gekeken waar de overledene zijn laatste woonplaats had, daar is dan het wereldvermogen van erflater onderhavig aan Erfbelasting. Successiewet 1956 Herziening 2010 blz 5

Krachtens erfrecht verkregen (artikel 1, lid 1, 1 SW) Op 1 januari 2003 is het Nederlandse erfrecht veranderd. De langstlevende partner heeft daarbij meer voordelen en rechten verkregen. Met de langstlevende partner wordt bedoeld de gehuwde partner of de geregistreerde partner en dus niet de ongehuwde samenwonende partner. Het is de bedoeling van de wetgever dat de langstlevende partner na het overlijden van de andere partner door kan leven, zoals de partner dit was gewend en dat er geen financiële problemen kunnen ontstaan om de erfdelen aan de kinderen uit te betalen. Iemand kan ook tijdens zijn leven een testament hebben gemaakt. Wanneer een erflater na het maken van een testament komt te overlijden, gaan eerst de bepalingen in dat testament voor op de regels van het wettelijk erfrecht. Is er geen testament, dan gelden de regels van het wettelijk erfrecht. Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek heeft de erfgenamen in 4 groepen verdeeld. Zijn er erfgenamen van de eerste groep aanwezig, dan komen de andere groepen niet meer aan de beurt. Zijn er geen erfgenamen in groep 1, dan wordt gekeken naar de erfgenamen in groep 2 enz. De groepen volgens artikel 4:10 Burgerlijk Wetboek zijn: Groep 1: de partner en kinderen Groep 2: ouders, broers en zusters Groep 3: grootouders Groep 4: overgrootouders. De partner is de echtgenoot, echtgenote of geregistreerde partner. Ieder persoon in elke groep erft een gelijk deel. In elke groep is plaatsvervulling van toepassing. Dat wil zeggen, is er iemand vooroverleden, dan komen de kinderen van deze vooroverleden persoon in de plaats van deze vooroverledene. Wanneer is vastgesteld wie de erfgenamen zijn, kan het aandeel in het saldo van elke erfgenaam worden bepaald. voorbeeld. Man overleden, laat na een echtgenote, 1 kind en 2 kleinkinderen. (kinderen van vooroverleden kind). De erfgenamen van de man zijn nu de echtgenote en 1 kind voor 1/3 deel en de 2 kleinkinderen middels plaatsvervulling ieder voor 1/6 deel. Successiewet 1956 Herziening 2010 blz 6

Wettelijke verdeling De wettelijk verdeling is van toepassing, wanneer de erfgenamen de langstlevende echtgeno(o)t(e) (of geregistreerde partner) en kinderen zijn. Wanneer er geen testament was konden de kinderen voor 1 januari 2003 hun erfdeel na overlijden van vader of moeder direct opeisen. De langstlevende was toen verplicht de erfdelen van de kinderen uit te betalen. In ernstige gevallen moest de langstlevende, om de erfdelen aan de kinderen uit te kunnen betalen, eerst de eigen woning verkopen en zelf naar een bejaardentehuis gaan. Met ingang van 1 januari 2003 heeft de wetgever de langstlevende partner beter beschermd, door de langstlevende meer rechten te geven. Het is de bedoeling van de wetgever dat de langstlevende partner na het overlijden van de andere partner door kan leven, zoals de partner dit was gewend en dat er geen financiële problemen kunnen ontstaan om de erfdelen aan de kinderen uit te betalen. De wettelijke verdeling wil zeggen dat alle vermogensbestanddelen van de nalatenschap wordt toebedeeld aan de langstlevende partner, tegen inbreng van de waarde hiervan in contanten. De langstlevende partner blijft de erfdelen van de kinderen in contanten aan hun schuldig. Deze vordering van de kinderen is eerst opeisbaar bij overlijden van de langstlevende. De langstlevende partner hoeft geen zekerheid te stellen. De kinderen erven derhalve een vordering in contanten op partner erflater, ter grootte van hun erfdeel, en krijgen dit pas na overlijden van de langstlevende. Over de deze vordering moet de langstlevende een rente aan de kinderen betalen. De rente is daarbij wettelijk vastgesteld op de wettelijke rente minus 6. Ook kunnen de erfgenamen onderling, binnen 8 maanden na overlijden, een ander percentage afspreken. De rente wordt jaarlijks bij de hoofdsom bijgeschreven en de hoofdsom + rente zijn opeisbaar bij overlijden langstlevende. Bij een testament kan een erflater ook bepalen of de wettelijke verdeling wel of niet van toepassing is. Ook kan in een testament met toepassing van de wettelijke verdeling een ander rentepercentage worden opgenomen, die de langstlevende over de erfdelen kinderen moet betalen Voorbeeld De nalatenschap bestaat uit banktegoeden huis en auto, totaal 75.000. Echtgenote en 2 kinderen erfgenaam, ieder voor 1/3 deel is 25.000 De langstlevende echtgenote verkrijgt van rechtswege de auto, huis en banktegoeden en moet een bedrag van 50.000 schuldig blijven aan de kinderen. (aan ieder kind 25.000). Wordt er geen rente afgesproken, dan moet moeder in het eerste jaar, indien de wettelijke rente 7% is, een rente over de erfdelen bijschrijven van 1%. Is de wettelijke rente in het 2 e jaar 4%, dan wordt er geen rente betaald (4 -/- 6 = 0). Is er tussen de erfgenamen een rente afgesproken (of erflater in een testament opgenomen), bv 6% enkelvoudig, dan wordt er jaarlijks 6% rente over de hoofdsom bijgeschreven. De rente en hoofdsom zijn in alle gevallen pas opeisbaar bij overlijden van de langstlevende partner. Successiewet 1956 Herziening 2010 blz 7

Wanneer de wettelijke verdeling van toepassing is, verkrijgen de kinderen een vordering in contanten op de langstlevende. Over de contante waarde van de vordering is Erfbelasting verschuldigd. In het Burgerlijk Wetboek is opgenomen, dat de langstlevende partner de Erfbelasting moet voorschieten en in mindering moet worden gebracht op de vordering erfdeel eerststervende. (artikel 4:13 BW) Erfbelasting is schuldig over de waarde van vermogensbestanddelen in het economische verkeer Omdat de kinderen hun erfdeel pas verkrijgen bij overlijden langstlevende, is de waarde in het economische verkeer minder waard. In de Successiewet is dan ook opgenomen, indien de wettelijke verdeling van toepassing is, en de erfdelen schuldig worden gebleven tegen de rente als vermeld in artikel 4:13 BW, dat de contante waarde van de vordering voor berekening van de Erfbelasting, geacht wordt renteloos te zijn. (er moet dan een jaarlijkse rente worden bijschreven van de wettelijke rente -/- 6) (zie artikel 21, lid 14 Sw) De langstlevende partner verkrijgt dan het fictieve vruchtgebruik van de vordering, dat is het verschil tussen de nominale waarde vordering en contante waarde vordering kinderen. Wanneer ertussen de erfgenamen geen ander rentepercentage wordt afgesproken, dan worden de erfdelen van de kinderen afgewaardeerd met behulp van de tabel in artikel 5 Uitvoeringsbesluit Successiewet 1956. Artikel 5 Uitvoeringsbesluit successiewet wiens leven uitkering vermenigvuldigen afhankelijk is met jonger dan 20 jaar 16 20 jaar of ouder 15 30 jaar of ouder 14 40 jaar of ouder 13 50 jaar of ouder 12 55 jaar of ouder 11 60 jaar of ouder 10 65 jaar of ouder 8 70 jaar of ouder 7 75 jaar of ouder 5 80 jaar of ouder 4 85 jaar of ouder 3 90 jaar of ouder 2 Voor berekening contante waarde erfdelen kinderen moet gekeken worden naar de leeftijd langstlevende partner. De factor onder vermenigvuldigen met moet vermenigvuldigd worden met 6. Deze uitkomst leeftijdsfactor is dan de waarde van het fictieve vruchtgebruik van de vordering, die de langstlevende verkrijgt. De contante waarde vordering kinderen is dan 100 uitkomst leeftijdsfactor. Successiewet 1956 Herziening 2010 blz 8

voorbeeld Vader komt te overlijden, het saldo van de nalatenschap is 150.000. Langstlevende moeder is op moment van overlijden vader 65 jaar. Er is geen testament en de erfgenamen zijn de langstlevende echtgenote en 2 kinderen ieder voor 1/3 of 50.000 Omdat er geen testament is, is de wettelijke verdeling van toepassing. Alle vermogensbestanddelen worden toegedeeld aan de langstlevende, onder de last de erfdelen van de kinderen in contanten schuldig te blijven. De kinderen verkrijgen een vordering op de langstlevende van 50.000 in contanten. Er wordt geen ander rentepercentage afgesproken. Volgens tabel artikel 5 Uitvoeringsbesluit Successiewet is de leeftijdsfactor van de langstlevende van 65 jaar, factor 8. De waarde van het fictieve vruchtgebruik is dan ook 8 x 6 = 48% De contante waarde erfdelen kinderen is dan ook 100 48 = 52% Voor berekening van de Erfbelasting wordt de vordering erfdeel vader gesteld op de contante waarde op 50.000 x 52% is 26.000. Over deze 26.000 is Erfbelasting verschuldigd. Deze belasting moet door de langstlevende worden voorgeschoten en in mindering worden gebracht op de vordering van de kinderen. De kinderen zijn derhalve Erfbelasting verschuldigd over 26.000, schuldig 700. (vrijstelling 19.000) De langstlevende partner is Erfbelasting verschuldigd over: haar eigen 1/3 erfdeel 50.000 verschil contante waarde erfdelen kinderen. (fictieve vruchtgebruik), = 48% van 100.000 = 48.000 totale belaste verkrijging 98.000, schuldig 0 (vrijstelling 600.000) Wanneer de wettelijke verdeling van toepassing is, moeten de erfdelen in contanten schuldig worden gebleven tegen een rente, zijnde de wettelijke rente -/- 6. De erfgenamen kunnen onderling, binnen 8 maanden na overlijden, een ander percentage afspreken, die de langstlevende over de schuldig te blijven erfdelen moet betalen. Ook kan in een testament worden opgenomen, dat de wettelijke verdeling van toepassing is, eventueel met een ander rentepercentage. Zijn de erfgenamen een ander rentepercentage overeengekomen of dit is in een testament bepaald, dan is ook Erfbelasting verschuldigd over de contante waarde erfdelen van de kinderen. Echter deze contante waarde moet dan worden berekend met behulp van de rekenmethode die is opgenomen in het arrest van de HOGE RAAD, 11 juli 1989 (Rolno. 25 735). Deze berekening van de contante waarde wordt gemaakt met behulp van de rentetafels en een langstleventabel GBV/GBM. Het verschil tussen de nominale vordering en de contante waarde wordt ook als fictief vruchtgebruik bij de langstlevende geteld. Deze contante waardeberekening is echter niet handmatig te bereken. Op internet zijn rekenprogramma s te vinden, waarmee u deze contante waarde kunt berekenen. (o.a. op www.breemans.net) Successiewet 1956 Herziening 2010 blz 9

Om toch zelf deze contante waarde te berekenen kunt u eerst de betreffende arrest van de Hoge Raad van 11 juli 1989, rolnr 25 735 doorlezen. (te vinden op www.rechtspraak.nl) In het kort gezegd is deze berekening contante waarde erfdelen kinderen conform HR 11 juli 1998 als volgt: Op basis van de leeftijdsverwachting van de langstlevende ouder (tabel GBV/GBM) en het nader tussen de erfgenamen overeengekomen of in een testament bepaalde rentepercentage enkelvoudige interest wordt nagegaan met welk percentage samengestelde interest dit overeenkomt. Omzetten enkelvoudige interest in samengestelde interest moet met de formule: X=((1 + (enkelvoudige rente x looptijd)) ^ (1 / looptijd)) - 1) x 10000 afronding Y = INT(X + 0,5) / 100 Vervolgens wordt de waarde van het vruchtgebruik van de vordering op de langstlevende ouder bepaald door het interestpercentage van artikel 10 Uitvoeringsbesluit successiewet, is 6%,(cijfers 2010) te verminderen met het gevonden percentage samengestelde interest en het verschil te vermenigvuldigen met de leeftijdsfactor. De contante waarde van de vordering van de kinderen is dan gelijk aan het nominale bedrag verminderd met de waarde van het vruchtgebruik. Als het percentage samengestelde interest gelijk is aan of meer is dan het percentage genoemd in artikel 10 Uitvoeringsbesluit successiewet, is 6%, dan is de waarde van het vruchtgebruik uiteraard nihil en is de vordering volwaardig. Voorbeeld - leeftijd langstlevende ouder (vrouw): 53 jaar; - vordering kind: 150.000; - nader overeengekomen rentepercentage: 8,5; - leeftijdsfactor tabel art. 5 Uitvoeringsbesluit successiewet: 12. Uitwerking: Volgens tabel GBV/GBM is de leeftijdsverwachting nog 29,877 jaar. Volgens formule enkelvoudige interest in samengestelde interest is 8,5% enkelvoudige interest bij een looptijd van 29,877 jaar gelijk aan 4,32% samengestelde interest. De waarde van het vruchtgebruik is: 12 x (6,0-4,32) x 1% = 20,16% van 150.000 is 30.240. De contante waarde van de vordering van het kind is dus: 150.000-30.240 = 119.760. De tabellen GBV/GBM zijn te vinden op www.cbs.nl. (deze tabellen zijn te groot om in dit boekwerk op te nemen) Hierbij merk ik op dat volgens de successiewet de aanslag door de verkrijger moet worden betaald. Indien er problemen zijn tussen de langstlevende en de kinderen en de langstlevende wil de aanslag niet betalen, moeten de kinderen toch zelf de aanslag betalen. (anders wordt er beslag gelegd bij de kinderen, de aanslag staat immers op naam kinderen). Wanneer de kinderen de aanslag hebben betaald, moeten deze dit terug zien te krijgen van de langstlevende, eventueel via een gerechtelijke procedure. Het Burgerlijk Wetboek schrijft immers voor dat bij een wettelijke verdeling de Erfbelasting door de langstlevende moet worden voorgeschoten. Is de wettelijke verdeling niet van toepassing, dan moet uit testament blijken, of de erfbelasting door de langstlevende moet worden voorgeschoten of niet. Successiewet 1956 Herziening 2010 blz 10

De langstlevende partner heeft een keuze om afstand te doen van de wettelijke verdeling. Deze keuze moet binnen 3 maanden na overlijden door de langstlevende worden gedaan en notarieel worden vastgelegd. Wanneer de langstlevende partner afstand heeft gedaan van de wettelijke verdeling, dan verkrijgen alle erfgenamen hun erfdeel voor 100%. Ook kunnen de kinderen hun erfdeel opeisen en de langstlevende moet dan deze erfdelen aan de kinderen uit betalen. Na afstand van de wettelijke verdeling verkrijgen de kinderen hun erfdelen voor de volle nominale waarde. Over de volle waarde is dan Erfbelasting verschuldigd. voorbeeld Vader is in het jaar 2010 overleden. Het saldo van de nalatenschap is 150.000 en hij laat na zijn echtgenote en 2 kinderen. Er is geen testament en de langstlevende partner doet binnen 3 maanden na overlijden afstand van de wettelijke verdeling. De erfgenamen zijn de partner en 2 kinderen ieder voor 1/3 deel of 50.000 Over deze 50.000 zijn de kinderen Erfbelasting verschuldigd. (partner heeft een vrijstelling van 600.000) Successiewet 1956 Herziening 2010 blz 11

Ouderlijke boedelverdeling Voor de wijzigingen van het Burgerlijk Wetboek van 1 januari 2003, werden er testamenten gemaakt met een zogenaamde ouderlijke boedelverdeling. Een ouderlijke boedelverdeling is gelijk aan de wettelijke verdeling. Aan de langstlevende partner werden alle vermogensbestanddelen toegedeeld, onder de last de erfdelen van de kinderen in contanten schuldig te blijven, opeisbaar bij overlijden langstlevende. Wanneer er sprake is van een ouderlijke boedelverdeling, is ook Erfbelasting schuldig over de contante waarde erfdelen kinderen en worden op dezelfde manier berekend als omschreven in het hoofdstuk wettelijke verdeling. Wanneer volgens de ouderlijke boedelverdeling de erfdelen van de kinderen renteloos schuldig moet worden gebleven, dan wordt de contante waarde berekend met behulp van de tabel Uitvoeringsbesluit successiewet. Staat er in de ouderlijke boedelverdeling dat de erfdelen schuldig moeten worden gebleven tegen een bepaalde rentepercentage, dan moet de contante waarde worden berekend met de rekenmethode die is opgenomen in het arrest van de HOGE RAAD, 11 juli 1989 (Rolno. 25 735). Successiewet 1956 Herziening 2010 blz 12

Uitbetalen erfdelen kinderen Ook kan de langstlevende partner besluiten de erfdelen tijdens haar leven uit betalen aan de kinderen. De kinderen kunnen de langstlevende echter niet dwingen de erfdelen uit te laten betalen. Wanneer wordt besloten om de erfdelen tijdens leven uit te betalen, kunnen daar Schenkbelasting aspecten aan zitten. (Informeer daarom altijd hiervoor bij de Belastingtelefoon 0800 0543) Bij uitkering schuldig gebleven erfdelen tijdens leven van de langstlevende, zal Schenkbelasting verschuldigd zijn over het verschil tussen de contante waarde van de vordering ten tijde van de uitkering en het uitgekeerde bedrag. Voorbeeld Vader is overleden in het jaar 2004. Saldo nalatenschap was 100.000, erfgenamen een echtgenote en één kind, ieder voor de helft. Er is geen testament. De langstlevende echtgenote, oud 60 jaar, heeft geen afstand gedaan van de wettelijke verdeling. Omdat de wettelijke verdeling van toepassing is, verkrijgt het kind een vordering op de langstlevende ter grootte van zijn erfdeel, of 50.000. Deze vordering is opeisbaar bij overlijden langstlevende. Bij overlijden vader was successierecht verschuldigd over de contante waarde van de vordering. Deze is immers pas opeisbaar bij overlijden langstlevende. Hierbij wordt verondersteld dat de rente gedurende de looptijd 0% zal bedragen. De contante waarde was in het jaar 2004, toen de langstlevende nog 60 jaar was, totaal 40%, of 20.000. (Over deze 20.000 heeft het kind dan ook successierecht betaald in 2004) In het jaar 2010 is de langstlevende voornemens het kindserfdeel aan het kind uit te keren. De langstlevende is in het jaar 2010, 66 jaar oud. De contante waarde van de vordering van vaders erfdeel is dan in het jaar 2010, gezien de leeftijd van de langstlevende echtgenote 52%. Indien de langstlevende de contante waarde van het erfdeel, waarde 52% van 50.000 is totaal 26.000, gaat uitkeren aan het kind, is er geen sprake van een schenking. Wordt echter het nominale bedrag van 50.000 aan het kind gegeven, dan is er sprake van een schenking van 50.000 -/- 26.000 is 24.000. Over 24.000 is dan Schenkbelasting verschuldigd. Successiewet 1956 Herziening 2010 blz 13

Tarief (artikel 24 Successiewet) Het tarief is per 1 januari 2010 voor de Erfbelasting sterk vereenvoudigd. Tot 31 december 2009 bestond het tarief uit 3 tabellen en 7 schijven. Per 1 januari 2010 is het tarief voor de Erfbelasting en Schenkbelasting: gedeelte van de belaste verkrijging tarief 1 partner en kinderen tarief 2 andere verkrijgers 0 >> 118.000 10% 30% 118.000 >>> 20% 40% afstammelingen 2 e en verdere graad tariefgroep 1 + 80% Let op: kleinkinderen, achterkleinkinderen en verder worden belast naar tariefgroep 1 + 80%. Uit deze tabel blijkt dus een sterke vereenvoudiging van het tarief. Door de indexering zal er in de komende jaren echter geen sprake meer zijn van afgeronde bedragen. Voor tarieven andere jaren zie www.belastingdienst.nl. Hoe moet de Erfbelasting met behulp van dit tarief berekend worden? Voorbeeld 1 Voorbeeld 2 Voorbeeld 3 verkrijging uit een nalatenschap door een kind totaal 80.000 Vrijstelling kind is 19.000 Verschuldigd is 61.000 à 10% = 6.100 (verkrijging is lager dan 118.000) verkrijging uit een nalatenschap door een kind totaal 170.000 Vrijstelling kind is 19.000 schuldig over 151.000 Tarief 118.000 à 10% = 11.800 33.000 à 20% = 6.600 Totaal schuldig 18.400 verkrijging uit een nalatenschap door een KLEINKIND totaal 139.000 Vrijstelling kleinkind is 19.000 Schuldig over 120.000 Tarief 118.000 à 10% = 11.800 2.000 à 20% = 400 12.200 Kleinkinderen + 80% is 9.760 Totaal schuldig 21.960 Successiewet 1956 Herziening 2010 blz 14

Vrijstellingen Erfbelasting (art 32 Successiewet) De vrijstellingen voor de Erfbelasting zijn: Vrijstellingen 2010 Verkrijging door: partners 600.000 (artikel 32, lid 1 4 a SW) kinderen 19.000 (artikel 32, lid 1 4 c SW) invalide kinderen 57.000 (artikel 32, lid 1 4 b SW) kleinkinderen 19.000 (artikel 32, lid 1 4 d SW) ouders 45.000 (artikel 32, lid 1 4 e SW) overige verkrijgers 2.000 (artikel 32, lid 1 4 f SW) Verder zijn er nog algehele vrijstellingen voor de Erfbelasting door: ANBI, Algemeen Nut Beogende Instellingen. SBBI, Sociaal Belang Behartigende Instellingen. De Staat, provincie en gemeenten. Successiewet 1956 Herziening 2010 blz 15

Heffingsrente Heffingsrente wordt alleen in rekening gebracht bij de ERFBELASTING. Bij Schenkbelasting wordt geen heffingsrente in rekening gebracht Het buiten aanmerking laten van Erfbelastingschulden als schuld in box 3 wordt als onrechtvaardig ervaren. Ook de Tweede Kamer leek te hechten aan een maatregel voor Erfbelastingschulden en Erfbelastingvorderingen. Als dekking van de budgettaire derving van deze maatregel is bij de herziening van de Successiewet dan ook voorgesteld om met betrekking tot de verschuldigde Erfbelasting heffingsrente te gaan berekenen. Hiermee blijft een prikkel aanwezig voor het tijdig doen van de aangifte Erfbelasting. Rekening houdend met de aard van de heffing en de tijd die erfgenamen gegeven wordt om aangifte Erfbelasting te doen wil men voor het in rekening brengen van heffingsrente aansluiten bij de aangiftetermijn van acht maanden na overlijden. De heffingsrente wordt individueel (per verkrijger) vastgesteld! Ingevolge het heffingsrente arrest van 25 september 2009 wordt de te betalen heffingsrente beperkt tot 90 dagen ná binnenkomst (aanvullende) aangifte. Deze 90 dagen gaan in op de dag ná indiening aangifte of een aanvulling op aangifte. (datum binnenkomst aangifte c.q. datum aanvulling telt niet mee) Bij een correctie door de inspecteur geldt de beperking van de heffingsrente niet. Let op, de heffingsrente periode 90 dagen, (3 maanden) betreft de heffingsrente die wordt berekend over de verkrijging die is ontstaan uit het aangegeven saldo nalatenschap. De peildatum die begint met de berekening te betalen heffingsrente is 8 maanden na datum overlijden. Voorbeelden. voorbeeld 1, overleden op 1 februari. Datum indienen aangifte = 1 juni (4 maanden na overlijden). De peildatum voor berekening heffingsrente is 8 maanden na overlijden, of 1 oktober. Binnen 3 maanden na indienen aangifte zal er een voorlopige aanslag worden opgelegd. Omdat de aangifte binnen de periode van 8 maanden is ingediend en de voorlopige aanslag ook binnen deze 8 maandstermijn moet worden opgelegd, zal er geen heffingsrente in rekening worden gebracht. (indiening aangifte is 1 juni, + 3 maanden is 1 september, dit blijft binnen 8 maandstermijn). Het is ook mogelijk dat direct een definitieve aanslag wordt opgelegd. Successiewet 1956 Herziening 2010 blz 16

Voorbeeld 2, overleden op 1 februari. Datum indienen aangifte = 1 september (7 maanden na overlijden). De peildatum voor berekening heffingsrente is 8 maanden na overlijden, of 1 oktober. Binnen 3 maanden na indienen aangifte zal er een voorlopige aanslag worden opgelegd. Omdat de aangifte binnen de periode van 8 maanden is ingediend maar de voorlopige aanslag na deze 8 maandstermijn moet worden opgelegd, zal er heffingsrente in rekening worden gebracht. (indiening aangifte is 1 september + 3 maanden is 1 december, 2 maanden buiten 8 maandstermijn). Er zal dan een voorlopige aanslag worden opgelegd met heffingsrente over 2 maanden. Het is ook mogelijk dat direct een definitieve aanslag wordt opgelegd. Voorbeeld 3, overleden op 1 februari. Datum indienen aangifte = 1 november (9 maanden na overlijden). De peildatum voor berekening heffingsrente is 8 maanden na overlijden, of 1 oktober. Binnen 3 maanden na indienen aangifte zal er een voorlopige aanslag worden opgelegd. Omdat de aangifte buiten de periode van 8 maanden is ingediend en de voorlopige aanslag na deze 8 maandstermijn zal worden opgelegd, zal er heffingsrente in rekening worden gebracht. (indiening aangifte is 1 november + 3 maanden is 1 februari, 4 maanden buiten 8 maandstermijn). Er zal dan een voorlopige aanslag worden opgelegd met heffingsrente over 4 maanden. Het is ook mogelijk dat direct een definitieve aanslag wordt opgelegd. Om te voorkomen dat er teveel heffingsrente in rekening gebracht zal worden, is het aan te raden om binnen de 8 maandsperiode een voorlopige aanslag aan te vragen. Deze kunt u aanvragen via www.belastingdienst.nl (onderdeel downloaden en bestellen ) U daar een aangifte Aanvraag voorlopige aanslag of uitstel aangifte Erfbelasting downloaden en invullen. Wanneer er binnen de 8 maandstermijn een voorlopige aanslag is opgelegd, gelijk aan het aangegeven saldo nalatenschap, zal er geen heffingsrente in rekening worden gebracht bij het opleggen van de definitieve aanslag. Wanneer bij de definitieve aanslag de aangifte is gecorrigeerd, zal over het gedeelte van de aanslag die gelijk is aan het gecorrigeerde deel, heffingsrente is rekening worden gebracht over de gehele periode. (van peildatum, 8 maandstermijn, tot datum aanslag). Successiewet 1956 Herziening 2010 blz 17

Partner (Artikel 1a Successiewet) Zoals uit het overzicht van de vrijstellingen blijkt, hebben partners een zeer hoge vrijstelling. Voor het jaar 2010 bedraagt de vrijstelling 600.000. Indien door een partner n.a.v. het overlijden een pensioen wordt verkregen, dan wordt de contante waarde van dit pensioen in mindering gebracht op de partnervrijstelling. Een partner behoudt echter wel een minimale vrijstelling van 155.000. (cijfers 2010). (wettelijke pensioenen zoals AOW enz zijn uitgezonderd). Voorbeeld Een partner verkrijgt naar aanleiding van het overlijden een ABP pensioen van 20.000 per jaar. De leeftijd van de partner is 60 jaar. Volgens de leeftijdstabel uitvoeringsbesluit Erf en Schenkbelasting heeft een partner van 60 jaar een factor 10. Berekening vrijstelling partner De waarde van het pensioen is dan 20.000 x factor 10 is 200.000, ½ is 100.000. af belastinglatentie 30% 30.000 totaal vermindering 70.000 basisvrijstelling 600.000 totaal vrijstelling blijft 530.000 Na aftrek van de pensioenen kan de basisvrijstelling nooit minder worden dan 155.000. (cijfers 2010). (ook de 30% aftrek belastinglatentie is aan een minimum onderhevig. Er mag niet meer latente belastingschuld in mindering worden gebracht dan het verschil tussen de vrijstelling en minimale vrijstelling x 30%. Dus in bovenstaand voorbeeld mag de aftrek van 30% belastinglatentie nooit hoger zijn dan totaal 133.500). Successiewet 1956 Herziening 2010 blz 18

Wie worden aangemerkt als partner en krijgen de hoge vrijstelling? (vrijstelling 600.000; cijfers 2010) 1. Gehuwden. 2. Geregistreerde partners. 3. Ongehuwde samenwoners met notarieel samenlevingscontract. 4. Ongehuwde samenwoners zonder contract. 5. Tussen ouder en kind met een mantelzorgcompliment. Successiewet 1956 Herziening 2010 blz 19

Gehuwden, Geregistreerde partners Gehuwden en geregistreerde partners worden gelijk behandeld. Deze partners hebben een vrijstelling van 600.000 en zijn belast naar tariefgroep 1. (cijfers 2010) Wanneer een partner is gehuwd of als partner is geregistreerd, dan is de echtgenoot of geregistreerde partner altijd de partner (artikel 1a, lid 2 SW). Er kan namelijk maar sprake zijn van één partner. Echter alleen indien de gehuwden van tafel en bed zijn gescheiden, dan worden deze als ongehuwd aangemerkt. (De echtgenoten die na een uitspraak van de Rechtbank van tafel en bed zijn gescheiden). Voorbeeld Man is gehuwd met vrouw V. De man gaat apart met zijn vriendin wonen, en maakt een testament. Er komt geen echtscheiding. In dat testament onterft de man Vrouw V en benoemd zijn vriendin tot zijn enige erfgenaam. Omdat de man bij zijn overlijden nog gehuwd was, kan de vriendin nooit een beroep doen op de partnervrijstelling van 600.000 (cijfers 2010). De man was nog gehuwd, de wettelijke echtgenoot is dan altijd de partner. Zou er sprake zijn van een scheiding van tafel en bed, dan zou de vriendin van de man de partner zijn en recht hebben op de vrijstelling van 600.000. Successiewet 1956 Herziening 2010 blz 20

Ongehuwde partners Er zijn drie soorten ongehuwde partners: a. De ongehuwde samenwoners met een notariële akte (artikel 1a, lid 4 SW) Deze samenwoners zijn partner indien aan onderstaande voorwaarden is voldoen: 1. op hetzelfde adres ingeschreven staan bij de basisadministratie van de gemeente. (Voor de Erfbelasting minimaal 6 maanden zijn ingeschreven en voor de Schenkbelasting minimaal 2 jaar); 2. een notarieel samenlevingscontract hebben laten opmaken, waarin een verzorgingsclausule is opgenomen; 3. deze notariële akte moet ouder zijn dan 6 maanden; 4. beide partners moeten meerderjarig zijn; 5. zij mogen geen bloedverwant in de rechte lijn zijn; 6. niet met een ander persoon aan één de bovengenoemde punten voldoen. b. ongehuwde partners die langer dan 5 jaar samenwonen (artikel 1a, lid 6 SW) Deze samenwoners zijn partner indien aan onderstaande voorwaarden is voldoen: 1 meer dan 5 kalenderjaren op hetzelfde adres ingeschreven staan bij de basisadministratie van de gemeente; 2 beide partners moeten meerderjarig zijn; 3 geen bloedverwant in de rechte lijn zijn; 4 niet met een ander persoon aan één de bovengenoemde punten voldoen. c. een partner met een mantelzorgcompliment (artikel 1a, lid 7 SW) Deze samenwoners zijn partner indien aan onderstaande voorwaarden is voldoen: 1. alleen mogelijk tussen één ouder en één meerderjarig kind; 2. zij hebben een notarieel samenlevingscontract laten opmaken, waarin een verzorgingsclausule is opgenomen en ouder en kind zijn meer dan 6 maanden ingeschreven op hetzelfde adres bij de basisadministratie van de gemeente, of meer dan 5 kalenderjaren op hetzelfde adres ingeschreven staan bij de basisadministratie van de gemeente; 3. In het kalenderjaar vòòr het overlijden moet een kind een mantelzorgcomplement hebben ontvangen en hiervoor een vergoeding hebben genoten, (als bedoeld in art 19a Wet maatschappelijke ondersteuning); 4. beide partners moeten meerderjarig zijn; 5. beide partners mogen niet gehuwd zijn. Alle partners zoals genoemd hebben recht op de hoge vrijstelling ( 600.000 cijfers 2010) en zijn belast naar tariefgroep 1. (tarief 10% - 20%). Wanneer het samenwonen buiten de wil van partners wordt verbroken, blijft de status partner en de partnervrijstelling van toepassing. Dat is b.v. het geval bij een opname in een verpleegtehuis. Successiewet 1956 Herziening 2010 blz 21

Let op: Om als ongehuwde partner, zonder notariële akte, aangemerkt te moeten beide partners minimaal vijf kalenderjaren ingeschreven staan in de basisadministratie van de gemeente. Voorbeeld Lies en Adri gaan op 6 juni 2010 samenwonen. Er wordt geen notariële akte opgemaakt. Om voor de successiewet aangemerkt te worden als een partner moet 5 kalenderjaar zijn samengewoond. Een kalenderjaar gaat op 1 januari in. Om aan het 5 jaars kalenderjaartermijn te voldoen moet tot en met 31 december 2016 samen gewoond zijn (5 kalenderjaar dus van 1-1- 2011 tot 31-12-2016). De periode van 6 juni 2010 tot 31 december 2010 telt dus niet mee. Successiewet 1956 Herziening 2010 blz 22

Kinderen (artikel 4:10 BW) Wie worden als kinderen aangemerkt? a. kinderen van een vrouw zijn: 1. kinderen geboren uit de vrouw. 2. door de vrouw geadopteerde kinderen. b. Kinderen van de man zijn: 1. kinderen geboren uit het huwelijk van de man. 2. kinderen door de man erkend. 3. door de man geadopteerde kinderen. 4. kinderen waarvan het vaderschap gerechtelijk is vastgesteld. Verder worden voor de berekening van de Erfbelasting ook als kinderen aangemerkt: (artikel 19, lid 1, a SW) a. stiefkinderen Dit zijn kinderen uit een eerder huwelijk van de echtgeno(o)t(e). b. kinderen van een van de ongehuwde partners. (voor zover er sprake is van een partnerschap, zie partner). c. pleegkinderen Dat zijn kinderen die voor hun 21 jaar minimaal 5 jaar door erflater zijn opgevoed of onderhouden. d. schoondochter, schoonzoon Wanneer het huwelijk van een kind door echtscheiding is ontbonden, dan kan de schoondochter of schoonzoon niet meer als kind worden aangemerkt. Indien het huwelijk van het kind door dood is ontbonden, dan blijft de schoondochter of schoonzoon wel als kind aangemerkt. Kinderen hebben een vrijstelling van 19.000 (cijfers 2010) en zijn belast naar tariefgroep 1 d. Invalide kinderen Invalide kinderen zijn kinderen die voor minimaal 50% zijn onderhouden en opgevoed door erflater. De invalide kinderen hebben een vrijstelling van 57.000 (cijfers 2010) en zijn belast naar tariefgroep 1. Successiewet 1956 Herziening 2010 blz 23

Kleinkinderen Kleinkinderen hebben een vrijstelling van 19.000 en zijn belast naar tariefgroep 1 + 80%. Opmerking: Achterkleinkinderen en verder hebben een vrijstelling van 2.000 en zijn belast naar tariefgroep 1 + 80%. Successiewet 1956 Herziening 2010 blz 24

Ouders De ouders van een erflater hebben een vrijstelling van 45.000 en zijn belast naar tariefgroep 2. Wanneer ouders gehuwd zijn, wordt hun verkrijging bij elkaar geteld en hebben ze één vrijstelling van 45.000. Zijn de ouders gescheiden, dan hebben zij beiden een vrijstelling van 45.000. voorbeeld: Erflater, kind, heeft in zijn testament aan zijn vader een bedrag van 50.000 en aan zijn moeder een bedrag van 30.000 gelegateerd. De ouders zijn gehuwd. De totale verkrijging door de ouders is 80.000, de vrijstelling is 45.000. Erfbelasting is dan schuldig verkrijging door vader 50.000 verkrijging door moeder 30.000 totaal beide ouders 80.000 vrijstelling 45.000 schuldig over 35.000 à 30% = 10.500 Zouden de ouders zijn gescheiden, dan is de verkrijging van vader 50.00 en de verkrijging van moeder 30.000. Erfbelasting is dan schuldig verkrijging moeder verkrijging 30.000 vrijstelling 45.000 schuldig over 0 à 30% = 0 verkrijging vader verkrijging 50.000 vrijstelling 45.000 schuldig over 5.000 à 30% = 1.500 Successiewet 1956 Herziening 2010 blz 25

overige verkrijgers Overige verkrijgers, dat zijn alle niet voornoemde andere verkrijgers. Deze hebben een vrijstelling van 2.000 en worden belast naar tariefgroep 2. Overige verkrijgers zijn o.a. broers, zusters, neven, nichten, ooms, tante, niet verwanten enz. Successiewet 1956 Herziening 2010 blz 26

ANBI, Algemeen Nut Beogende Instellingen Een ANBI is een algemeen nut beogende instelling, bijvoorbeeld het Rode Kruis, Unicef enz. Deze instellingen worden als een ANBI aangemerkt indien zij 90% besteden aan goede doelen. Een rechtspersoon kan worden aangemerkt als een ANBI door een beschikking die door de Belastingdienst wordt afgegeven. Dit wordt rangschikken genoemd. Een rechtspersoon zal worden gerangschikt per datum binnenkomst aanvraag van de rangschikking. Of een ANBI is gerangschikt, kan worden gecontroleerd op www.belastingdienst.nl. ( programma ANBI zoeken ). Op deze lijst die te vinden is op www.belastingdienst.nl staat of een instelling is gerangschikt en per wanneer. Ook wordt hierop weergegeven wanneer de rangschikking is ingetrokken. Wanneer er een schenking wordt gedaan aan een ANBI, die op de lijst als gerangschikt als ANBI staat vermeld, dan is de schenking niet belast voor de Erf- of Schenkbelasting. Wordt de schenking gedaan en de rechtspersoon komt niet op deze lijst voor, dan is de verkrijging belast. Ook al wordt de rechtspersoon na datum schenking wel als ANBI op de lijst aangemerkt. De bepaling of er Erf- of Schenkbelasting schuldig is, is de datum van de schenking, op dat moment moet de rechtspersoon gerangschikt zijn als een ANBI. Ook wanneer de rangschikking is ingetrokken en er wordt een schenking of legaat verkregen door de rechtspersoon, dan zal de verkrijging belast zijn. Wanneer een op deze lijst voorkomende instelling een verkrijging krachtens erfrecht of schenking verkrijgt, is deze verkrijging geheel vrijgesteld. (vrijstelling 100%) Voor de inkomstenbelasting bestaat er een aftrekpost inzake schenkingen aan een ANBI. Successiewet 1956 Herziening 2010 blz 27

SBBI, Sociaal Belang Behartigende Instelling Een SBBI is een zusje van de ANBI, en wordt ook voor 100% vrijgesteld voor de Erf- en Schenkbelasting. Een SBBI is een vereniging of stichting die zich richt op een beperkt sociaal belang en niet op een algemeen sociaal belang. Dat zijn bijvoorbeeld de lokale voetbalvereniging, de toneelclub, het buurthuis of de zwemclub enz. Een formeel verschil tussen de ANBI en SBBI is dat een ANBI gerangschikt moet zijn en een SBBI niet. Dat wil niet zeggen dat een vereniging of stichting direct als een SBBI aangemerkt kan worden als aan de voorwaarden wordt voldaan. Bij iedere verkrijging door een SBBI zal de Belastingdienst beoordelen of de verkrijger kan worden aangemerkt als een SBBI. Dat kan ook gebeuren middels een vooroverleg bij de betreffende inspecteur van de Belastingdienst. Wordt de vereniging of stichting aangemerkt als een SBBI, dan is de verkrijging vrijgesteld van Erf- of Schenkbelasting. Schenkingen aan een SBBI vormen geen aftrekpost voor de inkomstenbelasting. (met uitzondering van bepaalde bij notariële akte opgemaakte 5 jaarlijkse periodieke uitkering). Successiewet 1956 Herziening 2010 blz 28

Gezamenlijke verkrijging (bij de Erfbelasting en de Schenkbelasting) In de successiewet is een bepaling opgenomen, die het doel heeft het splitsen van makingen, -van belang voor de progressie en de vrijstelling-, te voorkomen. Met elkaar gehuwde personen, of twee personen die als een partner zijn aangemerkt, worden voor de berekening van de Erfbelasting en Schenkbelasting als één persoon aangemerkt. Verkrijging uit een nalatenschap, of een verkrijging krachtens schenking, door twee met elkaar gehuwde personen worden mitsdien bij elkaar geteld en wordt als één verkrijging gezien. Ook schenkingen die worden gedaan, aan kind en aan aanstaande schoondochter/schoonzoon, binnen 1 jaar vóór het huwelijk van de begiftigde, worden als één schenking aangemerkt. Het is dus niet mogelijk om apart legaat of aparte schenking aan een schoondochter en aan een eigen kind te geven, om op die manier de Erf- of Schenkbelasting te drukken, door twee keer de kindvrijstelling te benutten of twee keer het lage tarief te gebruiken. Voorbeeld 1 (cijfers 2010) Testament: Legaat aan schoondochter van 10.000 Kind is erfgenaam voor 20.000 Voor de berekening van de Erfbelasting worden verkrijgingen van gehuwden bij elkaar geteld en als één verkrijging gezien. De Erfbelasting is schuldig over: Verkrijging door kind 20.000 verkrijging door schoondochter 10.000 Totaal voor berekening Erfbelasting 30.000 vrijstelling 19.000 schuldig 11.000 à 10% = 1.100 Het kind krijgt een aanslag Erfbelasting, groot 20.000 / 30.000 x 1.100 = 733. De schoondochter krijgt een aanslag van 10.000 / 30.000 x 1.100 = 367. Voorbeeld 2 (cijfers 2010). Schenking aan kind van 65.000, schenking aan schoondochter 65.000. Voor de berekening van het schenkingsrecht worden deze twee bedragen ook bij elkaar geteld. De Schenkbelasting wordt nu: Verkrijging kind 65.000 verkrijging schoondochter 65.000 Totaal voor berekening Erfbelasting 130.000 vrijstelling 5.000 schuldig 125.000 tarief 118.000 à 10% = 11.800 7.000 à 20% = 1.400 totaal schuldig Schenkbelasting 13.200 Het kind krijgt een aanslag Schenkbelasting, van 65.000 / 130.000 x 13.200 = 6.600. De schoondochter krijgt een aanslag Schenkbelasting van 65.000 / 130.000 x 13.200 = 6.600. Successiewet 1956 Herziening 2010 blz 29

30 dagen clausule Verder is er nog een bijzondere speciale 100% vrijstelling. Wanneer een erfgenaam binnen 30 dagen na de erflater zelf komt te overlijden, dan is de verkrijging door de binnen 30 dagen na de erflater overleden erfgenaam voor 100% vrijgesteld, voor zover deze verkrijging weer belast is met Erfbelasting. Dit wordt de 30 dagen clausule genoemd. Voorbeeld Vader A overlijdt op 1 februari. Zijn erfgenamen zijn 2 kinderen, B en C, ieder voor de helft en elk kind is erfgenaam voor 50.000. Kind B verkrijgt dus 50.000 uit de nalatenschap van zijn vader A. Zijn verkrijging is belast met Erfbelasting, schuldig 3.100. (vrijstelling 19.000, tariefgroep 1). Op 25 februari overlijdt kind B. Zijn overlijden is dus binnen 30 dagen na het overlijden van vader A, zodat de erfgenamen van kind B een beroep op de 30 dagen clausule kunnen doen. De erfgenamen van kind B, de echtgenote en een kind, ieder voor de helft. Wanneer de echtgenote en kind B in gemeenschap van goederen zijn gehuwd, valt de erfenis van vader A in de gemeenschap van goederen tussen kind B en zijn echtgenote. De helft van de huwelijksgoederengemeenschap is de nalatenschap van kind B. De helft van de verkregen erfenis van vader A valt dan ook in de nalatenschap van kind B. Hiervan verkrijgen echtgenote en kind ieder de helft. De erfenis van vader A is dan ook voor ¼ deel belast in de nalatenschap van kind B. Dus voor ¼ deel wordt kwijtschelding Erfbelasting verleend van de verkrijging door kind B in de nalatenschap van vader A. (kwijtschelding wordt nu 3100 à ¼ deel is 775). De echtgenote van kind B heeft een hoge vrijstelling omdat zij partner is 600.000 (cijfers 2010) en haar verkrijging zal niet belast zijn. Successiewet 1956 Herziening 2010 blz 30

Onroerende zaken Tot het jaar 2009 moesten onroerende zaken worden aangegeven tegen de waarde in het economische verkeer op de datum van het overlijden of de datum van de schenking. De waarde in het economische verkeer is de verkoopwaarde die na goed en onafhankelijk onderhandelen tot stand zou zijn gekomen. Om de waarde in het economische verkeer te weten te komen, was het noodzakelijk de onroerende zaak te laten taxeren door een erkende taxateur. Zelf was het ook mogelijk om een waarde in het economische verkeer te bepalen. Hiervoor stonden verschillende mogelijkheden open; bijvoorbeeld bij het kadaster nagaan of er in de beurt gelijksoortige onroerende zaken zijn verkocht. Omdat dit nogal problemen gaf is bij de herziening Successiewet een vereenvoudiging gemaakt. Per 1 januari 2010 moet de waarde van de onroerende zaken, alleen voor woningen, worden opgenomen voor de WOZ waarde. De WOZ-waarde moet worden genomen die de gemeente bij beschikking heeft vastgesteld in het jaar van overlijden. Bijvoorbeeld wanneer iemand in augustus 2010 is overleden, moet de WOZ-waarde genomen worden die de gemeente in 2010 bij beschikking heeft afgegeven. De meeste gemeenten geven een beschikking WOZ-waarde af in de maand maart/april. Deze WOZ beschikking heeft een peildatum van het jaar vòòr de datum van de WOZ beschikking. Dus een beschikking afgegeven door de gemeente in maart 2010 heeft een peildatum van 1 januari 2009. Deze laatste waarde moet dus worden aangegeven, ook al vindt het overlijden in 2010 plaats. Het is mogelijk dat per 1 januari 2009 tot datum overlijden in het jaar 2010 verbeteringen aan de onroerende zaak zijn aangebracht, bijvoorbeeld een extra verdieping of een aanbouw aan de onroerende zaak. In dat geval zal de WOZ-waarde moeten worden verhoogd met de waarde van de verbouwing. Is er in die periode iets afgebroken, dan zal de WOZ-waarde moeten worden verminderd. Indien u het niet eens bent met de WOZ-waarde, dan kan bij de Belastingdienst geen bezwaar worden aangetekend tegen de aangegeven WOZ-waarde. Hiervoor moet u bezwaar maken bij de gemeente die de WOZ beschikking heeft afgegeven. Bezwaar tegen een WOZ beschikking kan worden aangetekend binnen 6 weken na afgifte van de WOZ beschikking of na de verkrijging van de onroerende zaak als gevolg van het overlijden of de schenking. Deze laatste twee verkrijgingen worden door de Wet WOZ aangemerkt als een verkrijging, waar bezwaar tegen de vastgestelde woz-waarde kan worden gemaakt. (let wel op de 6 weken termijn, anders is het bezwaar niet-ontvankelijk en zal het bezwaar door de gemeente niet in behandeling worden genomen). Indien een erfgenaam of de begiftigde bezwaar tegen de WOZ-waarde heeft aangetekend en de gemeente de waarde opnieuw heeft vastgesteld, zal de Belastingdienst deze nieuwe WOZwaarde volgen, ook al is deze na het overlijden of de schenking vastgesteld. Deze moet dan wel de WOZ-waarde zijn conform de beschikking WOZ-waarde jaar van overlijden. Successiewet 1956 Herziening 2010 blz 31

Uit het vorenstaande blijkt dat wanneer er na de peildatum van het voorgaande jaar een waardestijging van de onroerende zaken heeft plaatsgevonden, dit in het voordeel is van de verkrijger. Echter wanneer er een waardedaling heeft plaatsgevonden, kan hij daar niets aan doen (dit is dan in het voordeel van de Staat). Het heeft daarom geen zin om tegen de eventuele waardedaling van de onroerende zaak tussen peildatum WOZ-waarde en overlijdensdatum bezwaar te maken bij de Belastingdienst. De wetgever heeft namelijk bij de wijzigingen voor vereenvoudiging gekozen. Een van die vereenvoudigingen betreft uitgaan van de WOZ-waarde, die nu vrijwel voor alle verschillende belastingen van toepassing is. Successiewet 1956 Herziening 2010 blz 32

Onroerende zaken op erfpachtrecht Wanneer er een woning wordt nagelaten of wordt geschonken en waarvoor erfpachtcanon moet worden betaald, kan de gekapitaliseerde waarde van de erfpachtrecht in mindering van de WOZwaarde worden gebracht. Dat zijn woningen die gebouwd zijn op een grond die in erfpacht is uitgegeven. let op: indien de erfpachtcanon is afgekocht, dan is een aftrek niet mogelijk. Om de gekapitaliseerde canon te berekenen, moet worden uitgegaan van de jaarlijkse canon die wordt betaald. Is er sprake van een jaarlijkse aanpassing van de canon, dan moet voor berekening gekapitaliseerde canon, de canon worden genomen, die betaald wordt in het jaar van overlijden. Indien de looptijd van het erfpachtrecht langer is dan 51 jaar en 3 maanden, dan is de gekapitaliseerde waarde 17 x de jaarlijks canon. voorbeeld Erflater laat een woning op een erfpachtgrond na, WOZ-waarde 200.000. In het jaar van overlijden wordt een jaarlijkse canon betaald van 2.500. De looptijd van het erfpachtrecht is nog 75 jaar. Omdat de looptijd van het erfpachtrecht langer is dan 51 jaar en 3 maanden, is de gekapitaliseerde waarde van de erfpachtcanon totaal 2.500 x 17 = 42.500. Voor de berekening van de Erfbelasting of Schenkbelasting, wordt de waarde van de woning dan ook gesteld op : WOZ-waarde 200.000 minus gekapitaliseerde canon 42.500 is totaal 157.500 Successiewet 1956 Herziening 2010 blz 33