http://www.schoolsamenvatting.nl/ - De site voor samenvattingen



Vergelijkbare documenten
Samenvatting Duits Grammatica Duits

5,5. Samenvatting door een scholier 543 woorden 19 juni keer beoordeeld. Prüfungsteil Schreiben. Schrijfvaardigheid formele brief

Grüß Gott! Guten Morgen! Guten Tag! Guten Abend! Ich heiße Wie heißt du? Das ist Max. Das finde ich auch. Kommst du auch aus Duisburg.

Uiteenzetting Duits Duitse naamvallen

Samenvatting Duits Hoofdstuk 2

Naamvallen Tabel Begrijpen. Klas 3/4

Werkwoorden TB 49. wissen = weten müssen = moeten fahren = rijden. Voorbereiding PW hoofdstuk 4 Duits DUK7 - werkblad 3

TOETS A A1 vmbo-gt(h), DEEL 1, SCHRITT 1-8. Luister naar het luisterfragment Neu im Fußballverein. Beantwoord de vragen in het Nederlands.

Top 100 Duitse woorden

Antwoorden Duits Hoofdstuk 1

5,9. Samenvatting door een scholier 1371 woorden 4 november keer beoordeeld. * Duits * Uitspraak

Samenvatting Duits Hoofdstuk 3 en 4 grammatica

Samenvatting Duits Grammatica

Aantekening hs1 Cijfers Das Notensystem en lager 6

die Meldung bestätigen nicht jetzt

Taaltips voor succesvol zakendoen in het Duits

Zoals jullie afgelopen jaar geleerd hebben eisen voorzetsels een naamval.

Kapitel 8 Nervenkitzel

bringen ausleihen bezahlen wären denken auschecken das Handtuch das Problem das Missverständnis das Zimmer die Rechnung die Bettwäsche

haben / hatten / hätten können / konnten / könnten dürfen / durften / dürften werden / wurden / würden

gezellig Het was een leuke dag en het was leuk om deze dag te doen want beter Toppie leuk man het was prima Echt leuk Dag kan niet meer stuk

VRAGENKAARTJES THE ISLAND OF ALL TOGETHER

Samenvatting door een scholier 1996 woorden 19 juni keer beoordeeld. Persoonlijk voornaamwoord. 1e nv ich du er sie es wir ihr sie Sie

Kunde (vul de rol in het Duits in) 1 Guten Tag. 1 Groet terug.

Ich möchte eine Fahrkarte nach Schwerin / bitte. Vormittags also.

Idiom Vertaal de vetgedrukte woorden in het Nederlands. Idiom Vertaal de vetgedrukte woorden in het Nederlands. Test KAPITEL

Test KAPITEL. Für diese harte Arbeit ist er wohl nicht

Gefeliciteerd! Zet de zinnen in de juiste volgorde. Dat vinden wij allen zo prettig ja ja. In de gloria. Lang zal hij leven. Hij leve lang hoera hoera

2 Kann ich dir helfen? 2 Ik voel me ziek. 3 Bist du hier im Urlaub? 3 Ja, je bent hier op vakantie.

Duits - Havo 3 - Hoofdstuk 5 samenvatting

Luister naar het gesprek tussen de verkoopmedewerker (Verkäufer) en de klant (Kundin). Je kunt de tekst meelezen.

Logboek bij de lessenserie over. Cengiz und Locke. van Zoran Drvenkar. Groep: Leden: Fragment:

BRIEVEN VAN EEN DUITSE MOEDER AAN HAAR ZOON

Test KAPITEL. Ich habe Angst, den Zug wieder zu

Over dit boek. Richtlijnen voor gebruik

Was machst du am liebsten am Wochenende? Spielst du ein Instrument? Ich lese gern. Ich kann schnell neue Informationen verarbeiten.

2 Wie kann ich Ihnen helfen? 2 Je vraagt of zij/hij je kan doorverbinden met de heer Schröder?

Woordsoorten. Nederlands. Aanwijzend voornaamwoord. Onderschikkend voegwoord. Persoonlijk voornaamwoord. Betrekkelijk voornaamwoord

Snel uw zakelijk Duits verbeteren, zonder saaie grammaticaregels uit uw hoofd te leren

Op het potje Aufs Töpfchen

lassen fahren finden

Werkwijzer Duits. Studie- en werkwijzer worden uitgedeeld en besproken. Toelichting op toetsen wordt op papier uitgereikt

TOETS A A1 VWO(H), DEEL 1, SCHRITT Luister naar Auf dem Münchner Viktualienmarkt. Kruis tijdens het luisteren het goede antwoord aan.

handelingswijzer redekundig ontleden zinsdelen

Reizen Algemeen. Algemeen - Belangrijkste benodigdheden. Algemeen - Conversatie. Om hulp vragen. Vragen of iemand Engels spreekt

De Grote Duitse Donald Duck Opdracht!

Reizen Accommodatie. Accommodatie - Vinden. Accommodatie - Boeking. Om de weg naar je accommodatie vragen

Reizen Accommodatie. Accommodatie - Vinden. Accommodatie - Boeking. Om de weg naar je accommodatie vragen

INHOUD Zo gebruikt u dit boek 4 Lees eerst dit! 5 Vorderingstabel 6 Week 1: dagplanning 7 Week 2: dagplanning 17 Week 3: dagplanning 25

SPREKEN EN GESPREKSVAARDIGHEID

Gegenbesuch des HBBK in Nijmegen. 15. Januar groepswerk en stadsbezoek. Gruppenarbeit und Stadtbesichtigung. Nijmegen is een heel mooie stad.

Tijdsvormen. 1. Präsens: tegenwoordige tijd ich stam+e du stam+st er stam+t

Schule: Schreiben B 2. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

Aantekening Duits Sterke werkwoorden, zwakke werkwoorden en haben, sein en werden

Willkommen und Abschied: 1J 2D 3E 4I 5C 6M 7R 8O 9Q 10B 11H 12K 13L 14A 15N 16P 17F 18G

Je werkt in een ijszaak op de boulevard van Scheveningen en een Duitse toerist spreekt je aan

Voorbereiding PW hoofdstuk 1 en hoofdstuk 2 Duits DUK3 - werkblad 1

Sharing Grammars. Dr. Karijn Helsloot, Hogeschool Windesheim Domein Bewegen en Educatie , Meertaligheid in het Onderwijs

Reizen Algemeen. Algemeen - Belangrijkste benodigdheden. Algemeen - Conversatie. Om hulp vragen. Vragen of iemand Engels spreekt

Reizen Algemeen. Algemeen - Belangrijkste benodigdheden. Algemeen - Conversatie. Om hulp vragen. Vragen of iemand Engels spreekt

Pascal Egbers gestorben am 12. Mai 2017

Horeca Vak Opleidingen Eindopdracht. Time Management

Voltooid tegenwoordige tijd (D = Perfekt)

Stammtisch an der Küste

Zakelijke correspondentie

Zakelijke correspondentie

Wir sind verwandt. Wir sind verwandt. Kann ich die Antworten haben. Kann ich die Antworten haben? die Cousine. die Nichte / die Cousine

Dort finden Sie weitere Informationen. Am Ende des Korridors sind die Toiletten. Die Duschen befinden sich gegenüber.

k ga naar school ch gehe zur Schule

Kapitel 6 Urlaub zum Verlieben. Antwoorden. 1-2 vmbo-kgt Kapitel 6 Antwoorden

Z I N S O N T L E D I N G

Grammaticaboekje NL. Om een beeld te krijgen van de inhoud: De inhoudsopgave, een paar onderwerpen en de eerste bladzijde van de trefwoorden.

Voornaamwoorden. Klaus trägt seinen Koffer. Klaus draagt zijn koffer. Er trägt ihn.

Duits voor zelfstudie

U hebt hier het activiteitenprogramma voor de periode van 20 juli t/m 2. augustus. Het zijn de activiteiten zoals deze georganiseerd worden door

Aantekening Duits Duitse grammatica

Dort finden Sie weitere Informationen. Ich erkläre Ihnen / wo sich die Räume befinden. Am Ende des Korridors sind die Toiletten.

Basisgrammatica. Prisma Taalbeheersing. Arjan Krijgsman Johan Zonnenberg. Begrijpelijk voor iedereen. Duits

der Schreibfehler Ich freue mich auf eine gute Zusammenarbeit. Haben Sie alle meine von letzter Woche vorliegen?

Reisen Unterkunft. Unterkunft - Finden. Unterkunft - Buchen. Nach dem Weg zur Unterkunft fragen

Binnendifferenzierung Schnellere TN können mit den Arbeitsblättern 2a und 2b arbeiten.

Neue Kontakte 1-2 thv. Spreekkaarten

Redemittel Kapitel 1 t/m 8 Neue Kontakte 3-Havo!! versie 5

Neue Kontakte Kapitel 3 3de klas Redemittel

weiblich das Alter der Beruf

Cultuur. Herman Lammers. Telefoon: NL of D en

Voorbeeld Instellingsexamen. Toets Duits Spreken/Gesprekken voeren B1

Woordenlijst Nederlands Duits

Zondag 12 mei 2013 Duinzichtkerk

Antwoorden Nederlands Ontleding

Alltag: Lesen KGT 2. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

Henk Mangnus. Kortom. Duitse grammatica. Walvaboek

vor hinter neben links um die Ecke am Ende hier dort nicht weit zwischen geradeaus rechts Dann bis später. Nach dem Weg fragen. Ja / das stimmt.

bab.la Uitdrukkingen: Zakelijke correspondentie Bestelling Nederlands-Duits

TOETS VWO(H) 1 (A1) Schritt 1-16, Garmisch-Partenkirchen

Persoonlijke correspondentie Brief

Aanvraag tegemoetkoming KOB/Antrag auf KOB-Zuschuss

Taalkalender. 1. De tijd. 2. Voorzetsels. 3. Wat hoort bij elkaar? 4. Werkwoorden: zijn. 5. Persoonlijke voornaamwoorden

Transcriptie:

GRAMMATICA OEFENINGEN DUITS Vertaal mbv woordenboek!!!! 1. Ik hoor het vrij vaak = Ich höre es oft 2. Op de eerste plaats = 3. Ik weet niet, of hij kan komen = 4. Hij wil zelfmoord plegen = 5. Kunt u mij laten zien, waar de kinderafdeling is? = 6. De mensen, waarmee hij op vakantie gaat, wonen in Berlijn = Die Leute,.. er in die Ferien fährt, wohnen in Berlin. 7. Hij ziet het leven niet meer zitten = 8. Hij kan dat helemaal niet = 9. In plaats van een zelfmoordpoging raad ik je therapie aan = 10. De vrouw, die daar woont, is gek = 11. De man, wiens ( van wie de) kinderen in het buitenland wonen, is eenzaam. = 12. Het land, dat het WK voetbal organiseert, ligt in Afrika.= 13. Het meisje, voor wie hij dit cadeau gekocht heeft, is bijna zijn vriendin. = 14. Het kind, aan wie hij snoep gaf = 15. Ik geloof in een God. = 16. De stad, waarin ze wonen, is erg mooi. = 17. Ik betwijfel of hij komt = 18. Je moet kiezen. Het is of dit (boek) of dat boek = 19. We weten niet, of het vandaag of morgen is = 20. Wie heb je gisteren ontmoet? 21. Wie komen er? 22. Ik kan je maar tot 2 uur helpen. 23. Als je kunt, moet je het doen. 24. Toen ik ziek was, moest ik overgeven. 25. Ik vind haar het mooiste meisje van de klas = 26. Ik stap bij het derde huis uit = 27. Het gebouw, dat opgeblazen wordt, ligt in de oudste buurt. 28. Ik vermoed, dat ze zich verslapen heeft. 29. Maar dat kan toch niet waar zijn= 30. Hij is niet alleen slim, maar ook nog een grappige man. 31. Heeft hij gezegd, dat dat niet kan? 32. Na een week had ze er genoeg van. = 33. Afgelopen maandag waren jullie er niet. = 34. Dat vind ik verschrikkelijk = 35. Ik vind, dat dat verschrikkelijk is = 36. Heb je de boeken meegebracht?

37. Ik wil een reis boeken. 38. Kunt u me misschien helpen? 39. Als het mogelijk zou zijn, dan zou ik dat graag doen. 40. Als ik jou was (=zou zijn), dan ging (= zou gaan) ik meteen. 41. Heeft u misschien een pen voor me? 42. Hij gebruikt in de praktijk bijna nooit een rekenmachine. 43. Binnen dat bedrijf spelen gemene praktijken. 44. Uit de volgende thema s kun je kiezen. 45. Er zijn systemen die ook heel goed werken. 46. Aan het begin van de week kan ik wel. 47. De kamer van de professor ligt aan het eind van de gang. 48. Bij dit project laten zich veel vakken combineren. 49. Hij is (!!) van mening veranderd. 1. vrij = 1. frei (bnw) 2. ziemlich (bijw) = tamelijk hier dus :ziemlich 2. uitdrukking/ vaste verbinding! Plaats: Ort/Stelle/Platz/ In uitgewerkte zinnetjes zitten voorbeelden en uitdrukkingen Hier: an erster Stelle / in erster Linie 3. Of = 1. oder 2. entweder oder Enz. Hier : of > woordenboek : bij twijfel: ob er noch kommt? Ich weiß nicht, ob er kommen kann 4. plegen = 1. uitvoeren : begehen; verüben 2. plegen te : pflegen > zij pleegt dat zo te doen (gebruik)= Sie pflegt es so zu machen Hier: Er möchte Selbstmord verüben/begehen 5. Könnten Sie mir bitte zeigen, wo die Kinderabteilung ist?

Let op! Bij beleefdheid gebruik je in het Duits altijd de Konjunktiv (=zouvorm), anders ben je onbeleefd (=kunt u me / zou u me kunnen laten zien) en vaak het woordje bitte. 6. De mensen, waarmee hij op vakantie gaat, wonen in Berlijn = Die Leute, mit denen er in die Ferien fährt, wohnen in Berlin. Betrek. vnw. > mit +3 Heeft betrekking op het voorgaande, nl Leute= meervoud Dus 3 e naamval meervoud v.d. betrek vnw: denen (wb blz 497 3.2 het betrek vnw) 7. Hij ziet het leven niet meer zitten = Zien=.. het niet meer zien zitten schwarz sehen Er sieht das Leben schwarz 8. Hij kan dat helemaal niet = Er kann das gar nicht helemaal= ~ niet : überhaupt nicht zie Gr nr 51 met ontkennend woord: gar of überhaupt Er kann das überhaupt/gar nicht 9. In plaats van een zelfmoordpoging raad ik je therapie aan = In Statt eines Selbstmordversuchs empfehle ich dir Statt +2 eines Selbstmordversuchs/-versuches rate / empfehle ich dir Therapie. Ontleden Stap 1: ww. deel: aanraden Stap 2: onderwerp: wie/wat raadt aan? Ik Stap 3: lijd vw: wie/wat raad ik aan? Therapie Stap 4: meew vw: aan/voor wie/wat raad ik therapie aan? aan jou (= je) Stap 5: bijw bep: statt (voorz +2) eines Selbstmordversuches 10. De vrouw, die daar woont, is gek = Die F Die Frau, die dort/da wohnt, ist verrückt. Betrek. vnw. > in deze bijzin is het onderwerp, dus 1 e naamval Heeft betrekking op het voorgaande, nl Frau= vrouwelijk Dus 1 e naamval vrouwelijk v.d. betrek vnw: die (wb blz 497 3.2 het betrek vnw)

11. De man, wiens ( van wie de) kinderen in het buitenland wonen, is eenzaam. = Der Mann, dessen Kinder im Ausland wohnen ist einsam Der Mann, dessen Kinder im Ausland wohnen, ist einsam. Betrek. vnw. > VAN wie /wiens/wier > 2 e nv Heeft betrekking op het voorgaande, nl Mann= mannelijk Dus 2 e naamval mannelijk v.d. betrek vnw: dessen (wb blz 497 3.2 het betrek vnw) 12. Het land, dat het WK voetbal organiseert, ligt in Afrika.= Das Land, das die WM Fußball organisiert, l liegt in Afrika Das Land, das die WM Fußball organisiert, liegt in Afrika. Betrek. vnw. > in deze bijzin is het onderwerp, dus 1 e naamval Heeft betrekking op het voorgaande, nl Land= onzijdig Dus 1 e naamval onzijdig v.d. betrek vnw: das (wb blz 497 3.2 het betrek vnw) 13. Het meisje, voor wie hij dit cadeau gekocht heeft, is bijna zijn vriendin. = Das Mädchen, für das er dieses Geschenk gekauft hat, ist fast seine Freundin Das Mädchen, für das er dieses Geschenk gekauft hat, ist fast seine Freundin. Betrek. vnw. > voor > bestemd voor : für +4 e naamval Heeft betrekking op het voorgaande, nl Mädchen= onzijdig Dus 4 e naamval onzijdig v.d. betrek vnw: das (wb blz 497 3.2 het betrek vnw) 14. Het kind, aan wie hij snoep gaf, was lief = Das Kind, wem er snoep gab

Das Kind, dem er Süßigkeiten gab, war lieb Betrek. vnw. > in deze bijzin is het meew vw, dus 3 e naamval Heeft betrekking op het voorgaande, nl Kind= onzijdig Dus 3 e naamval onzijdig v.d. betrek vnw: dem (wb blz 497 3.2 het betrek vnw) 15. Ik geloof in een God. = Ich glaube an einen Gott Ich glaube an einen Gott. geloven <+in> = glauben (an <+4 e nv>) 16. De stad, waarin ze wonen, is erg mooi. = Die stadt, in der wohnen, ist sehr schön. Die Stadt, in der sie wohnen, ist sehr schön. Betrek. vnw. > in +3/4 wonen = zichbevinden/rust, dus +3 Heeft betrekking op het voorgaande, nl Stadt= vrouwelijk Dus 3 e naamval vrouwelijk v.d. betrek vnw: der (wb blz 497 3.2 het betrek vnw) 17. Ik betwijfel of hij komt = Ich beschweifle, ob er kommt Ich bezweifle, ob er kommt of = (ofwel) es sei denn, dass (bij tegenstelling) oder * of.of entweder. oder (bij twijfel) ob Hier dus twijfel : ob Zie ook Gr nr 43 18. Je moet kiezen. Het is of dit (boek) of dat boek = Du musst wählen. Es ist

Du sollst/ musst wählen. Es ist entweder dieses oder jenes Buch. of = (ofwel) es sei denn, dass (bij tegenstelling) oder * of.of entweder. oder (bij twijfel) ob 19. We weten niet, of(dat) het vandaag of(wel) morgen is = Wir wissen nicht, ob (voegwoord) es heute oder (keuze) morgen ist. Aantek: Of = 1. of(dat) > ob (voegwoord) 2. of(wel) (keuze) > oder 3. of. of (keuze) > entweder. oder 20. Wie heb je gisteren ontmoet? Wen hast du gestern getroffen? Wie = 1. wer dit is de derde persoon enkelvoud! 2. Wessen 3. Wem komt alleen voor in het enkelvoud!! (Let op 4. Wen werkwoordvervoeging) Evt meervoud aan te geven met alles 21. Wie komen er?= Wer (alles) kommt? (zie 20) 22. Ik kan je maar tot 2 uur helpen. = Ich kann dir nur bis zwei Uhr helfen. Maar = 1. Aber (het) (zelfst nw) 2. (bijw) * [slechts] nur 3. (vw) * aber, (na ontkenning) sondern *niet alleen. maar ook = nicht nur.. sondern auch Zie ook Gr-overzicht Nr 45 23. Als je kunt, moet je het doen.= Wenn du kannst, sollst du es machen (indien)

Als = * (zoals, gelijk) wie * (indien) wenn *((telkens) wanneer) = wenn * (in de hoedanigheid van) als Zie ook Gr nr 42 24. Toen ik ziek was, moest ik overgeven.= Als ich krank war, musste ich mich übergeben. Toen = Als Overgeven = 1.(aan iemand anders geven) übergeben, überreichen 2. (capituleren*) sich ergeben (wederk ww**) 3. (braken) sich übergeben, sich erbrechen (wederk ww) * Geen idee wat het betekent? Misschien woordenboek N-N ook handig. **wederk ww: hoe zit het ook alweer? Misschien staat het achterin het grammatica-overzicht van je woordenboek. Bekijk vooraf ook het grammatica-overzicht van Na klar! goed!! 25. Ik vind haar het mooiste meisje van de klas = Ich finde sie das hübscheste Mädchen der Klasse 26. Ik stap bij het derde huis uit = Ich steige bei dem dritten Haus aus. 27. Het gebouw, dat opgeblazen wordt, ligt in de oudste wijk.= Das Gebäude, das gesprengt wird, liegt im ältesten Viertel. opblazen = 1. Aufblasen (groter maken> ballon o.i.d.) 2. sprengen (vernietigen >brug o.i.d.) 28. Ik vermoed, dat ze zich verslapen heeft. = Ich vermute, dass sie sich verschlafen hat 29. Maar dat kan toch niet waar zijn= Aber das kann doch nicht wahr sein. Maar = 1. Aber (het) (zelfst nw) 2. (bijw) * [slechts] nur 3. (vw) * aber, (na ontkenning) sondern

*niet alleen. maar ook = nicht nur.. sondern auch Zie ook Gr-overzicht Nr 45 30. Hij is niet alleen slim, maar ook nog een grappige man. = Er ist nicht nur klug, sondern auch noch ein lustiger/spaßiger/drolliger Mann maar > niet alleen... maar ook... koppelww sein +1 > (hij) [is] [een grappige man] 31. Heeft hij gezegd, dat dat niet kan? = Hat er gesagt, dass das nicht geht? dass = voegwoord (blijft over bij ontleden) das = lidwoord/ aanwijz vnw (dat = dit)/ betrek vnw (wijst terug op voorgaand woord) 32. Na een week had ze er genoeg van. = Nach +3 einer Woche hatte sie genug davon. 33. Afgelopen maandag waren jullie er niet. = Letzten Montag wart ihr nicht da. Tijdsbepaling (bijwoordelijke bepaling van tijd) ZONDER voorzetsel: 4 e naamval!! Dagen en maanden zijn allemaal mannelijk. 34. Dat vind ik verschrikkelijk = Das finde ich schrecklich. dass = voegwoord (blijft over bij ontleden) das = lidwoord/ aanwijz vnw (dat = dit)/ betrek vnw (wijst terug op voorgaand woord) 35. Ik vind, dat dat verschrikkelijk is = Ich finde, dass das schrecklich ist. 36. Heb je de boeken meegebracht? Hast du die Bücher mitgebracht? Gebruik woordenboeken: N-D: boek = Buch (alleen enkelvoud te vinden van zelfstandige naamwoorden)

Dan D-N: Buch [-es, er] (tussen haken eerst 2 e nv, dan meervoud) 2 e naamval bij boek zou dus zijn: Der Titel des Buches Meervoud is: Bücher 37. Ik wil een reis boeken. Ich möchte eine Reise buchen. In je woordenboek N-D vind je ook boeken = buchen. Dit is dus niet het zelfstandige naamwoord boeken (want die staat alleen in het enkelvoud in je woordenboek), maar het werkwoord!! 38. Kunt u me misschien helpen? ( Zou u mij kunnen helpen> zou-vorm!!! In het Duits gebruik je de zou-vorm om beleefd te zijn!!!! En veelvuldig het woord bitte ) Könnten Sie mir bitte helfen (+3)? (zou-vorm:beleefdheid) Zou-vorm (=Konjunktiv) gebruik je bij: - beleefdheid - niet-werkelijkheid - mogelijkheid 39. Als het mogelijk zou zijn, dan zou ik dat graag doen.= Wenn es möglich wäre, dann würde ich das gerne machen. (zou-vorm: mogelijkheid) 40. Als ik jou was (=zou zijn), dan ging (= zou gaan) ik meteen.= Wenn ich du (!!!) wäre, dann würde ich sofort gehen (zou-vorm: nietwerkelijkheid) Let op!! Koppelwerkwoord sein +1, vandaar 1 e naamval : du 41. Heeft u misschien een pen voor me? ( Zou u misschien een pen voor me hebben/ zou u me een pen kunnen lenen) Hätten Sie vielleicht einen Kuli für mich? (zou-vorm:beleefdheid) 42. Hij gebruikt in de praktijk bijna nooit een rekenmachine.= Er verwendet/benutzt in der Praxis fast nie eine Rechenmaschine. praktijk = 1. (toepassing/beroepswerkzaamheid (denk aan tandartspraktijk o.i.d.) / gewoonte) = Praxis 2. (boze praktijken) = Praktiken, Intrigen. Machenschaften

43. Binnen dat bedrijf spelen gemene praktijken.= Innerhalb +2 des Betriebs spielen gemeine/ bedenkliche Praktiken. Woordenboek N-D: Bedrijf = Betrieb Woordenboek D-N: Betrieb [m; ~(e)s, ~e] Haken woordenboek: evt. geslacht (afhankelijk van woordenboek wel/niet tussen de vierkante haken erbij) en dan eerst uitgang 2 e nv en als laatste meervoud) Hier dus 2 e nv nodig. 44. Uit de volgende thema s kun je kiezen.= Aus (+3) den nächsten Themen kann man / kannst du wählen. Algemeen bedoeld: gebruik je man (=men) Een specifiek iemand in gedachten: dan du Gebruik woordenboeken: N-D: thema = Thema (alleen enkelvoud te vinden van zelfstandige naamwoorden) Dan D-N: Thema [mv:-men] Meervoud is:themen 45. Er zijn systemen die ook heel goed werken. Es gibt (+4) Systeme, die auch sehr gut funktionieren. Werken = 1. (werk doen, beroep uitoefenen) arbeiten 2. (werken, functioneren) funktionieren 3. (uitwerking hebben) wirken 46. Aan het begin van de week kan ik wel.= Am Anfang der Woche kann ich schon. Woche [~, ~n]: 2 e naamval vrouwelijk heeft geen uitgang achter het zelfst naamwoord 47. De kamer van de professor ligt aan het eind van de gang. Das Zimmer des Professors liegt am Ende des Korridors Woordenboek D-N: Professor [m.;~s, ~en] 2 e nv dus: Professors Woordenboek D-N: Korridor [m.;~s, ~e] 2 e nv dus: Korridors 48. Bij dit project laten zich veel vakken combineren. Bei (+3) diesem Projekt lassen sich viele Fächer kombinieren.

Woordenboek N-D: vak =Fach Woordenboek D-N: Fach o.;~(e)s, ~ er] meervoud dus: Fächer 49. Hij is (!!) van mening veranderd. Er hat(!!) seine Meinung geändert. (denk aan het Nederlands: hij heeft zijn mening veranderd) Woordenboek N-D: mening= Meinung. van ~veranderen seine Meinung ändern