Onderzoek naar de veiligheid van de boezemkade van de Drooggemaakte Geeren

Vergelijkbare documenten
Onderzoek naar de oorzaak van eep. Onderzoek naar de oorzaak van een drassige plaats in de noordwestelijke kade van de Schinkelpolder

D474.ÖÏ. technische adviescommissie voor de waterkeringen

Onderzoek naar de toestand van de kaden langs de Bruine bietering van de Yoorofsche Polder en de Doespolder.

D technische adviescommissie voor de waterkeringen,=. &

ONDERZOEK NAAR DE TOESTAND VAN DE KADE VAN DE DROOGGEMAAKTE GROTE POLDER A ONDERZOEK STAND VAN DE KADE VAN DE ROTE POLDER

zi jìweg 245, 4, De door het waterschap over de teensloot aangebrachte sternpelconstructie

14. Geohydrologie Zuidbuurt eemnes Tauw Kenmerk N BTM-V

Onderzoek naar de toestand van de. Purmerringdijk. Purmerringdijk. Onderzoek naar de toestand van de. Purmerringdijk

van de Kral i ngerpol der

Onderzoeksrapportage naar het functioneren van de IT-Duiker Waddenweg te Berkel en Rodenrijs

Ecologische verbindingszone Omval - Kolhorn

Onderzoek naar de veiligheid van de boezemkade van de Kaagerpol der

Geohydrologische situatie Burg. Slompweg

Onderzoek naar de veiligheid van de boezemkade van de Hoekpol der A Centrum voor Onderzoek Waterkeringen

Ui tgraven wel 1 en bij Andel st S

Wel heeft op deze locatie 20 jaar geleden een dijkverzwaring plaatsgevonden waarbij de dijk verhoogd en verzwaard is aan de binnenzijde.

BIJLAGE BIJ BRIEF (MET ALS KENMERK: ) Opdrachtgever: Project: Gemeente Nijkerk Historisch onderzoek aan de Stoutenburgerlaan Amersfoort/

Projectnummer: D Opgesteld door: Ons kenmerk: Kopieën aan: Kernteam

8 i * Ons kenmerk: nr.: Bijlagen: '1

: Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier : Andries van Houwelingen : Ilse Hergarden, Carola Hesp

CENTRUM VOOR ONDERZOEK WATERKERI NOEN. Onderzoek naar de toestand van de kade van de. Middelveldsche Akerpolder. Middelveldsche Akerpolder A-72,030

In de onderstaande tabel zijn de scenario s voor de Bypassdijken noord opgesomd. scenario omschrijving kans van voorkomen

Doorsnede parkeergarage en beschermingszone primaire kering (bron: bestemmingsplan)

De geomorfologie in het gebied wordt voor een belangrijk deel bepaald door de stuwwalvorming tijdens de Saale-ijstijd (afbeelding I.1).

Bijlage 1. Geohydrologische beschrijving zoekgebied RBT rond Bornerbroek

Onderzoek naar de veiligheid van de. pol der Vrouwgees t A-74,009. Centrum voor Onderzoek Waterkeringen.

Onderzoek naar de veiligheid van de boezemkade van de pol der Gnephoek

Bijlage A. Begrippenlijst

Wel heeft op deze locatie 20 jaar geleden een dijkverzwaring plaatsgevonden waarbij de dijk verhoogd en verzwaard is aan de binnenzijde.

De projectlocatie ligt globaal op de coördinaten: X = en Y =

Tabel 1 Verbetermaatregel kade verbetering (licht grijs geen onderdeel van deze kredietaanvraag) Verbetermaatregel. A Reitdiep

Polder Halsteren Schade en herstel 1953

SAMENVATTING. en funderingen

Bijlage 1 Aanvullend advies archeologisch onderzoek, Wozoco Giessenburg, Neerpolderseweg 19, Giessenburg, Gemeente Giessenlanden

Pipingberm Horstermeer VO2-282B. Geotechnisch advies (versie 2) Techniek, Onderzoek & Projecten Onderzoek & Advies

van A. van der Scheer en E. van der Veen datum: juni 1985 Te verwachten zetting bij ophoging van gedeelten van de Binnenschelde nabij Bergen op Zoom

Legger Wateren. tekstuele deel

1 Aanleiding. Notitie / Memo. HaskoningDHV Nederland B.V. Water

Cultuurhistorische inventarisatiescan nieuwe scoutingterrein Broekpolder

Onderzoek naar de veiligheid van de boezemkade van de V1 i etpol der A

: Zomerbedverlaging Beneden IJssel : Onderzoek invloed inrichting uiterwaard op veiligheid primaire waterkering

Grondwater effecten parkeergarage en diepwand Scheveningen

Beschrijving geohydrologische situatie Vondelpark en Willemsparkbuurt te Amsterdam

Bijlage A. Begrippenlijst

OOSTKAPELLE. Siban Beheer B.V. Park Reeburg GC VUGHT

Onderzoek naar de veiligheid van de boezemkade van de polder Heerhugowaard en de polder Veenhuizen.

Onderzoek naar de veiligheid van de boezemkade van de voormal

Samenvatting peilvoorstellen en afwegingen

Watertoets De Cuyp, Enkhuizen

Kadeverbetering Oostring Zoeterwoude-Dorp Veilige kades voor droge voeten. Ophogen. Dijkverbreding

het noordelijk deel (nabij de woningen) en het zuidelijk deel. Vanwege de invloed naar de omgeving is alleen het noordelijk deel beschouwd.

Gemeente Leiden Ingenieursbureau ing. J.E.M. Vermeulen. Postbus PC LEIDEN. 1 Inleiding

22. Het inrichten van particuliere tuinen op de in de bijlage aangegeven waterkeringen

Het verzoek om bijzondere waarnemingen is verstuurd aan de waterschappen zoals weergegeven in tabel 1. Waterschap Reactie Waarnemingen

Legger van de waterkeringen

Geohydrologische adviezen De Wehme a/d Nieuwstad te Vorden

Averboodse Baan (N165), Laakdal

Kade-inspectie en uw onderhoudsplicht

Nieuwe vijver aan de Groen van Prinstererlaan.

Kade-inspectie en uw onderhoudsplicht

Korte notitie Afwateringskanaal Noord

Het waterkeringsysteem van New Orleans tijdens orkaan Katrina

5. Bovenlaag verdwenen, 2. Dijk van de polder Schouwen, 3. Suzanna-inlaag,

EFFECTEN PEILVERHOGING watergang langs het voormalige DEK terrein nabij Oostersingel en Vlietsingel te MEDEMBLIK

Documentnummer AMMD

Hierbij zenden wij u de rapportage betreffende een project aan het Oppad te Oud-Loosdrecht.

D technische adviescommissie voor de waterkeringen

Maximacentrale (5) Inventarisatie buitendijkse regionale waterkeringen. T. Blaakmeer-Kruidhof

Uitgelicht: Uitleg over de versterking van de dijk langs het Zwarte Meer

Ter plaatse van de instabiliteiten treedt op sommige plaatsen water uit het talud

Peilbesluit Waddenzeedijk Texel Auteur Registratienummer Datum

Memo. Omschrijving werkzaamheden molenerven

Onderzoek naar de veiligheid van de kade langs de Oud- en Nieuw Wateringveldcche polder. Nr.A Centrum voor onderzoek Waterkeringen.

De projectlocatie ligt globaal op de coördinaten: X = en Y =

Rapportage Geotechnisch Bodemonderzoek te Lelystad

Memo. Op basis van de bij de sondering aangetroffen grondslag is de maatgevende grondopbouw gekozen en weergegeven in onderstaande tabel.

Inspectie van de bodem middels een vooronderzoek ter plaatse van de percelen C 2552 en C 2553 in Breda

Onderzoek naar de veiligheid van de boeeemkade van de BLOEMENDALERPOLDER A Centrum voor Onderzoek Waterkeringen

INSPECTIEDOCUMENT PROGRAMMA VAN EISEN VISUELE INSPECTIE REGIONALE WATERKERINGEN

Onderzoek naar de oorzaak van watervoerende gangen in de binnenteen van de zomerkade van de polder "de Ni jenbeker en Wilpsche Klei 'I.

Advies interim boezempeil

Veldrapport betreffende grondonderzoek ten behoeve van: project aan de Aubade en de Vurehout te Zaandam. Opdrachtnr. : HA /

Onderzoek naar de veiligheid van de kade rond de BE EMS T ER A Centrum voor Onderzoek Waterkeringen

Partiële herziening Peilbesluit Duivenvoordse- en Veenzijdsepolder. Peilvak Noortheylaan

Geohydrologisch onderzoek Centrumplan Oldebroek

Urk (1/2) Inventarisatie buitendijkse regionale waterkeringen. T. Blaakmeer-Kruidhof

Watergebiedsplan Verenigde Groote en Kleine Polders. Projectnummer: (Ontwerp)projectplan op basis van artikel 5.

UITBREIDING ZANDWINNING BEMMELSE WAARD

. Aan de heer Directeur-Hoofdingenieur van de Provinciale Waterstaat in Utrecht, Hiertoe werd kennis genomen van de volgende rapporten.

Veldrapport betreffende grondonderzoek ten behoeve van: Project aan de Looweg te Uden. Opdrachtnr. : HA

lil Hl LABORATORIUM VOOR TOEGEPASTE GEOLOGIE EN HYDROGEOLOGIE RIJKSUNIVERSITEIT GENT GEOLOGISCHE EN HYDROGEOLOGISCHE GESTELDHEID TER HOOGTE VAN EEN

Resultaten grondonderzoek Woning aan de Lekdijk 42 te Nieuw-Lekkerland

centrum voor onderzoek waterkeringen D

Datum : 6 oktober Project : restautatie(in- en extern) monumentale boerderij Dorpstraat 13 Plaats : JISP

Toetsing peilafwijkingen IJsselmonde-Oost en Zwijndrechtse Waard. (behorend bij ontwerp peilbesluit IJsselmonde-Oost en Zwijndrechtse Waard)

CTABILITEITSONDEHZOEK AAN EEN DWARSPROFIEL VAN DE BOEZEMKADE, LANGS DE KASPOLDER. *** CO-2 ' /1. 6 oktober vz/rdk ARCHI EFEXE: ;?

Notitie. Aan : Jorg Pieneman, Irene Quakkelaar. Kopie aan : Jasper Overbeeke, Albert Kemeling. Datum : 9 maart 2017

Hydrologische berekeningen EVZ Ter Wisch

5.1 Waterhuishoudkundig en grondmechanisch onderzoek De Zandmeren Hedel

Transcriptie:

Onderzoek naar de veiligheid van de boezemkade van de Drooggemaakte Geeren K1 ei ne B1 ankaardpol der. A-71.010 Centrum voor Onderzoek Waterkeringen.

In houd 1. Inleiding 2. Beschrijving van de polder, de boezem en de kade 2.1. De polder 2.1.1. Ligging 2.1.2. Oppervlakte en pei 1 en 2.1.3. Inwoners en economische belangen 2.1.4. Bestemmingsplannen 2.1.5. 2.2. 2.2,l. 2.2.2. 2.2.3. 2.2.4. 2.3. 2.3.1. 2.3.2. 2.3.3. 2.3.4. 2.3.5. Gevolgen van een doorbraak De boezem Oppervlakte en pei 1 en Mogel ij kheden tot compartimentering Daling van de boezem bij doorbraak Gevolgen voor de scheepvaart en de waterhuishouding bij een doorbraak De kade De lengte van de kade Beschrijving van het profiel aan de hand van de gemeten dwarsprofiel en Beschrijving van de kade Vreemde elementen Onderhoud van de kade - Blz. 1 2 2 2 2 2 2 2 3 3 3 3 3 3 3 4 4 5 5 3. Geschiedenis 6 3.1. Ontwikkeling van de polder 3.2. Ontwikkel ing van de boezemkaden 6 6 4. Grondonderzoek 9 4.1. Al gemeen 9 4.2. Grondonderzoek uitgevoerd door het L.G.M. in de profielen I en I1 9 4.2.1. Sonderingen 9 4.2.2. Boringen 9 4.3. Boringen uitgevoerd door het Centrum 10 4.4. Vergel ijking van de resultaten 10 4.5. Metingen van waterspanningen en het freatisch vlak 10 4.6. Samenvatting grondonderzoek 11 5. Maatgevende boezemstand 12 6. Stabil iteitsonderzoek 13

Inhoud 7.Beoordeling van de veiligheid van de gehele kade 8. Samenvatting - B1 z 14 15

Bijlagen Bijlage nr. 1 2 3 4 5 Omsc hri jvi ng Situatie Dwarsprofiel I en I1 Dwarsprofiel 3 en 4 Dwarsprofiel 5 en 6 Foto 1 t/m 3 Tekening nr. AZ-74.137 5Z-76.161 A7-74.138 A5-74,139 A4-76.162

-1-1. Inleiding In vervolg op een destijds als "test-case" uitgevoerd onderzoek naar de stabiliteit van een tweetal dwarsprofielen in de Drooggemaakte Geer- en Kleine Blankaardpolder is getracht om, in het kader van het systematisch kade-onderzoek, met behulp van een aanvul 1 end onderzoek, een uitspraak te doen over de veiligheid van de gehele boezemkade. De kade beschermt een klein, zeer diepliggend, agrarisch gebied. Het onderzoek is uitgevoerd in de kaden van de Ommedijksche Watering, de Noord-Aa, de Noord-Aasche Vliet, de Meer- of Buurwatering en de Kees Jan Koenensloot. In het kader van de "test-case" is door het Laboratorium voor Grondmechanica (L.G.M. ) een stabil i teitsonderzoek uitgevoerd in de twee, naar veler mening, ongunstigste dwarsprofielen in deze polder. "'Aanvullend is een uitgebreide verkenning uitgevoerd, waarbij onder meer nog vier dwarsprofielen zijn gemeten, boringen gedaan en gegevens omtrent onderhoud en gedrag van de kade werden verzameld. Bij het laatste is vooral gebruik gemaakt van gegevens, die de Technische Dienst van het Hoogheemraadschap van Rijnland beschikbaar heeft gestel d. x) Omdat het uitgebrachte L.G.M.-rapport nog enige, buiten het systematisch onderzoek val 1 ende onderzoeken beschrijft, worden om verwarring te voorkomen, slechts de van toepassing zi jnde onderzoeken uit het L.G.M.-rapport in onderstaande tekst verwerkt.

- 2-2. Beschrijving van de polder, de boezem en de kade 2.1, De polder. 2.1.1. Ligging (bijlage 1). De circa 2 km ten oosten van Stompwijk gelegen polder heeft een enigszins onregelmatige vorm en wordt aan alle zijden door boezemwater begrensd, namelijk: in het noordwesten door de Ommedijksche watering, in het noorden door de Noord-Aa in het oosten en zuidoosten door de Noord- Aasche Vliet, in het zuiden door de Meer- of Buurwatering en in het zuidwesten door de Kees-Jan-Koenensloot. 2.1.2. Oppervlakte en pei 1 en. De Drooggemaakte Geer- en Kleine B1 ankaardpolder heeft een waterstaatkundige oppervlakte van 140 ha. De polder heeft een zomerpeil N.A.P. - 4,75 m en een winterpeil N.A.P. - 5,OO m. De maaiveldhoogte varieert tussen ongeveer N.A.P. - 4,lO m en N.A.P. - 4,30 m. 2.1.3. Inwoners en economische belangen. Het gebied van de Drooggemaakte Geer- en Kleine Blankaardgolder behoort tot de gemeenten Zoeterwoude en Leidschendam. De polder heeft een kl eine honderd inwoners. De polder bestaat praktisch geheel uit weiland; enkele percelen hebben tuinbouwcul tures onder glas. 2.1.4. Bestemmingsplannen. De gebieden in de polder van zowel Zoeterwoude als Leidschendam behouden hun agrarische bestemming. In de toekomst kan eventueel gebied voor recreatieve doeleinden worden bestemd. 2.1.5. Gevolgen van een doorbraak. Zelfs wanneer alle noodzakelijke boezemkeringen (zie punt 2.2.2.) tijdig zijn gesloten, zal er bij een doorbraak van de boezemkade aanzienlijke wateroverlast zijn omdat het boezemvak groot is. Wanneer de noodkeringen in de boezem geopend blijven, zal de inundatiehoogte in de pol der ongeveer 3,60 m boven het maaiveld zijn.

- 3-2.2. De boezem. 2.2.1. Oppervlakte en peilen. De reeds vermelde boezemwateren staan onder normal e omstandigheden met elkaar en met de overige Rijnlandse boezemwateren in open verbinding. De totale oppervlakte vas7 Rijnlands boezem is 4000 ha bij een boezemstand van N.A.P. - 0,60 rn. Het peil van Rijnlands boezem ligt gemiddeld op N.A.P. - 0,60 tn. (Is-zomers - t 0,03 m hoger en Is-winters - t 0,03 rn lager). &en verantwoording van de maatgevende boezemstand is in hoofdstuk 5 uitgewerkt. 2.2.2. Mogel ij kheden tot compartimentering. Voor de compartimentering zal men van verschil lende boezemscheidingsmiddelen gebruik moeten maken; onder andere zullen de Ri jndi jksluizen moeten worden gesloten en dan blijft er nog een aanzienlijk boezemvak over. 2.2.3. Daling van de boezem bij doorbraak. Wanneer de noodkeringen tijdig gesloten kunnen worden, zal de boezem bij doorbraak ongeveer 0,65 m dal en. Wanneer de noodkeringen geopend blijven, bedraagt de daling 0,15 m. 2.2.4. Gevolgen voor de scheepvaart en de waterhuishouding bij een doorbraak. Bij een doorbraak van de boezemkade zal, zowel in het geval van gesloten noodkeringen, als in het geval van open noodkeringen, de scheepvaart worden gestremd. Bovendien zal in beide gevallen de waterhuishouding worden verstoord. 2.3. De kade. 2.3.1. De lengte van de kade. De boezemkade van de Drooggemaa kte Geer- en K1 ei ne 61 an kaardpol der langs de Ommedijksche Watering heeft een lengte van ongeveer 1,8 km, langs de Noord-Aa ligt circa 375 m kade, langs de Noord-Aasche Vliet heeft de kade een lengte van 1,5 km en langs de Meer- of Buurwatering eveneens ongeveer 1,5 km.

- 4-2.3.2. Beschrijving van het profiel aan de hand van de gemeten dwarsprof iel en. De boezemkade langs de Ommedijksche Watering (foto 1) heeft een kruinhoogte varierend tussen N.A.P. en N.A.P. - 0,20 m, de kruinbreedte is 1,5 à 1,75 m. Het buitentalud heeft een helling van 1:2; ter hoogte van de waterlijn is een steenstapeling aangebracht en tegen het onderwatertalud is puin gestort. Het binnentalud heeft in de steile gedeelten een helling van 1:2 à 1:3, het overige beloop heeft een lange flauwe helling. De kwelsloot ligt 40 2 50 m achter de kruin. De boezemkade langs de Noord-Aa heeft een kruinhoogte van N.A.P. - 0,20 m. De kruinbreedte is ongeveer 1 m, maar plaatselijk smaller. Het buitentalud heeft een helling van 1:2. Ter hoogte van de waterlijn is tegen golfaanval een 1 m brede, stapeling van trottoirbanden e.d. aangebracht- Het binnental ud heeft een hel1 ing van 1:4; de kwelsloot ligt ver achter de teen. De kade langs de Noord-Aasche Vliet heeft een kruinhoogte variërend tussen N.A.P. en N.A.P. - 0,20 m; de kruinbreedte is 1 à 1,5 m. De helling van het buitentalud is ongeveer 1:2 à 2:5; plaatselijk is puin tegen het onderwatertalud gestort. Het binnentalud heeft in de steile gedeelten een helling van 1:2, het overige beloop heeft weer een flauwe helling. De kwelsloot ligt 40 tot 50 m achter de kruin. De boezemkade langs de Meer- of Buurwatering heeft een kruinhoogte van ongeveer N.A.P. - 0,20 m; de kruinbreedte is circa 1 m. Het buitentalud heeft een helling van 1:2 à 2:5; tegen het onderwatertalud is puin gestort. Het binnenbeloop is ongeveer 1:4. De kwelsloot ligt ruim 30 m achter de kruin, 2.3.3. Beschrijving van de kade. De gehele kade rondom de Drooggemaakte Geer- en Kleine Blankaardpolder is een groene kade met een betrekkelijk uniform uiterlijk. Bijna overal is ter hoogte van de waterlijn een steenstapeling tegen golfaanval aangebracht (foto 2) plaatselijk is de oever toch afgekalfd. Over lange trajecten is puin tegen het onderwatertalud gestort. Bij het poldergemaal heeft de kade een houten beschoeiing; tegenover de uitstroomopening van het gemaal voor de Zoetermeersche Meerpolder staat een 20 m lange betonnen damwand. Praktisch langs de hele waterlijn staat een ongeveer 0,5 m brede rietschoot. In het zuidelijke en zuidoostelijke gedeelte van de polder, langs de

- 5 - Meer- of Buurwatering en langs de Noord-Aasche Vliet, liggen smalle stroken riet- en vlietland voor de kade; doorgaans bedraagt de breedte circa 1 m, plaatselijk is het vlietland 2,5 tot 4 m breed en tegenover de Elleboogsche Watering ongeveer 6 m. Het binnentalud heeft een lange flauwe helling en het is tamelijk onregelmatig; de grasmat wordt beweid met groot vee en is doorgaans goed onderhouden. De kwelsloot ligt ver achter de kruin. D i t komt doordat de kwelsloot bijna overal tevens bermsloot is van de ongeveer 3 m brede asfalt-polderweg achter de kade; een uitzondering vormt het gedeelte bij dwarsprofiel vier, waar de ring- weg een bocht in de kade afsnijdt. In het noordoostelijke deel van de polder ligt de weg zo ver achter de kade dat er enige afwateringsgreppels naar de bermsloot nodig zijn; ze lopen schuin ten opzichte van de richtingen van kade en weg; duikers onderhouden de watergemeenschap van de buiten de weg gelegen gronden met de rest van de polder. Tussen de twee meest oostelijke boerderijcomplexen ligt over een afstand van 100 m een kwel- sloot ongeveer 30 m achter de kade; om het noordelijkste van de beide boerderijcomplexen ligt een soort tussenboezem. Bij het poldergemaal 1 i gt eveneens een soort tussenboezem. Tijdens de verkenning in juni 1974, een droge periode, werd geen kwel geconstateerd hoewel dit in natte tijden niet is uitgesloten. 2.3.4. Vreemde elementen. De ringweg sluit op drie plaatsen, nl in het westen, het noorden en het oosten, via bruggen met betonnen landhoofden, aan op secundaire wegen buiten de polder. Langs de landhoofden 1 iggen kadekruisende waterleidingen, el ektrici tei ts- en P. T.T. -kabels, De bebouwing staat voornamelijk tussen de kade en de ringweg, vaak tot hoog in het binnentalud. Binnen de ringweg komt sporadisch bebouwing voor. Langs de Meer- of Buurwatering staat de bebouwing vrij dicht op el kaar; er zijn daar enkele particuliere voetgangersbruggen (foto 3), en er ligt een aantal kadekruisende kabels. De kade is goeddeels vrij van hogere beplanting, alleen bij de boerderijen staan bomen tot hoog in het binnentalud en hier en daar tot de buitenkruinlijn. 2.3.5. Onderhoud van de kade. Het onderhoud bestaat voornamelijk uit het jaarlijks aanbrengen van herstel 1 ingen en kleine verbeteringen.

- 6-3. Geschiedenis. (Bronnen: Texeira de Mattos; archieven van Rijnland) 3.1. Ontwikkeling van de polder. In het begin van de zeventiende eeuw lag (volgens de kaart van Balthazar, 1610-1615) aan de noordelijke oever van het toen nog niet drooggemaakte Soetermeerse Meer een stuk boezem1 and tussen de Ommedijksche Watering in het noordwesten, de Noord-Aa in het noor'den en de Vliet, thans de Noord-Aasche Vliet, in het oosten. D i t boezemland was bekend onder de naam de Geeren. Tussen Soeterwoude en Stompwijk werd het land in de richting noordwest/zuidoost doorsneden door een scheidsloot die in het Meer uitliep. Nadat in 1614 het Zoetermeersche Meer was drooggemaakt, werd het boezemland spoedig in twee gedeelten ingepolderd; de eerder genoemde sloot bleef als scheiding bestaan. Op de kaart van Dou van 1647 komen beide inpolderingen reeds voor. Het deel onder Zoeterwoude kreeg de naam Geerpolder en het deel onder Stompwijk heette Cleyne Blanckaert. De in 1859 gecombineerde polders waren sinds onheuglijke tidden tot water verveend, zodat de polder grotendeels uit plassen bestond. Spoedig na de vereniging werden plannen tot droogmaling gemaakt. Na het verlenen van een provinciale en een rijkssubsidie werd een concessie tot droogmaking aangevraagd. Tussen 1859 en 1870 gold een bijzonder reglement na droogmaking in 1867 en het te gelde maken van de eerste oogst in 1869 waren wijzigingen in verschillende bepalingen van het oude, bijzonder reglement wenselijk. Bij statenbesluit van 3 november 1870, goedgekeurd bij K.B. van 22 december 1870, werd een geheel nieuw regl ement vastgesteld; de of f ici ë1 e naam werd nu Drooggemaa kte Geeren Kleine Blankaardpolder. De polderkavels hebben een noordwest/zuidoost richting. Van het gemaal loopt de grote tocht tussen twee kavels door naar het midden van de polderbreedte en dan in oostelijke richting tot aan de onder punt 2.3.3. vermelde polderweg; de kleine tocht loopt van eerder genoemd midden in westelijke richting naar de kade langs de Kees-Jan-Koenensloot. 3.2. Ontwikkeling van de boezemkaden. De eerste omkading na de droogmaking van het Soetermeerse Meer zal niet meer zijn geweest dan een lichte verhoging op het bestaande dikke veenpa kket. De bedijking, zoals deze voor de droogmaking van het betreffende uitgeveende gebied is gemaakt, is bekend uit een tekeningfragment behorende bij het "Octrooi tot bedijking enz. van 26 oct. 1863. Een beschrijving

- 7 - van het profiel wordt gevonden in art. 4 van de "Voorwaarden tot het Bedijken enz" van genoemde datum. Opgemerkt dient te worden dat het rond de uitgeveende polder aanwe- zige terrein niet overal breed genoeg was om het getekende profiel te maken. Voorgenoemd art. 4 voorziet hierin door te stellen dat "waar geene of niet zoo ver in den plas doorschietende gronden aan- wezig zijn, dat daarmede dit beloop kan worden verkregen, gaat de bermkant door, met eene valling van 6 op 1 t ot op den bodem van den plas". Uit het "Bijzonder Reglement en Overeenkomst van Ingelanden voor de Bedijking en Droogmaking....I' blijkt dat de betreffende bedijking is gemaakt van "aardspecie van goede kwal i teit, te nemen van aange- damde landen en akkers in de polder". (veenspecie). In "Bestek en Voorwaarden... I' wordt in een artikel het nodige voorge- schreven t.a.v. a) het verwijderen van bagger uit sloten. b) het wegpersen van slappe specie, ook daar waar de bedijking tot in het water moet worden uitgebouwd. c> het verwi3deren van bomen en struiken van de "boschgronden" waar- op de bedijking moet worden aangelegd. d) het verwijderen van riet en andere grove gewassen ter plaatse van de te maken bedijking. Een ander art. van genoemd bestek geeft aanwijzingen voor de win- ning van grond ten behoeve van de bedijking uit aangedamde gronden, uit in de plas liggende "boschjes", rietvelden, akkers enz. In de loop der jaren is de kade uiteraard aan een voortdurende zakking onderhevig geweest. Stelselmatig moeten dan ook kruinsverhogi ngen heb- ben plaatsgevonden die afhankelijk van de over de lengterichting van de bedijking ongelijkmatig verlopende zakking in de regel slechts plaatselijk zullen zijn uitgevoerd. Hiervoor is in de loop der tijd veelal gebruik gemaakt van voordelig verkrijgbaar materiaal van verschil lende aard. Uit het voorgaande blijkt dat de huidige bedijking zal bestaan uit: a) een "bovenbouw", bestaande uit de oorspronkelijke 1 ichte kade rond het ingepolderde land, bij de droogmaking van de polder (na uit- vening) verzwaard met uit de polder afkomstig veenmateriaal en verder in de loop der tijden stelselmatig bijgewerkt met aller- lei materiaal, waaronder zand, veen, puin enz.

-8- b) het zich onder de bovenbouw bevindende kadegedeelte dat rust op de oude zeeklei en bestaat uit: 1) ongeroerde grond (veen), uitgespaard bij de oorspronkelijke en latere (verdere) uitvening 2) een strook ongeroerde veengrond, verbreed met uit de polder gewonnen veenspecie. Dit ter plaatse waar de aanwezige grondstrook niet breed genoeg was om de ontworpen bedijking te kunnen maken. Opgemerkt dient nog te worden dat in 1864 door de koning toestemming werd verleend tot het graven van een sleuf ter breedte van 13 el en op een afstand van 7 el (meter)van het buitenwater, welke sleuf met zand werd gedicht. Waarschijnlijk is dit gedaan ter bestri jding van kwel verschi jnselen.

- 9-4. Grondonderzoek 4.1. Al gemeen Het grondonderzoek is in twee fasen uitgevoerd: a) Grondonderzoek uitgevoerd door het L.G.M. in de dwarsprofiel en I en I1 (4.2.). De resultaten hiervan staan volledig vermeld in rapport CO 16792-9-1 van het L.G.M. Dit rapport is niet als bijlage toegevoegd, omdat het veel informatie bevat, die voor de beoordeling van de kade niet wordt gehanteerd. Het rapport kan echter wel ter inzage worden gevraagd. b) Boringen uitgevoerd door het Centrum ter vergelijking met het L.GOM.- onder zo e k. ( 4.3. ). 4.2. Grondonderzoek uitgevoerd door het L.G.M. in de profielen I en I1 4.2.1. Sonderingen, Er zijn een aantal sonderingen uitgevoerd tot N.A.P. - 8,OO m. De gemeten conusweerstand en kleef zijn laag. Het diepe zand is bij de sonderingen niet bereikt. Volgens de geologische beschrijving en ander onderzoek in de omgeving, ligt de bovenkant van het Pleistocene zandcomplex ongeveer op N.A.P. - 12 meter. 4.2.2. Boringen. Om een indruk te krijgen van de grondopbouw zijn een aantal continuboringen met een diameter van 29 mm uitgevoerd. Per meter boring zijn in het laboratorium de volumegewichten bepaald. De resultaten van de boringen en de volumegewichten staan aangegeven op bijlage 2. De kade bestaat tot een diepte van N.A.P. - 4,50 m à N.A.P. - 5,OO m voornamelijk uit veen. Tot circa 0,5 à 1,0 m onder het oppervlak is dit veen vermengd met zand. De dikte van deze laag is onder de kruin zelfs ongeveer 2 meter. Onder het veenpakket ligt een slappe kleilaag met plantenresten van 0,5 à 1,0 meter dik, gevolgd door een laag zandhoudende klei en kleihoudend zand, behorend tot de afzettingen van Calais. De onderkant van deze laag ligt op N.A.P. - 10,O m. De hieronder liggende 0,5 m à 1,0 m dikke laag veen is waarschijnlijk Basisveen. De bovenkant van het Pleistocene zand ligt ongeveer op N.A.P. - 12 m.

- 10-4.3. Boringen uitgevoerd door het Centrum. Door het Centrum zijn in de profielen 3, 4, 5,en 6 een aantal handboringen uitgevoerd. De maximale diepte van deze boringen is mv - 4,OO m. De resultaten van deze boringen zullen, voor zover dit mogelijk is, worden vergeleken met het onder 4.2. vermelde resultaat van de door het L.G.M. uitgevoerde boringen. (4.4.) In de boringen van het Centrum is de laag klei met plantenresten al c veenhoudende klei aangegeven. 4.4. Vergelijking van de resultaten. Bij vergel ijking van de resultaten bl ijkt dat de kade in de onderzochte profielen weinig in laagopbouw verschilt. Bij profiel 3 ontbreekt de kleilaag met plantenresten. In de andere profielen is deze laag wel aangetroffen. 4.5. Metingen van waterspanningen en het freatisch vlak. Door het L.G.M. zijn in profiel I en I1 waterspanningsmeters geplaatst en gedurende enige tijd waargenomen. Uit de waarnemingen volgt dat de waterspanning in het veenpakket hoger is dan in het diepe zand. Het verschil is ongeveer 2 meter waterkolom. Op de overgang van veen naar klei en van het diepe zand naar de zandige kleiformatie daarboven is een potentiaal sprong gemeten, die ongeveer gelijk is aan het halve verschil tussen de stijghoogten in het veenpakket en die in het diepe zand. Door het Centrum zijn in de profielen I, 11, 4 en 6 later nog peilbuizen geplaatst en gedurende twee maanden waargenomen. In deze periode is een natte en droge tijd voorgekomen. De filters van de peilbuizen in de kruin stonden allemaal in het veenpakket. Het blijkt dat de stijghoogte in de buizen aanzienlijk varieert in natte en droge tijden. In de natte periode steeg het water in de veenlaag 0,20 m à 0,30 m boven het niveau van een droge periode. De in de natte periode gemeten freatische lijn is getekend in bijlage 2, 3 en 4. Uit deze tekeningen kan men zien dat het freatisch vlak net onder het oppervlak ligt en vrijwel in alle profielen hetzelfde verloop heeft. In natte tijden zal het talud dus drassig zijn.

- 11-4.6. Samenvatting grondonderzoek. Als men de resultaten van de boringen van het L.G.M. en het Centrum met elkaar vergelijkt, blijken de profielen grote gelijkenis in grondopbouw te vertonen. De ligging van het freatisch vlak is ook in al 1 e prof iel en deze1 fde. Mede gezien de resultaten van de verkenning en de historische opbouw van de kade, kan het uitgevoerde stabil iteitsonderzoek in profiel I en I1 als representatief worden gesteld voor de gehele kade. In hoofdstuk 6 wordt hierop nader ingegaan.

- 12-5. Maatgevende boezemstand. In het rapport van het Centrum "Systematisch kade-onderzoek 1972" is een beschouwing gegeven over het voorkomen van een maatgevende boezemstand in het Hoogheemraadschap van Rijnland. Als maatgevende boezemstand kan een stand van N.A.P. - 0,35 m worden aangenomen. Omdat dit gegeven ten tijde van het L.G.M.-onderzoek nog niet bekend was, is men daarbij uitgegaan van een nog ongunstiger boezemstand. Bij de stabiliteitsberekeningen heeft men een boezemstand van N.A.P. - 0,20 m aangenomen.

- 13-6. Stabi 1 i tei tsonderzoek Het L.G.M. heeft in dwarsprofiel I en I1 een stabiliteitsonderzoek uitgevoerd. Hiertoe heeft men een aantal ongeroerde monsters gestoken en in het laboratorium hierop celproeven uitgevoerd. Daarna zijn glijvlakberekeningen gemaakt op een iets andere wijze dan bij het huidige onderzoek wordt gedaan. De daarbij ingevoerde waarden van +' en c' waren bijzonder laag. Bij vergelijking met de resultaten van proeven in Rijnland blijkt dat de ingevoerde waarden beneden de ondergrenswaarden van de gemiddelden 1 iggen. De berekende evenwichlsfaktor bij gemeten freatisch vlak was voor beide profielen ongeveer 2. Het glijvlak liep voornamelijk door het veen en de onderkant door de kleilaag. De gemeten wateronderspanning (zie 4.5.) in het zand, die aanzienlijk lager was, heeft dus geen invloed op het glijvlak. De stabiliteit wordt hoofdzakelijk bepaald door de waterspanning in het veen, waarvan het verloop hydrostatisch is. (4.5.). Bij een verhoogde boezemstand (N.A.P. - 0,20 m ) en freatische lijn tot MV liep de evenwichtsfaktor terug tot 1,6. Wel heeft het L.G.M. berekend dat de zone op 5 a 6 m uit de teensloot niet stabiel is. Dit kan tot gevolg hebben dat de sloot zal dichtschuiven. Een direkt gevaar voor stabiiiteitsverlies van de gehele kade brengt dit echter niet met zich mee.

- 14-7. Beoordeling van de veiligheid van de gehele kade. Als men de resultaten van dit onderzoek vergelijkt met onderzoeken, die volgens de huidige onderzoekmethode zijn uitgevoerd, in identieke kaden in de omgeving van de Drooggemaakte Geer- en Kleine Blankaardpolder, dan stemmein de resultaten goed overeen Op grond van de resultaten van het grond- en stabiliteitsonderzoek en de verkenning kan de kade als veilig worden aangemerkt. De berekende geringe stabiliteit van de 5 à 6 meter brede zone bij de teensloot kan hoogstens een dichtschuiven van, de teensloot tot gevolg hebben. Een direkt gevaar voor de stabiliteit van de gehele kade is dit niet. Aanbevolen wordt om de sloot te dempen met drainerend materiaal; of een drainage in het binnentalud aan te brengen. Om de veiligheid te waarborgen dienen de kruisende waterleidingen, voor zover dit nog niet is geschied, te worden getoetst aan de "Leidraad voor constructie en beheer van vloeistofleidingen" van de Technische Adviescommissie voor de Waterkeringen (T.A.W. ). Omdat de kruinbreedte gering is, dient te worden voorkomen dat de oever wordt aangetast door golfaanval. Wat de vreemde elementen betreft, kan verwezen worden naar de leidraad voor ontwerp, beheer en onderhoud van constructies en vreemde objecten in, op en nabij waterkeringen van de T.A.W.

- 15-8. Samenvatting De Drooggemaakte Geer- en K1 eine B1 ankaardpol der. De kaden liggen langs de Ommedijksche Watering, de Noord-Aa, de Noord-Aasche Vliet, de Meer- of Buurwatering en de Kees Jan Koenensloot en hebben een totale lengte van 5,2 km. De kaden beschermen een hoofdzakel ijk agrarisch, diep1 iggend gebied met daarin enige boerderijen. De oppervlakte van het beschermde gebied bedraagt 140 ha. De kade heeft over ti jn gehele lengte nagenoeg hetze1 fde profiel. De kruinbreedte varieert echter van plaats tot plaats en ligt tussen 1,0 m en 2,O m. Het binnentalud loopt vanaf de kruin over een klein gedeelte onder een helling van 1:2 en gaat daarna over in een helling van 1:3 à 1:4. De kerende hoogte ligt tussen 3,50 m en 4,OO m. Eertijds is in het kader van een proefonderzoek om de onderzoekmethode voor het boezemkade-onderzoek vast te stellen al veel gedaan, onder andere een stabiliteitsondertoek in twee van de, op het eerste gezicht, ongunstigste dwarsprofielen, Aanvullend hierop heeft het Centrum een uitgebreide verkenning uitgevoerd, dwarsprofielen gemeten en boringen in nog vier andere profielen gedaan. Ook is bij de beoordeling gebruik gemaakt van de historische gegevens omtvent het ontstaan van de polder en de kade. Uit dit onderzoek kan worden geconcludeerd dat de desti jds gekozen profielen al s representatief kunnen worden gezien voor de gehele kade. De grondopbouw van de kade is als volgt: Direkt onder het oppervlak ligt een ongeveer 4 m dik veenpakket. Het bovenste deel hiervan is sterk vermengd met zand. Onder het veenpakket ligt een 0,5 m à 1,0 rn dikke laag klei met plantenresten, waaronder zich een 4,5 m à 5,O m dikke laag kleihoudend zand en zandhoudende klei bevindt. Hieronder ligt op ongeveer N.A.P. - 12 m het Pleistocene zandpakket. Op grond van het uitgevoerde onderzoek en het stabiliteitsonderzoek kan worden gesteld dat de kade voldoende veilig is. De minimum evenwichtsfaktor is 1,6. Wel dient, in verband met de geringe kruinbreedte, te worden voorkomen dat de oever wordt aangetast door golfaanval. Ook dienen de kruisende waterleidingen, voor zover dit nog niet is geschied, te worden getoetst aan de "Leidraad voor constructie en beheer van vloeistofleidingen" van de Technische Adviescommissie voor de Waterkeringen. (T.A.W.). Wat de vreemde elementen betreft, kan verwezen worden naar de leidraad voor ontwerp, beheer en onderhoud van constructies en vreemde objecten in, op en nabij waterkeringen van de T.A.W.