Hof van Cassatie van België

Vergelijkbare documenten
Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Instelling. Onderwerp. Datum

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Transcriptie:

26 NOVEMBER 2013 P.13.1234.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.13.1234.N I-II T M T, beschuldigde, gedetineerd, eiser, met als raadsman mr. Frédéric Thibaut, advocaat bij de balie te Mechelen, en mr. Mounir Souidi, advocaat bij de balie te Antwerpen. I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF Het cassatieberoep I is gericht tegen het arrest van het hof van assisen van de provincie Oost-Vlaanderen van 30 mei 2013 dat de verklaring van de jury en de motivering bevat, tegen het arrest van dezelfde datum dat de eiser tot straf veroordeelt en tegen: 1. de beslissing ivm geld in deze zaak 2. de beslissing van 21/5/2013 m.b.t. dat geen procedurefout 3. de beslissing van de vraag van advocaat Van Steenbrugge van de eerste zitting van december 2012.

26 NOVEMBER 2013 P.13.1234.N/2 Het cassatieberoep II is gericht tegen alle beschikkingen van het arrest (van het hof van assisen van de provincie Oost-Vlaanderen) met nummer 2013/10, op tegenspraak, te zijnen laste uitgesproken op 21/5/2013. De eiser voert in een memorie die aan dit arrest is gehecht, twee middelen aan. Raadsheer Luc Van hoogenbemt heeft verslag uitgebracht. Advocaat-generaal Marc Timperman heeft geconcludeerd. II. BESLISSING VAN HET HOF Beoordeling Ontvankelijkheid van het cassatieberoep I 1. Bij akte van 11 juni 2013 heeft de eiser cassatieberoep I aangetekend dat onder meer gericht is tegen 1. de beslissing ivm geld in deze zaak 2. de beslissing van 21/5/2013 m.b.t. dat geen procedurefout 3. de beslissing van de vraag van advocaat Van Steenbrugge van de eerste zitting van december 2012. 2. Uit deze omschrijving kan niet worden opgemaakt tegen welke arresten of welke precieze beslissingen het cassatieberoep I in die mate is gericht. In zoverre is het cassatieberoep I bij gebrek aan nauwkeurigheid niet ontvankelijk. Eerste middel Eerste onderdeel 3. Het onderdeel voert schending aan van artikel 6.1 en 6.3.c EVRM en artikel 14.1 en 14.3.d IVBPR, evenals miskenning van de algemene rechtsbeginselen van het recht op een eerlijk proces en het recht van verdediging: het arrest van 21 mei 2013 oordeelt dat het feit dat de eiser geen bijstand van een raadsman genoot bij zijn verhoren, geen probleem vormt; het arrest laat aldus na de onontvankelijkheid, minstens de ontoelaatbaarheid van de strafvordering uit te spreken alhoewel vaststaat dat de eiser verklaringen heeft afgelegd zonder dat hij zich kon laten bijstaan door een advocaat terwijl hij zich tijdens het gerechtelijk onderzoek in voor-

26 NOVEMBER 2013 P.13.1234.N/3 hechtenis bevond; het feit dat de eiser hierbij geen zelfincriminerende verklaringen heeft afgelegd, doet hieraan geen afbreuk. 4. De onrechtmatigheid van het bewijs omwille van het afleggen door een verdachte na zijn vrijheidsberoving van verklaringen zonder bijstand van een advocaat, leidt niet tot de niet-ontvankelijkheid of niet-toelaatbaarheid van de strafvordering, maar enkel tot de gebeurlijke uitsluiting of ontoelaatbaarheid van dit bewijs. Het recht de strafvordering uit te oefenen ontstaat immers door het plegen van het misdrijf, ongeacht de wijze waarop ze verder wordt uitgeoefend en onafhankelijk van de wijze waarop de bewijsgaring verloopt. Het onderdeel dat uitgaat van een andere rechtsopvatting, faalt naar recht. Tweede onderdeel 5. Het onderdeel voert schending aan van artikel 6.1 en 6.3.c EVRM en artikel 14.1 en 14.3.d IVBPR, evenals miskenning van de algemene rechtsbeginselen van het recht op een eerlijk proces en het recht van verdediging: het arrest van 21 mei 2013 oordeelt dat het feit dat de medebeschuldigde geen bijstand van een raadsman genoot bij zijn verhoren, geen probleem vormt; het stelt vast dat de medebeschuldigde verklaringen heeft afgelegd zonder dat hij zich kon laten bijstaan door een advocaat terwijl hij zich tijdens het gerechtelijk onderzoek in voorhechtenis bevond; het laat evenwel na de onontvankelijkheid van de strafvordering uit te spreken, minstens over te gaan tot bewijsuitsluiting van die onregelmatige verhoren waarbij tevens de eiser wordt beschuldigd. 6. De onrechtmatigheid van het bewijs omwille van het afleggen door een medeverdachte na zijn vrijheidsberoving van verklaringen zonder bijstand van een advocaat, leidt niet tot de niet-ontvankelijkheid of niet-toelaatbaarheid van de strafvordering, maar enkel tot de gebeurlijke uitsluiting of ontoelaatbaarheid van dit bewijs. Het recht de strafvordering uit te oefenen ontstaat immers door het plegen van het misdrijf, ongeacht de wijze waarop ze verder wordt uitgeoefend en onafhankelijk van de wijze waarop de bewijsgaring verloopt.

26 NOVEMBER 2013 P.13.1234.N/4 7. Het recht op bijstand van een advocaat is verbonden met de cautieplicht, het zwijgrecht en het feit dat niemand kan verplicht worden zichzelf te incrimineren. Deze rechten gelden in personam. Een beklaagde kan zich in beginsel niet beroepen op de miskenning van die rechten betreffende belastende verklaringen afgelegd lastens hem door een andere beklaagde, die voor hem slechts een getuige is, tenzij die andere beklaagde zelf van die rechten genoot, de miskenning ervan inroept en op die grond de afgelegde belastende verklaringen intrekt. 8. In zoverre het onderdeel uitgaat van een andere rechtsopvatting, faalt het naar recht. 9. Uit de stukken waarop het Hof vermag acht te slaan, blijkt dat de medebeschuldigde niet de miskenning heeft ingeroepen van zijn recht op bijstand van een raadsman en evenmin op die grond zijn verklaringen heeft ingetrokken. Het hof van assisen diende bijgevolg de desbetreffende verklaringen van de medebeschuldigde niet uit het debat te weren. In zoverre kan het onderdeel niet worden aangenomen. Tweede middel Eerste onderdeel 10. Het onderdeel voert schending aan van artikel 90quinquies Wetboek van Strafvordering: het arrest van 21 mei 2013 oordeelt dat de verlenging van de tapmaatregelen bij beschikkingen van de onderzoeksrechter van 13 november 2009 en 11 december 2009 op afdoende wijze werd gemotiveerd; de loutere vermelding dat een afluistermaatregel van langere duur dan één maand nodig is, kan evenwel op geen enkele wijze beschouwd worden als de precieze omstandigheden die zulke verlenging rechtvaardigen. 11. Artikel 90quinquies, eerste en tweede lid, Wetboek van Strafvordering bepaalt: De onderzoeksrechter kan de uitwerking van zijn beschikking één of meer malen verlengen met een termijn die niet langer mag zijn dan één maand, met een maximum van zes maanden, onverminderd zijn beslissing om aan de maatregel een

26 NOVEMBER 2013 P.13.1234.N/5 einde te maken zodra de omstandigheden die deze gewettigd hebben, verdwenen zijn. De bepalingen vervat in artikel 90quater, 1, zijn toepasselijk op de verlenging bedoeld in het voorgaande lid. De beschikking vermeldt bovendien de precieze omstandigheden die de verlenging van de maatregel wettigen. Artikel 90quater, 1, Wetboek van Strafvordering bepaalt: Tot iedere bewakingsmaatregel op grond van artikel 90ter wordt vooraf machtiging verleend bij een met redenen omklede beschikking van de onderzoeksrechter die de beschikking aan de procureur des Konings meedeelt. Op straffe van nietigheid wordt de beschikking gedagtekend en vermeldt zij: 1 de aanwijzingen en de concrete feiten, eigen aan de zaak, die de maatregel wettigen overeenkomstig artikel 90ter; 2 de redenen waarom de maatregel onontbeerlijk is om de waarheid aan de dag te brengen; 3 de persoon, het communicatie- of telecommunicatiemiddel of de plaats die het voorwerp is van de bewaking; 4 de periode tijdens welke de bewaking kan worden uitgeoefend, welke niet langer mag zijn dan één maand te rekenen van de beslissing waarbij de maatregel wordt bevolen; 5 de naam en de hoedanigheid van de officier van gerechtelijke politie aangewezen voor de uitvoering van de maatregel. Uit deze artikelen in hun onderlinge samenhang blijkt dat de verlenging van een tapmaatregel krachtens artikel 90quinquies, tweede lid, Wetboek van Strafvordering aan een dubbele motiveringsplicht dient te voldoen. Vooreerst dienen de elementen, die krachtens artikel 90quater, 1, Wetboek van Strafvordering op straffe van nietigheid zijn voorgeschreven, te worden vermeld. Bovendien dient de beschikking tot verlenging de precieze omstandigheden die de verlenging van de maatregel wettigen, te vermelden, voorschrift dat evenwel niet op straffe van nietigheid is voorgeschreven.

26 NOVEMBER 2013 P.13.1234.N/6 In zoverre het onderdeel uitgaat van een andere rechtsopvatting, faalt het naar recht. 12. Het arrest stelt vast dat de beschikkingen tot verlenging van 13 november 2009 en 11 december 2009, eensdeels, de motivering van de initiële tapmaatregel waarvan de redenen beantwoorden aan het voorschrift van artikel 90quater, 1, Wetboek van Strafvordering, overnemen en, anderdeels, dat een afluistermaatregel van langere termijn dan één maand nodig is om de waarheid aan het licht te brengen. Aldus verantwoordt het hof van assisen zijn beslissing naar recht. In zoverre kan het onderdeel niet worden aangenomen. Tweede onderdeel 13. Het onderdeel voert schending aan van artikel 149 Grondwet en artikel 90quater, 1, tweede lid, 2, Wetboek van Strafvordering: het arrest van 21 mei 2013 oordeelt dat de beschikking van 14 januari 2010 beantwoordt aan het vereiste van artikel 90quinquies, derde lid, Wetboek van Strafvordering; aldus beantwoordt het evenwel eisers conclusie met betrekking tot de miskenning van de in artikel 90quater, 1, tweede lid, 2, op straffe van nietigheid voorgeschreven motiveringsplicht met betrekking tot het subsidiariteitsbeginsel niet en stelt het niet vast dat die beschikking hieraan voldoet. 14. Artikel 90quinquies, derde lid, Wetboek van Strafvordering bepaalt dat indien nieuwe en ernstige omstandigheden de maatregelen bedoeld in artikel 90ter noodzakelijk maken, de onderzoeksrechter een nieuwe maatregel kan bevelen, met inachtneming van de formaliteiten omschreven in de artikelen 90ter en 90quater. De beschikking moet in dat geval de precieze nieuwe en ernstige omstandigheden vermelden die een nieuwe maatregel noodzakelijk maken en wettigen. Artikel 90quater, 1, tweede lid, 2, Wetboek van Strafvordering bepaalt dat de beschikking op straffe van nietigheid de redenen vermeldt waarom de maatregel onontbeerlijk is om de waarheid aan de dag te brengen.

26 NOVEMBER 2013 P.13.1234.N/7 15. Met de redenen die het arrest (p. 15) bevat, stelt het hof van assisen vast dat de beschikking de redenen vermeldt waarom de maatregel onontbeerlijk was om de eiser aan te treffen en aldus de waarheid aan de dag te brengen. Aldus beantwoordt het arrest eisers verweer en verantwoordt het zijn beslissing naar recht. Het onderdeel kan niet worden aangenomen. Ambtshalve onderzoek van de beslissingen 16. De substantiële of op straffe van nietigheid voorgeschreven rechtsvormen zijn in acht genomen en de beslissingen zijn overeenkomstig de wet gewezen. Dictum Het Hof, Verwerpt de cassatieberoepen. Veroordeelt de eiser tot de kosten van zijn cassatieberoepen. Bepaalt de kosten in het geheel op 205,21 euro. Dit arrest is gewezen te Brussel door het Hof van Cassatie, tweede kamer, samengesteld uit afdelingsvoorzitter Paul Maffei, als voorzitter, en de raadsheren Luc Van hoogenbemt, Filip Van Volsem, Alain Bloch en Peter Hoet, en op de openbare rechtszitting van 26 november 2013 uitgesproken door afdelingsvoorzitter Paul Maffei, in aanwezigheid van advocaat-generaal Marc Timperman, met bijstand van griffier Kristel Vanden Bossche.

26 NOVEMBER 2013 P.13.1234.N/8 K. Vanden Bossche P. Hoet A. Bloch F. Van Volsem L. Van hoogenbemt P. Maffei