Onderzoeksrapport Wat hebben mentoren nodig?



Vergelijkbare documenten
In dit onderzoek is onderzocht wat er vanuit het Jan van Brabant college nodig is voor havo en vwo mentoren om een beter en uniformer profiel- en

NTERVIEW. In Bedrijf.Bite Coaching, loopbaan & studiekeuze. Doen waar je goed in bent

RESULTATEN. Saenstroom OPDC, Wormerveer april 2018

Juridische medewerker

Audit Beta-beleid. Opdrachtgever: Strabrecht College te Geldrop. Opdracht:

Vragenlijst: Wat vind jij van je

Jouw toekomst. Havo 5

Informatieavond over de profielkeuze in de 3 e klas

Analyse Ouderenquête Freinetschool O.B.S. de Piramide

LOB op het Bonaventuracollege Mariënpoelstraat.

Wat wil ik na het Pax Christi College gaan doen??

Handleiding bij de LOB-scan voor het mbo

3e klas vmbo beroepsgericht (#2) 3e klas vmbo theoretische leerweg (#22) 4/5 havo (#50) 4/5/6 vwo (#62)

Loopbaan Oriëntatie en Begeleiding. 2 VMBO, HAVO en VWO. Mijn beroep. Dit is de werkmap van :.. Klas :..

Ons. Onderwijs. Kwaliteit in onderwijs

Individueel verslag Timo de Reus klas 4A

Hoe begeleid ik mijn kind bij het maken van een passende STUDIEKEUZE? Gundalyn Hemmink

Programma Tienerclub. Tienerclub Blok 1 & 5: Adventure 4 Kids Op avontuur met jezelf

Ik-Wijzer Ik ben wie ik ben

Resultaten ouder-tevredenheids-enqûete Schoolgebouw. Communicatie. Ik ben tevreden over de bereikbaarheid van de school.

Vrijheidsbeperkende maatregelen. Vrijheidsbeperkende maatregelen terugdringen? in de langdurende zorg. Vilans helpt mee

AVONTURENKAART. Reflectieopdrachten

Tekst lezen en vragen stellen

Inleiding. Keuzes in:

Onderzoek naar gebruik, waardering, impact en behoefte aan LOB onder scholieren en studenten.

Effectief investeren in management

POP Martin van der Kevie

Liever Laurens! Meer dan onderwijs alleen

Deel 2. Gevolgd onderwijs pag onderwijs op dit moment pag. 10

Waardevolle woorden voor het Sint-Laurenscollege

Invulling van het mentoruur in 4 vwo

Programma sessie. Vraag. theorie naar. praktijk. Van wie heeft u geleerd na te denken over de keuzes in uw loopbaan? VMBO Congres 31 januari 2013.

Zoek het uit! Opdrachten. Studiekeuze123.nl

Scholieren eisen tijd en begeleiding voor hun loopbaan

3 Hoogbegaafdheid op school

Doorstroomdossier. 4 mavo > 4 havo

Christelijke school voor vmbo met leerwegondersteuning. College de OpMaat. Op maat voor jou!

Eindverslag Academische Opleidingsschool Sophianum, juni 2011

Sectorwerkstuk. Theoretische Leerweg. Klas 4 TL/M

TERUGKOPPELING TEVREDENHEIDSENQUÊTE NOVEMBER 2014

Open Huis op vrijdag 22 januari 2016 maandag 1 woensdag 3 donderdag 4 februari 2016 Afdelingsleider klas 1

Reflectiegesprekken met kinderen

Kwaliteit van leven Een hulpmiddel bij de voorbereiding van een zorgplan

Visie op Loopbaanoriëntatie en begeleiding

SCHOOLONTWIKKELPLAN SAMEN UNIEK

LOOPBAAN-ANKERTEST. Wat zijn loopbaan-ankers? Welke baan past bij je?

Je maakt het op het Vakcollege Noordoostpolder Schooljaar 15/16

Handboek Loopbaanoriëntatie en Profielkeuze Havo/Vwo

Decanaat Lekkerkerk. Loopbaanoriëntatie en begeleiding in VMBO-BK2. Loopbaan Oriëntie en Beroep (LOB)

[PILOT] Aan de slag met de Hoofdzaken Ster

KEUZEBEGELEIDING & PROFIELKEUZE KLAS 3

Verslag ouderavond FIT(s) OP DE KRING

*) Dit is ook het aantal respondenten waarop de cijfers en grafieken in dit rapport zijn gebaseerd, tenzij anders aangegeven.

Beroepenwerkstuk 3 havo / 3 vwo

DeDecaan.net. DeDecaan.net. uw decanaat online. DeDecaan.net

Samen verantwoordelijk voor studiesucces

DOORSTROOMFORMULIER van VMBO naar MBO Van: VMBO

Maatschappelijke stage op het Trias 1. Verschil tussen maatschappelijke stage en beroepsoriënterende stage 2. Tips voor ouders 3

Resultaten Onderzoek September 2014

Voorwoord. Nienke Meijer College van Bestuur Fontys Hogescholen

ONDERZOEK. Heterogene en homogene klassen 3 H/V

KEUZEBEGELEIDING KLAS 3

V5. Hoe ben je aan informatie gekomen over beroepen? [meer antwoorden mogelijk]

Ga direct naar een thema:

- Met zorgboerderij worden ook de tuinderij, winkel, bakkerij of kaasmakerij bedoeld.

Wat doe jij op de eerste schooldag in 2015???

Het Loopbaanlab brengt onderwijsprofessionals in beweging

Enquête leerlingtevredenheid onderbouw DL jan.15

Enkele gegevens evens over jezelf en de school:

Op 12 maart is er een informatieavond over de profiel- en vakkenpakketkeuze.

Welkom heten Voorstellen

Tevredenheidsonderzoeken onder ouders/verzorgers van het Scala College, schooljaar : een verslag

Schoolportretten bij onderzoek naar examens in extra vakken / vakken op een hoger niveau

KIESWIJZER Laar & Berg STROOMKEUZE VWO EN MYP PROFIELKEUZE HAVO PROFIELKEUZE VWO

Ik-Wijzer Ik ben wie ik ben

Informatie-avond vwo4. Welkom

Doel van deze presentatie is

Interventies bij organisatieverandering Succesvol veranderen

HET GAAT OM DE INHOUD BIJ KIES!

VOORTGEZET ONDERWIJS MBO

25 Januari 2016 PROFIELKEUZE INFORMATIEAVOND

1 Ben je vroeg genoeg begonnen om je met je toekomst bezig te houden?

Over het Vecht-College

Zelfreflectie meetinstrument Ondernemende houding studenten Z&W

Gemiddelde. Oneens. Gemiddelde. Oneens

Het GROW-model. Deze onderdelen worden hieronder toegelicht. Per onderdeel worden er voorbeeldvragen aangegeven.

Studiekeuzebegeleiding bij Intermijn Individueel

Studieloopbaan en Loopbaanorientatie. Nieke Campagne Studenten Loopbaan Service Universiteit Leiden

Managers en REC-vorming GEEN VOORUITGANG ZONDER VOORTREKKERS

?Hoe Zo! >> Werken bij de gemeente betekent je inzetten voor burgers en bedrijven. En daarbij geldt:

Toelatingscode Havo. Van Mavo 4 naar Havo 4

Voordat begonnen kan worden met de praktische voorbereiding voor de lessen moet er eerst een schoolvisie op het nieuwe programma zijn

Tevredenheidsonderzoek. Rapportage over de tevredenheid van de jongeren die een programma volgen bij Prins Heerlijk.

Leren kiezen: Van ervaring naar zelfsturing

Sprankelend Spraakmakend Verrassend Inspirerend Waanzinnig

StudieThermometer. Temperatuur wat aan de lage kant? Mw Demo Kandidaat Instelling Demo

Loopbaanoriëntatie en begeleiding in de Theoretische Leerweg. DANIËL KERS & WENDY KERS

User Centered Design. Personas ontwikkelen

Transcriptie:

Onderzoeksrapport Wat hebben mentoren nodig? Datum: 16-01-2015 Naam: Michelle de Jong Studentnummer: 2193427 School: Fontys Hogescholen HRM Naam praktijkorganisatie: Jan van Brabant College Naam afstudeerbegeleider: Elles Velter 1

Wat hebben mentoren nodig? Geschreven in opdracht van: Fontys Hogenscholen te Eindhoven Functie auteur Michelle de Jong Stagiaire decanaat Jan van Brabant College vestiging Molenstraat. School voor vmbo-t, havo, tweetalig havo, vwo en tweetalig vwo. Dit document is bestemd voor: Betreffende docenten Fontys Hogescholen te Eindhoven Jan van Brabant College te Helmond 2

Managementsamenvatting Op het Jan van Brabant College worden de mentorlessen door mentoren zelf ingevuld en hebben de vrijheid om zelf te kiezen waar ze aandacht aan willen besteden tijdens hun les. Uit voorgaande jaren is gebleken dat leerlingen te weinig worden begeleidt naar een bewuste en goede studiekeuze. Naar aanleiding hiervan is dit onderzoek tot stand gekomen. Hierbij is de volgende hoofdvraag geformuleerd: Wat is er vanuit het Jan van Brabant College nodig voor havo/vwo mentoren om een beter en uniformer profiel- en studiekeuzetraject uit te voeren aan hun leerlingen? Om te onderzoeken wat er nou nodig is om een beter en uniformer traject uit te voeren zijn er verschillende meetinstrumenten gebruikt. Er zijn semi gestructureerde interviews gehouden met de decaan, de afdelingsleider en de mentoren om in kaart te brengen hoe zij tegen de huidige studiekeuzebegeleiding aankijken op dit moment. Daarnaast is er een enquête uitgezet aan de havo en vwo mentoren vanaf het 3 e jaar om informatie te verzamelen over hoe mentoren in het algemeen denken over de huidige mentorlessen. Er is een literatuuronderzoek verricht om erachter te komen wat noodzakelijk is bij studiekeuzebegeleiding, en wat veranderprocessen teweeg brengen in een organisatie. Uit de resultaten van de literatuur komt naar boven dat leerlingen hulp nodig hebben bij hun profielen studiekeuze. Op het Jan van Brabant College is de studiekeuzebegeleiding één van de belangrijkste taken van de mentor. Om een uniform profiel- en studiekeuzetraject uit te zetten aan de leerlingen is er vanuit de mentoren draagvlak nodig om deze verandering ook daadwerkelijk door te kunnen laten voeren. Maar er zou ook weerstand kunnen ontstaan als ze moeten veranderen. Uit de resultaten komt naar voren dat leerlingen op verschillende manieren worden voorbereid op een profiel en studiekeuze. Zoals het bezoeken van scholen, gastsprekers die op school komen en studievoorlichtingsavonden. Daarnaast vinden er veel individuele gesprekken met de mentor plaats en als dit gewenst is met de decaan. Mentoren maken minder gebruik van het mentoruur waarbij ze eigenlijk alle leerlingen in de les horen te hebben. Vaak gaan deze lessen niet door. Uit onderzoek komt naar voren dat mentoren vaak niet weten wat ze kunnen doen in een les of ze hebben niet gezamenlijk les met al hun leerlingen. Dit maakt het moeilijk om klassikaal een les te verzorgen. Geconcludeerd kan worden dat er vanuit school zaken nodig zijn die mentoren helpen om een beter en uniformer profiel- en studiekeuzetraject uit te voeren aan de leerlingen. Omdat de decaan weinig zicht heeft op de mentoren weet hij ook niet wat mentoren missen in hun mentorles. Door meer overleggen te plannen tussen mentor en decaan kan vanuit beide partijen wellicht een beter plan opgesteld worden betreffende de studiekeuzebegeleiding. Op dit moment is er weinig draagvlak om iets te veranderen aan de studiekeuzebegeleiding. Er zijn geen duidelijke richtlijnen die je als mentor dient op te volgen. Mentoren hebben meer duidelijkheid en eenheid nodig als het gaat om de studiekeuzebegeleiding. 3

Voorwoord Voor u ligt het onderzoeksverslag wat is er vanuit het Jan van Brabant College nodig voor de havo/vwo mentoren om een beter en uniformer profiel- en studiekeuzetraject uit te voeren aan hun leerlingen die zij begeleiden dit verslag is geschreven naar aanleiding van het eerste onderdeel het schrijven van een onderzoeks- adviesopdracht van het afstuderende jaar van de opleiding Human Resource Management aan de Fontys Hogescholen. In dit onderzoek is onderzocht wat er vanuit het Jan van Brabant college nodig is voor havo en vwo mentoren om een beter en uniformer profiel- en studiekeuzetraject uit te voeren aan hun leerlingen. Het onderzoek heeft plaatsgevonden onder de decaan, de afdelingsleider van de havo en mentoren van havo en vwo vanaf leerjaar 3, het jaar wanneer leerlingen aan de slag gaan met studiekeuze. Graag wil ik hierbij mijn praktijkbegeleider M. Louwers (decaan) bedanken voor zijn tijd en ondersteuning tijdens dit onderzoek. Daarnaast gaat mijn dank uit naar alle mentoren en afdelingsleiders die hebben deelgenomen aan dit onderzoek. Mijn studieloopbaanbegeleider E. Velter vanuit de opleiding Human Resource Management wil ik graag bedanken voor de goede begeleiding en feedback gedurende het onderzoek. Ik wens u veel leesplezier. Michelle de Jong Plaats: Eindhoven Datum: 16-01-2015 4

Inhoudsopgave 1. Inleiding onderzoek. 7 1.1 Introductie organisatie.. 7 1.2 Probleembeschrijving 8 2. Aanleiding onderzoek.. 10 3. Theoretisch kader.. 11 3.1 Loopbaanoriëntatie en begeleiding. 11 3.2 Mission statement en taken van de mentor. 12 3.3 Actoren van invloed op de loopbaanontwikkeling 13 3.4 Invloeden bij profiel- en studiekeuze. 14 3.5 Ontwikkeling van het brein van een tiener 14 3.6 Factoren op ontwikkeling op de verandering 14 3.7 Vijf krachten in het veranderproces 16 4. Methodische verantwoording. 17 4.1 Type onderzoek 17 4.2 Meetinstrumenten 17 4.2.1 Interviews 17 4.2.2 Enquête 18 4.2.3 Selecte steekproef 18 4.3 Procedure en respondenten. 18 4.4 Onderzoeksgroep. 19 5. Resultaten 20 5.1 Hoe ziet het huidige programma van de mentorlessen eruit?... 21 5.2 Wat vinden mentoren zelf van de huidige mentorlessen?... 24 5.3 Waarom is het belangrijk dat leerlingen een goede keuzebegeleiding krijgen vanuit school? 25 5.4 Hoe komt een mentorschap tot stand en wat zijn de taken en verantwoordelijkheden van de mentor?... 26 5.5 Is er draagvlak bij de mentoren om hun leerlingen beter te begeleiden naar een bewuste profielen studiekeuze?... 27 5

5.6 Welke rol speelt de decaan in het gehele profiel- en studiekeuzetraject?... 29 5.7 Hebben de mentoren voldoende kennis, kunde en materialen om een mentorles te verzorgen?... 30 5.8 Hoe wordt de mentor beoordeeld m.b.t. zijn/haar keuzebegeleiding in de mentorles?... 32 6. Conclusie en discussie 33 6.1 Conclusie uit de deelvragen 33 6.2 Conclusie en antwoord op de hoofdvraag 34 6.3 Discussie. 35 7. Literatuurlijst 36 8. Bijlagen 37 Bijlage 1: Conceptueel model.. 37 Bijlage 2 Enquête voor mentoren. 38 Bijlage 3: Interview vragenlijsten 42 Bijlage 4: Transcripten 45 6

1. Inleiding onderzoek Tijdens de start van mijn stage ben ik in gesprek gegaan met de decaan over een complex HRprobleem binnen het Jan van Brabant College. De eerste paar weken heb ik ook verschillende decanenvergaderingen bijgewoond. Bij deze vergaderingen en gesprekken met de decaan en docenten kwam naar voren dat er op dit moment te weinig gedaan wordt aan profiel/studiekeuze tijdens de mentorlessen. Het is blijkbaar erg moeilijk om een beleid door te voeren om alle mentorlessen hetzelfde in te vullen. De decaan heeft hier al meerdere pogingen naar gedaan. Docenten op het Jan van Brabant College worden gevraagd of ze mentor willen worden. De mentoren van het havo en vwo mogen deze mentorlessen zelf invullen. Het probleem waar het Jan van Brabant College tegenaan loopt is dat er te weinig aandacht wordt besteedt aan profiel- en studiekeuze in de mentorlessen. Met dit rapport wordt er advies gegeven aan het Jan van Brabant College over wat de mentoren nodig hebben in de mentorles om een uniform profiel-studiekeuzetraject uit te zetten aan hun leerlingen. 1.1 Introductie organisatie Het Jan van Brabant College bestaat uit twee zelfstandige scholen. De vestiging aan de Molenstraat en de vestiging aan de Deltaweg. Het Jan van Brabant College, vestiging Molenstraat, biedt Mavo/Vmbo-t, Havo, Vwo en tweetalig Havo en tweetalig Vwo aan. De vestiging Deltaweg biedt Mavo/Vmbo-t en lwoo (leerweg ondersteunend onderwijs) aan. De scholen werken samen op het gebied van onderwijs, personeel, financiën en beheer. Het van Brabant College heeft een algemeen directeur, twee vestigingsdirecteuren en daarbij verschillende afdelingsleiders. Jan Jan van Brabant Molenstraat Het Jan van Brabant College stelt zich ten doel kwalitatief hoogstaand openbaar voortgezet onderwijs in Helmond te verzorgen. Kwaliteit van onderwijs en toegankelijkheid zijn belangrijke pijlers binnen de school. Dit houdt in dat leerlingen van allerlei levensbeschouwelijke richtingen tot de school worden toegelaten op voorwaarde dat aan de geldende toelatingsnormen wordt voldaan. Bij het personeel van het Jan van Brabant College staan de kwaliteit van het onderwijs en het welzijn van de leerlingen voorop. Goede communicatie en het tonen van respect voor elkaar zijn op het Jan van Brabant College belangrijke uitgangspunten. Door op school het respect voor elkaar centraal te stellen en te benadrukken, wordt een optimaal en veilig schoolklimaat gecreëerd, waarbinnen jongeren zich ten volle kunnen ontplooien. Decanaat Jan van Brabant College De decaan op het Jan van Brabant College heeft een tweede lijn functie. Dit wil zeggen dat het eerste aanspreekpunt voor de leerlingen met betrekking tot loopbaanoriëntatie en keuzebegeleiding de mentor is. De decaan instrueert, begeleidt en adviseert de mentoren hierin. Wanneer blijkt dat 7

mentoren, leerlingen of ouders behoefte hebben aan een gesprek met de decaan dan kan hiervoor een afspraak gemaakt worden om dieper op de keuzemogelijkheden in te gaan. De decaan beschikt over allerlei materialen zoals bijv. keuzegidsen, studiegidsen en folders van opleidingen etc. Daarnaast geeft de decaan voorlichting aan leerlingen, ouders en docenten over thema s met betrekking tot keuzebegeleiding en loopbaanoriëntatie. 1.2 Probleembeschrijving Aan de hand van de zes W-vragen zal ik het probleem verder toelichten: 1. Welke kwestie speelt er? Leerlingen van havo/vwo staan gedurende de tijd dat ze op school zitten meerdere malen voor belangrijke vervolgkeuzes. Het is de bedoeling dat de mentor de leerlingen tijdens de les begeleidt met hun profiel- en studiekeuze. Elke mentor op het Jan van Brabant College pakt dit anders op en mag zelf invulling geven aan zijn les. Op dit moment zit er geen duidelijke lijn in de mentorlessen. De decaan draagt wel dingen aan maar de mentor mag zelf bepalen of hij dit gebruikt in zijn mentorles of niet. Het probleem is dat leerlingen onvoldoende worden begeleidt naar hun keuze voor een vervolgstudie. Leerlingen zien zelf vaak niet in dat dit een erg belangrijke keuze is voor de toekomst en dat het belangrijk is om hier tijdig mee te beginnen. 2. Wie hebben er in welke zin mee te maken? - de mentoren de mentoren verzorgen de mentorles en met vragen over profiel of studiekeuze is de mentor het eerste aanspreekpunt voor de leerlingen. - de leerlingen De leerlingen moeten in de 3 e klas een profielkeuze maken en vervolgens een keuze voor een vervolgstudie. De studiekeuzebegeleiding die mentoren moeten verzorgen heeft betrekking op de leerlingen. - schoolleiding de schoolleiding kan zaken doorvoeren en hebben veel inspraak in hoe het profiel- en studiekeuzetraject wordt aangedragen. - de decaan de decaan draagt zorg voor het profiel- en studiekeuzetraject en zet dit uit aan de mentoren. De mentoren bepalen immers wel zelf in welke mate ze gebruik maken van dit traject. Ook is hij het overlegorgaan samen met mentoren als het gaat om keuzebegeleiding. 3. Waarom moet de kwestie worden opgelost en is een onderzoek noodzakelijk? Vanuit verschillende hoeken krijgt de decaan te horen dat er in de mentorlessen te weinig aandacht besteedt wordt aan belangrijke vervolgkeuzes. Vooral voor de leerlingen is het belangrijk om een goede keuze te maken voor de toekomst. Om de juiste informatie voor te dragen aan de leerlingen is er een bepaald handvat nodig dat er op dit moment nog niet is. Het is belangrijk om de mentoren het 8

belang van loopbaanbegeleiding- en oriëntatie in te laten zien zodat zij dit beter over kunnen brengen op hun leerlingen. 4. Wanneer doet het probleem zich voor? Leerlingen hebben een goed beeld nodig van wat ze zelf leuk en interessant vinden en aan de hand daarvan moeten ze weten wat voor verschillende studies bij hun interesses aansluiten. Het probleem doet zich voor als de mentoren tijdens hun mentorles te weinig aandacht besteden aan loopbaanbegeleiding- en oriëntatie. 5. Waar doet het probleem zich voor? Het probleem doet zich voor bij mentoren en daarom uiteindelijk bij de leerlingen van havo en vwo omdat zij een keuze moeten maken voor een vervolgstudie. Bij havo en vwo doet het zich voor vanaf de 3 e klas waarbij ze al een profielkeuze moeten maken die belangrijk is en zelfs invloed kan hebben bij het kiezen van een vervolgstudie. 6. Wat wil je specifiek onderzoeken m.b.t. het probleem? Hetgeen wat ik wil onderzoeken is wat het Jan van Brabant College kan doen om een uniform profielen studiekeuzetraject voor te dragen aan de mentoren. Wat hebben de mentoren hierbij nodig en wat is vanuit het Jan van Brabant College nodig? Door te onderzoeken waar het op dit moment in de mentorlessen aan ontbreekt hoop ik het belang van een studiekeuzetraject bij de mentoren beter onder de aandacht te brengen. 9

2. Aanleiding onderzoek De aanleiding voor het onderzoek komt tot stand wanneer er een complex HRM probleem is binnen de organisatie. Samen met mijn stagebegeleider heb ik besproken wat de bedoeling is van de opdracht en samen zijn we op zoek gegaan naar een complex probleem. Leerlingen van havo/vwo staan gedurende de tijd dat ze op school zitten meerdere malen voor belangrijke vervolgkeuzes. Op dit moment zit er geen duidelijke lijn in de mentorlessen. Elke docent kan mentor worden en mag zelf invulling geven aan zijn mentorles. De decaan draagt wel dingen aan maar de mentor mag zelf bepalen of hij dit gebruikt in zijn mentorles of niet. Dit leidt er toe dat de mentoren hun leerlingen niet genoeg informeren en begeleiden om een goede keuze te maken voor een vervolgstudie. Sommige leerlingen weten al wat ze willen gaan studeren maar bij velen is dit nog een groot vraagteken. Vanuit verschillende hoeken heb ik te horen gekregen dat er behoefte is aan een uniform studiekeuzetraject maar dat het erg moeilijk is om alle mentoren in deze verandering mee te nemen. 2.1 Doelstelling Het doel van het onderzoek is voor de leerlingen een beter uniform studiekeuzetraject te kunnen aanbieden. Op dit moment heeft de mentorles geen verplichtend karakter en mentoren mogen dit zelf invullen. Het doel is om te kijken of er een bepaald systeem zou kunnen worden ingezet om een uniform profiel- en studiekeuzetraject in te zetten. Een ander doel is om te kijken hoe de mentoren tegen hun mentorlessen aankijken en of er behoefte is aan een verandering hierin. 2.2 Hoofd- en deelvragen Aan de hand van dit probleem zijn de volgende hoofd- en deelvragen geformuleerd: Hoofdvraag Wat is er vanuit het Jan van Brabant College nodig voor de havo/vwo-mentoren om een uniform profiel- en studiekeuzetraject uit te voeren aan hun leerlingen? Deelvragen: 1. Hoe ziet het huidige programma van de mentorlessen eruit? 2. Wat vinden mentoren zelf van de huidige mentorlessen? 3. Waarom is het belangrijk dat leerlingen een goede keuzebegeleiding krijgen vanuit school? 4. Hoe komt een mentorschap tot stand en wat zijn de taken en verantwoordelijkheden van de mentor? 5. Is er draagvlak bij de mentoren om hun leerlingen beter te begeleiden naar een bewuste profiel- en studiekeuze? 6. Welke rol speelt de decaan in het gehele profiel- en studiekeuzetraject? 7. Hebben de mentoren voldoende kennis, kunde en materialen om een mentorles te verzorgen? 8. Hoe wordt de mentor beoordeeld m.b.t. zijn/haar keuzebegeleiding in de mentorles? 10

3. Theoretisch kader 3.1 Loopbaanoriëntatie- en begeleiding Uit verschillende onderzoeken is gebleken dat het belangrijk is om op tijd te beginnen met het aanbieden van studiekeuzetrajecten ook wel LOB genoemd. LOB staat voor loopbaanoriëntatie- en begeleiding. Onder LOB wordt verstaan: het plaatsen van educatie, informatie en begeleiding met doel om jongeren in staat te stellen hun kansen, interesses en capaciteiten in hun leven/loopbaan te ontdekken, betekenis te geven en te realiseren. 1 LOB is dus de term voor alle activiteiten in het programma van de school waarbij leerlingen bezig zijn met hun (studie-)loopbaan. LOB is leerlinggericht; het gaat over loopbaancompetenties van leerlingen en het moet hen helpen heldere keuzes te maken, waarbij zij hun capaciteiten en eigen interesses kunnen toetsen aan de praktijk en/of wetenschap. Meestal wordt hiermee begonnen in de laatste twee leerjaren, maar dit mag zeker al één of twee jaar eerder onder de aandacht gebracht worden. Leerlingen van havo/vwo staan gedurende de tijd dat ze op school zitten meerdere malen voor belangrijke vervolgkeuzes. Zo moeten ze in het derde schooljaar al een keuze maken voor een profiel. Deze keuze is al erg bepalend voor het verder verloop van de schoolcarrière. Een profielkeuze beperkt de vervolgopties en is moeilijk terug te draaien. Daarom is het belangrijk om al vroegtijdig aan de slag te gaan met LOB. Als leerlingen al enigszins weten welke richting ze op willen later, komen ze na het maken van hun profielkeuze niet meer voor grote verassingen te staan. Het zou natuurlijk erg vervelend zijn als een leerling graag een opleiding wil gaan doen maar dit niet kan omdat hij een bepaald vak dat hij nodig heeft voor de opleiding niet in zijn profiel heeft zitten. (Meester & Westerbeek) Leerlingen beseffen het vaak misschien niet maar in het derde leerjaar maken ze al een belangrijke keuze die gevolgen zal hebben voor hun studiekeuze. Het is dus ook dan al belangrijk om te gaan kijken naar wat een leerling motiveert en waar zijn interesses liggen. Volgens Lusse (2014) zijn het zelfbeeld, het zelfvertrouwen en de motivatie van leerlingen essentieel voor het succes op school. Om een goede keuze te kunnen maken heb je als leerling een realistisch beeld van jezelf nodig. Wat is bijvoorbeeld de motivatie en wat zijn de wensen van de leerling. Daarnaast is het belangrijk dat de leerling een goed beeld heeft van de inhoud en mogelijkheden van potentiële opleidingen of studies. Het is dus van belang dat leerlingen zich op school gesteund voelen en dat zij ervaren dat er tijdens de lessen aandacht besteedt wordt aan studiekeuze. Volgens de onderwijsraad ontbreekt het aan beide nogal eens. Scholen zouden daarom, volgens de raad, meer aandacht moeten besteden aan loopbaanontwikkeling en begeleiding(lob). Dat helpt leerlingen bij het maken van beter onderbouwde keuzes. LOB is op het Jan van Brabant College wel een term dat bekend is maar er wordt door de verschillende mentoren heel verschillend mee omgegaan. Op dit moment is het zo dat mentoren hun mentorles zelf invulling mogen geven. Hierdoor is het risico aanwezig dat er niet voldoende aandacht besteedt wordt aan LOB in de klas. Volgens de Meester en Westerbeek (2014) raakt LOB vaak ondergesneeuwd onder alles wat ook al moet. Er bestaan grote verschillen tussen scholen in hoe ze 1 http://www.vo-raad.nl/projecten/stimulering-lob/achtergrond-lob 11

met LOB omgaan, maar in het algemeen wordt er te weinig aandacht aan besteedt. Leerlingen geven ook zelf aan dat ze niet tevreden zijn over de begeleiding bij het maken van hun keuzes. 3.2 Mission statement en taken van de mentor Veel scholen hebben in de schoolgids een mission statement opgenomen, waarmee zij naar de omgeving, leerlingen en ouders willen duidelijk maken wat het leidende principe is voor de vormgeving van onderwijs. Dit statement geldt als richtinggevend voor zowel de vormgeving van het onderwijs als het handelen van de docenten. De visie van het Jan van Brabant is al volgt: Het Jan van Brabant College, meer dan les alleen. De school heeft als uitgangspunt dat het welzijn van de leerling heel belangrijk is om goede leerresultaten te bereiken. Een leerling die zich prettig en veilig voelt op school zal beter gebruik maken van zijn/haar mogelijkheden en de kansen die de school biedt. De zorg op onze school is erop gericht om het welzijn van het kind op school zo hoog mogelijk te laten zijn. Het Jan van Brabant College wil zich profileren als een school met kansen. Dit betekent dat we binnen onze mogelijkheden die begeleiding en zorg bieden die nodig is opdat de leerling zijn/haar kwaliteiten optimaal kan inzetten. De school is voortdurend bezig haar mogelijkheden voor zorg en begeleiding te vergroten. Het uitgangspunt is dat de verbetering van de mogelijkheden van zorg en begeleiding zullen leiden tot steeds meer leerlingen die met een diploma de school zullen verlaten. Uitgaande van bovenstaande visie op het onderwijs aan het Jan van Brabant College zijn ze tot de volgende taakomschrijving van de mentor gekomen. De vijf belangrijkste taken van de mentor worden hieronder beschreven: - Bij het Jan van Brabant College is het de bedoeling dat de mentor het eerste aanspreekpunt is voor de leerlingen. Zij moeten de belangen van de leerlingen behartigen en zij dragen zorg voor de sociaal-emotionele begeleiding. - De mentor draagt de verantwoordelijkheid voor de studiebegeleiding van de leerlingen. Van de mentor wordt verwacht dat hij relevante informatie verzamelt over de leerling. - De mentor levert een bijdrage aan het proces van de loopbaanoriëntatie in en na overleg met de decaan. - De mentor bemiddelt bij conflicten tussen leerlingen en docenten en als zodanig treedt hij op als beroepsinstantie voor leerlingen. - De mentor verzorgt de L&M/mentorles. - De mentor onderhoudt, in samenwerking met de verantwoordelijke afdelingsleider, de contacten met ouders/verzorgers. In het boek Spiegel voor begeleiders beschrijft Hans van Huijegevoort dat de docent in de relatie naar de leerling toe steeds meer gezien wordt als ondersteuner van het leerproces van de leerling. Termen als docent als coach komen hierbij naar voren. De coach stemt zijn handelen af op het leerproces van de leerling. De rol van de docent verandert daarnaast ook binnen de organisatie. Onderwijsorganisaties ontwikkelen naar lerende organisaties, die actief inspelen op veranderingen in 12

de omgeving. In de visie van het Jan van Brabant College komt ook naar voren dat ze veel begeleiding en zorg bieden aan hun leerlingen. Dit vereist dus ook een coachende rol vanuit de docenten en dit wordt vanuit het Jan van Brabant als erg belangrijk benadrukt. De coaching vraagt daarom om bezinning op de rol van de docent, ook ten aanzien van leerinhouden die niet tot het primaire vakgebied van de docent behoren. 3.3 Actoren van invloed op de loopbaanontwikkeling Martens & Spijkerman (2000) beschrijven de drie belangrijkste actoren van de loopbaanontwikkeling van de leerling: - het individu en zijn directe omgeving - de organisatie (school) waarbinnen op dit moment de loopbaanontwikkeling de gestalte krijgt of gaat krijgen - de samenleving de loopbaanontwikkeling vindt als uitkomst van een interactie proces of gesprek tussen deze drie actoren plaats. De leerling onderneemt activiteiten waardoor hij de eigen loopbaan verder ontwikkelt. Maar ook de school en de maatschappij ontwikkelen activiteiten waarbij zij hun belangen behartigen. 3.4 Invloeden bij profiel- en vervolgstudie keuze Bij zowel de profiel- en vervolgstudiekeuze is het belangrijk dat je jongeren actief benadert. bij de profielkeuze hebben jongeren met name behoefte aan inspiratie en informatie om zich te kunnen oriënteren. Leerlingen willen graag feitelijke informatie over profielen en bijbehorende opleidingen, moeilijkheidsgraad en toekomstmogelijkheden. Maar ook welke persoonlijkheidskenmerken je nodig hebt voor een bepaald profiel. Leerlingen gaan zelf niet actief op zoek aangezien hun toekomst nog ver van hen af staat. De persoonlijke benadering/begeleiding is hierbij essentieel omdat jongeren het zelf moeilijk vinden om de consequenties van hun keuzes te overzien. Deze persoonlijke begeleiding heeft pas meerwaarde voor jongeren als er naar meer wordt gekeken dan alleen hun studievoortgang. Deze persoonlijke begeleiding wordt lang niet op alle scholen gegeven. bij de keuze voor een vervolgopleiding hebben jongeren met name behoefte aan informatie om zich te kunnen oriënteren en willen bevestiging dat hun keuze bij hun persoonlijkheid past. Ze hebben dus niet alleen behoefte aan feitelijke informatie maar ook aan zachte informatie, zoals de sfeer op een school. Informatie: objectieve, betrouwbare informatie over de toelatingseisen en vakken bij een opleiding Bevestiging: een school waar de leerling zich thuis voelt, een opleiding die de leerling aankan en past bij zijn persoonlijkheid en een toekomstperspectief dat aansluit bij de leerling. De persoonlijke begeleiding is hierbij ook weer van groot belang om een leerling de juiste keuze te laten maken. Leerlingen hechten veel waarde aan voorbeelden en verhalen die te maken hebben met de sfeer en de toekomstmogelijkheden. 13

Begeleiding bij de keuze voor een vervolgopleiding heeft alleen meerwaarde als deze persoonlijk is. Bijvoorbeeld een beroepskeuzetest is een veel gebruikt hulpmiddel om een leerling inzicht te laten krijgen in wat voor beroepen hij/zij interessant vindt. Door dit vervolgens individueel te bespreken met de leerling gaat het een rol spelen in het keuzeproces omdat de link daarbij wordt gelegd tussen het beroep en de persoonlijkheid. De leerling vindt dit zelf moeilijk en ziet die verbanden nog niet echt, of denkt daar zelf nog te weinig bij na. Je hebt dus een heleboel hulpmiddelen die kunnen helpen bij het maken van een goed keuze maar vooral het gesprek dat hierover wordt gevoerd is van essentiële waarde. Leerlingen hebben bij hun keuze een afstemming nodig tussen de organisatie, informatie en mensen. Door middel van deze drie factoren zijn ze beter in staat een goede keuze te maken. In de afbeelding hieronder wordt dit weergegeven. Bron: www.rovict.nl 3.5 Ontwikkeling van het brein van een tiener Het is onderzocht en ook bewezen dat de hersenen bij leerlingen tussen de 13 en 18 jaar nog niet volledig ontwikkelt is. Vooral het omgaan met emoties, omgaan met risico s, het aannemen van huiswerk of betrokkenheid zijn zaken die tussen deze leeftijd nog niet volledig zijn ontwikkelt. De hersenen ondergaan nog veel veranderingen en dan vooral in de prefrontale cortex. Dit is het gedeelte achter het voorhoofd. De prefrontale cortex is het gedeelte dat geassocieerd wordt met plannen, problemen kunnen oplossen en zaken die daar mee te maken hebben. Het gevolg hiervan is dat jongeren nog niet goed in staat zijn consequenties te overzien van keuzes die ze nu maken voor de toekomst. En dat terwijl ze in deze periode veel keuzes moeten maken die betrekking hebben op hun toekomst. 3.6 Factoren van invloed op de verandering Om een uniform profiel- en studiekeuzetraject uit te zetten aan de leerlingen is er vanuit de mentoren draagvlak nodig om deze verandering ook daadwerkelijk door te kunnen laten voeren. Maar er zou ook weerstand kunnen ontstaan als ze moeten veranderen. Hieronder licht ik de verschillende factoren die van invloed zijn op de verandering toe. 14

Draagvlak Swieringa & Jansen schrijven dat sinds de eerste theorieën van planned change veel geschreven is over het creëren van draagvlak. Belangrijk bij het creëren van draagvlak is het laten meedenken en laten participeren van de medewerkers. De motivatie die van cruciaal belang is bij een veranderproces zal dan groter worden. Als medewerkers meer invloed krijgen op hun werkomstandigheden blijken ze tot veel hogere prestaties te komen, dan wanneer ze voortdurend worden gecontroleerd op hoe ze hun werk moeten doen. Medewerkers zijn graag betrokken bij de verandering en willen daarbij inspraak hebben. Het laten meepraten van medewerkers bij nieuwe strategieën, structuren of systemen zorgt ervoor dat ze eerder bereid zijn om mee te veranderen, dit wordt ook wel commitment genoemd. Weerstand Psychologen wijzen uit dat als mensen moeten veranderen dit in het begin bij vrijwel iedereen altijd verzet oproept. Zeker als iemand van het management dat vraagt. Vaak komt dit verzet voort uit onzekerheid en gevoelens van bedreiging. Wat gaat er met mij gebeuren? Kan ik dat wel?. Je kunt dat weerstand noemen maar eigenlijk is dat het verkeerde woord. Het is meer de angst voor het onbekende. De kunst is volgens Schieringa & Jansen om met elkaar die angst om te zetten in durf, de bedreiging omzetten in een uitdaging. De grootste angst is echter die voor gedoe. Gedoe met managers die je voortdurend proberen te committeren en onder druk proberen te zetten. De verandering moet op een vertrouwenwekkende manier worden aangepakt. Het management moet het eerst met elkaar eens zijn en vertrouwen op hun personeel. Goede communicatie Medewerkers willen zich gehoord voelen en hun gevoelens en emoties kunnen uiten als het gaat om de verandering. Wat hierboven bij draagvlak als is genoemd is dat de belangrijkste manier om medewerkers mee te nemen in de verandering is door medewerkers mee te laten praten en te laten deelnemen. Als het Jan van Brabant College in de toekomst de mentorlessen parallel willen laten lopen zal een goede communicatie tussen decaan en mentoren noodzakelijk zijn. Wat eigenlijk ook onder communicatie valt is naar elkaar luisteren. Geef elkaar de ruimte, hoe meer vrijheid een medewerker krijgt, hoe meer initiatieven hij zal nemen. Wat je dus absoluut niet moet doen is medewerkers over één kam scheren. Elke medewerker heeft zijn eigen drijfveren. Het is zaak om deze per persoon te achterhalen. Zo zijn er dus enkele mentoren binnen het Jan van Brabant College die wel degelijk iets aan studiekeuzebegeleiding doen tijdens de les. Dus het is niet zo dat elke mentor te weinig aandacht besteedt aan studiekeuzebegeleiding. Verbinding Verbinding kun je anders vertalen als de intrinsieke motivatie voor de verandering. Medewerkers moeten de verandering begrijpen en moet zich bekwaam voelen om het gedrag te vertonen en neemt verantwoordelijkheid voor zijn rol erin. 15

De verbinding is het resultaat van een persoonlijke afweging van diegene die geacht wordt te veranderen. De ene persoon maakt die keuze bewuster dan de ander en de ene persoon is meer geneigd om een keuze ter discussie te stellen dan een ander. 3.7 Vijf krachten in het veranderproces Om verbinding te verkrijgen en weerstand door te werken kan een veranderaar vijf krachten inzetten. Een verandering wordt daarbij gezien als een weg waarbij je begint met een startsituatie naar een streefsituatie. De weg ertussen is het veranderingsproces. de vijf krachten zijn urgentie, ambitie, planning, interactie en leiderschap. Bij verandering gaat Annemarie Mars uit van haar vijfkrachtenmodel. Urgentie: de ernst en oorzaken van het probleem in kaart brengen en moet in samenwerking moeten worden opgelost. Getoetst wordt of de betrokken personen het probleem daadwerkelijk voelen. Bij ontbreken van urgentiebesef is het doorzetten van de verandering nagenoeg kansloos. Ambitie: Het beeld van de streefsituatie moet een gedeeld beeld zijn onder de betrokken personen om goed samen te werken. Bij het ontbreken hiervan kiest iedereen een eigen gewenst beeld. Planning: hier onder verstaan we de veranderstrategie die gevolgd wordt om mensen mee te krijgen in de samenwerking Interactie: het communiceren met de betrokken mensen, waarbij inbreng geleverd kan worden, weerstanden opgevangen worden en waarbij medewerkers gestimuleerd worden om mee te denken over de inrichting van de samenwerking. Leiderschap: leidinggevenden op verschillende niveaus moeten betrokken zijn in het opzetten van de samenwerking. Ook moeten zij hun verantwoordelijkheid nemen door de interactie met medewerkers aan te gaan en medewerkers te stimuleren mee te helpen om de samenwerking aan te gaan. Bron: Mars, A. (2006). Hoe krijg je ze mee? Vijf krachten om in te zetten bij verandering. In het schema hierboven staat interactie in het midden want bij verandering is communiceren het belangrijkste aspect. Daarbij moet er wel een bepaalde urgentie zijn, dus is er een hoge noodzaak om het probleem aan te pakken. De doelgroep heeft zelf misschien geen last van het probleem. Dit zou dus ook het geval kunnen zijn bij het studiekeuzeproces. 16

4. Methodische verantwoording 4.1 Type onderzoek Het onderzoek zal zowel kwalitatief als kwantitatief zijn. Dit onderzoek bestaat uit verschillende onderdelen: - Gesprekken met betrokkenen om de hoofd- en deelvragen te formuleren Ik ben enkele keren met mijn stagebegeleider en docenten in gesprek gegaan om de juiste hoofd- en deelvragen te formuleren. - Literatuuronderzoek - Enquête voor de mentoren Een enquête onder 35 havo/vwo mentoren vanaf leerjaar 3. Ik ga een vragenlijst uitzetten voor de mentoren van havo/vwo om erachter te komen wat de mentoren op dit moment van de mentorlessen vinden. Waar hebben ze behoefte aan en wat zouden ze graag meer of minder willen zien. Met de uitslag van de enquête zullen veel deelvragen van mijn onderzoek beantwoord worden. - Interview met de decaan - Interview met afdelingsleider - 4 Interviews met havo/vwo mentoren Ik heb gekozen voor zowel kwalitatief als kwantitatief omdat ik van alle mentoren van havo en vwo wil weten wat ze van het huidige programma van de mentorles vinden. Daarna wil ik ook verdiepende interviews met de mentoren, afdelingsleider en de decaan afnemen om verder te onderzoeken wat er nu precies nodig is om een uniform profiel- en studiekeuzetraject te kunnen realiseren. 4.2 Meetinstrumenten Het onderzoek bestaat uit twee verschillende meetinstrumenten. Namelijk het houden van interviews met de mentoren en de decaan, en het afnemen van een enquête onder de mentoren. 4.3.1 interviews De doelen van het houden van semi gestructureerde interviews is om erachter te komen hoe mentoren en afdelingsleiders tegen de huidige studiekeuzebegeleiding aankijken op dit moment. Ook wordt er via interviews onderzocht wat de doelgroep belangrijk vindt van de huidige mentorlessen. De afdelingsleiders die de mentoren beoordelen op het mentorschap hebben veel inbreng als het gaat om veranderingen in de lessen. Hoe kijken zij aan tegen het plan van uniforme studiekeuzebegeleiding, wat zijn volgens hun de voor- en de nadelen? Aan de hand van een topiclijst zal het interview worden gehouden om toch een fijne structuur aan te houden zodat alle onderwerpen aan bod komen. de interviews worden gehouden onder: - Decaan Jan van Brabant College - Afdelingsleider havo - 4 mentoren havo of vwo - 17

4.3.2 Enquête Het doel van het afnemen van een enquête binnen het Jan van Brabant college is om informatie te verzamelen over hoe de mentoren in het algemeen denken over de huidige mentorlessen. Hoeveel besteden ze aan studiekeuzebegeleiding tijdens de lessen of geven ze überhaupt wel klassikale lessen? Hoe vult iedereen het mentorschap in en is er behoefte aan verandering hierin? Dit zijn vragen die beantwoord zullen worden in de enquête. De enquête zal afgenomen worden onder alle havo en vwo mentoren vanaf leerjaar 3, dus havo 3, 4, 5 en vwo 3,4,5 en 6. Dit zijn 35 mentoren. 4.3.3 Selecte steekproef Ik ga gebruik maken van een selecte steekproef, hierbij is het afhankelijk van de keuze van de interviewer of bepaalde mensen wel of niet worden geïnterviewd. Ik heb hier voor gekozen omdat ik juist die mentoren wil interviewen die een uitgesproken mening hebben over de mentorlessen. Een mentor die over alles neutraal antwoord zal ik daarom niet kiezen voor een interview. Is iemand op dit moment heel ontevreden over de mentorlessen of is iemand juist heel tevreden dan zal ik deze mentoren vragen om een interview. Hierdoor denk ik een beter idee te krijgen waar de knelpunten liggen en kan ik actiever zoeken naar een oplossing. Voor de enquête heb ik de mentoren vanaf leerjaar 3 meegenomen omdat ze vanaf dit jaar pas echt beginnen met studiekeuzebegeleiding voor een profiel of vervolgstudie. Hier is dus ook select voor gekozen. 4.3 Procedure en respondenten Week Activiteit Manier van meten Respondenten 1. Enquête maken en afnemen bij de Alle mentoren van mentoren havo en vwo 38t/m 45 2. Mentorlessen bijwonen 1. Schematisch resultaten in kaart brengen. (SPPS) 2. Uitwerken resultaten 3. Observeren van een huidige mentorles 43 t/m 49 1. Afspraak maken met havo/vwo mentoren over het mentorschap en hoe hun mentorles eruitziet. 1. Topic lijst opstellen 2. Interview afnemen. Mentoren, Decaan. 34 t/m 49 34 t/m 49 2. Decaan interviewen 2. Interviews verwerken 1. Interview afnemen met decaan over studiekeuzetraject 2. Literatuuronderzoek 1. Literatuuronderzoek over het belang van een studiekeuzetraject 3. Uitwerken resultaten 1. Topiclijst opstellen 2. Interview afnemen 3. Uitwerken resultaten 1. artikelen, boeken, en ander literatuur. Decaan. Decaan en mentoren 18

De interviews zullen gepland worden vanaf 24 november. In de week van 17 november komen alle antwoorden van de enquête binnen. Ik kan hierdoor de resultaten goed bekijken en eerst gaan verwerken. Vervolgens worden er interviews afgenomen bij de mentoren en de decaan om zo dieper in te gaan op de resultaten die uit de enquête komen. 4.4 Onderzoeksgroep De onderzoeksgroep voor dit onderzoek bestaat uit mentoren van havo 3, vwo 3, havo 4, vwo 4, havo 5, vwo 5, vwo 6 en de decaan van het Jan van Brabant College. Onder de mentoren zal een enquête afgenomen worden over de invulling van hun huidige mentorlessen. Daarnaast zullen er ook interviews gehouden worden met de decaan en mentoren. Per deelvraag zal hieronder worden beschreven welke onderzoeksgroep van toepassing is en welk meetinstrument: 1. Hoe ziet het huidige programma van de mentorlessen eruit? - Een verdiepend interview met mentoren - Een semi gestructureerd interview met de decaan om antwoord te krijgen - Enquête onder alle havo 3, 4 en 5 en vwo 3, 4, 5 en 6 mentoren 2. Wat vinden mentoren zelf van de huidige mentorlessen? - Enquête onder alle havo 3,4 en 5 en vwo 3, 4, 5 en 6 mentoren - Verdiepend interview 3. Waarom is het belangrijk dat leerlingen een goede keuzebegeleiding krijgen vanuit school? - Interview decaan - Literatuur 4. Hoe komt een mentorschap tot stand en wat zijn de taken en verantwoordelijkheden van de mentor? - Verdiepend interview - Enquête 5. Is er draagvlak bij de mentoren om hun leerlingen beter te begeleiden naar een bewuste profiel- en studiekeuze? - Enquête - Interview mentoren - Decaan - Literatuur 6. Welke rol speelt de decaan in het gehele profiel- en studiekeuzetraject? - Semi-gestructureerd interview met de decaan. De gespreksonderwerpen liggen vast. De geïnterviewde beantwoordt de vragen en de interviewer vraagt door. - Literatuuronderzoek: wat zegt de literatuur over de rol van de decaan bij profiel- en studiekeuze? 7. Hebben de mentoren voldoende kennis, kunde en materialen om een mentorles te verzorgen? - Decaan - Afdelingsleider - Literatuur: wat zegt de literatuur over de kennis http://www.lobvo.nl/kennisbank/professionaliseren/de-drie-schoolmodellen 8. Hoe wordt de mentor beoordeeld m.b.t. zijn/haar keuzebegeleiding in de mentorles? - Verdiepend interview met mentoren - Directie 19

5. RESULTATEN In dit hoofdstuk worden de resultaten beschreven die zijn voortgekomen uit het onderzoek binnen het Jan van Brabant College. De resultaten hebben betrekking op de eerder opgestelde hoofd- en deelvragen. Hoofdvraag: Wat is er vanuit het Jan van Brabant College nodig voor de havo/vwomentoren om een beter en uniformer profiel- en studiekeuzetraject uit te voeren aan hun leerlingen? Deelvragen: 1. Hoe ziet het huidige programma van de mentorlessen eruit? 2. Wat vinden mentoren zelf van de huidige mentorlessen? 3. Waarom is het belangrijk dat leerlingen een betere keuzebegeleiding krijgen vanuit school? 4. Hoe komt een mentorschap tot stand en wat zijn de taken en verantwoordelijkheden van de mentor? 5. Is er draagvlak bij de mentoren om hun leerlingen beter te begeleiden naar een bewuste profiel- en studiekeuze? 6. Welke rol speelt de decaan in het gehele profiel- en studiekeuzetraject? 7. Hebben de mentoren voldoende kennis, kunde en materialen om een mentorles te verzorgen? 8. Hoe wordt de mentor beoordeeld m.b.t. zijn/haar keuzebegeleiding in de mentorles? 20

5.1 DEELVRAAG 1: HOE ZIET HET HUIDIGE PROGRAMMA VAN DE MENTORLESSEN ERUIT? Op dit moment is er niet echt een huidig programma voor mentoren. Elke mentor van het Jan van Brabant College mag in principe zijn mentorles zelf invullen en staat hier vrij in. Een mentor heeft per schooljaar 80 taakuren voor het mentorschap, hoe dit wordt ingevuld mag de mentor dus zelf bepalen. Mentoren ervaren dit als fijn omdat elke klas weer een andere behoefte heeft en een mentor kan dus zelf bepalen hoe hij hier mee om gaat. De meerderheid van de mentoren geeft aan dat ze in een les niet zo goed weten wat ze moeten doen. Ook geeft een meerderheid aan dat de leerlingen het vaak niet serieus nemen en zelfs saai vinden. Daarnaast zijn leerlingen nog helemaal niet bezig met hun toekomst, laat staan wat ze willen studeren. Mentoren geven aan dat ze meer voldoening halen uit individuele gesprekken omdat ze de leerling persoonlijk spreken en dan komt er vaak meer informatie naar boven dan wanneer een gezamenlijke les wordt gegeven. Dit is ook de reden waarom het merendeel kiest voor de individuele gesprekken met leerlingen. Zo zegt de afdelingsleider van de havo het volgende: Elke klas heeft zijn eigen problematiek, de ene keer speelt er veel en de andere keer speelt er veel minder en soms heb je juist die individuele problemen die extra aandacht nodig hebben. Dus dat kan ik wel begrijpen dat een mentor daar voor kiest De decaan op het Jan van Brabant College is een tweedelijns decanaat en zegt dat hij maar weinig zicht heeft op de beleving van leerlingen op de keuzebegeleidingsactiviteiten. De decaan verzorgt en organiseert een heleboel activiteiten voor leerlingen die helpen bij de profiel- en studiekeuze. De decaan geeft ook aan dat dit nodig is omdat leerlingen hier zelf nog te weinig mee bezig zijn. Voor de havo/vwo leerlingen maakt de decaan gebruik van keuzeweb dit is een website over loopbaan oriëntatie en begeleiding (LOB) en keuzebegeleiding voor leerlingen, ouders, docenten en mentoren. Deze site beheert de decaan en hij draagt zorg voor de opdrachten, het up to date houden van deze website en het is een instrument waarmee makkelijk contact gemaakt kan worden met de leerlingen via e-mail. Het blijft daarbij moeilijk zegt de decaan om te controleren in welke mate de mentor dit in zijn les toepast. Op het Jan van Brabant College zouden ze graag zien dat de mentoren altijd tijdens het mentoruur de hele klas bij elkaar houden en een soort van programma hebben wat ze week in week uit met die leerlingen kunnen behandelen zoals het in een normale les ook gebeurt. Maar in praktijk komt het er veel meer voor dat ze alleen met een groepje leerlingen afspraken maken, en dat er veel of bijna alleen maar individuele gesprekjes gevoerd worden met de leerlingen, zeker in de bovenbouw. 21

FIGUUR 1 Hoe vul jij het mentoruur het meest in? 12 10 8 6 4 2 0 1 Vaak individuele gesprekken vaak gezamenlijke lessen combinatie van a en b gaat nauwelijks door In bovenstaand figuur staat hoe de mentoren hun mentorles op dit moment invullen. Zoals je hierboven kunt zien kiezen de meeste mentoren voor een combinatie van gezamenlijke lessen en individuele gesprekken. Maar als je echt de individuele gesprekken en de gezamenlijke lessen vergelijkt zie je dat er toch meer wordt gekozen voor de individuele gesprekken. Bij sommige mentoren gaat de mentorles dan ook nauwelijks door. FIGUUR 2 20 Waar besteedt je het meeste tijd aan tijdens de mentorles? 15 Studievoortgang 10 Klassensfeer 5 0 1 Studiekeuzebegeleidin g Mentoren besteden het meeste tijd aan de studievoortgang, dit is niet geheel onlogisch omdat het voor een mentor natuurlijk het belangrijkste is dat een leerling overgaat naar het volgende jaar. Maar aan studiekeuzebegeleiding wordt maar heel weinig aandacht besteedt zoals je in het figuur terug kunt zien. Zo zegt een mentor van vwo 6 het volgende: dit leerjaar vind ik het toch het belangrijkste dat ze hun diploma halen. Dus als er zaken zijn, dus kan ook van het thuisfront zijn of hier op school of lessen dat vind ik het belangrijkste. Ze moeten zorgen dat dat eerst goed afgerond wordt en daarnaast komt wat ze dus volgend jaar gaat doen. Het heeft wel vaak met elkaar te maken hoor want ik merk dat als ze nog niet goed weten wat ze volgend jaar willen gaan doen dat beïnvloed ook hun punten in principe. 22

FIGUUR 3. 15 Hoeveel tijd besteedt je aan studiekeuzebegeleiding in een mentorles? 10 5 0 0-10 20-40 40-50 Geen De mate waarin mentoren tijd besteden aan studiekeuzebegeleiding is afhankelijk van het leerjaar waar leerlingen inzitten. In het ene jaar wordt hier meer aandacht aan besteedt dan in het andere. Vrijwel geen een mentor besteedt een hele les aan studiekeuzebegeleiding. Dit is altijd een onderdeel van zijn of haar les. FIGUUR 4. 10 9 8 7 6 5 4 3 2 1 0 Maak een schatting van hoeveel taakuren je besteedt aan het mentoraat per schooljaar 1 40-60 60-80 80-100 meer dan 100 Een mentor krijgt 80 taakuren per jaar voor zijn mentoraat. Omdat er geen vast programma is waar een mentor zich aan moet houden, ligt de invulling bij de mentor zelf. De ene mentor heeft veel voorbereiding nodig de ander misschien helemaal niet. De antwoorden op deze vraag lopen dan ook erg uiteen. De meeste mentoren komen wel aan deze 80 uur toe, maar ook een groot deel vindt dat hij er veel meer tijd aan besteedt per jaar. Dit is moeilijk te controleren omdat er geen programma is wat mentoren moeten uitvoeren. 23

5.2 DEELVRAAG 2: WAT VINDEN MENTOREN ZELF VAN HET MENTORSCHAP EN DE HUIDIGE MENTORLESSEN? Om te achterhalen wat de mentoren van het mentorschap vinden en hun mentorlessen is er een enquête afgenomen en er hebben willekeurig interviews plaatsgevonden met mentoren die les geven aan een 3 e, 4 e, 5 e, of 6 e klas havo of vwo. In totaal zijn er 4 mentoren geïnterviewd. 1 mentor van vwo 4, 1 mentor van vwo 6, 1 mentor van vwo 3 en 1 mentor van havo 4. De verschillende mentoren zijn al een aantal jaar mentor en hebben ook ervaring met andere mentorklassen. Mentorschap In de enquête komt naar boven dat vrijwel iedereen het mentorschap een leuke taak vindt bovenop zijn werkzaamheden. Mentoren hechten vooral waarde aan het persoonlijke contact dat ze hebben met de leerlingen en de band die ze met deze leerlingen opbouwen. Zo zegt de mentor van vwo 6 het volgende: Nou wat ik er leuk aan vind dat je toch wel een aparte band krijgt met de leerlingen. Dus je hebt een klein groepje en daar heb je net wat meer contact mee en op een prettigere manier dan andere leerlingen. bij gewone leerlingen is het toch je doel om dingen uit te leggen en les te geven en als mentor komt daar veel meer bij kijken. Dus dat trekt me er in aan. Een mentor uit vwo 3 zegt het volgende over haar mening over het mentorschap: Je hebt intensiever contact met leerlingen meer dan alleen in een klassituatie maar dat je ook echt gaat vragen van hoe gaat het thuis? en hoe zit je in je vel? hoe ga je profielen kiezen? en wat is je toekomstbeeld? Wat wil je gaan studeren? Dus je hebt andere gesprekken vind ik dan dat je alleen les geeft dus dat vind ik ook het leuke eraan. In onderstaande figuur zie je dat nagenoeg iedereen het mentorschap een leuke taak vindt bovenop zijn werkzaamheden. FIGUUR 5 Nee 4% Ik vind het mentorschap een leuke taak bovenop mijn werkzaamheden? Ja 96% Mentorles De meningen over de mentorlessen verschilt heel erg per mentor. Omdat niet alle mentoren klassikale lessen geven aan hun leerlingen is het moeilijk te zeggen wat mentoren van hun mentorles vinden. Uit de enquête komt naar voren dat mentoren vaak niet goed weten wat ze nou precies kunnen doen in een les, vandaar dat er vaak gekozen wordt voor individuele gesprekjes. Uit interviews komt naar voren dat de mentoren die vooral individuele gesprekjes voeren met leerlingen 24

tijdens hun mentorles niet toekomen aan het gezamenlijke stukje in de les. Andersom de mentoren die klassikale lessen verzorgen geven aan dat ze soms te weinig toekomen aan het individuele aspect van de leerlingen. Citaat: Ja ik vind dus vooral in de derde dan ben ik zoveel tijd kwijt met planningen, profielkeuzebegeleiding dat ik eigenlijk vind dat ik soms te weinig tijd heb om echt individueel die leerlingen te spreken. FIGUUR 6 9 8 7 6 5 4 3 2 1 0 Wat mis je in de huidige mentorles voor de leerlingen? 1 een gezamenlijk uur verplicht meer tijd voor individuele aandacht invulling, opdrachten goede interessetest niets In bovenstaande figuur is terug te zien wat mentoren missen in hun huidige mentorles. Zoals te zien is missen de meeste mentoren niets in hun huidige mentorles voor de leerlingen. Wat mentoren wel missen is een gezamenlijk uur waarop leerlingen verplicht moeten komen. Uit interviews is gebleken dat sommige mentoren niet eens een mentoruur in hun rooster hebben staan waarop al hun leerlingen kunnen. Voor deze mentoren is het een logisch gevolg dat ze van individuele gesprekken gebruik maken. Een hoog aantal mentoren geeft aan dat ze invulling, opdrachten missen voor in de mentorles. 5.3 DEELVRAAG 3: WAAROM IS HET BELANGRIJK DAT LEERLINGEN EEN GOEDE KEUZEBEGELEIDIMG KRIJGEN VANUIT SCHOOL? Uit theorie is gebleken dat leerlingen tussen de 13 en 18 jaar zelf nog niet voldoende in staat zijn om na te denken over belangrijke vervolgkeuzes. De prefrontale cortex is nog niet zodanig ontwikkeld dat leerlingen zelf vaak nog niet goed kunnen plannen en na kunnen denken over de toekomst. Een andere belangrijke taak van een mentor is dat de mentor de leerlingen probeert aan te sturen en leert ze na te denken. Het is dus zowel bij profiel- en vervolgstudiekeuzes belangrijk dat leerlingen actief worden benadert. Leerlingen hebben met name behoefte aan inspiratie en informatie om zich te oriënteren. Maar ook welke persoonlijkheidskenmerken je nodig hebt voor een bepaald profiel. Leerlingen gaan zelf niet actief op zoek aangezien hun toekomst nog ver van hen af staat. Volgens de afdelingsleider is een mentor er om leerlingen te begeleiden in hun hele proces dat ze dat jaar moeten doorlopen. Het is belangrijk om veel met leerlingen te praten over de keuzes die ze 25

moeten gaan maken. Omdat leerlingen hier zelf vaak nog niet genoeg bij stilstaan is het aan de mentor om leerlingen bewust te maken en goed na te laten denken over wat ze leuk vinden, niet leuk vinden en vooral waarom ze dat vinden. In het boek Spiegel voor begeleiders beschrijft Hans van Huijegevoort dat de docent in de relatie naar de leerling toe steeds meer gezien wordt als ondersteuner van het leerproces van de leerling. In de visie van het Jan van Brabant College komt ook naar voren dat ze veel begeleiding en zorg bieden aan hun leerlingen. Dit vereist dus ook een coachende rol vanuit de docenten en dit wordt vanuit het Jan van Brabant als erg belangrijk benadrukt. Begeleiding bij de keuze voor een vervolgopleiding heeft meer waarde voor een leerling als deze persoonlijk is. Bijvoorbeeld een beroepskeuzetest is een veel gebruikt middel om een leerling inzicht te laten krijgen in wat voor beroepen hij of zij interessant vindt. Door dit vervolgens individueel te bespreken met de leerling gaat het een rol spelen in het keuzeproces. Uit de theorie is naar voren gekomen dat leerlingen het zelf moeilijk vinden om die verbanden te leggen tussen beroep en persoonlijkheid. Mentoren op het Jan van Brabant College hebben een heleboel hulpmiddelen, werkvormen en materiaal wat ze kunnen gebruiken. Maar het individuele gesprek dat hierbij essentieel is voor een leerling blijft vaak uit. De afdelingsleider deelt deze mening en zegt daarover het volgende: leerlingen kunnen de opdrachten wel maken dat gaat allemaal prima dat kost ook niet zoveel tijd maar ze hebben te weinig tijd of gelegenheid of misschien dat het ook echt aan de wil ontbreekt om daar nou eens wat dieper op in te gaan om leerlingen erover na te laten denken over wat ze nou ingevuld hebben. 5.4 DEELVRAAG 4: HOE KOMT EEN MENTORSCHAP TOT STAND EN WAT ZIJN DE TAKEM EN VERANTWOORDELIJKHEDEN VAN DE MENTOR? Totstandkoming mentorschap Op het Jan van Brabant gaan ze er in principe vanuit dat iedere docent mentor moet kunnen zijn. Dat moet ook wel want ze hebben bijna alle docenten nodig als mentor want anders zouden ze er gewoon niet genoeg hebben. De docenten die echt aangeven dat ze niet wensen om mentor te worden en daar goede argumenten voor hebben worden niet ingezet als mentor. Maar dit is niet gebruikelijk. De nieuwe docenten worden nog niet ingezet als mentor, die krijgen allemaal de kans om een jaar voor de klas te staan en die worden pas het tweede jaar ingezet als mentor. Taken en verantwoordelijkheden De belangrijkste taak van een mentor is het begeleiden van leerlingen in hun proces dat ze dat jaar moeten doorlopen. Bijvoorbeeld een mentor van een derde klas moet ervoor zorgen dat leerlingen goed worden begeleidt naar een goede profielkeuze, die al belangrijk is voor de toekomstige studiekeuze. Het is de taak van de mentor dat dit goed en bewust gebeurt en zo heeft elk leerjaar zijn specifieke problemen en thema s waar de mentoren aandacht aan moeten besteden. Hieronder worden de belangrijkste taken van de mentor op het Jan van Brabant College nog eens kort beschreven: 26

- De mentor is het eerste aanspreekpunt, zij dragen zorg zoor de sociaal-emotionele begeleiding - De mentor draagt de verantwoordelijkheid voor de studiekeuzebegeleiding van de leerlingen - De mentor levert bijdrage aan het proces van de loopbaanoriëntatie in overleg met de decaan - De mentor bemiddelt conflicten tussen leerlingen en docenten. - De mentor verzorgt de mentorles - De mentor onderhoudt, in samenwerking met de afdelingsleider, de contacten met de ouders/verzorgers Een belangrijk onderdeel van de taken van een mentor op het Jan van Brabant College is dus de studiekeuzebegeleiding van de leerlingen. De decaan vindt het vooral belangrijk dat mentoren met leerlingen praten, bewustmaken, goed na laten denken en laten reflecteren op hoe ze in elkaar zitten is daarbij belangrijk. De leerling moet zelf deze belangrijke keuzes maken en door ze hier goed over na te laten denken gaat het ook meer leven bij de leerlingen. Op deze manier nemen ze deze vragen mee naar huis en gaan ze er met hun ouders nog eens goed over praten. Daarnaast is het belangrijk dat leerlingen bij hun mentor terecht kunnen met vragen en dat de mentor daarin stappen onderneemt. Dit kan gaan over de thuissituatie of dingen die op school gebeuren. Het is ook de taak van de mentor om contact op te nemen met ouders en de voortgang van de leerling met de ouders te bespreken. 5.5 DEELVRAAG 5: IS ER DRAAGVLAK BIJ DE MENTOREN OM HUN LEERLINGEN BETER EN UNIFORMER TE BEGELEIDEN NAAR EEN BEWUSTE PROFIEL- EN STUDIEKEUZE? Draagvlak Om een beter en uniformer profiel- en studiekeuzetraject uit te zetten aan de leerlingen is er vanuit de mentoren draagvlak nodig om deze verandering ook daadwerkelijk door te kunnen laten voeren. In het theoretisch kader is al toegelicht dat het bij het creëren van draagvlak belangrijk is om medewerkers te laten participeren en mee te laten denken. Medewerkers moeten een bepaalde motivatie hebben bij een veranderproces dus daarbij het belangrijk dat ze zich betrokken voelen. Psychologen hebben uitgewezen dat een verandering in het begin bij mensen vrijwel altijd verzet oproept. Vaak komt dit verzet voort uit onzekerheid en gevoelens van bedreiging. Wat gaat er met mij gebeuren? Kan ik dat wel?. Je kunt dat weerstand noemen maar eigenlijk is dat het verkeerde woord. Het is meer de angst voor het onbekende. De mentoren van het havo en vwo op het Jan van Brabant College zijn nu heel vrij in hoe ze hun mentorles invulling geven. Een aanpassing aan de taken van het mentoraat zal daarbij ook weerstand oproepen bij de mentoren. Er komen wellicht meer taken bij die de mentoren uit moeten voeren en het vereist misschien meer voorbereiding, hierbij kunnen de mentoren zich in hun vrijheid aangetast voelen. 27

Als het Jan van Brabant College in de toekomst de mentorlessen verplicht door willen gaan voeren zal een goede communicatie tussen decaan en mentoren noodzakelijk zijn. Op dit moment zijn verschillende mentoren zelf al bezig met het zoeken naar hulpmiddelen en werkvormen die ze in de les kunnen gebruiken. De mentoren die hier dus al draagvlak voor hebben gaan hier al zelf naar op zoek, je moet de mentoren daarom niet allemaal over één kam scheren. Er zijn mentoren die wel degelijk iets aan studiekeuzebegeleiding doen tijdens de les. maar om alle mentoren mee te krijgen in die verandering zal dit procesmatig moeten gebeuren en zal daar iets voor aangeboden moeten worden. In de theorie is gesproken over het vijfkrachten model. Een belangrijk argument waarom er op dit moment wellicht geen draagvlak is vanuit de mentoren om iets aan hun mentorlessen te veranderen kan liggen aan het ontbreken van een urgentie. De mentoren op het Jan van Brabant College ervaren zelf wellicht geen probleem omdat de mentoren zelf geen studiekeuze hoeven te maken. Omdat studiekeuzebegeleiding niet beoordeeld wordt is het een abstract gegeven waar geen resultaat uit komt. Als de leerling een goede keuze maakt is dit natuurlijk erg positief maar het ligt niet vast dat de mentor hier een bijdrage aan heeft geleverd. Vandaar dat er op dit moment een niet zo n hoge urgentie verbonden zit aan de verandering om het studiekeuzeproces in de klas aan te pakken. Iedereen doet het op zijn eigen manier en dat is ook goed, maar er is geen duidelijk richtlijn op dit moment van wat er nu precies van studiekeuzebegeleiding verwacht wordt. Het is belangrijk om mentoren het belang van een studiekeuzetraject in te laten zien, de urgentie dus om interactie te realiseren. Omdat het op dit moment nog schort aan urgentie wil het nog niet van de grond komen. In het schema hierboven is urgentie ook het beginpunt van de startsituatie. Vanuit de urgentie neemt de verandering pas vorm aan, en die is er op dit moment niet dus er is nog geen streefsituatie. Uniformiteit In de enquête is aan de mentoren gevraagd of ze het fijn zouden vinden als de planning en methode van de mentorlessen bij alle klassen of leerjaren nagenoeg gelijk zouden lopen. Zoals je in onderstaand figuur kunt zien vindt de meerderheid dit geen goed idee. Tegenargumenten die hierbij worden gegeven zijn vooral uitspraken zoals: Elke klas is weer anders, en heeft een andere behoefte 28