Leskaarten muurkaatsen



Vergelijkbare documenten
Let s Smash! StreetSmash Spellenboek Voor Sportleiders. Superhandig. boekje

Volleybal binnen het basisonderwijs

Spelend leren Kaatsen. met de zachte bal

Warming up. Shuttle tikkertje. Hoe lang? Doel van het spel Wat heb ik nodig? Organisatie. Start. Speelregels Hoe maak ik het makkelijker?

Inleiding. Kern. Groep 3 en 4 Les 1 Klassikale les. Kerndoel

LES 2. GROEP: 3 t/m 8 BADMINTON

CMV Inhoudsopgave

LES 2. GROEP: 3 t/m 8 HANDBAL

Het spellenboek. De plaatjes laten zien wat je bij elk spelletje nodig hebt. Hieronder zie je wat elk plaatje betekent:

Inleiding. Kern. Groep 5 en 6 Les 1 Klassikale les. Kerndoel

LES 2. GROEP: 3 t/m 8 KORFBAL DOELSTELLINGEN:

CMV 6-7. Inhoudsopgave

Inleiding. Kern A B A B A B A B A B A B A B. Groep 7 en 8 Les 1 Klassikale les. Kerndoel

CMV Inhoudsopgave

LES 1. GROEP: 3 t/m 8 HANDBAL DOELSTELLINGEN:

LES 3. GROEP: 3 t/m 8 VOLLEYBAL.

LES 2. GROEP: 3 t/m 8 VOLLEYBAL

Warming up. Lessen schooljeugd

Onder schooltijd: groep 5-6

Let s Smash! Handboek voor docenten in het basisonderwijs

Circus les 1. Doelen:

LES 3. GROEP: 3 t/m 8 KORFBAL.

Let s Smash! Handboek voor docenten in het basisonderwijs

Methode Mini Volleyball

Op vakantie les 9. Doelen: zich snel te verplaatsen. handen. punt. (open ruimte opzoeken)

Warming up. Lessen welpen/pupillen

TRI-TENNIS NEDERLAND DIVERSE SPELVORMEN. zowel voor jong als oud, ongeacht je spelniveau

LES 1. GROEP: 3 t/m 8 VOLLEYBAL. DOELSTELLINGEN:

Circus les 8. Doelen:

LES 3. GROEP: 3 t/m 8 TENNIS.

LES 3. GROEP 3 t/m 8 HANDBAL. DOELSTELLINGEN:

Circus les 2. Doelen:

Aankleding: ballonnen, slingers, rode neuzen, jongleerspullen,

Variatiemogelijkheden: - andere ballen - startpositie keerder/ retourneerder 2 meter achter de kaats

OEFENSTOF CIRCULATIE-MINIVOLLEYBAL

Op vakantie les 8. Doelen: punt. vindt.

Prinsen en prinsessen les 5. Doelen:

LES 3. GROEP: 3 t/m 8 BASKETBAL

Prinsen en prinsessen les 8. Doelen:

Warming up. Lessen pupillen. Doel: - snelheid voetenwerk. - in tweetallen tikken op de plaats. Materiaal: - hoepels - pilonnen

Warming up B A. Lessen kabouters. a. b. Doel: - onderhands rollen. Materiaal: - tennisbal, stuiter- of luchtbal - pilonnen

Aankleding: koffers, zwembadje (bij mooi weer), strandballen, opblaas materiaal, parasol

LES 2. GROEP: 3 t/m 8 TENNIS.

(nodig: een basketbal, een basketbalring, een stopwatch)

MODULE BADMINTON Bron: Periode 2. Lestijd : 4 weken. Naam:

De vernieuwde spelvormen

Leskaart les 5, ronde 3

Prinsen en prinsessen les 6. Doelen:

LES 1. GROEP: 3 t/m 8 TENNIS.

Op vakantie les 2. Doelen:

15 min. Stick Skills - Dominante hand hoog (3/4 de van de stick) - Andere hand helemaal bij het uiteinde van de stick

Prinsen en prinsessen les 7. Doelen:

Beach Inhoudsopgave

LES 42. GROEP: 3 t/m 8 Zwaaien, springen, doelspelen

Overzichtskaart Kennismaken met Cool moves Volley

LES 34. GROEP: 3 t/m 8 Klimmen, tikspelen, Stoeien. DOELSTELLINGEN:

LES 3. GROEP: 3 t/m 8 HOCKEY.

Sportkanjers in de gymles. Sportkanjers in de gymles. gy m 10 SPORTKANJERGYMLESSEN VOOR DE BASISSCHOOL BOVENBOUW

Warming-up Dit is voor alle groepen geschikt: de warming-up bestaat uit verschillende trucjes met de bal.

Warming up. Lessen jongens/meisjes

Aankleding: speelgoed zwaarden, kroontjes, prinsen- en prinsessenkleding

LES 2. GROEP: 3 t/m 8 BASKETBAL

LES 2. GROEP: 3 t/m 8 Trefbal

Inspelen met z'n allen

Warming up. Lessen schooljeugd. Doel: - de snelheid van het voetenwerk bevorderen - tikken met de linker- en rechterhand

Inspelen met z'n allen

1. CLINIC met SNAG clubs en doelen. 15 min - Estafette slalom (Spelenderwijs Leren 1: les 01) met Rollerama

Spel Floorball Individuele stick en balbehandeling 2. Doelgroep Voortgezet Onderwijs Domein Onderdeel Thema Aantal 24. Les. Beginopstelling veld

Training Week nummer Datum Trainingskern Oefening

Regels voor het schoolvolleybaltoernooi

Prinsen en prinsessen les 4. Doelen:

Beach Inhoudsopgave

MODULE BASKETBAL TWEEDE FASE

Lesthema Sprinten 3: Teamsprint Groep 7 8

Club: vv Sweel. Tijd: 60 min. Aantal spelers: 8. Organisatie (tekening en accenten):

We doen een beroep op de begeleiders om een oogje in het zeil te houden t.a.v. het eigen team.

Prinsen en prinsessen les 3. Doelen:

Lesbrief 1 VEILIG LEREN VALLEN VOOR LEERLINGEN IN HET BASISONDERWIJS

Clinic SmashVolley Eurovolleycenter Vilvoorde maandag 28 november 2016

De gymles van begin tot eind

MODULE VOLLEYBAL TWEEDE FASE

LES 39 GROEP: 3 t/m 8 Springen, Hardlopen, Doelspelen DOELSTELLINGEN:

Oefenvormen - Het Oversteekspel

SPEL 1. Kangoeroe buidel-dief. Doel: Uitleg: Te moeilijk? Te makkelijk?

LES 21. GROEP: 3 t/m 8 Springen, Tikspelen, Mikken. DOELSTELLINGEN: Groep 3/4. Freerunning:

SQUASH. 1. Spelregels. Schoenen: no black or dirty soles! Ballen: zwarte en blauwe ballen. Bril

1 Intro: Jezelf voorstellen en uitleggen wat SSD is

Kennismaken met Handbal via het Tchoukbal

Prinsen en prinsessen les 2. Doelen:

FLUITEN NIVO 1 T/M 3 Niveau 1 Gooien, vangen, bewegen Beginbal Spelregels Wanneer is het spel dood? Wat gebeurt er als het spel dood is?

Voorbeeldspelen / -oefeningen

werkblad Basisopstelling 2 Vak 1 Glijden en klimmen Vak 2 Rollen op verhoogd vlak 1 Vak 3 Doeljagerbal Materiaal

LES 1. GROEP: 3 t/m 8 BADMINTON

Sportdag. 26 september Klas 1 & 2

LES 1. GROEP: 3 t/m 8 BASKETBAL

Inhoudsopgave. Colofon. Schoolkaatslessen

Bouncebal. Voorbereiding voor hockeyvormen

Lesthema Sprinten 3: Teamsprint Groep 5 6

Namens het jeugdbestuur van Sliedrecht Sport.

We gaan er vanuit dat de B en C junioren een uur training krijgen en op grootveld met keeper spelen. Je training ziet er dan zo uit:

Transcriptie:

Leskaarten muurkaatsen Muurkaatsen Opbouw Spelvormen Muurkaatsen Kaatstennis Flyball Leskaarten muurkaatsen Najaar 2010 Vlot te doen Volop actie!! Maaike Osinga

Inhoudsopgave Inleiding...3 Spelregels muurkaatsen 1 tegen 1...4 Warming-up Kriskras door de zaal...5 Warming-up Treintje...6 Voetenwerk Lijnen...7 Voetenwerk Touwtjes...8 Tweetallen Zonder muur...9 Tweetallen Met muur Werpen en vangen...10 Tweetallen Met muur Slaan... 11 Wedstrijd 1 tegen 1...12 Ezelen...13 Kaatstennis...14 Flyball...15

Inleiding Met de hiernavolgende leskaarten is het als leerkracht in het basisonderwijs heel goed mogelijk tijdens de lessen bewegingsonderwijs aandacht te besteden aan muurkaatsen, een snel en spannend spel, eenvoudig te doen en vlot te regelen. Een zachte, stuitende kleine bal, een stukje muur en spelen maar! In de wetenschap, dat niet elke zaal of sporthal voldoende blinde, vlakke muren heeft om een volledige klas bezig te laten zijn met muurkaatsen, is ervoor gekozen in deze reader enkele andere eenvoudige kaatsspelvormen toe te voegen. Deze spelvormen kunnen tegelijkertijd in een ander deel van de zaal of hal gespeeld worden. Om de kinderen voldoende kansen te geven om tot spel te komen, is de keuze van de bal wel een belangrijke. Een zachte luchtbal of foambal met een trage stuit voldoet prima voor beginnende spelers en jonge kinderen. Als KNKB hopen we u met deze leskaarten een steuntje in de rug te geven om dit prachtige spel bij uw leerlingen te introduceren! Een setje luchtballen geven we u graag in bruikleen. Een woord van dank is op zijn plaats aan Dorien van Steen, die vanuit de gemeente Wûnseradiel / Bolsward deze bewegingsactiviteiten stimuleert en aan Maaike Osinga, die als docent bewegingsonderwijs in opleiding haar stage en afstudeeropdracht uitvoert bij de KNKB. Zij heeft gezorgd voor deze serie duidelijke en voor basisonderwijs geschikte leskaarten. Succes!! Namens de KNKB, Koninklijke Nederlands Kaats Bond Ymkje Broersma Coördinator Technische Zaken T 0513 67 22 40 E info@knkb.nl W www.knkb.nl

Het spel Spelregels muurkaatsen 1 tegen 1 Na de opslag moeten beide spelers om de beurt de bal slaan. Het is de bedoeling om ervoor te zorgen dat je tegenspeler de bal niet weer terug op de muur tussen de lijnen kan slaan. Punten scoren Alleen degene die opslaat kan een punt scoren. Als speler 1 de bal niet weer op de muur binnen de lijnen kan krijgen, scoort speler 2 een punt als hij had opgeslagen. Als speler 1 had opgeslagen, wordt er van opslag gewisseld en krijgt geen van beide een punt. Wie als eerste 11 punten heeft, heeft een set. Degene die als eerste 2 sets heeft, is de winnaar. Mocht het voorkomen dat beide spelers een set winnen, wordt er een derde set gespeeld. In deze set gaat het erom wie als eerste 7 punten heeft, waarbij er sprake moet zijn van 2 punten verschil. De opslag Er wordt opgeslagen binnen het opslagvak. De bal moet op de terugweg vanaf de muur weer in het veld komen over de opslaglijn. Als de bal niet over de opslaglijn komt of achter de achterlijn stuit, wordt de opslag opnieuw gedaan. De opslag maar één keer over gedaan worden. Als de bal aan de zijkant naast het veld komt, mag de opslag niet over worden gedaan en mag de ander opslaan. De lijnen Als een bal op de lijn komt, is de bal in. Als de bal op de opslaglijn komt bij de opslag, is de bal voor. Hinderen Bij zowel opzettelijk als onopzettelijk hinderen, wordt er een nieuwe bal (let) gespeeld.

Warming-up Kriskras door de zaal Opwarmen van de spieren Balgevoel krijgen Ervaren van de manier waarop de bal stuit Iedere leerling heeft een bal. Hiermee lopen ze, al stuitend, kriskras door de zaal. Op het teken van de docent kunnen er verschillende oefeningen worden uitgevoerd. Oefening Spel De bal stil neerleggen en zo snel mogelijk een andere zoeken Zo snel mogelijk oogcontact zoeken met een andere leerling en de bal 2 maal overgooien Zo snel mogelijk stilstaan en de bal hooghouden met beide handen Makkelijker: stilstaan in plaats van lopen Makkelijker: steeds de bal vangen bij het stuiten in plaats van door te gaan met stuiten Moeilijker: in looppas door de zaal in plaats van lopen Moeilijker: bal hooghouden in plaats van stuiten Het volgen van een parcours waarbij er onder touwtjes door en over banken heen gelopen moet worden terwijl er met de bal gestuit wordt. De leerlingen proberen de bal constant met één stuit te spelen. Wie het gelukt is met de minste keren de bal kwijt te raken is de winnaar.

Warming-up Treintje Opwarmen van de spieren Balgevoel krijgen Ervaren van de manier waarop de bal stuit Uit een groep wordt één of meerdere groepjes gemaakt. De leerlingen vormen per groepje een treintje. De voorste van het treintje verzint de route en een oefening die de rest na moet doen. Op het teken van de leerkracht sluit de voorste persoon achteraan. Degene die dan vooraan staat verzint een oefening. Oefening De oefeningen worden door de leerlingen zelf verzonnen De leerlingen kunnen een bal meekrijgen zodat ze daar ook oefeningen mee kunnen doen De leerlingen rennen in een rustig looppasje achter elkaar aan met ongeveer anderhalve meter afstand tussen elkaar. Op het teken van de leerkracht, rent de leerling die als laatste in rij loopt slalommend om de andere leerlingen heen totdat hij of zij vooraan loopt. Doorgaan totdat iedereen een keer slalommend naar voren is gerend.

Voetenwerk Lijnen Verbeteren voetenwerk Verbeteren coördinatie Ieder kind zoekt een lijn. Op deze lijn moeten de kinderen verschillende oefeningen doen. Het is de bedoeling dat de oefeningen zo snel mogelijk uitgevoerd worden. Afhankelijk van de leeftijd kunnen de oefeningen moeilijker of makkelijker gemaakt worden. De tijd per oefening bedraagt, ook afhankelijk van de leeftijd, ongeveer 20 seconden. Oefening afbeeldingen 1. Eén voet voor en één voet achter de lijn. Zo snel mogelijk wisselen van voeten. 2. Voeten naast elkaar. Naast de lijn. Steeds naar rechts en links over de lijn heen springen. 3. Voeten naast elkaar. De tenen wijzen naar de lijn. Steeds over de lijn heen en terug springen. 4. Voeten naast elkaar. Naast de lijn. Schuin naar voren over de lijn. Recht naar achter. Schuin naar voren over de lijn. Recht naar achter, enz. Ook uit te voeren door schuin naar achter en recht naar voren te springen. Tenen wijzen naar de lijn. Links over de lijn, rechts over, links terug rechts terug, enz... Volgende ronde starten met rechts. Tussen twee lijnen(ongeveer 3 meter uit elkaar). Steeds heen en weer tussen de lijnen met de aansluitpas. De lijnen aantikken met de handen. Spel Wedstrijd wie het vaakst, binnen een van tevoren vastgesteld aantal seconden de oefening uitvoerd. Een bepaald aantal keer een oefening doen. De winnaar is de degene die als eerste klaar is.

Voetenwerk Touwtjes Verbeteren voetenwerk Verbeteren coördinatie Per tweetal een touwtje. De leerlingen zoeken een plekje in de zaal en leggen het touwtje in een rechte lijn op de grond. Over dit touwtje moeten de leerlingen verschillende oefeningen doen. Het is de bedoeling dat de oefeningen zo snel mogelijk uitgevoerd worden. Afhankelijk van de leeftijd kunnen de oefeningen moeilijker of makkelijker gemaakt worden. De tijd per oefening bedraagt, ook afhankelijk van de leeftijd, ongeveer 20 seconden. In de tijd dat de ene leerling bezig is, heeft de ander rust. Oefening Zie oefeningen van leskaart 'voetenwerk lijnen' Touwtjespringen Het touwtje in een rondje leggen waarbij er aan alle kanten ongeveer 10 centimeter ruimte overblijft als de leerlingen er met twee voeten naast elkaar in staan. Zie afbeelding 1, 2 en 3 afbeeldingen 1. Tegelijk links en rechts uit het rondje (spreidstand). Beide aan een kant. Tegelijk weer terug. 2. Twee voeten aan elkaar geplakt. Naast het rondje, erin, andere kant er naast en terug. 3. De voeten gaan steeds uit elkaar en komen daarna altijd weer bij elkaar in het midden. Eerst beide aan de zijkant eruit als bij oefening 1), terug in het rondje, links vooruit en rechts achteruit, terug in het rondje. Van voren beginnen, alleen de voor en achter moet steeds omgedraaid worden. Dus eerste keer links voor, volgende keer rechts voor. Spel Wedstrijd wie het vaakst, binnen een van tevoren vastgesteld aantal seconden, een oefening uit kan voeren. Touwtje springen; zo vaak mogelijk binnen een minuut.

Tweetallen Zonder muur Verbeteren oog-handcoördinatie Verbeteren richten op doelen Alle leerlingen weten welke voet ze voor moeten hebben staan tijdens het gooien De leerlingen maken tweetallen. Ze gaan tegenover elkaar staan (zie afbeelding) en voeren verschillende oefeningen uit. Oefening Als je met rechts gooit, linkervoet voorzetten. Onderhands rollen over een lijn naar de ander van het tweetal. Het is belangrijk dat de arm mooi lang en recht is. Onderhands gooien naar de ander. Bovenhands gooien naar de ander. De oefeningen kunnen ook met stuit uitgevoerd worden. De oefeningen kunnen met verschillende ballen uitgevoerd worden. Moeilijker: is het gelukt om tien keer de bal te vangen? Eén van de twee doet een stap naar achteren, enz. Spel Zo vaak mogelijk overgooien binnen een minuut. Alleen de ballen die gevangen worden tellen.

Tweetallen Met muur Werpen en vangen Verbeteren werpen en vangen Ervaren in welke hoek een bal terugkomt van de muur De leerlingen maken tweetallen. Ze gaan naast elkaar staan op ongeveer drie meter vanaf de muur. De bal wordt tegen de muur gegooid zonder stuit. De andere leerling vangt de bal met stuit. De leerling die de bal dan heeft, gooit weer terug via de muur naar de ander. Het is belangrijk dat de leerlingen met hun linkervoet voor staan als ze met rechts gooien en andersom. Oefening Oefening onderhands uitvoeren Oefening bovenhands uitvoeren Makkelijker: afstand naar de muur verkleinen De oefeningen kunnen met verschillende ballen uitgevoerd worden De oefeningen kunnen ook zonder stuit uitgevoerd worden Moeilijker: is het gelukt om tien keer de bal te vangen? Beide een stap naar achteren enz. Spel Zo vaak mogelijk overgooien binnen een minuut. Alleen de ballen die gevangen worden tellen

Tweetallen Met muur Slaan Verbeteren slaan Verbeteren richting geven aan de bal De leerlingen maken tweetallen. Ze gaan naast elkaar staan op ongeveer drie meter vanaf de muur. Oefening De bal via de muur naar elkaar toe opslaan. De bal wordt na een stuit onderhands tegen de muur gespeeld. De bal wordt gevangen en weer door middel van een opslag teruggespeeld. De ene leerling gooit de bal zonder stuit tegen de muur. De ander slaat hem onderhands, na de stuit, via de muur terug. Na 10 ballen wisselen van aangooier. Daarna bovenhands terug slaan De leerlingen proberen een zo lang mogelijke serie te maken. Ze moeten dus steeds doorgaan met zowel onderhands als bovenhands slaan waarbij de bal maximaal één keer mag stuiten nadat hij de muur geraakt heeft. Makkelijker: afstand naar de muur verkleinen De oefeningen kunnen met verschillende ballen uitgevoerd worden De oefeningen kunnen ook zonder stuit uitgevoerd worden Moeilijker: is het gelukt om tien keer de bal te vangen? Beide een stap naar achteren enz. Spel Zo lang mogelijke serie maken

Wedstrijd 1 tegen 1 muurkaatsen Proberen te winnen door zoveel mogelijk punten te scoren Zie spelregels muurkaatsen 1 tegen 1 Na de opslag moeten beide spelers om de beurt de bal slaan. Het is de bedoeling om ervoor te zorgen dat je tegenspeler de bal niet weer terug op de muur tussen de lijnen kan slaan. Belangrijkste regels: Lijn is in Je kan alleen punten scoren als je de opslag hebt Je mag niet opzettelijk hinderen Officiële afmetingen van een veld. Voor de lessen in het basisonderwijs zijn deze afmetingen aan te passen afhankelijk van de kinderen, de groepsgrootte en de zaal. Als de leerlingen nog niet zo goed kunnen slaan, kan het spel ook worden uitgevoerd met gooien en vangen. N.B. Als tegelijkertijd meerdere spelvormen worden gespeeld in de zaal kun je er ook voor kiezen de puntentelling allemaal in het rallypointsysteem te doen.

Ezelen Als laatste overblijven en de finale winnen Er worden groepjes gemaakt van ongeveer 6 kinderen per veld. Dit groepje vormt een rijtje. De volgorde waarin de leerlingen staan moeten ze aanhouden. Nummer 1 slaat de bal op. Nummer 2 slaat daarna de bal en probeert dat nummer 3 de bal niet kan slaan. Nummer 3 probeert vervolgens dat degene na hem of haar de bal niet meer kan slaan. Nadat een leerling geslagen heeft, sluit deze weer achteraan in de rij. Lukt het niet om de bal weer goed terug op de muur te krijgen, krijgt diegene een E. Degene die de fout heeft gemaakt mag opslaan. Maakt iemand voor de tweede keer een fout, komt er een Z bij. Totdat iemand E-Z-E-L heeft. De leerling is dan af en ligt uit het spel. De rest gaat gewoon verder in dezelfde volgorde. Uiteindelijk blijven er twee leerlingen over. Zij spelen de finale. Er wordt volgens de gewone 1 tegen 1 wedstrijdregels gespeeld, behalve dat er met het rallypointsysteem wordt gewerkt. Bij iedere slag wordt dus een punt vergeven, niet alleen bij de opslag. Wie als eerste 3 punten heeft is de winnaar! Als de leerlingen nog niet zo goed kunnen slaan, kan het spel ook worden uitgevoerd met gooien en vangen. N.B. Het spelidee om tot een winnaar te komen kan ook worden uitgevoerd terwijl alle deelnemers blijvend meedoen. Geef ze allemaal 10 punten, wie in x tijd de meeste punten overhoudt is winnaar. Andere mogelijkheid is alle kinderen meedoen en een punt geven voor een scorende bal. Een letter kan ook: verzamel bijvoorbeeld de letters K O N I N G!

Kaatstennis Proberen te winnen door zoveel mogelijk punten te scoren Het spel wordt gespeeld met teams van 1 of 2 personen. De spelers proberen de bal in het veld van de tegenstander te slaan, zodat de tegenstander deze niet weer terug kan slaan. Er wordt onderhands vanachter de achterlijn opgeslagen(zie afbeelding 2). De tegenstanders proberen de bal nu in één keer of na één stuit over het net te slaan. Per bal die over het net heen komt, mag de bal maar één keer geraakt worden. De bal moet binnen de lijnen stuiten. Op de lijn is dus uit. De spelers mogen zelf wel buiten de lijnen staan als ze de bal slaan. Puntentelling: rallypointsysteem. Einde wedstrijd is 15 punten of men speelt op tijd. Er wordt met een middelgrote luchtbal gespeeld. Afbeelding 1 Afbeelding 2 Er kan gevarieerd worden in hoogte van het net. Een wedstrijd kan met verschillende ballen uitgevoerd worden

Flyball Proberen te winnen door zoveel mogelijk punten te scoren Het spel wordt gespeeld met twee teams van elk 1, 2, 3 of 4 personen. Dit is afhankelijk van het aantal deelnemers en de grootte van het veld. De teams proberen de kaatslijn(middellijn) te passeren of te verdedigen. Er wordt onderhands vanachter de achterlijn opgeslagen. Dit moet een mooie rustige bal over de kaatslijn zijn. De tegenstander probeert de bal nu in één keer of na één stuit over de kaatslijn te slaan. De tegenstander probeert de kaatslijn te verdedigen door de bal weer uit het eigen vak te slaan of voor de kaatslijn de bal te keren. Men mag dus in elkaars vak komen. De bal mag niet in één keer de achterlijn passeren, wel rollend of stuitend. De spelers mogen buiten de lijnen de bal slaan. Lijn is in. Elk team begint met een beginopstelling bij de opslag en draait een plaats door als de opslag door dat team wordt herovert. Vergelijkbaar met volleybal. (zie afbeelding 2) Puntentelling: rallypointsysteem. Einde wedstrijd is 15 punten of men speelt op tijd. Er wordt met een middelgrote luchtbal gespeeld. Afbeelding 1 Afbeelding 2 Een wedstrijd kan met verschillende ballen uitgevoerd worden