5,7. Samenvatting door L woorden 14 januari keer beoordeeld. Natuurkunde

Vergelijkbare documenten
Uit de definitie van arbeid volgt dat de eenheid van arbeid newton * meter is, afgekort [W] = Nm.

Samenvatting Natuurkunde Syllabus domein C: beweging en energie

Uitwerkingen opgaven hoofdstuk Verrichten van arbeid

Een tweede punt van kritiek is dat er in de natuurkunde alleen een kracht (en geen plank) arbeid kan verrichten.

Hoofdstuk 6 Energie en beweging. Gemaakt als toevoeging op methode Natuurkunde Overal

SO energie, arbeid, snelheid Versie a. Natuurkunde, 4M. Formules: v t = v 0 + a * t s = v gem * t W = F * s E Z = m * g * h F = m * a

Leerstof: Hoofdstukken 1, 2, 4, 9 en 10. Hulpmiddelen: Niet grafische rekenmachine, binas 6 de druk. Let op dat je alle vragen beantwoordt.

- KLAS 5. a) Bereken de hellingshoek met de horizontaal. (2p) Heb je bij a) geen antwoord gevonden, reken dan verder met een hellingshoek van 15.

Opgave 1 Afdaling. Opgave 2 Fietser

Hoofdstuk 4: Arbeid en energie

Oefenopgaven versnelling, kracht, arbeid. Werk netjes en nauwkeurig. Geef altijd berekeningen met Gegeven Gevraagd Formule Berekening Antwoord

Inleiding kracht en energie 3hv

Theorie: Snelheid (Herhaling klas 2)

Samenvatting NaSk 1 Hoofdstuk 5

RBEID 16/5/2011. Een rond voorwerp met een massa van 3,5 kg hangt stil aan twee touwtjes (zie bijlage figuur 2).

Natuur- en scheikunde 1, energie en snelheid, uitwerkingen

De hoogte tijd grafiek is ook gegeven. d. Bepaal met deze grafiek de grootste snelheid van de vuurpijl.

Uitwerkingen van 3 klas NOVA natuurkunde hoofdstuk 6 arbeid en zo

KeCo-opgaven mechanica (arbeid en energie) HAVO4

NASK1 - SAMENVATTING KRACHTEN en BEWEGING. Snelheid. De snelheid kun je uitrekenen door de afstand te delen door de tijd.

Krachten (4VWO)

Hoofdstuk 3 Kracht en beweging. Gemaakt als toevoeging op methode Natuurkunde Overal

Samenvatting Natuurkunde Hoofdstuk 8, Bewegen in functies

Hoofdstuk 3 Kracht en beweging. Gemaakt als toevoeging op methode Natuurkunde Overal

jaar: 1989 nummer: 25

HOGESCHOOL ROTTERDAM:

UITWERKINGEN OEFENVRAAGSTUKKEN 5 HAVO. natuurkunde

Bergtrein. Figuur 2 staat ook op de uitwerkbijlage. a. Bepaal de afstand die de trein op t = 20 s heeft afgelegd.

a. Bepaal hoeveel langer. b. Bepaal met figuur 1 de snelheid waarmee de parachutist neerkomt.

ATWOOD Blok A en blok B zijn verbonden door een koord dat over een katrol hangt. Er is geen wrijving in de katrol. Het stelsel gaat bewegen.

Samenvatting snelheden en

Hoofdstuk 3. en energieomzetting

Natuurkunde in context 5H. 1 Energieomzettingen Bewegingen in de sport en het verkeer

Examentraining Leerlingmateriaal

c. Bereken van welke hoogte Humpty kan vallen zonder dat hij breekt. {2p}

Eindexamen natuurkunde 1 havo 2006-I

Hoofdstuk 3. en energieomzetting

TECHNISCHE UNIVERSITEIT DELFT Faculteit der Civiele Techniek en Geowetenschappen

Bestaan uit een of meerdere voorwerpen,die samen een geheel vormen.uitwendige krachten=van buitenaf op systeem werken.inwendige binnen het systeem

Opgave 2 Een sprong bij volleyball 2015 I

Eindexamen natuurkunde 1-2 havo 2000-I

CRUESLI. Een pak Cruesli heeft een massa van 375 gram. De bodem van het pak is 4,5 cm breed en 14 cm lang. 1. Bereken de oppervlakte van de bodem.

jaar: 1989 nummer: 17

Samenvatting Natuurkunde Hoofdstuk 7, Krachten

Naam van de kracht: Uitleg: Afkorting: Spierkracht De kracht die wordt uitgeoefend door spieren van de mens. F spier

Uitwerkingen van de opgaven in Basisboek Natuurkunde

Studievoorbereiding. Vak: Natuurkunde voorbeeldexamen. Toegestane hulpmiddelen: Rekenmachine. Het examen bestaat uit: 32 meerkeuzevragen

Extra opdrachten Module: bewegen

NATUURKUNDE. Figuur 1

a. Bepaal hoeveel langer. b. Bepaal met figuur 1 de snelheid waarmee de parachutist neerkomt.

Uitwerkingen opgaven hoofdstuk 4

2 a De snelheid is constant, de nettokracht is nul, dus de luchtweerstand is even groot als de zwaartekracht.

CRUESLI. Een pak Cruesli heeft een massa van 375 gram. De bodem van het pak is 4,5 cm breed en 14 cm lang. 1. Bereken de oppervlakte van de bodem.

Pretpark als laboratorium. Opdrachtenboekje secundair onderwijs

Examen HAVO. natuurkunde 1

Kracht en Energie Inhoud

4 keer beoordeeld 4 maart Natuurkunde H6 Samenvatting

Eindexamen natuurkunde 1 havo 2006-I

Natuurkunde in context 5H. 4 Energie en arbeid Brandstofverbruik en veiligheid in het verkeer

Natuurkunde. Lj2P4. Beweging

F De uitgeoefende kracht s De afstand waarover de kracht is uitgeoefend (in meter) α De hoek tussen de kracht en verplaatsing.

Rekenmachine met grafische display voor functies

Tentamen Mechanica ( )

Natuurkunde in context 5H. 4 Energie en arbeid Brandstofverbruik en veiligheid in het verkeer

Diagrammen Voor beide typen beweging moet je drie diagrammen kunnen tekenen, te weten een (s,t)-diagram, een (v,t)-diagram en een (a,t)-diagram.

BEWEGING HAVO. Raaklijnmethode Hokjesmethode

F De uitgeoefende kracht s De afstand waarover de kracht is uitgeoefend (in meter) α De hoek tussen de kracht en verplaatsing.

Grootheid: eigenschap die je kunt meten (met een meetinstrument) Eenheid: maat waarin de grootheid wordt uitgedrukt

Eindexamen natuurkunde 1 havo 2005-II

Diagrammen Voor beide typen beweging moet je drie diagrammen kunnen tekenen, te weten een (s,t)-diagram, een (v,t)-diagram en een (a,t)-diagram.

Samenvatting Natuurkunde H3 Beweging

Antwoorden Natuurkunde Hoofdstuk 2

Woensdag 21 mei, uur

3 Veranderende krachten

Samenvatting NaSk 1 Natuurkrachten

Eindexamen natuurkunde 1 havo 2000-II

TENTAMEN NATUURKUNDE

Bepaal k met behulp van de grafiek. Geef de uitkomst in twee significante cijfers.

Arbeid & Energie. Dr. Pieter Neyskens Monitoraat Wetenschappen pieter.neyskens@wet.kuleuven.be. Assistent: Erik Lambrechts

VAK: natuurkunde KLAS: Havo 4 DATUM: 20 juni TIJD: uur TOETS: T1 STOF: Hfd 1 t/m 4. Opmerkingen voor surveillant XXXXXXXXXXXXXXXXXXX

Hoger Algemeen Voortgezet Onderwijs Tijdvak 2 Woensdag 22 juni uur


Examen HAVO. natuurkunde 1

Tentamen Natuurkunde 1A uur uur vrijdag 14 januari 2011 docent drs.j.b. Vrijdaghs

Opgave 1 Millenniumbrug

ENERGIE & ARBEID VWO

Zwaartekrachtenergie contra Bewegingsenergie. Rekenen met de snelste rollercoaster ter wereld de Kingda Ka

Werkblad 3 Bewegen antwoorden- Thema 14 (NIVEAU BETA)

Kracht en beweging (Mechanics Baseline Test)

Samenvatting Natuurkunde Kracht

Mooie samenvatting: Stencil%20V4%20samenvatting.doc.

NATUURKUNDE KLAS 5. PROEFWERK H8 JUNI 2010 Gebruik eigen rekenmachine en BINAS toegestaan. Totaal 29 p

Lessen in Krachten. Door: Gaby Sondagh en Isabel Duin Eckartcollege

In autotijdschriften staan vaak testrapporten van nieuwe auto s. In de figuur op de bijlage is zo n overzicht afgedrukt.

Vraag 1 Vraag 2 Vraag 3 Vraag 4 Vraag 5

natuurkunde havo 2018-II

TENTAMEN NATUURKUNDE

TENTAMEN NATUURKUNDE

Samenvatting Natuurkunde Verwarmen en isoleren (Newton)

de eenheid m/s omrekenen naar km/h en omgekeerd.

Transcriptie:

Samenvatting door L. 2352 woorden 14 januari 2012 5,7 16 keer beoordeeld Vak Natuurkunde Natuurkunde hst 4 krachten 1 verrichten van krachten Als je fietst verbruik je energie, die vul je weer aan door te eten. Je bent dan weer in stat om arbeid te verrichten. Snel fietsen -> grote afstand -> meer energie verbruiken -> meer arbeid verrichten. Arbeid, de natuurkundige omschrijving Arbeid wordt gedefinieerd als het product van kracht en verplaatsing. Verplaatsing: de verplaatsing van het aangrijpingspunt van de kracht. W= F s arbeid kracht Afstand Nm of J n m Arbeid verricht door een kracht Natuurkunde -> arbeid wordt verricht door een kracht en niet door personen. Zonder verplaatsing verricht een kracht geen arbeid. Bv tas aan kapstok. Arbeid kan positief/ negatief zijn. Als F en s zelfde richting hebben is het teken van arbeid positief. Zijn F en s tegengesteld van is het teken van arbeid negatief. Voorbeeld 1+ 2 blz. 184+185 - Natuurkundig gesproken kan alleen een kracht arbeid verrichten. - De arbeid berken je met W=F s als de werklijn van de kracht evenwijdig is aan de verplaatsing. - De verrichte arbeid is positief als de richtingen van F en s gelijk zijn, negatief als F en s tegengesteld gericht zijn en nul als de kracht loodrecht op de verplaatsing staat. 2 energievormen Energie bezitten = in staat zijn arbeid te kunnen verrichten. Anders gezegd: om arbeid te kunnen verrichten, is energie nodig. Vormen van energie: bewegingsenergie, chemische energie, elektrische energie, kernenergie, magnetische energie, stralingsenergie, veerenergie, zwaarte-energie Warmte. Chemische energie Koolhydraten en vetten zijn de voornaamste energieleveranciers. De extra chemische energie die vrijkomt wordt een deel gebruikt voor energie en voor warmte. Alle arbeid die je spieren verrichten komt uit het arbeidsdeel van de chemische energie: https://www.scholieren.com/verslag/39901 Pagina 1 van 7

W=Echem(arbeidsdeel) Als de spierkracht constant is dan geldt: Echem (arbeidsdeel)= Fspier s Lees voorbeeld motorstukje en beweginsenergie op blz 189. Voorbeeld 1+2 blz. 189+190 De Bewegingsenergie (kinetische energie) kan worden berekend met: Ekin = ½ m v2 Zwaarte-energie Een hoogteverschil overwinnen kost extra energie. De helling op kost meer spierkracht dan helling af. De zwaarte-energie kan berekend worden met: Ezw=m g h De zwaarte-energie stellen we in de meeste gevallen nul bij het laagste punt van de beweging. Voorbeeld blz. 191 In figuur 4.9 zijn de kogels A en B getekend. Beide hebben een massa van 0.50 kg. Hun valafstanden zijn verschillend. Onder kogel B staat een tafel, die voorkomt dat de kogel op de grond valt. Voor kogel A is de grond het laagste punt. In overeenkomst met de opmerking stellen we de zwaarte-energie van A gelijk aan 0 als hij op de grond zou liggen. Dan heeft kogel A in de getekende positie ten opzichte van de grond een zwaarte-energie gelijk aan: Ezw,A = m g h= 0.50 9.81 1.50=7.4 J Voor kogel B stellen we de zwaarte-energie 0 op het tafelblad. In de getekende positie heeft kogel B dan ten opzichte van het tafelblad een zwaarte-energie van: Ezw,B=m g h = 0.50 9.81 0.75= 3.7J Kogel C heeft een massa van 1.2 kg en voert een slingerbeweging uit. Zie figuur hieronder. In de laagste mogelijk stand stellen we de zwaarte-energie op 0. De kogel heeft in de getekende stand dan een zwaarte-energie van Ezw = m g h= 1.2 9.81 0.22= 2.6J Veerenergie Een ingedrukte (of uitgerekte) veer bezit veel energie en die noemen we veerenergie. Warmte. Als je op een vlakke weg fietst en je stopt met trappen dan zal je snelheid steeds meer afnemen. Dit komt omdat er Fwr zijn die tegenwerken en arbeid verrichten. Die arbeid wordt omgezet in warmte. Als Fwr constant is dan kan de warmte berekend worden met: Q=Fwr s (Q= warmte in J) De eenheid van energie en arbeid 1 joule = 1 newtonmeter [E] = [W] dus 1J=1Nm Samenvatting - Een voorwerp met massa m en snelheid v heeft een kinetische energie, waar voor geldt: Ekin = ½ m v2 (m in kg en v in m/s) - Een voorwerp met massa m heeft ten opzichte van een punt dat h meter lager ligt, een zwaarte-energie waarvoor geldt: Ezw=m g h - Als bij een beweging wrijvingskrachten een rol spelen, ontstaat er warmte. Als de wrijvingskracht constant is, is de hoeveelheid warmte te berekenen met: Q=Fwr s (s in m/s) https://www.scholieren.com/verslag/39901 Pagina 2 van 7

- Een ingedrukte of uitgerekte veer bezit veerenergie. - Chemische energie is de energie die ontstaat bij verbranding van brandstoffen. De hoeveelheid chemische energie die gebruikt wordt om arbeid te verrichten is te berekenen met: Echem(arbeidsdeel)=W - Dmv arbeid wordt de ene energievorm omgezet in een andere energievorm. - 1 joule = 1 newtonmeter. 3 wet van behoud van energie Tijdens het optrekken van een bolletje verricht je spierkracht arbeid op het bolletje, waardoor ook de hoogte van het bolletje toeneemt. Er wordt dan chemische energie omgezet in extra zwaarte-energie van het bolletje. Na het loslaten van het bolletje neemt de zwaarte-energie af en neemt de kinetische energie toe, totdat in de evenwichtstand de kinetische energie maximaal is. Vervolgens word de kinetische energie weer omgezet in zwaarte-energie. Als er geen wrijving is geldt daarbij dat de afname van de zwaarte-energie gelijk is aan de toename van de kinetische energie en omgekeerd. Eenvoudiger: energie kan worden omgezet van de ene soort in de andere, maar daarbij blijft de totale hoeveelheid energie constant. Dit is de wet van behoud van energie. Energiebalans: E zw,a = E kin,b + Q M g ha = ½m vb2 + Q Uiteindelijk komt de slinger tot rust in B. de oorspronkelijke zwaarte-energie van het bolletje in A is dan in Q omgezet. E zw,a = Q Voorbeeld 1: een vrij vallend steentje Een steentje heeft een massa van 20 gram en valt van top A van een 11 m hoge toren. Het steentje zal met een bepaalde snelheid op de grond vallen a. Stel de energiebalans voor de val van het steentje op. b. Bereken de snelheid van het steentje op het moment dat het de grond raakt.. Antwoorden a. Maak een schets. Stel de energiebalans op Zwaarte-energie in A = kinetische energie in B E zw,a = E kin,b M g ha = ½m vb2 b. Reken de massa om in kg. M= 20 103 kg Vul de gegevens in: M g ha = ½m vb2 https://www.scholieren.com/verslag/39901 Pagina 3 van 7

20 103 9.81 11 = ½ 20 103 vb2 Vb= 15m/s - snelheid die je bij deze vragen berekent is de snelheid net voordat het de grond raakt. Bij botsing blijvende vervorming: energie wordt warmte. Tijdelijke vervorming: veerenergie wordt kinetische energie. Voorbeeld 2: een kogeltje wordt recht omhoog geschoten. Vanaf de grond bij A wordt een kogeltje met een massa van 23 g recht omhoog geschoten. Vbegin = 20m/s. het kogeltje bereikt punt B, met een hoogte van 16m. a. Bereken de hoeveelheid geproduceerde warmte. b. Bereken de gemiddelde luchtweerstand die het kogeltje ondervindt. Antwoorden. a. maak een schets. Stel de energiebalans op. Energie in A = Energie in B + geproduceerde warmte. E kin,a = E zw,b + Q ½m va2 = M g hb + Q Reken massa om in kg M= 23 10-3 kg Vul de gegevens in: ½ 23 10-3 20 2 = (23 10-3 9.81 16) + Q Q= 0.99 J. b. bereken de gemiddelde wrijvingskracht. Q= Fwr s Fwr = 0.99/16 Fwr= 0.062 N Voorbeeld 3: een horizontaal weggeschoten kogeltje Van de top van een 25 m hoge toren wordt een kogeltje met een snelheid van 20 m/s in horizontale richting weggeschoten. De luchtweerstand wordt verwaarloosd. Berken de snelheid waarmee het kogeltje de grond treft. Antwoord: Maakt een schets. Energiebalans: Energie in A = Energie in B E zw,a + E kin,a = E kin,b M g ha + ½m va2 = ½m vb2 Delen door m : g ha + ½ va2 = ½ vb2 9.81 25+½ 202 = ½ vb 2 Vb= 30 m/s https://www.scholieren.com/verslag/39901 Pagina 4 van 7

- De wet van behoud van energie geeft aan dat tijdens een beweging de totale hoeveelheid energie niet verandert. - Daarom is er voor een beweging een energiebalans op te stellen. In een energiebalans geef je alle energiesoorten aan die bij het proces veranderen. - Indien er arbeid wordt verricht door een wrijvingskracht dan wordt er onderweg warmte geproduceerd. - Die warmte moet bij berekeningen opgenomen worden in de energiebalans: Energie in beginsituatie = energie in eindsituatie + geproduceerde warmte Ebegin = Eeind + Q - De geprocduceerde warmte is in veel gevallen te bereken met: - Q=Fwr s 4 arbeid en kinetische energie Als je boven op een brug staat heb je zwaarte-energie. Tijdens de rit naar beneden verrichten de zwaartekracht en de wrijvingskracht wel arbeid. Je snelheid neem dan toe en daarom heb je onder aan de brug kinetische energie. Ook is er door wrijvingskracht warmte ontstaan. Voorbeeld 1: zwaarte-energie, kinetische energie en arbeid verricht door de zwaartekracht. Een steentje heeft een massa van 0.020 kg en valt van de top van een 10 m hoge toren. Zie figuur 4.26. We verwaarlozen de invloed van de luchtwrijving. Op het steentje wordt door de zwaartekracht arbeid verricht. In figuur 4.27 is de arbeid verricht door de zwaartekracht uitgezet als functie van de valafstand. Tijdens het vallen neemt de kinetische energie van het steentje toe. De kinetische energie van het steentje als functie van de afstand is uitgezet in figuur 4.28 Kijk je naar de 2 diagrammen dan valt voor dit voorbeeld op: de positieve arbeid die de zwaartekracht op het steentje heeft verricht, is gelijk aan de toename van de kinetische energie van het steentje. Voorbeeld 2: kinetische energie en arbeid verricht door de wrijvingskracht Xander fietst over een horizontale weg met een snelheid van 36km/h. De massa van Xander en zijn fiets is 75 kg. Op t=0 houdt Xander op met trappen en begint te remmen. Zie figuur 4.29. De luchtweerstand en de remkracht leveren samen een wrijvingskracht. Hierdoor neemt de snelheid af. Na 15 m staat Xander stil. De arbeid die de wrijvingskracht verricht, wordt omgezet in warmte. In figuur 4.30 is de arbeid verricht door de wrijvingskracht als functie van de afstand uitgezet. De arbeid is negatief omdat de wrijvingskracht tegengesteld gericht is aan de afgelegde weg. In figuur 4.31 is de kinetische energie uitgezet als functie van de afstand. Vergelijk je de 2 grafieken met elkaar dan zie je: de negatieve arbeid die de wrijvingskracht heeft verricht, is gelijk aan de afname van de kinetische energie. In de hieronder beschreven voorbeelden werkte slechts één kracht op het voorwerp. In het volgende voorwerp wordt er door 2 krachten arbeid verricht. Voorbeeld 3: arbeid en kinetische energie Anita staat met haar fiets op een 15 m hoge brug. Zie figuur 4.32 Anita en haar fiets hebben een massa van 75 kg. De helling van de brug is 80 m lang. Bij het naar beneden rijden ondervinden Anita en haar fiets een gemiddelde wrijvingskracht van 25 N. Omdat Anita niet meer trapt, speelt de spierkracht geen rol. https://www.scholieren.com/verslag/39901 Pagina 5 van 7

Er wordt tijdens het naar beneden rijden arbeid verricht door 2 krachten: zwaarte- en wrijvingskracht. In figuur 4.33 is de arbeid verricht door de zwaartekracht uitgezet tegen de verplaatsing langs de helling(blauw). Ook de arbeid verricht door de wrijvingskracht is uitgezet tegen de verplaatsing langs de helling(rood). Groen= totale verrichte arbeid. De arbeid die door alle krachten samen op een voorwerp is verricht, is gelijk aan de verandering in kinetische energie van het voorwerp. Wet van arbeid: Wtotaal = Ekin,eind Ekin,begin + Ekin Heeft Wtotaal een positieve waarde dan neemt de kinetische energie toe en neemt dus de snelheid toe. Voorbeeld opgave: Piet rijdt in een personenwagen met een snelheid van 80 km/h achter een vrachtwagen. De massa van de auto is 835 kg. Piet wil de vrachtwagen inhalen. Hij wil zijn snelheid verhogen naar 100 km/h. De extra kracht waarmee de auto optrekt van 80 km/h naar 100 km/h bedraagt 2.0 kn. Bereken de afstand die Piet moet afleggen tijdens het verhogen van zijn snelheid. Antwoord: Reken snelheden om naar m/s. V begin = 80/3.6= 22.2 m/s v eind = 100/3.6=27.8 m/s Formule: Wtotaal = Ekin,eind Ekin,begin + Ekin = ½mv2 eind - ½mv2 begin Invullen: ½ 835 (27.8)2 = ½ 835 (22.2)2 = 1.16 105J W=Fextra s= 2.0 103 s = 1.16 105 J S= 1.16 105/ 2.0 103= 58m - Als er door een kracht arbeid wordt verricht, dan vindt er een energieverandering plaats. - Als er meerdere krachten op een voorwerp werken dan zorgt de arbeid die door alle krachten samen wordt verricht voor een verandering van de kinetische kracht. Wtotaal = Ekin,eind Ekin,begin + Ekin Dit is de wet van arbeid en energie. - Heeft Wtotaal een positieve waarde dan neemt de kinetische energie toe en neemt de snelheid toe. - Heeft Wtotaal een negatieve waarde dan neemt de kinetische energie af en neemt de snelheid af. 5 vermogen Vermogen Vermogen, kracht en snelheid Energie en vermogen - Het vermogen is de arbeid die per seconde door een kracht kan worden verricht of de hoeveelheid energie die per seconde in een apparaat kan worden omgezet. - De eenheid van vermogen = watt. Hierbij geldt: 1 watt = 1 joule per seconde, dus 1 W= 1j/s - Vermogen kun je berekenen met: P= W P= E of P=F v t t https://www.scholieren.com/verslag/39901 Pagina 6 van 7

6 rendement Rendement en vermogen - Het rendement van een apparaat is het percentage van de opgenomen energie dat wordt omgezet in nuttige arbeid. - Het rendement van een apparaat is ook gelijk aan het percentage van het opgenomen vermogen, dat wordt omgezet in nuttig vermogen. - Rendement kun je berekenen met: = Wnuttig 100% = Enuttig 100% of =Pnuttig 100% Ein Ein Pin - Het nuttig gebruikt vermogen is altijd kleiner dan het opgenomen vermogen. https://www.scholieren.com/verslag/39901 Pagina 7 van 7