Grüß Gott! Guten Morgen! Guten Tag! Guten Abend! Ich heiße Wie heißt du? Das ist Max. Das finde ich auch. Kommst du auch aus Duisburg.

Transcriptie

1 Ich heiße Anna. Ich bin neunzehn Jahre alt und komme aus Deutschland. Ich wohne in Duisburg und gehe dort zur Berufsschule. Das ist mein Freund Max. sich kennenlernen Hallo! Hi! Servus! Grüß Gott! Guten Morgen! Guten Tag! Guten Abend! Ich heiße Wie heißt du? Schön dich zu sehen. Wie geht es dir? Auch gut, danke. Schön, dass du da bist. Max ist auch da. Du lernst Max direkt kennen. Das ist Max. Das finde ich auch. Kommst du auch aus Duisburg. Nein, ich komme aus Göttingen. Ach, das ist schön. Das kenne ich. Wie geht es Ihnen? Danke gut. Und Ihnen? Es geht.

2 en kom uit Duitsland. Ik ben negentien jaar oud Ik heet Anna. Dat is mijn vriend Max. en ga daar naar het MBO. Ik woon in Duisburg Hoi! Hallo! elkaar leren kennen Goedemiddag! Goedemorgen! Goedendag! Hoe heet jij? Ik heet Goedenavond! Ook goed, bedankt. Hoe gaat het met jou? Leuk je te zien. Dan leer je Max direct kennen. Max is er ook. Leuk, dat je er bent. Kom je ook uit Duisburg? Dat vind ik ook. Dat is Max. Dat ken ik. Ach, dat is mooi. Nee, ik kom uit Göttingen. Het gaat. Bedankt, goed. En met u? Hoe gaat het met u?

3 Ausgezeichnet. Nicht so gut. Ich komme aus Holland, aus Utrecht. Und woher kommst du? Ich komme aus Deutschland. Das liegt in der Mitte von Deutschland. Wie alt bist du? Ich bin achtzehn Jahre alt, und du? Ich wohne in der Theaterstraße Nummer fünfzehn. Moment, ich schreibe mir die Adresse mal auf. Und wie ist die Postleitzahl? Die Postleitzahl ist... Hast du auch ein Handy? Aber sicher, die Nummer ist... Kannst du mir aber auch mailen? Die adresse ist... Danke, ich muss jetzt aber gehen. Ok, mach's gut und lass bald von dir hören. Ich spiele gern Fußball. Ich verreise gerne. Ich möchte durch Deutschland reisen. Kommt ihr mich besuchen? Machen wir doch. persönliche Angaben Gib mir mal deine Daten. Wie ist deine Telefonnummer? Meine Telefonnummer ist Wie ist deine adresse? Ich schicke dir mal meine Daten. Und wann hast du eigentlich Geburtstag? Ich bin am 10. Januar 1993 geboren.

4 Ik kom uit Nederland, uit Utrecht. Niet zo goed. Uitstekend. Dat ligt in het midden van Duitsland. Ik kom uit Duitsland. En waar kom jij vandaan? Ik woon in de Theaterstraat, nummer vijftien. Ik ben achttien jaar oud, en jij? Hoe oud ben je? De postcode is... En wat is de postcode? Moment, ik schrijf je adres meteen op. Kun je me ook mailen? Het adres is... Maar natuurlijk, het nummer is... Heb je ook een mobiele telefoon? Ik speel graag voetbal. Ok, het ga je goed en laat snel wat van je horen! Bedankt, ik moet nu gaan. Komen jullie mij bezoeken? Ik wil graag door Duitsland reizen. Ik ga graag op reis. Geef me jouw gegevens maar. persoonlijke gegevens Gaan we doen. Wat is jouw adres? Meine Telefoonnummer is Wat is jouw telefoonnummer? Ik ben op 10 januari 1993 geboren. En wanneer ben je eigenlijk jarig? Dan stuur ik je mijn gegevens.

5 Wann hast du Geburtstag? Ich freue mich. die Sachen verabschieden Wir gehen gleich in die Stadt shoppen. Und ich gehe in den Plattenladen. Das ist ein guter Plan. Dann treffen wir uns um fünf wieder. Fünf Uhr ist in Ordnung. Wollen wir in ein Café gehen? Bis gleich. Bis später.

6 de spullen Ik verheug me erop. Wanneer ben je jarig? En ik ga naar een cd-winkel. We gaan straks in de stad winkelen. afscheid nemen Vijf uur is in orde. Dan spreken we af om 5 uur. Dat is een goed plan. Tot straks. Tot zo. Zullen we naar een café gaan?