Samenvatting Natuurkunde Hoofdstuk 1 t/m 3

Vergelijkbare documenten
Samenvatting Natuurkunde Natuurkunde Samenvatting NOVA 3 vwo

Samenvatting Natuurkunde 1. Kracht en Evenwicht

Samenvatting Natuurkunde Hoofdstuk 2 Licht. Wat moet je leren/ kunnen voor het PW H2 Licht?

Naam van de kracht: Uitleg: Afkorting: Spierkracht De kracht die wordt uitgeoefend door spieren van de mens. F spier

3HV H1 Krachten.notebook September 22, krachten. Krachten Hoofdstuk 1

krachten sep 3 10:09 Krachten Hoofdstuk 1 Bewegingsverandering/snelheidsverandering (bijv. verandering van bewegingsrichting)

Samenvatting Natuurkunde Hoofdstuk 3 Licht en Lenzen

NASK1 - SAMENVATTING KRACHTEN en BEWEGING. Snelheid. De snelheid kun je uitrekenen door de afstand te delen door de tijd.

Samenvatting Natuurkunde H3 Beweging

Samenvatting Natuurkunde H3 optica

Samenvatting Natuurkunde Kracht

Krachten Hoofdstuk 1. Bewegingsverandering/snelheidsverandering (bijv. verandering van bewegingsrichting)

Theorie: Snelheid (Herhaling klas 2)

3hv h2 kortst.notebook January 08, H2 Licht

Samenvatting Natuurkunde Hoofdstuk 7, Krachten

Samenvatting snelheden en

Samenvatting Natuurkunde Syllabus domein C: beweging en energie

1 Lichtbreking. Hoofdstuk 2. Licht. Leerstof. Toepassing. 3 a Zie figuur 2. b Zie figuur 2. c Zie figuur t a bij B b bij A

Een lichtbundel kan evenwijdig, divergent (uit elkaar) of convergent (naar elkaar) zijn.

Samenvatting Natuurkunde Hoofdstuk 3 en hoofdstuk 4

Samenvatting NaSk Hoofdstuk t/m 4.5

3HAVO Totaaloverzicht Licht

Lessen in Krachten. Door: Gaby Sondagh en Isabel Duin Eckartcollege

Opgave 3 De hoofdas is de lijn door het midden van de lens en loodrecht op de lens.

VAK: natuurkunde KLAS: Havo 4 DATUM: 20 juni TIJD: uur TOETS: T1 STOF: Hfd 1 t/m 4. Opmerkingen voor surveillant XXXXXXXXXXXXXXXXXXX

B = 3. Eenparig vertraagde beweging B = 4. Stilstand C = 3. Eenparig vertraagde beweging

hoofdstuk 5 Lenzen (inleiding).

Exact periode 3.2. Recht evenredig Omgekeerd evenredig Lambert Beer Lenzen en toepassingen

hoofdstuk 5 Lenzen (inleiding).

Extra opdrachten Module: bewegen

Samenvatting NaSk 1 Natuurkrachten

Samenvatting Natuurkunde Hoofdstuk 5 en 6

krachten kun je voorstellen door een vector (pijl) deze wordt op schaal getekend en heeft: Als de vector 5 cm is dan is de kracht hier 50 N

Oefenopgaven versnelling, kracht, arbeid. Werk netjes en nauwkeurig. Geef altijd berekeningen met Gegeven Gevraagd Formule Berekening Antwoord

Samenvatting Hoofdstuk 5. Licht 3VMBO

Opgave 2 Een kracht heeft een grootte, een richting en een aangrijpingspunt.

Thema 1 Natuurlijke verschijnselen

Spiegel. Herhaling klas 2: Spiegeling. Spiegel wet: i=t Spiegelen met spiegelbeelden. NOVA 3HV - H2 (Licht) November 15, NOVA 3HV - H2 (Licht)

Hoofdstuk 4: Licht. Natuurkunde Havo 2011/2012.

MBO College Hilversum. Afdeling Media. Hans Minjon Versie 2

Oefentoets krachten 3V

Het tekenen van lichtstralen door lenzen (constructies)

2.1 Onderzoek naar bewegingen

3 Licht en lenzen. 1 Lichtbreking. Nova. Leerstof. Toepassing

3.0 Licht Camera 3.2 Lens 3.3 Drie stralen 3.4 Drie formules 3.5 Oog

Uitwerkingen Hoofdstuk 2 Licht

Hoofdstuk 3 Kracht en beweging. Gemaakt als toevoeging op methode Natuurkunde Overal

Antwoorden Natuurkunde Hoofdstuk 2

Oog. Netvlies: Ooglens: Voor de stralengang in het oog van lichtstralen zijn de volgende drie onderdelen belangrijk.

Hoofdstuk 3 Kracht en beweging. Gemaakt als toevoeging op methode Natuurkunde Overal

Inleiding kracht en energie 3hv

Het berekenen van de componenten: Gebruik maken van sinus, cosinus, tangens en/of de stelling van Pythagoras. Zie: Rekenen met vectoren.

3HV H2 breking.notebook October 28, 2015 H2 Licht

eenvoudig rekenen met een krachtenschaal.

Snelheid en kracht. 4.1 Inleiding. 4.2 Soorten krachten

Onderwijs op maat voor uitdaging en motivering Krachten 4

10 m/s = km/h 5 km = m 4 m/s = km/h. 15 m/s = km/h 81 km/h = m/s 25 m/s = km/h. 2,25 h = h min 3 m/s = km/h 6 min = s

Uitwerkingen. Hoofdstuk 2 Licht. Verkennen

7.1 Beeldvorming en beeldconstructie

Deel 4: Krachten. 4.1 De grootheid kracht Soorten krachten

Repetitie Lenzen 3 Havo Naam: Klas: Leerstof: 1 t/m 7

d. Bereken bij welke hoek α René stil op de helling blijft staan (hij heeft aanvankelijk geen snelheid). NB: René gebruikt zijn remmen niet.

Naam: Repetitie krachten 1 t/m 5 3 HAVO. OPGAVE 1 Je tekent een 8 cm lange pijl bij een schaal van 3 N 5 cm. Hoe groot is de kracht?

Mkv Dynamica. 1. Bereken de versnelling van het wagentje in de volgende figuur. Wrijving is te verwaarlozen. 10 kg

Samenvatting NaSk Hoofdstuk 4 en Hoofdstuk 2, paragraaf 1, 4 en 5

Licht; Elektromagnetische straling een golf Licht; een deeltje (foto-elektrisch effect). Licht; als een lichtstraal Licht beweegt met de

10 m/s = 36 km/h 5 km = 5000 m 4 m/s = 14,4 km/h. 15 m/s = 54 km/h 81 km/h = 22,5 m/s 25 m/s = 90 km/h

Practicumverslag ingeleverd op

Docentenhandleiding Oogfunctiemodel

CRUESLI. Een pak Cruesli heeft een massa van 375 gram. De bodem van het pak is 4,5 cm breed en 14 cm lang. 1. Bereken de oppervlakte van de bodem.

1 Krachten. Krachten om je heen. Nova. Leerstof. Toepassing

Hoofdstuk 1. 1 Krachten. Kracht en evenvvicht. Leerstof. Toepassing. 4 a elastisch; spierkracht b plastisch; spierkracht. 5 a spierkracht b veerkracht

Bestaan uit een of meerdere voorwerpen,die samen een geheel vormen.uitwendige krachten=van buitenaf op systeem werken.inwendige binnen het systeem

Thema 7Oog, oogafwijkingen en oogcorrecties

Noorderpoort Beroepsonderwijs Stadskanaal. Reader. Lenzen. J. Kuiper. Transfer Database

Suggesties voor demo s lenzen

Hoofdstuk 3: Licht. Natuurkunde VWO 2011/

4 Kracht en beweging. 4.1 Krachten. 1 B zwaartekracht Op het hoogste punt lijk je gewichtloos te zijn, maar de zwaartekracht werkt altijd op je.

Werkblad 1 - Thema 14 (NIVEAU GEVORDERD)

Samenvatting Natuurkunde Hoofdstuk 1 t/m 3

1 Bolle en holle lenzen

Samenvatting Natuurkunde Hoofdstuk 3 Materialen

Arbeid & Energie. Dr. Pieter Neyskens Monitoraat Wetenschappen pieter.neyskens@wet.kuleuven.be. Assistent: Erik Lambrechts

1 Lichtbreking. BASISSTOF Hoofdstuk 2 Licht. afbeelding 1 Dit effect ontstaat door lichtbreking. normaal

Kracht en Energie Inhoud

Leerstofvragen. 1 Welke twee effecten kunnen krachten hebben op voorwerpen? 2 Noem 3 Soorten krachten

Leerstof: Hoofdstukken 1, 2, 4, 9 en 10. Hulpmiddelen: Niet grafische rekenmachine, binas 6 de druk. Let op dat je alle vragen beantwoordt.

2 UUR LEERWERKBOEK IMPULS. L. De Valck. J.M. Gantois M. Jespers F. Peeters ISBN :08. IPUL12W cover.

Een bal wegschoppen Een veer indrukken en/of uitrekken Een lat ombuigen Een wagentjes voorduwen

Krachten (4VWO)

1 Lichtbreking. afbeelding schematische tekening van Lichtbreking door een perspex blokje

Handleiding Oogfunctiemodel

5,7. Samenvatting door L woorden 14 januari keer beoordeeld. Natuurkunde

Uitwerkingen opgaven hoofdstuk 4

Opgave 1: Constructies (6p) In figuur 1 op de bijlage staat een voorwerp (doorgetrokken pijl) links van de lens.

Samenvatting Natuurkunde Hoofdstuk 2, Beweging

RBEID 16/5/2011. Een rond voorwerp met een massa van 3,5 kg hangt stil aan twee touwtjes (zie bijlage figuur 2).

VAK: NASK1 METHODE: Nu voor straks 3 B(K) (ThiemeMeulenhoff) KLAS: 3 CONTACTUREN PER WEEK: 3 x 50 minuten per week

6.1 Voortplanting en weerkaatsing van licht

N A T U U R K U N D E S A M E N V A T T I N G H 1 T / M H 4

Transcriptie:

Samenvatting Natuurkunde Hoofdstuk 1 t/m 3 Samenvatting door een scholier 1651 woorden 14 december 2006 7,2 182 keer beoordeeld Vak Methode Natuurkunde Nova Samenvating Natuurkunde H1 t/m H3 Hoofdstuk 1 Krachten kun je niet zien. Alleen de gevolgen ervan zie je: Een voorwerp kan vervormen, elastisch (oorspronkelijke vorm komt terug) en plastisch (blijvend vervormd). De beweging kan veranderen. Verschillende krachten: Als je een elastiek uitrekt voel je het terugtrekken; veerkracht of Fv. Als je trapt op je fiets oefen je kracht uit op de pedalen spierkracht of Fsp. Als je een pen loslaat valt deze naar de grond; zwaartekracht of Fz. Krachten worden aangegeven in Newton (N) 1 kilogram = 10 Newton. Een vector is een pijl waarmee je krachten aangeeft, voor het tekenen: 1. De richting van de pijl geeft de richting van de kracht aan. 2. De plaats waar de pijl begint is de plaats waar de kracht wordt uitgeoefend. 3. De lengte van de pijl geeft de grootte van de kracht aan. De zwaartekracht werkt op alle punten van een voorwerp; daar begin je de vector bij het zwaartepunt. De nettokracht is de kracht die hetzelfde gevolg heeft als alle krachten samen. 2 krachten in dezelfde richting tel je op, en 2 in een verschillende richting trek je van elkaar af. Een schilderij oefent een kracht uit op het koord waaraan het hangt; dit is gewicht (G). zwaartekracht werkt op het voorwerp en gewicht is een kracht van het voorwerp op de ondergrond o.e.d. in rustsituaties zijn zwaartekracht en gewicht hetzelfde, bij beweging niet. Alle voorwerpen oefenen een aantrekkingskracht op elkaar uit. Deze is groter als: de massa s van de voorwerpen groter zijn. Als de voorwerpen zich dichter bij elkaar bevinden. Elk voorwerp heeft een zwaartepunt. Dit is een punt waar je de zwaartekracht kunt laten aangrijpen. Ligt dit punt boven het steunvlak dan is het voorwerp in evenwicht. Dit vind je door het voorwerp op te hangen Pagina 1 van 5

en een lijn recht naar beneden te tekenen, dit doe je ook bij een ander punt en de lijnen snijden elkaar in het zwaartepunt. Bij een ring bevind het zwaartepunt zich buiten het voorwerp. Stabiliteit kun je op 2 manieren vergroten: Je kunt het steunvlak groter maken. Je kunt het zwaartepunt lager leggen. Par.3 Massa is iets anders dan gewicht omdat massa niet afhangt van zijn plaats en gewicht wel. Massa heeft als eenheid kilogram. Als je een vector tekent dan moet je eerst je krachtenschaal aangeven. De uitrekking van een veer is evenredig met de kracht waarmee je trekt. Kracht 2x zo groot = uitrekking 2x zo groot. En om 2 gelijke veren uit te rekken heb je heb 2 x zoveel kracht nodig. De veerconstante bereken je door de kracht te delen door de uitrekking of: C=F/u. Par. 4 Als er kinderen op een wip zitten werken er links en rechts van het draaipunt krachten op de wip; de afstand tussen het draaipunt en de kracht heet de arm van de kracht. Kracht X arm linksom=kracht X arm linksom of Fxd linksom=fxd rechtsom. Hierbij is er evenwicht. Als je ergens te weinig kracht hebt dan gebruik je vaak een hefboom. Elke hefboom heeft een draaipunt. Bij de meeste hefbomen is er: Een grote afstand tussen draaias en spierkracht. Een klein afstand tussen draaias en hefkracht. Par. 5 Als de oppervlakte waarop je staat groter is (ski s) zak je minder snel weg (in sneeuw) omdat de druk op de sneeuw dan meer verdeeld is. Druk = kracht/oppervlakte: p=f/a. 1 N/m2= 1 Pa De maximale druk die een materiaal kan verdragen heet druksterkte. Om aan te geven wanneer een materiaal breekt als eraan getrokken wordt heeft met de treksterkte ingevoerd. Bij staal is dit 40kN/cm2 dat wil zeggen dat een kabel met 1cm2 breekt bij een trekkracht 40000N dus bij een blok van 4000 kg. Trekkrachten kun je vervangen door een touw bij drukkrachten kan dit niet. Hoofdstuk 2 Beeld onder en boven verwisselt, links en rechts ook verwisselt. Fotocamera: Lichtgevoelige film: op de plaats waar het beeld wordt gevormd. Foto: afdruk van een negatief Sluiter: gaat open als er een foto wordt gemaakt om licht binnen te laten. Ontspanknop: opent de sluiter. Diafragma: regelt de hoeveelheid licht die op de lens valt. Positieve lens: objectief genoemd. Afstand-instellingsring: de afstand tussen de lens en film regelen. Positieve lenzen: midden dikker dan aan de rand. Convergerende werking > Pagina 2 van 5

Negatieve lenzen: midden dunner dan aan de rand. Divergerende werking < Convergent is naar elkaar toe > Divergent is van elkaar af < Evenwijdig is rechtdoor = Lichtbreking» het verschijnsel dat een lichtstraal wordt veranderd van richting doordat het bijvoorbeeld door een andere stof gaat. Hoofdas: de lijn die door het midden van de lens gaat en loodrecht op de lens staat. Brandpunt: Het punt waar de lichtstralen na de lens samen komen. (F) De afstand tussen het midden van de lens en het brandpunt heet de brandpuntsafstand f. Des te kleiner de afstand des te sterker is de lens. De afstand tussen de lens en het scherpe beeld heet de beeldafstand b. Par. 3 Van 2 lichtstralen is precies bekend hoe ze lopen: 1. gaat door het midden door de lens en verandert daarbij niet van richting. 2. loopt eerst evenwijdig aan de hoofdas en gaat daarna door het brandpunt van de lens. Deze stralen worden in een tekening constructiestralen genoemd. Vergroting N berekenen: Vergroting N is ook: Par. 4 Als er licht op het oog valt passeert het in deze volgorde: Hoornvlies Voorste oogkamer Pupil Ooglens Glasachtig lichaam Hierna komt het licht op het netvlies die het doorstuurt naar je hersenen. Het beeld op het netvlies - op zijn kop en sterk verkleind Ooglens bol» sterker - voorwerp dichtbij, licht divergeert erg. Ooglens plat» minder sterk - voorwerp in de verte, licht divergeert nauwelijks. Bijziend - ooglenzen te sterk of oogas te lang (ver weg niet goed zien) negatieve lenzen. Verziend - ooglenzen te zwak of oogas te kort (dichtbij niet goed zien) positieve lenzen. Oudziend - accommodatievermogen afgenomen. Dioptrie(D) wordt gebruikt om de sterkte van brillenglazen aan te geven. Par. 5 De tijd dat de sluiter open staat wordt de sluitertijd genoemd. Als er teveel licht op de film valt, ie hij overbelicht. Als er te weinig licht op valt is de film onderbelicht. Als de hoeveelheid licht te klein is kan je het volgende doen: Pagina 3 van 5

1. De sluitertijd groter maken. 2. De diafragmaopening groter maken. Hoe korter je de sluitertijd maakt, des te groter moet je de diafragmaopening maken. De scherptediepte is het gebied voor de lens waarbinnen het voorwerp scherp wordt afgebeeld. Hoe kleiner de diafragmaopening des te groter is de scherptediepte. Hoofdstuk 3 Bewegingen op verschillende manieren vastleggen: Beweging met korte tussenpozen fotograferen: filmen. Stroboscopische foto maken: Foto die gemaakt wordt in een verduisterde ruimte, met als enige verlichting een stroboscooplamp. Dat is een lamp die met regelmatige tussenpozen een korte lichtflits geeft. Sluiter gedurende hele beweging open. Elke keer dat de stoboscooplamp een lichtflits geeft, wordt op het filmpje één momentopname van de beweging gemaakt. Aan de hand van een stroboscopische foto een afstand-tijdtabel maken. Eerst moet je weten: Welke tussenpozen tussen lichtflitsen zaten. Hoe groot de afstanden op de foto in werkelijkheid zijn. afstand s Gemiddelde snelheid = ---------------- vgem = ---- tijd t km/h : 3,6 m/s m/s x 3,6 km/h s ---- x t eenparige beweging: s v = vgem = ---- t Par.3 Tijdtikker is een apparaatje dat met regelmatige tussenpozen een stip zet op een strook papier. Een eenparige versnelde beweging is een beweging waarvan de snelheid gelijkmatig toeneemt. snelheidsverandering versnelling = ------------------------------ a = ---------- tijd Vertraging: Beginsnelheid groter dan eindsnelheid. Negatieve waarde bij berekenen. Pagina 4 van 5

Par.5 Luchtweerstand is de tegenwerkende kracht als je de lucht als het ware opzij duwt op de fiets. Je kunt de luchtweerstand verminderen door jezelf en je fiets te stroomlijnen. Hoe sterker je banden en de ondergrond vervormen, des te groter wordt een tegenwerkende kracht, de rolweerstand. De rolweerstand kun je verminderen door je banden stevig op te pompen en zoveel mogelijk op een harde én vlakke ondergrond te rijden. Wrijvingskracht is de tegenwerkende kracht die ontstaat als je remt met je fiets. De remblokjes gaan langs de velg van de fiets. Bij een luchtkussenbaan is de tegenwerkende kracht heel klein. Dit komt doordat het voorwerp op een laagje lucht zweeft. Als de voortstuwende krachten even groot zijn als de tegenwerkende krachten, is de beweging eenparig. In dat geval is de nettokracht 0N. Als de voortstuwende krachten groter zijn dan de tegenwerkende krachten, is de beweging versneld. In dat geval is de nettokracht in dezelfde richting als de beweging. Als de voortstuwende krachten kleiner zijn dan de tegenwerkende krachten, is de beweging vertraagd. In dat geval is de nettokracht tegen de bewegingsrichting in. Par.6 Remweg is de afstand die afgelegd wordt als een auto aan het remmen is. Remweg hangt af van: De beginsnelheid: de snelheid als de auto begint te remmen. De totale massa van de auto: hoe groter de massa, des te langer de remweg. De remkracht: Hoe harder je op het rempedaal trapt, des te groter de remkracht en des te korter de remweg. Als de snelheid n keer zo groot wordt, wordt de remweg n² keer zo groot. reactie-afstand = snelheid x reactietijd stopafstand = reactie-afstand + remweg Remweg voor inzittenden een auto moet op verschillende manieren zo lang mogelijk gemaakt worden: Auto s worden zo gemaakt, dat bij borsingen de hele voorkant van de auto in elkaar schuift (kreukelzone). Veiligheidsgordel en airbag zorgen ervoor, dat de inzittenden niet tegen de vooruit slaan, op het moment dat de auto al vrijwel stilstaat. Pagina 5 van 5