Historie van melkvee en mineralen Aart van den Ham aart.vandenham@wur.nl Duurzame ontwikkelingsstrategieën
Nederland in Europees mineralenperspectief
Nederland in Europees mineralenperspectief
Nederland in Europees veebezettingsperspectief
Nederland in Europees mineralenperspectief Conclusie Nederland heeft zich in de kijker gespeeld en dat is nog steeds niet over! Op welke wijze?
Ontwikkeling van de melkveehouderij Start: achttal deelontwikkelingen van ca 1960 tot ca 2000: Totale melkproductie in Nederland; Kg melk/ha grasland en voedergewassen; Totaal aantal melkkoeien in Nederland; Gemiddelde melkproductie per koe; Gemiddelde bedrijfsomvang in kg melk; Aantal bedrijven met melkvee; Gemiddeld aantal koeien per bedrijf; Arbeidsproductiviteit in kg melk per uur. Daarna een samenvattende sheet van 1960 tot 2010 Dan kort de conclusies..
Ontwikkeling van de melkveehouderij
Ontwikkeling van de melkveehouderij
Ontwikkeling van de melkveehouderij
Ontwikkeling van de melkveehouderij
Ontwikkeling van de melkveehouderij
Ontwikkeling van de melkveehouderij
Ontwikkeling van de melkveehouderij
Ontwikkeling van de melkveehouderij
Ontwikkeling van de melkveehouderij 1960 1985 2000 2005 2010 Melkproductie (mln kg 6.721 12.525 11.155 10.827 11.910 Melkkoeien (x 1.000 1.628 2.367 1.504 1.433 1.479 Melkproductie/ha 5.500 12.512 12.340 12.560 14.070 Melkproductie/koe 4.200 5.300 7.420 7.550 8.000 Melkkoeien/bedrijf 9 41 51 61 75 Bedrijven (x 1.000 180 58 29,5 23,5 19,8 Bron: Land- en tuinbouwcijfers; BedrijvenInformatieNet; Productschap Zuivel
Ontwikkeling van de melkveehouderij Hoofdtrends: Intensivering, schaalvergroting, specialisatie: In 2010 ten opzichte van 1960: Dubbele melkproductie in Nederland, 2,5 x zoveel melk/ha; Ruim 10 % van het aantal bedrijven. In 2010 ten opzichte van 1985 (1 e jaar na melkquotering : Gelijke melkproductie met 62 % van het aantal dieren; 1,5 keer zoveel melk/koe; 1 / 3 van het aantal bedrijven.
Intensivering op hectare- en op dierniveau 1960 1985 2001 2005 2010 Kg N/ha grasland 175 325 295 257 243 % mais van voeropp. 2 7 19 20 18 Kg krachtvoer/koe 830 2.280 2.000 2.020 2.060 Kg melk/ha voeropp. 5.500 12.500 12.700 12.600 14.100 Kg melk/koe 4.200 5.300 7.100 7.550 8.000 Bron: Land- en tuinbouwcijfers, Informatienet LEI
Gevolgen voor het milieu Welke gevolgen had voorgaande ontwikkeling: Mesttoediening: veel in de winter en veel op maïs Hoge stikstofgehalten in grond- en oppervlaktewater Hoge fosfaattoestanden ---- P-verzadiging van de bodem Doelen stellen voor milieu waarna mestwetgeving
Begeleidende verschijnselen intensivering Vooral veel mest op maïs, die voor een groot deel in de uitspoelingsgevoelige periode werd toegediend; Hoge nitraatgehalten in grondwater: Maarheeze, 1974 1982: 300 m 3 dunne rundveemest/ha/jr (maïs Nitraatgehalte grondwater 1980-1982: > 600 mg/liter Verhoging fosfaattoestanden (Pw s maïs vaak > 100 Maarheeze, 1974 1982: 300 m 3 dunne rundveemest/ha/jr (maïs Pw in de laag 0-20 cm steeg van 68 naar 146; ook de laag 20-40 cm werd aanzienlijk verrijkt. Fosfaatverzadigde gronden ----- uitspoeling. Oppervlaktewaterkwaliteit ---- afspoeling en ondiepe uitspoeling van N en P.
Bemestingstoestand voor fosfaat op maisland (Alterra rapport 1537 50 Nederland: maisland op alle grondsoorten Percentage monsters 40 30 20 10 0 zeer laag laag voldoende ruim voldoende vrij hoog hoog 1998 0.50 7.20 12.80 20.90 17.20 41.40 2000 1.50 6.80 11.90 18.60 17.10 44.10 2001 0.44 6.38 10.19 17.56 17.97 47.46 2002 0.93 7.51 12.83 20.78 16.54 41.41 2003 1.59 9.08 13.30 19.74 16.84 39.45 aantal 4499 3441 2933 2690 3338 gem. 1.0% 7.4% 12.2% 19.5% 17.1% 42.8% st.dev. 0.5 1.0 1.2 1.4 0.5 3.1
Bemestingstoestand voor fosfaat op grasland (Alterra rapport 1537 50 Nederland: grasland op alle grondsoorten Percentage monsters 40 30 20 10 0 laag vrij laag voldoende ruim voldoende hoog 1998 2.80 16.80 24.10 31.60 24.70 2000 2.40 15.00 25.60 33.10 23.90 2001 3.22 20.55 27.56 29.82 18.85 2002 2.00 16.13 25.95 33.04 22.88 2003 2.26 20.19 20.56 33.64 23.34 aantal 38959 31843 37558 37831 35323 gem. 2.5% 17.7% 24.8% 32.2% 22.7% st.dev. 0.5 2.5 2.6 1.6 2.3
Bemestingstoestand op gras- en maisland Resultaat voor bodemvruchtbaarheid fosfaat: 80 % van het maïsland ruim voldoende of hoog; 55 % van het grasland ruim voldoende of hoog; < 3 % heeft toestand laag of minder. NB in 2010 gaven de landbouwers voor 10% van de grond een lage en voor 20% een neutrale fosfaattoestand op. Voor de fosfaatgebruiksnormen wordt dus voor 70% van de grond uitgegaan van een hoge fosfaattoestand.
Fosfaatverzadiging en uitspoeling (Schoumans en Groenendijk 2 1.6 [P] (mg / l) 1.2 0.8 0.4 0 0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 Fosfaatverzadiging (%)
Fosfaatverzadiging (Schoumans, 2007 56 % van de landbouwgronden heeft de kritieke fosfaatverzadigingsgrens overschreden Vooral in oostelijke en zuidelijke zandgebieden Vooral dus in intensieve gebieden met hoge fosfaatoverschotten
Doelen Grondwater: < 50 mg NO3/liter (volksgezondheid Oppervlaktewater: GEP toetswaarde P: 0,22 mg P totaal/l (eutrofiëring GEP toetswaarde N: 2,4 mg N totaal/l (eutrofiëring Ammoniak: 128 kton landelijk in 2010 Broeikasgas: 30% reductie t.o.v. 1990
Van doelen naar beleid Mestwetgeving: middel voor milieudoelen Vermindering van verliezen: toedieningstijdstippen Maxima aan gebruik (N-normen, evenwichtsbemesting
Start mestwetgeving 1988: Uitrijverbod winterperiode: mestopslag Gebruiksnormen voor fosfaat in dierlijke mest 350 kg /ha/jr voor maisland: vgl gewasafvoer: 75 kg 250 kg/ha/jr voor grasland: vgl gewasafvoer: 90 kg 125 kg/ha/jr voor ov. bouwland: vgl gewasafv.: divers 1991: Emissiearm toedienen van mest: N werking
Daarna: aanscherpingen Vanaf 1998: Minas verliesnormen voor stikstof en fosfaat Argusogen van Brussel Vanaf 2006: Gebruiksnormen voor stikstof en fosfaat Voor fosfaat op termijn (2015 naar evenwichtsbemesting met differentiatie ivm verschillen in fosfaattoestand
Wat zijn de resultaten Bereikte resultaten in de loop der jaren: Effect op het nationaal stikstof- en fosfaatoverschot; Effect op de bodemoverschotten op melkveebedrijven; Effecten op aanvoerposten; Andere invloeden hierop dan mestbeleid; Ontwikkeling in de regionale bodemoverschotten; Effecten op de waterkwaliteit.
Ontwikkeling stikstof- en fosfaatoverschot in Nederland Trend bodemoverschotten Ned. landb. sinds 1970 (CBS) 30
Bodemoverschotontwikkeling stikstof melkvee (BIN-LEI 450 N bodemoverschot (kg/ha) 400 350 300 250 200 150 100 50 0 91 92 93 94 95 96 97 98 99 00 01 02 03 04 05 06 07 08 09 Klei Veen Zand
Bodemoverschotontwikkeling fosfaat melkvee (BIN-LEI 80 Fosfaatoverschot (kg/ha) 70 60 50 40 30 20 10 0 91 92 93 94 95 96 97 98 99 00 01 02 03 04 05 06 07 08 09 Klei Veen Zand
Effecten op aanvoerposten (BIN-LEI
Ontwikkeling fosfaatbodemoverschotten Overschotten daalden van 50 60 kg/ha medio jaren negentig tot 30-40 kg/ha/jr in 2005 maar cumuleren nog; Na een stabilisatie de eerste jaren na 2000 trad, vanaf 2006, een verdere daling op tot ongeveer 12 kg/ha in 2010 doordat, vanaf 2006, ook kunstmestfosfaat in de normering wordt meegeteld.
Andere invloeden op vermindering bodemoverschot (LEI Index (1995 = 100) 120,0 100,0 80,0 60,0 N-bodemoverschot, N aanvoer en N prijs N bodemoverschot melkvee N bodemoverschot akkerbouw Aanvoer N kunstmest nationaal 40,0 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 Jaar 2002 2003 2004 2005 Prijs N kunstmest
Andere invloeden op vermindering bodemoverschot (LEI Index (1995 = 100) 140,0 120,0 100,0 80,0 60,0 P 2 O 5- bodemoverschot, - aanvoer en -prijs P2O5 - bodemoverschot melkvee P2O5- bodemoverschot akkerbouw Prijs P2O5- kunstmest 40,0 1995 1996 1997 1998 1999 2000 Jaar 2001 2002 2003 2004 2005 Aanvoer P2O5 kunstmest nationaal
Ontwikkeling N-bodemoverschotten (1987 en 1995; BIN-LEI
Ontwikkeling N-bodemoverschotten (1987 en 2005; BIN-LEI
Ontwikkeling P-bodemoverschotten (1987 en 1995; BIN-LEI
Ontwikkeling P-bodemoverschotten (1987 en 2005; BIN- LEI
Effecten op waterkwaliteit Effecten op waterkwaliteit: Nitraatgehalten in grondwater P gehalten in oppervlaktewater N gehalten in oppervlaktewater
Nitraatgehalte per bedrijfstype (RIVM, 2012) Gem. NO3-concentratie grondwater (mg/l) 42
Nitraatgehalte per bedrijfstype (RIVM, 2012) NO3-concentratie grondwater per zandregio (mg/l) 43
Nitraatgehalte in grondwater Voor de grondwaterkwaliteit is veel gerealiseerd Veen en klei onder de norm van 50 mg/l Op zand en löss norm onder melkveebedrijven gehaald, nog niet onder akkerbouw-, hokdier- en overige bedrijven, zeker niet in Zand Zuid
Aandeel bronnen N-belasting oppervlaktewater (Emissieregistratie, 2012) 45
N-belasting oppervlaktewater (RIVM, 2012) Zomergemiddelde slootwater (mg N totaal/l; GEP = 2,4) 46
P-belasting oppervlaktewater (RIVM, 2012) Zomergemiddelde slootwater (mg P totaal/l; GEP = 0,22) 47
P-concentratie oppervlaktewater Verbetering sinds 1990: N concentraties sterk verbeterd, GEP toetswaarde gemiddeld nog niet gerealiseerd; P concentraties nog weinig verbeterd.
N- en P concentratie opp. water per grondsoort Slootwaterkwaliteit 2007-2010 (mg N totaal/l, RIVM Regio Winter Zomer GEP-toetswaarde Zand 11,0 5,8 2,4 Klei 5,8 2,4 2,4 Veen 4,1 2,1 2,4 N: klei-veen < GEP, P: zand < GEP in zomer Slootwaterkwaliteit 2007-2010 (mg P totaal/l, RIVM Regio Winter Zomer GEP-toetswaarde Zand 0,09 0,20 0,22 Klei 0,27 0,72 0,22 Veen 0,17 0,27 0,22
Andere thema s: Ammoniak en broeikas Andere milieuthema s: Ammoniak: veel bereikt met emissiearm toedienen maar beperking stalemissie blijft achter. Maatregelen soms tegengesteld aan die van mineralen, ook qua economie: zie Ammoniakemissie op melkveebedrijven in het BedrijvenInformatieNet Broeikasgassen: methaan = zwaar geval!
Ammoniakemissie (NEMA emissieregistr. 2012, LEI bewerk.
Broeikasgas melkvee (Mton CO2 eq. 2008-2011 (LEI, 2013
Invloed van de ondernemer Efficiencyverbetering Meer melk per koe Minder krachtvoer Minder meststoffen
Melk en voeding (BIN-LEI Ontwikkeling melk/koe/jr en krachtvoer/koe/jr kg/koe/jaar 10000 9000 8000 7000 6000 5000 4000 3000 2000 1000 0 1986 1988 1990 1992 1994 1996 1998 2000 2002 2004 2006 2008 2010 kg melk/koe/jr. (FPCM) kg. krachtv./koe/ jr. Jaar
Melk en voeding (BIN-LEI Ontwikkeling hvh krachtvoer/100 kg FPCM 40,0 20,0 0,0 Jaar kg krachtv. /100 kg FPCM kg krachtvoer / kg FPCM 1975 1978 1981 1984 1987 1990 1993 1996 1999 2002 2005 2008
Ontwikkeling in de voeding (BIN-LEI Meer melk uit ruwvoer: Meer melk per koe bij gelijkblijvend krachtvoerverbruik Betere ruwvoerkwaliteit Hogere ruwvoeropname Gemiddeld krachtvoerverbruik per 100 kg FPCM (fat and proteïn corrected milk 1975: 40 kg 2010: 24 kg
Ontwikkeling kunstmestgebruik (BIN-LEI Kunstmestgebruik melkveehouderij kg/ha/jr 400 350 300 250 200 150 100 50 0 Stikstof kunstmest Fosfaat kunstmest 1960 1963 1966 1969 1972 1975 1978 1981 1984 1987 1990 1993 1996 1999 2003 2006 2009 Jaar
Ontw. kunstmestgebruik melkveebedr. (BIN-LEI Kunstmestgebruik 1960 1984 2010 (kg/ha/jr : Stikstof: 115 370 120 Fosfaat: 30-40 - 3 In 2010 hogere opbrengst bij zelfde (N of lager (P2O5 kunstmestgebruik dan in 1960: Mestbenutting toegenomen, zeker ook na 1984; Bodem- en groeiomstandigheden verbeterd; Aandachtspunt: bodemkwaliteit en bedrijfsspecifieke bemesting, gerelateerd aan opbrengend vermogen, worden (weer belangrijker.
Economie En de economie dan? Kan dat wel, vermindering van de milieudruk en verbetering van het economisch resultaat?
Relatieve toegevoegde waarde en milieudruk (CBS-Eurostat-MNP-LEI-bew. 250 200 150 100 50 Toegevoegde waarde N bodem P bodem NH3 lucht broeikasgassen 0 1 9 8 0 1 9 8 2 1 9 8 4 1 9 8 6 1 9 8 8 1 9 9 0 1 9 9 2 1 9 9 4 1 9 9 6 1 9 9 8 2 0 0 0 2 0 0 2 2 0 0 4 2 0 0 6
Verschillen tussen bedrijven Grote verschillen tussen bedrijven, ook vergelijkbare. Wat betekent dat? Zo lang er sprake is van verschillen, zijn er mogelijkheden tot verbetering; Bekijk: waar komen die verschillen vandaan en wat leer ik er van? Hoe kan ik mijn bedrijfsresultaten verbeteren?
Samenhang intensiteit en N-overschot/ha (LEI, 2007 en 1997 N-bodemoverschot (kg/ha) 800 700 600 500 400 300 200 100 0-100 2007 1997 0 5000 10000 15000 20000 25000 30000 35000 Intensiteit (kg melk/ha voederoppervlak)
Samenhang intensiteit en P 2 O 5 overschot/ha (LEI, 2007 en 1997
Spreiding in fosfaatexcretie per GVE melkveebedrijven (LEI, 2009
Spreiding in fosfaatexcretie per 1.000 kg meetmelk (LEI, 2009
Spreiding broeikasgasemissie melkvee in kg CO2/kg afgeleverde melk (LEI-BIN
Diversiteit Grote verschillen in stikstof- en fosfaatoverschot per hectare bij dezelfde hoeveelheid melk per ha. Ook grote verschillen in excretie per dier en per eenheid product. Ook bij de emissie van ammoniak en broeikasgas zijn er verschillen tussen bedrijven.
Zelf de lead nemen en vasthouden! De melkveehouder speelt zelf de grootste rol: Waar zit de motivatie en hoe wordt die benut? Waar zit de melkveehouder zelf met de resultaten van het bedrijf: aan de bovenkant, onderkant, gemiddeld? Wat zijn mogelijkheden voor verbetering? Hoe ga je om met tegenstrijdigheden in doelen tussen verschillende milieuthema s (overschotten stikstof/fosfaat emissie ammoniak; broeikasgas? Welke maatregelen ondersteunen welk thema, welke maatregelen werken welk thema tegen?
Waartoe leidt gemotiveerd, doelgericht, zoeken? 400 N-overschot/ha 350 300 250 200 150 100 50 0 92/93 93/94 94/95 95/96 96/97 doelgericht adviesgericht
Zelf zoeken naar mogelijkheden vanuit de eigen situatie gedacht Wageningen UR