2 a De snelheid is constant, de nettokracht is nul, dus de luchtweerstand is even groot als de zwaartekracht.

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "2 a De snelheid is constant, de nettokracht is nul, dus de luchtweerstand is even groot als de zwaartekracht."

Transcriptie

1 8 Sport en verkeer Arbeid, energie en vermogen havo Uitwerkingen basisboek 8.1 INTRODUCTIE 1 [W] Voorkennistest 2 a De snelheid is constant, de nettokracht is nul, dus de luchtweerstand is even groot als de zwaartekracht. b F z = F w,l m g = k v ,8 = k 48 2 k = 0,37 c Er is een grote vertraging, maar er is tijd nodig om de snelheid te laten dalen. d In korte tijd verandert de snelheid veel, dus de versnelling is groot en de kracht ook. e Uit m g = k v 2 blijkt dat als de snelheid 10 x zo klein wordt, dat k dan 100 keer zo f groot moet worden. De factor k is dus met een factor 100 toegenomen. Groter, want de nettokracht is omhoog. 3 a De luchtweerstand en de rolweerstand b De glijwrijving, want die kracht heb je nodig om af te zetten tegen het wegdek. c De rolweerstand en de glijwrijving 4 a 54 L = 0,054 m 3 dus 0, = 1, J b 6,5 A h betekent dat de accu het bij een stroomsterkte van 6,5 ampère 1 uur zal doen. De opgeslagen energie is dus E = P t = U I t = 200 6, = 4, J. c De energie in de accu is veel kleiner dan de energie in de tank. d 24 kwh = 24 3, = 8, J e De accu s van elektrische auto s moeten alle energie leveren, de accu s van hybride auto s worden alleen gebruikt om tijdelijk energie op te slaan. 8.2 ENERGIE VOOR BEWEGEN 5 [W] Experiment: Warmte bij vallen 6 Waar of niet waar? a Niet waar: Om een beweging in stand te houden is er toevoer van energie nodig als er wrijvingskrachten werken. b Meestal waar, maar niet bij bijvoorbeeld satellieten c Niet waar: Luchtweerstand zet beweging om in warmte. d Niet waar: De eenheid van verbrandingswarmte is joule/kg of joule/m³. e Niet waar: Een hoger rendement zorgt voor een lager brandstofverbruik. f Niet waar: Bij een rendement van 25% wordt een kwart van de energie gebruikt voor het bewegen. 7 a Bij een satelliet zijn er geen wrijvingskrachten. b Het lichtspoor ontstaat doordat de lucht heel heet wordt. c De zwaartekracht, deze zet hoogte energie om in bewegingsenergie en de luchtweerstand, deze zet bewegingsenergie om in warmte. ThiemeMeulenhoff bv Pagina 1 van 17

2 d Die van de luchtweerstand, want de meteoor verliest veel snelheid in de dampkring, dus de luchtweerstand is veel groter dan de zwaartekracht a De remmen worden warm. b Het metaal mag niet te warm worden. Bij een groot oppervlak kan er meer warmte aan de omgeving worden afgestaan. c Handen wrijven. d Anders verbrandt het in de dampkring. a Een batterij en benzine b In een trein wordt de energie aangevoerd via de bovenleidingen, bij een auto kan dat niet. c Hoeveel energie er per m³ vrijkomt bij verbranding. a Dan is er weinig brandstof nodig. b De rest van de toegevoerde energie wordt omgezet in warmte. c De elektrische energie kan bijvoorbeeld met windmolens of zonnepanelen geproduceerd zijn. d De elektrische energie moet duurzaam geproduceerd zijn. 11 a Een groot deel van de spierenergie wordt rechtstreeks omgezet in warmte. b Door wrijvingskrachten wordt de bewegingsenergie omgezet in warmte. c Door de rijwind koel je af. 12 a De arbeid hangt af van de grootte van de kracht en van de verplaatsing. b Voor beide factoren is dat evenredig. c Arbeid = kracht x verplaatsing 13 Eigen antwoord 14 Arbeid (W) in newton meter (N m) of joule (J) is de hoeveelheid energie die door een kracht wordt omgezet voor een beweging. De arbeid is te berekenen met W = F s waarbij de kracht (F) in newton (N) en de verplaatsing s in meter (m) dezelfde of tegengestelde richting hebben. Bij een energieomzetting wordt de ene soort energie omgezet in een andere energiesoort. Bij het verbranden van een brandstof wordt chemische energie (E ch, in J) omgezet in warmte. De chemische energie is te berekenen met E ch = r v V waarbij r v de verbrandingswarmte (in J/m 3 ) is en V het volume van de brandstof (in m 3 ) of met E ch = r m m waarbij r m de verbrandingswarmte (in J/kg) is en m het volume van de brandstof (in kg). Het rendement (η) geeft aan welk gedeelte van omgezette (chemische) energie in de motor wordt omgezet in arbeid: W uit = η E in. 15 A Geen krachten, er wordt ook geen arbeid verricht. ThiemeMeulenhoff bv Pagina 2 van 17

3 B Rolweerstand, luchtweerstand en voorwaartse kracht. Alle krachten verrichten arbeid. C Duwkracht en schuifwrijving. Geen arbeid. D Zwaartekracht en spankracht. Beide krachten verrichten arbeid. E Zwaartekracht en spankracht. Geen arbeid. F Zwaartekracht en spankracht. Beide krachten verrichten arbeid. G Alleen zwaartekracht, die verricht arbeid. 16 In het diagram van figuur 13 zie je dat de tegenwerkende kracht uit twee delen bestaat: de constante rolwrijving (of glijwrijving bij bijvoorbeeld schaatsen) en de luchtwrijving die kwadratisch met de snelheid toeneemt. In figuur 13 is de rolwrijving 200 N. 17 a Drie keer zo groot b Zes keer zo groot c De luchtweerstand en de rolweerstand d Zwaartekracht 18 a η E in is de nuttige energie (arbeid), en F vw s is ook de arbeid. b Nee, bij een hogere snelheid moet F vw groter zijn, dus de arbeid ook. c De verbrandingswarmte, als die toeneemt neemt het brandstofverbruik af. Het rendement van de motor, als dat toeneemt neemt het brandstofverbruik af. De rolweerstand en de luchtweerstand, als die toenemen neemt het brandstofverbruik toe. De massa van de auto, als die toeneemt neemt het brandstofverbruik toe. 19 W = F s = 125 2,1 = 2, N 20 W uit = η E in 4, = η 2, η = 4, , = 0,18 = 18 % 21 W uit = η E in = 0,95 2, = 2,1 kj 22 a E ch = r V V = 6, = 2, J. b W uit = F tegen s = = 4, J. c η = W uit = 4,8 107 E ch 2, = 0,22 = 22%. 23 a F vw = F tegen = F w,r + F w,l = = 600 N b Als de snelheid tweemaal zo groot is, zal de luchtwrijving viermaal zo groot worden dus F vw = F tegen = F w,r + F w,l = = 2040 = 2, N = 2,04 kn. c Het brandstofverbruik is evenredig met de tegenwerkende kracht, dus 2040 / 600 = 3,4 keer zo groot. 24 a Bij 60 km/h: W uit = F w s = 3, = 3, J W uit = η E ch E ch = W uit η = 3, ,21 = 1,7 108 J. Bij 100 km/h: W = 6, J E ch = 6, ,21 = 3,2 108 J. ThiemeMeulenhoff bv Pagina 3 van 17

4 Bij 100 km/h: W = 9, J E ch = 9, ,21 = 4,3 108 J. b Bij 60 km/h: E ch = r V V V = E ch = 1,7 108 r V Bij 100 km/h: V = 3, Bij 130 km/h: V = 4, = 9,7 L/100 km = 13 L/100 km = 5,2 L/100 km. c De arbeid is evenredig met de totale tegenwerkende kracht, en bij gelijk rendement is het brandstofverbruik ook daarmee evenredig. d De tegenwerkende kracht wordt 9,0/3,6 = 2,5 zo groot, dus het brandstofverbruik neemt toe met een factor 2,5. 25 a Door de lange aanloop verricht de spierkracht arbeid over een lange afstand zodat er een hoge snelheid bereikt wordt. b De verticale snelheid, die bepaalt hoe lang de springer in de lucht blijft. 26 De speerwerper neemt een aanloop om de speer een beginsnelheid te geven. Hij brengt zijn arm naar achter om de afstand waarover hij de speer duwt zolang mogelijk te maken. Zodoende verricht zijn spierkracht over een zo groot mogelijke afstand arbeid. 27 [W] Krachtoverbrenging bij fietsen 28 a Luchtweerstand (dus rijsnelheid, stroomlijn, frontaal oppervlak en luchtdichtheid), rolweerstand (dus bandenspanning), verbrandingswarmte van de brandstof. b F w.l = ½ c w A ρ v 2 = 0,5 0,12 0,80 1,27 6,7 2 = 2,7 N c F tegen = F w,l + F w,r = 2,7 + 2,0 = 4,7 N W uit = F tegen s = 4, = 1, J. E in = E ch = J η = W uit = 1, E in = 0,54 = 54% 29 [W] World Solar Challenge 8.3 ENERGIE BIJ BEWEGINGEN 30 [W] Experiment: Snelheid en arbeid 31 [W] Experiment: Arbeid voor optillen 32 Waar of niet waar? a Waar b Waar c Niet waar: De bewegingsenergie hangt af van de snelheid en de massa van voorwerp. d Waar e Niet waar: Bij een vallend voorwerp neemt de zwaarte-energie af. 33 a Om een voorwerp bewegingsenergie te geven is een kracht nodig die arbeid verricht. ThiemeMeulenhoff bv Pagina 4 van 17

5 b Als de snelheid constant is dan zijn de krachten in evenwicht. De arbeid van de voorwaartse kracht is dan even groot als de arbeid van de tegenwerkende krachten, c Als de tegenwerkende kracht groter is dan de voorwaartse kracht, is de arbeid van de tegenwerkende kracht ook groter. Netto verdwijnt er dan energie uit het voorwerp. 34 a Bij de vrachtwagen, die heeft de grootste massa. b Voor het versnellen van de vrachtwagen is een veel grotere kracht of een veel grotere afstand nodig. De arbeid is dan groter. c Bij de vrachtwagen is de remkracht het grootst, want daar moet de remkracht veel meer arbeid verrichten. 35 a De energie zit opgeslagen in het voorwerp, dat is zwaarte-energie. b Bij het vallen versnelt het voorwerp, de zwaarte-energie wordt omgezet in bewegingsenergie. c Warmte a Er zijn geen andere krachten dan de zwaartekracht. b Van zwaarte-energie naar bewegingsenergie c De helft van de energie is omgezet. De kracht is constant, de afstand is de helft, dus is de helft van de totale arbeid verricht. d De totale (mechanische) energie is constant, de zwaarte-energie neemt af dus de bewegingsenergie neemt toe. a Van bewegingsenergie naar elektrische energie b Chemische energie c Bewegingsenergie d Zwaarte-energie a Van veerenergie naar bewegingsenergie b De veerkracht van het elastiek c Van bewegingsenergie naar zwaarte-energie d De zwaartekracht e Van zwaarte-energie naar bewegingsenergie f De zwaartekracht a De totale energie is constant. b De spierkracht (zwaartekracht) en de afstand c De zwaarte-energie is evenredig met de kracht en evenredig met de afstand (W = F s). a Bij een grotere massa moet de kracht ook groter zijn voor dezelfde versnelling. b De versnelling is constant, dan duurt het twee keer zo lang om een twee keer zo grote snelheid te krijgen. ThiemeMeulenhoff bv Pagina 5 van 17

6 c De tijd is tweemaal zo groot, de gemiddelde snelheid is ook tweemaal zo groot, dus is de afstand (s = v gem t) viermaal zo groot: 4 x 35 m = 140 m. d Bij een verdubbeling van de snelheid is de afstand is viermaal zo groot, dus is ook de arbeid is viermaal zo groot. Het verband tussen de snelheid en de bewegingsenergie zal kwadratisch zijn. 41 Eigen antwoord 42 De bewegingsenergie (E k) in joule (J) van een voorwerp hangt af van de snelheid v (in m/s) en de massa m (in kg) van het voorwerp: E k = ½ m v 2. Zwaarte-energie (E z) in joule (J) van een voorwerp hangt af van de valversnelling g (in m/s 2 ) en de hoogte h (in m) waarover het voorwerp is verplaatst: E Z = m g h. Bij een energieomzetting wordt de energiesoort verplaatst van het ene voorwerp naar het andere en/of de soort energie verandert. Als een kracht arbeid verricht wordt er energie omgezet. Bij een vrije val wordt de luchtweerstand verwaarloosd. Alle zwaarte-energie wordt omgezet in bewegingsenergie of andersom. Je kunt dan gebruik maken van E Z = E k en v 2 = 2 g h a Groter b W = F s. De arbeid is gelijk aan de bewegingsenergie. F s is dus constant, dan is s omgekeerd evenredig met F. c De remkracht is 2 x zo klein, dus is de remweg 2 x zo groot: s = 120 m. d De bewegingsenergie is dan 2² = 4 x zo klein. De kracht is 2 x zo klein, dus de remweg is 4/2 = 2 x zo klein. a Groter b E k = ½ m v 2. De bewegingsenergie is evenredig met de massa en de arbeid is gelijk aan de bewegingsenergie: W = F s, dus dan is s evenredig met m. c De massa is 1,5 keer zo groot, dus is de remweg ook 1,5 keer zo groot: 1,5 x 60 = 90 m. d De bewegingsenergie is door de grotere massa 1,5 x zo groot, en door de lagere snelheid 1,5² = 2,25 x zo klein. De energie is dus 2,25/1,5 = 1,5 x zo klein. De kracht is constant, dus is de remweg 1,5 x zo klein. a Nee, evenredig met het kwadraat van de snelheid b Alle bewegingsenergie wordt omgezet in zwaarte-energie. De zwaarte-energie is evenredig met de hoogte. c De bewegingsenergie is 2 2 = 4 x zo groot dus komt de bal ook 4 x zo hoog. d De totale energie is constant, dus op gelijke hoogte is de bewegingsenergie even groot. e 50%, want de zwaarte-energie is evenredig met de hoogte. 46 a Je kunt gebruik maken van E z = E k m g h = ½ m v 2 v 2 = 2 g h. Omdat de massa wegvalt uit de vergelijking heb je deze dus niet nodig om uit te rekenen hoe hoog het steentje komt. ThiemeMeulenhoff bv Pagina 6 van 17

7 b De snelheid heeft nu een horizontale en een verticale component. Alleen de verticale component zorgt ervoor dat het steentje omhoog gaat, maar je weet niet hoe groot deze verticale component is. c De bewegingsenergie wordt gedeeltelijk omgezet in hoogte-energie en bij het vallen wordt dat deel weer omgezet in bewegingsenergie. De totale energie blijft constant, dus op gelijke hoogte is de bewegingsenergie, en dus ook de snelheid, even groot. d Alleen als het steentje recht omhoog werd gegooid komt het terug op dezelfde plaats, als het schuin omhoog werd gegooid valt het ergens anders op de grond. 47 a Het zware voorwerp heeft de grootste zwaarte-energie. b Zowel de zwaarte-energie als de bewegingsenergie zijn evenredig met de massa, dus hangt de eindsnelheid niet af van de massa (de massa is weg te strepen bij E Z = E k ). c Er mogen geen andere krachten werken dan de zwaartekracht, en als aan het begin de snelheid nul is, dan moet aan het eind de hoogte nul zijn (of omgekeerd). 48 Uit de figuur valt af te lezen dat de halter een zwaarte-energie van 2,40 kj krijgt. E z = m g h 2, = 140 9,81 h h = 1,75 m. 49 Uit de figuur valt af te lezen dat de trein een kinetische energie van 17,0 MJ krijgt. E k = ½ m v 2 17, = 0,5 6, v 2 v = 22,1 m/s. 50 a Op gelijke hoogte is de kinetische energie gelijk, dus ook de snelheid. b In punt C is de zwaarte-energie hoger dan in punt B, dat betekent dat de kinetische energie lager is, dus zal de snelheid in punt C lager zijn dan in punt B. c E z = E k ½ m v 2 = m g h v 2 = 2 g h v = 2 g h. In B: h = = 60 m v = 2 9,8 60 = 34 m/s. In C: h = = 40 m v = 2 9,8 40 = 28 m/s. In D is het gelijk aan A, dus 34 m/s. 51 a E k,afzet = ½ m v 2 = 0,5 60 4,0 2 = 4, J b Bij de afzet is E z,afzet = m g h = 60 9,8 1,0 = 588 J. E tot = E k,afzet + E z,afzet = = 1,07 10³ J. Bovenin is E tot = E z, dus E z = 1,1 10³ J. c E z = m g h 1,07 10³ = 60 9,8 h h = 1,8 m. De lat ligt op 1,7 m, dus ze kan over de lat heen springen. 52 a Oriëntatie: Bereken eerst de hoogte-energie met E Z = m g h, waarbij h de afstand is die de voeten afleggen tot ze de trampoline raken. Tijdens de val wordt de hoogte-energie omgezet in bewegingsenergie: E Z = E k. Bereken de snelheid met behulp van E k = ½ m v 2. Uitwerking: E Z = 70 9,8 (3,5 1,0) = 1,7 kj 1,7 10³ = 0,5 70 v² v = 7,0 m/s. b Zwaarte-energie plus bewegingsenergie worden omgezet in veerenergie. c Oriëntatie: In het laagste punt is E k = 0 en E veer = E z = m g h. De totale hoogte is de ThiemeMeulenhoff bv Pagina 7 van 17

8 afstand die de voeten afleggen tot het laagste punt. Uitwerking: h = 3,5 1,0 + 0,55 = 3,05 m E veer = 70 9,8 3,05 = 2, J 53 [W] Vergelijking brandstofverbruik hybride auto en normale benzineauto 54 a De oppervlakte van een cirkel is te berekenen met A = π r 2 en r = d 2 = 65 2 = 32,5 m A = π 32,52 = 3, m. b Per seconde vliegt er V = A v = 3, = 3, m 3 lucht door de rotor. De massa daarvan is m = ρ V = 1,2 3, = 4, kg. c E k = ½ m v 2 = 0,5 4, = 3, J d De lucht geeft niet alle bewegingsenergie aan de rotor af, de lucht heeft nog steeds een snelheid nadat het uit de rotor komt. e Als de windsnelheid 2 x zo klein is, is de massa die per seconde door de rotor vliegt ook 2 x zo klein. De bewegingsenergie is evenredig met de massa en met het kwadraat van de snelheid, dus zal de bewegingsenergie van de lucht die per seconde door het rotoroppervlak waait 8 keer zo klein zijn. De bewegingsenergie is dus 1/8 e = 12,5% van de energie bij 12 m/s. f De snelheid is 3 keer zo klein, dus is de bewegingsenergie 3 3 = 27 keer zo klein. Het elektrisch vermogen is dan ook 27 keer zo klein: P = 3/27 = 0,11 MW = 1, W. 55 a Zoek de dichtheid van water op in Binas: ρ = 0, kg/m 3 m = ρ V = 0, = 4, kg. b E z = m g h = 4, , = 1, J c E z = E k en E k = ½ m v 2 1, = 0,5 4, v 2 v = 73 m/s d Er stroomt per seconde 500 m 3 water omlaag. De zwaarte-energie van dit water wordt omgezet in elektrische energie met een rendement van 85%, dus E el = 0,85 E Z = 0,85 1, = 1, J per seconde. e In 6 uur stroomt = 1, = 1, m 3 water naar beneden. f In 6 uur levert de centrale 1, = 2, = 2, J elektrische energie. g Voor het oppompen van 1, m 3 water is 1, ,9 = 3, MJ energie nodig. Dat kost 3, ,02 = 6, Die 1, m 3 levert overdag 2, MJ elektrische energie op, dat is 2, ,04 = 9, Er is dus 9, , = 3, maximaal per dag te verdienen. 8.4 OMZETTEN VAN ENERGIE 56 [W] Experiment: Energie voor ophijsen 57 [W] Experiment: Waterkrachtcentrale 58 Waar of niet waar? a Waar b Niet waar: Alleen bij bewegingen waarbij er geen andere krachten werken dan de zwaartekracht blijft de mechanische energie behouden. ThiemeMeulenhoff bv Pagina 8 van 17

9 c Niet waar: De energie van de meeste bewegingen wordt uiteindelijk omgezet in warmte. d Waar e Niet waar: Arbeid is de hoeveelheid energie die door een kracht wordt omgezet. f Waar (tenzij de bal lek is) g Waar 59 a De wet van behoud van energie b Er zijn altijd wrijvingskrachten waardoor de energie afneemt. c Nee, er is daar ook een heel klein beetje wrijving. 60 a De wet van behoud van energie betekent dat de totale hoeveelheid energie gelijk blijft. b Klopt niet, want niet alle energie is even bruikbaar. c Arbeid betekent dat energie wordt omgezet, het verdwijnt niet. 61 a De mechanische energie is constant als er geen kracht van buiten op werkt. b Ja, bewegingsenergie wordt dan omgezet in zwaarte-energie. c Ja, bij de beweging van de aarde rond de zon is de mechanische energie van de aarde constant. 62 a De bal heeft dan veerenergie. b In de ingedeukte bal c De veerkracht van de bal d De snelheid is iets kleiner geworden, de bal komt minder hoog. 63 a Ja, bij een constante snelheid is de kinetische energie constant. b Ja, de energie wordt omgezet in warmte. c Van zwaarte-energie naar bewegingsenergie (zwaartekracht) en van bewegingsenergie naar warmte (luchtweerstand). 64 a Ja, er is altijd energiebehoud. b Zwaarte-energie en bewegingsenergie c E k,a = E z,b + E z,b d E k,a = E k,b + E z,b + W Fw,l (of E k,a W Fw,l = E k,b + E z,b ) 65 [W] Stuiterend golfballetje 66 Eigen antwoord 67 Met de wet van behoud van energie kun je een energievergelijking opstellen. Een vrije val is een valbeweging zonder luchtweerstand en met beginsnelheid nul. De energievergelijking voor een vrije val is: E z,a = E k,b + E z,b. Bij een verticale worp is er wél sprake van een beginsnelheid. De energievergelijking is dan: E k,a + E z,a = E k,b + E z,b. ThiemeMeulenhoff bv Pagina 9 van 17

10 De kreukelzone zorgt ervoor dat bij een botsing de botsafstand groter is, zodat de krachten die optreden tijdens de klap kleiner zijn. Botsafstand en remkracht zijn omgekeerd evenredig. 68 a Een vrije val b Als de steen de grond raakt wordt zijn kinetische energie omgezet in warmte. 69 a De bewegingsenergie van een vrachtwagen is veel groter dan van een personenauto. Tijdens de botsing wordt deze bewegingsenergie omgezet in wrijvingsarbeid. Om de botskracht niet te groot te laten worden, moet de remafstand groot zijn. b W = F s. De gemiddelde kracht is omgekeerd evenredig met de remafstand. 70 a E k = ½ m v 2 = 0,5 1, ( 100 3,6 )2 = 4, J b W = F s geeft 4, = F 60 F = 7, N c m = 1, , , kg, dus E k = ½ m v 2 = ½ 1, ( 100 3,6 )2 = 7, J. F = 7,7 10³ N en W = F s dus s = W F = 7, , = 95 m (of: m wordt 1,9/1,2 = 1,58 x zo groot, dus s ook: s = 1,58x60 = 95 m). d E k moet even groot zijn: ½ 1, v 2 = 4, v = 22 m/s (79 km/h). 71 a E k = ½ m v² = 0, = 2, J b s = v gem t = 10 (4,5 1,2) = 33 m c a = Δv = 20 = 6,1 m/s² F = m a = ,1 = 7,6 kn Δt 4,5 1,2 d W tot = F s = 7, = 2, J, dat is gelijk aan ΔE k. 72 a F net = F vw F w = = 30 N b W = F net s = = 6, J c E kin = W = 6,0 10² J d E k = ½ m v² geeft 6, = 0,5 1,5 v 2 v = 28 m/s. 73 a E k = ½ m v² = 0,5 1, = 1, J b E z = 0 J c E k = 0 J en E Z = 1, J d E z = m g h 1, = 1,5 9,8 h h = 8,6 m 74 a E z = m g h = 1,5 9,8 10 = 147 J en E k = ½ m v 2 = 0,5 1, = 127 J. E mech = E Z + E k = = 2, J. b Vlak boven de grond is E Z = 0 en E k = E mech = 2, J. c E k = ½ m v 2 2, = 0,5 1,5 v 2 v = 19 m/s ThiemeMeulenhoff bv Pagina 10 van 17

11 75 a v = 90 = 25 m/s E 3,6 k = ½ m v 2 = 0, = 4, J b s rem = v gem t 50 = ½ 25 t rem t rem = 4,0 s a = Δv = 25 = 6,25 m/s² Δt 4,0 F = m a = ,25 = 7,8 103 N c De bewegingsenergie van de vrachtwagen verdwijnt door arbeid van de remkracht (wordt omgezet in warmte). d F s rem = ½ m v 2 = 4, J. Als de remkracht 0,75 keer zo groot wordt, zal de remweg 0,75 keer zo klein worden, dus s rem = 50/0,75 = 67 m. 76 [W] Afremmen met de wrijvingskracht 77 a E k = ½ m v 2 = 0,5 80 ( 40 3,6 )2 = 4, J b W = F s geeft 4, = F (0,20 + 0,15) F = 1, N. c W is hetzelfde, s gaat van 35 naar 52 cm, dat is 1,5 x zo groot, dus F is 1,5 x zo klein a E k = ½ m v B 2 ½ m v A 2 = 0,5 0, ,5 0, = 3, J. b De speerwerper is in het plaatje ongeveer 2,5 cm lang. In werkelijkheid zal hij ongeveer 1,80 m zijn. De speer legt ongeveer 1,5 cm af, dus dat is in werkelijkheid 1,80 1,5/2,5 = 1,1 m. c E k = W = F s 3, = F 1,1 F = 3, N d Tijdens het klimmen wordt bewegingsenergie omgezet in zwaarte-energie. e E k,b + E z,b = E k,c + E z,c ½ m v B 2 + m g h B = ½ m v C 2 + m g h C 0,5 0, ,800 9,8 2,0 = 0,5 0,800 v C 2 + 0,800 9,8 18,0 v C = 24 m/s. a Tijdens de afzet wordt de horizontale snelheid deels omgezet in een snelheid omhoog. b E k = ½ m v 2 = 0, = 1, J. 70% hiervan is 735 J. E z = m g h 735 = 84 9,8 h h = 0,89 = 0,9 m c 70% van de bewegingsenergie wordt omgezet in extra hoogte, dus er blijft nog 30% van de bewegingsenergie over, dat is 315 J. E k = ½ m v = 0,5 84 v 2 v = 2,7 = 3 m/s d Dan wordt de timing van de sprong lastiger. a E k,a = ½ m v A 2 = 0,5 5,0 2,0 2 = 10 J en E k,b = ½ m v B 2 = 0,5 5,0 6,0 2 = 90 J. b E k = E k,b E k,a = = 80 J c sin 45 = h 1,1 h = 0,78 m d E z = m g h = 5,0 9,8 0,78 = 38 J e W = E k + E z = = 118 = 1, J ThiemeMeulenhoff bv Pagina 11 van 17

12 8.5 VERMOGEN EN SNELHEID 81 [W] Experiment: Je eigen vermogen meten 82 [W] Experiment: Vermogen van een dynamo 83 Waar of niet waar? a Niet waar: Het mechanisch vermogen van een automotor is de arbeid die de motor per seconde verricht. b Waar c Niet waar: Fitnessapparaten berekenen het vermogen uit de kracht, de afstand en de tijd. d Niet waar: Het vermogen tijdens een sprint is veel groter dan het vermogen tijdens een marathon. e Waar 84 a Bij explosieve sporten heb je meer kracht nodig. b Vermogen is de arbeid per seconde. c Duursporters hebben meestal niet zoveel spiermassa a Het mechanisch vermogen is de arbeid die per seconde wordt verricht door een mens of machine. b Watt = joule per seconde c Bij het elektrisch vermogen gaat het om de gebruikte energie, bij het mechanisch vermogen gaat het om de geleverde arbeid. d E mech = E elektrisch rendement a De spierkracht op het handvat, de afstand die het handvat aflegt en de tijd. b De snelheid is constant, het vermogen dat de sporter levert is gelijk aan de energie die per seconde verdwijnt door de luchtweerstand. c Dan neemt de snelheid toe, er wordt meer energie in het vliegwiel gestopt dan er verdwijnt. a De snelheid is constant, de nettokracht is nul dus de voorwaartse kracht is gelijk aan de totale tegenwerkende kracht. b De arbeid die de motor per seconde levert is gelijk aan de energie die per seconde verdwijnt door de tegenwerkende krachten. c Als de snelheid toeneemt, wordt de tegenwerkende kracht groter, en per seconde wordt een grotere afstand afgelegd. d De topsnelheid van een auto hangt af van de tegenwerkende krachten en het maximale vermogen van de motor. a In de 4 e versnelling is de kracht op het pedaal het grootst. b In de 3 e versnelling is het beentempo het grootst. c Het mechanisch vermogen is constant, want de snelheid is constant. ThiemeMeulenhoff bv Pagina 12 van 17

13 89 a De tegenwerkende krachten en de snelheid b Als de snelheid groter wordt, wordt in dezelfde tijd een grotere afstand afgelegd, dus is de arbeid per seconde groter. Als de tegenwerkende kracht groter wordt, wordt de arbeid ook groter. Dus het vermogen is evenredig met de snelheid en evenredig met de tegenwerkende kracht. c Vermogen = kracht x snelheid 90 Eigen antwoord 91 Het mechanisch vermogen P m in watt (W) is de arbeid die per seconde wordt verricht door een mens of een machine. Bij constante snelheid is er krachtevenwicht tussen de voorwaartse kracht F vw en de tegenwerkende kracht F tegen. Het mechanisch vermogen hangt dan alleen af van de tegenwerkende krachten F tegen (in N) en de snelheid v (in m/s) volgens: P m = F tegen v. De topsnelheid is evenredig met het vermogen en omgekeerd evenredig met de tegenwerkende kracht(en). Uit het elektrisch vermogen en het rendement is het elektrisch vermogen te berekenen volgens: P mech = η P el. 92 a Kracht en afstand zijn gelijk, dus gelijke arbeid. b Het snelste kind levert per seconde meer energie, dus een groter vermogen. 93 a Bij het zwaardere voorwerp is de kracht groter, de arbeid dus ook. b Nee, de tijd is gelijk en de arbeid niet, dus het vermogen is ook niet gelijk. c Nee, de snelheid neemt toe, dus de afstand per seconde wordt groter. Het vermogen wordt dan ook steeds groter. 94 Als de snelheid 2 x zo groot wordt dan wordt F vw ook (flink) groter (zie figuur 52 ). Het vermogen wordt dan veel meer dan 2 x zo groot. 95 a F z = m g = 75 9,8 = 735 N P m = F z v = = 735 W b Het is geen kracht maar een vermogen. 96 a Bij een fiets is de rolweerstand erg klein, de luchtweerstand is evenredig met het kwadraat van de snelheid. b Bij 2,0 m/s: F vw = 8,0 N en P m = F vw v = 8,0 2,0 = 16 W Bij 4,0 m/s: F vw = 20 N en P m = F vw v = 20 4,0 = 80 W Bij 6,0 m/s: F vw = 40 N en P m = F vw v = 40 6,0 = 2, W c Het mechanisch vermogen neemt sneller dan evenredig met het kwadraat van de snelheid toe. Dat komt doordat F vw evenredig met het kwadraat van v toeneemt, en P m = F vw v neemt dan sneller toe. 97 a E = P t = , = 1, = 1, J b W = F s 1, = F F = 9, N ThiemeMeulenhoff bv Pagina 13 van 17

14 a W = F s = F 400 F = 360 N b P = W = = 600 W t 4,00 60 a F vw = 30 N b P = F vw v = 30 12,5 = 375 = 3, W c De snelheid moet 2,5% hoger worden v = 1,025 12,5 = 12,8 m/s. F vw = 31,5 N P = F vw v = 31,5 12,8 = 403 W. 100% = 7,5%. De toename is d v = = 15,4 m/s F vw = 44 N P = F vw v = 44,5 15,4 = 6, W a P mech = F tegen v = 0,21 v 2 v = 0,21 v = 0,21 v 3 v = 19 m/s = 69 km/h. b De arbeid per seconde is 1500 J en in één seconde legt het pedaal 2,0 m af. W = F s 1500 = F 2,0 F = 7, N c In de eindsprint leveren de renners hun maximale vermogen (door o.a. op de trappers te gaan staan), in een tijdrit gaat het om het (lagere) duurvermogen. d P mech = F tegen v = 0,15 v 2 v = 0,15 v 3 = 0,15 ( 48 3,6 )3 = 3, W e 36 km/h = 10 m/s P = 0,15 v 3 = 0, = 1, W. Dat ligt ver onder zijn gemiddelde vermogen tijdens de tijdrit. 101 [W] Kracht en vermogen bij fietsen 102 [W] Verschillen in topsnelheid 103 [W] De optimale rensnelheid 104 Oriëntatie: Bereken eerst de massa van de hoeveelheid water met m = ρ V. Bereken dan de zwaarte-energie van het water dat omhoog gepompt wordt. Het vermogen bereken je met P = E/t. Uitwerking: m = 0, ,4 = 4, kg E z = m g h = 4, ,8 1,3 = 5, J P = 5, , = 10 W 105 a F z = m g = (54 + 8,5) 9,8 = 613 N F z,x = F z sin α = 613 0,077 = 47 N b v gem = s t = 13, = 6,2 m/s c F tegen = F z,x + F w,r + F w,l = ,0 + 8,0 = 58 N P m = F tegen v gem = 58 6,2 = 3, W. d F z = m g = 82 9,8 = 804 N F z,x = F z sin α = 804 0,077 = 62 N F tegen = F z,x + F w,r + F w,l = = 73 N e P m = F tegen v gem 180 = 73 v gem v gem = 2,47 m/s s = v gem t 13, = 2,47 t t = 5, s = 93 minuten ThiemeMeulenhoff bv Pagina 14 van 17

15 f Als de massa twee keer zo groot is, zal het volume twee keer zo groot zijn. De oppervlakte van de dwarsdoorsnede van de spieren is dan niet twee keer zo groot. g Een wielrenner die bijvoorbeeld 2 keer zo zwaar is heeft een frontaal oppervlak dat minder dan twee keer zo groot is. De luchtweerstand is vrijwel even groot. De tegenwerkende krachten zijn dus (in verhouding) kleiner en daardoor wordt de snelheid groter. h Bij de beklimming heeft de zware wielrenner juist last van de extra grote F z,x. Omdat de klim veel langer duurt dan de afdaling telt de lagere snelheid bij de klim meer mee dan de hogere snelheid bij de afdaling a v gem = s t = 13, = 4,2 m/s b W = E z + F w,l s = m g h + F w,l s = 72 9, ,5 13, = 8, J. c P = W t = 8, = 2,5 102 W a P m = F w,l v 184 = F w,l ( 35 ) 3,6 F w,l = 18,9 = 19 N b De luchtweerstand moet zo klein mogelijk zijn (veel kleiner dan F lift) zodat het vliegtuig niet wegwaait. 19 N is veel kleiner dan de zwaartekracht. c Daardoor is de luchtweerstand klein. d F lift = F z F lift = m g = 115 9,81 = 1128 N F lift = 1128 = F w,l 18,9 60. e Oriëntatie: F w,l = k v 2. Door deze vergelijking in te vullen voor de beginsituatie is k te berekenen. Vervolgens kun je de formule voor F w,l gebruiken in de vergelijking voor het vermogen: P m = F w,l v = k v 2 v = k v 3 en uit deze vergelijking de snelheid oplossen. Uitwerking: Bij P m = 184 W: 18,9 = k ( 35 3,6 )2 k = 0,20 Bij P m = 300 W: P m = 0,20 v = 0,20 v 3 v = 11,4 m/s = 41 km/h 8.6 AFSLUITING 108 Eigen antwoord 109 a Zwaartekracht, veerkracht, schuifwrijving, rolweerstand, luchtweerstand, spankracht, normaalkracht, gewicht b Arbeid W in joule (J) of newton meter (N m), energie E in joule (J) en vermogen P in watt (W) c W = F s, arbeid = kracht x afstand waarover de kracht werkt. d P m = F v, vermogen = kracht x snelheid e Bewegingsenergie, chemische energie, warmte, zwaarte-energie, elektrische energie f Als de snelheid constant is, want dan is de voorwaartse kracht gelijk aan de totale tegenwerkende kracht. ThiemeMeulenhoff bv Pagina 15 van 17

16 g Wrijvingsarbeid is de omzetting van bewegingsenergie in warmte door wrijvingskrachten. h De som van de zwaarte-energie en de kinetische energie (ook wel de mechanische energie genoemd) is constant als er, behalve de zwaartekracht, geen andere kracht is die arbeid op het voorwerp verricht. i Het brandstofverbruik van een auto wordt bepaald door de verbrandingswarmte van de brandstof, het rendement van de motor en de grootte van de totale tegenwerkende kracht. j Liter per 100 kilometer (L/100 km) en km per liter (km/l, ook wel 1 op.) k Verbrandingswarmte van een vloeistof of gas wordt uitgedrukt in J/m 3, verbrandingswarmte van een vaste stof wordt uitgedrukt in J/kg. l Als je precies bijhoudt hoeveel energie er is verdwenen en hoeveel energie er is bijgekomen, kun je door eenvoudig optellen en aftrekken berekenen hoeveel energie er daarna nog over is. Bij boekhouden doe je ditzelfde met geld. m Bij remmen en botsen wordt bewegingsenergie omgezet in wrijvingsarbeid: ½ m v 2 = F s. De afremmende kracht en de afstand zijn omgekeerd evenredig. n Een ergometer, deze meet de kracht, de afgelegde afstand en de tijd en bepaalt daaruit het vermogen. o Bij constante snelheid is het mechanisch vermogen te berekenen met de tegenwerkenden kracht en de snelheid: P m = F tegen v. 110 a k = ½ c w A ρ = ½ 0,11 0,30 1,09 = 0,018 N m 2 s 2 b P m = (F tegen ) v = (F w,r + F w,l ) v = (3,1 + 0,018 v 2 ) v Snelheidsrecord: v = 130,1 km/h = 36,14 m/s P m = (3,1 + 0,018 36,14 2 ) 36,14 = 9, W Snelheidsrecord: v = 86,5 km/h = 24,03 m/s P m = (3,1 + 0,018 24,03 2 ) 24,03 = 3, W c P m = (0,018 v 2 ) v 400 = 0,018 v 3 v = 28,1 m s = 1,0 102 km/h 111 a Oriëntatie: Bepaal de helling van de lijn op het tijdstip t = 0,00 s. Teken daarvoor de raaklijn aan de grafiek. De snelheid is de helling van de grafiek: v = h. Bereken vervolgens de bewegingsenergie met E k = ½ m v 2. Uitwerking: De raaklijn loopt van (0,6, 0) naar (1,1, 1,8), dus v = 1,8 0 1,1 0,6 = 3,6 m/s E k = ½ 76 3,6 2 = 4, J b Oriëntatie: De arbeid die de springer verricht tijdens de afzet is de toename van de zwaarteenergie (m g h) plus de toename van de kinetische energie (bij a berekend). Deel de arbeid door de tijd die de afzet duurt om het gemiddelde vermogen te berekenen: P = W / Δt. Uitwerking: Het zwaartepunt van de springer verplaatst tijdens de sprong van 0,95 m naar 1,25 m. P = E z + E k = 76 9,8 (1,25 0,95) + 4, = 7, J. De afzet duurt van 0,60 s tot 0,90 s, dus t = 0,30 s. P = W t = 7, ,30 = 2,4 103 W. t ThiemeMeulenhoff bv Pagina 16 van 17

17 112 a De massa van de fiets plus berijdster en de kar is ,5 = 81,5 kg. W = W wr + E k = F tegen s + ½ m v 2 = ½ 81,5 ( 20 3,6 )2 = 1, J b Aflezen bij 40 km/h: F lucht = 34,5 N. Invullen in F lucht = k v 2 34,5 = k ( 40 3,6 )2 k = 0,28 N s 2 /m 2 c Oriëntatie: De arbeid die de accu s kunnen leveren is constant en te berekenen uit de actieradius van 50 km bij een constante snelheid van 20 km/h. Lees hiervoor in figuur 66 bij 20 km/h de wrijvingskrachten af en gebruik W = (F w,r + F w,l ) s. Bij 40 km/h zijn vervolgens andere wrijvingskrachten af te lezen, waaruit dan met W = (F w,r + F w,l ) s een andere actieradius volgt. Uitwerking: Bij 20 km/h: W = (9,5 + 8,0) = 8, J Bij 40 km/h: 8, = (12,0 + 34,5) s s = 1, m = 19 km a v = 18 km/h = 5,0 m/s, aflezen in figuur 67: P = 45 W De tijd is t = s = 7,5 103 = 1, s, dus de energie is v 5,0 E = P t = 45 1, = 6, J. b v = 7,2 m/s, aflezen in figuur 67: P = 98 W F w = P = 98 = 14 N v 7,2 c De afstand met de gewone fiets is: s = v t = 6, = 3,6 km. Het vermogen bij een snelheid van 6,0 m/s op een gewone fiets is 65 W. Met een vermogen van 65 W fiets je op een ligfiets met een snelheid van 7,8 m/s. De afstand is dan: s = v t = 7, = 4,7 km. Het verschil is 4,7 3,6 = 1,1 km. a Van de grond tot 3,0 m: W nut = E z + E k = m g h + ½ m v 2 = 2, ,81 3,0 + 0,5 2, = 2, J P nut = W nut t = 2, ,50 = 4, W. b Vanaf t = 2,6 s daalt de snelheid in een rechte lijn met een helling van -9,8 m/s/s (de gravitatieversnelling). c E z + E k = constant m g h + ½ m v 2 = constant. Dus op t = 2,6 s: 2, , ,5 2, = 8, J. Op het hoogste punt is de snelheid 0 m/s en dus E k = 0. 2, ,81 h + 0 = 8, J h = 44 m ThiemeMeulenhoff bv Pagina 17 van 17

Samenvatting Natuurkunde Syllabus domein C: beweging en energie

Samenvatting Natuurkunde Syllabus domein C: beweging en energie Samenvatting Natuurkunde Syllabus domein C: beweging en energie Samenvatting door R. 2564 woorden 31 januari 2018 10 2 keer beoordeeld Vak Natuurkunde Subdomein C1. Kracht en beweging Specificatie De kandidaat

Nadere informatie

Hoofdstuk 6 Energie en beweging. Gemaakt als toevoeging op methode Natuurkunde Overal

Hoofdstuk 6 Energie en beweging. Gemaakt als toevoeging op methode Natuurkunde Overal Hoofdstuk 6 Energie en beweging Gemaakt als toevoeging op methode Natuurkunde Overal 6.1 Energie omzetten en overdragen Arbeid De energie die de kracht geeft/overdraagt aan het voorwerp waar de kracht

Nadere informatie

NASK1 - SAMENVATTING KRACHTEN en BEWEGING. Snelheid. De snelheid kun je uitrekenen door de afstand te delen door de tijd.

NASK1 - SAMENVATTING KRACHTEN en BEWEGING. Snelheid. De snelheid kun je uitrekenen door de afstand te delen door de tijd. NASK1 - SAMENVATTING KRACHTEN en BEWEGING Snelheid De snelheid kun je uitrekenen door de afstand te delen door de tijd. Stel dat je een uur lang 40 km/h rijdt. Je gemiddelde snelheid in dat uur is dan

Nadere informatie

Natuurkunde in context 5H. 1 Energieomzettingen Bewegingen in de sport en het verkeer

Natuurkunde in context 5H. 1 Energieomzettingen Bewegingen in de sport en het verkeer Natuurkunde in context 5H 1 Energieomzettingen Bewegingen in de sport en het verkeer Inhoud 1.1 Inleiding 1.2 Energiesoorten 1.3 Arbeid 1.4 Arbeid en warmte 1.5 Rendement 1.6 Vermogen 1.7 Afsluiting SLO_KoKo

Nadere informatie

Natuurkunde in context 5H. 2 Sport en beweging Energieomzettingen

Natuurkunde in context 5H. 2 Sport en beweging Energieomzettingen Natuurkunde in context 5H 2 Sport en beweging Energieomzettingen Inhoud 2.1 Inleiding 2.2 Energie voor bewegen 2.3 Energieomzettingen bij bewegen 2.4 Vermogen en snelheid 2.5 Afsluiting SLO_KoKo Lesmateriaalvoorbeeld

Nadere informatie

5,7. Samenvatting door L woorden 14 januari keer beoordeeld. Natuurkunde

5,7. Samenvatting door L woorden 14 januari keer beoordeeld. Natuurkunde Samenvatting door L. 2352 woorden 14 januari 2012 5,7 16 keer beoordeeld Vak Natuurkunde Natuurkunde hst 4 krachten 1 verrichten van krachten Als je fietst verbruik je energie, die vul je weer aan door

Nadere informatie

Uitwerkingen van 3 klas NOVA natuurkunde hoofdstuk 6 arbeid en zo

Uitwerkingen van 3 klas NOVA natuurkunde hoofdstuk 6 arbeid en zo Uitwerkingen van 3 klas NOVA natuurkunde hoofdstuk 6 arbeid en zo 1 Arbeid verrichten 1 a) = 0 b) niet 0 en in de richting van de beweging c) =0 d) niet 0 e tegengesteld aan de beweging 2 a) De wrijvingskracht

Nadere informatie

Uit de definitie van arbeid volgt dat de eenheid van arbeid newton * meter is, afgekort [W] = Nm.

Uit de definitie van arbeid volgt dat de eenheid van arbeid newton * meter is, afgekort [W] = Nm. Samenvatting door C. 1902 woorden 28 februari 2013 5,7 13 keer beoordeeld Vak Methode Natuurkunde Systematische natuurkunde Het verrichten van arbeid Als je fietst verbruik je energie. Dit voel je na het

Nadere informatie

Natuurkunde in context 5H. 4 Energie en arbeid Brandstofverbruik en veiligheid in het verkeer

Natuurkunde in context 5H. 4 Energie en arbeid Brandstofverbruik en veiligheid in het verkeer Natuurkunde in context 5H 4 Energie en arbeid Brandstofverbruik en veiligheid in het verkeer Inhoud 4.1 Inleiding 4.2 Energiesoorten 4.3 Arbeid 4.4 Arbeid en warmte 4.5 Rendement 4.6 Vermogen 4.7 Keuzeonderwerpen:

Nadere informatie

Leerstof: Hoofdstukken 1, 2, 4, 9 en 10. Hulpmiddelen: Niet grafische rekenmachine, binas 6 de druk. Let op dat je alle vragen beantwoordt.

Leerstof: Hoofdstukken 1, 2, 4, 9 en 10. Hulpmiddelen: Niet grafische rekenmachine, binas 6 de druk. Let op dat je alle vragen beantwoordt. Oefentoets Schoolexamen 5 Vwo Natuurkunde Leerstof: Hoofdstukken 1, 2, 4, 9 en 10 Tijdsduur: Versie: A Vragen: Punten: Hulpmiddelen: Niet grafische rekenmachine, binas 6 de druk Opmerking: Let op dat je

Nadere informatie

Natuurkunde in context 5H. 4 Energie en arbeid Brandstofverbruik en veiligheid in het verkeer

Natuurkunde in context 5H. 4 Energie en arbeid Brandstofverbruik en veiligheid in het verkeer Natuurkunde in context 5H 4 Energie en arbeid Brandstofverbruik en veiligheid in het verkeer Inhoud 4.1 Inleiding 4.2 Energiesoorten 4.3 Arbeid 4.4 Arbeid en warmte 4.5 Rendement 4.6 Vermogen 4.7 Keuzeonderwerpen:

Nadere informatie

Examentraining Leerlingmateriaal

Examentraining Leerlingmateriaal Examentraining 2015 Leerlingmateriaal Vak Natuurkunde Klas 5 havo Bloknummer Docent(en) Blok III Kracht en beweging (C1) Energieomzettingen (C2) WAN Domein C. Beweging en energie Subdomein C1. Kracht

Nadere informatie

Hoofdstuk 3 Kracht en beweging. Gemaakt als toevoeging op methode Natuurkunde Overal

Hoofdstuk 3 Kracht en beweging. Gemaakt als toevoeging op methode Natuurkunde Overal Hoofdstuk 3 Kracht en beweging Gemaakt als toevoeging op methode Natuurkunde Overal 3.1 Soorten krachten Twee soorten grootheden Scalars - Grootte - Eenheid Vectoren - Grootte - Eenheid - Richting Bijvoorbeeld:

Nadere informatie

2.1 Onderzoek naar bewegingen

2.1 Onderzoek naar bewegingen 2.1 Onderzoek naar bewegingen Opgave 1 afstand a De (gemiddelde) snelheid leid je af met snelheid =. tijd Je moet afstand en snelheid bespreken om iets over snelheid te kunnen zeggen. afstand snelheid

Nadere informatie

Hoofdstuk 3 Kracht en beweging. Gemaakt als toevoeging op methode Natuurkunde Overal

Hoofdstuk 3 Kracht en beweging. Gemaakt als toevoeging op methode Natuurkunde Overal Hoofdstuk 3 Kracht en beweging Gemaakt als toevoeging op methode Natuurkunde Overal 3.1 Soorten krachten Twee soorten grootheden Scalars - Grootte - Eenheid Vectoren - Grootte - Eenheid - Richting Bijvoorbeeld:

Nadere informatie

Antwoorden Natuurkunde Hoofdstuk 2

Antwoorden Natuurkunde Hoofdstuk 2 Antwoorden Natuurkunde Hoofdstuk 2 Antwoorden door Daan 4301 woorden 3 april 2016 6,8 6 keer beoordeeld Vak Methode Natuurkunde Systematische natuurkunde 2.1 Onderzoek naar bewegingen Opgave 1 a De (gemiddelde)

Nadere informatie

Inleiding kracht en energie 3hv

Inleiding kracht en energie 3hv Inleiding kracht en energie 3hv Opdracht 1. Wat doen krachten? Leg uit wat krachten kunnen doen. Opdracht 2. Grootheden en eenheden. Vul in: Grootheid Eenheid Andere eenheid Naam Symbool Naam Symbool Naam

Nadere informatie

Oefenopgaven versnelling, kracht, arbeid. Werk netjes en nauwkeurig. Geef altijd berekeningen met Gegeven Gevraagd Formule Berekening Antwoord

Oefenopgaven versnelling, kracht, arbeid. Werk netjes en nauwkeurig. Geef altijd berekeningen met Gegeven Gevraagd Formule Berekening Antwoord Oefenopgaven versnelling, kracht, arbeid Werk netjes en nauwkeurig. Geef altijd berekeningen met Gegeven Gevraagd Formule Berekening Antwoord Noteer bij je antwoord de juiste eenheid. s = v * t s = afstand

Nadere informatie

Het berekenen van de componenten: Gebruik maken van sinus, cosinus, tangens en/of de stelling van Pythagoras. Zie: Rekenen met vectoren.

Het berekenen van de componenten: Gebruik maken van sinus, cosinus, tangens en/of de stelling van Pythagoras. Zie: Rekenen met vectoren. 3.1 + 3.2 Kracht is een vectorgrootheid Kracht is een vectorgrootheid 1 : een grootheid met een grootte én een richting. Bij het tekenen van een krachtpijl geldt: De pijl begint in het aangrijpingspunt

Nadere informatie

Naam van de kracht: Uitleg: Afkorting: Spierkracht De kracht die wordt uitgeoefend door spieren van de mens. F spier

Naam van de kracht: Uitleg: Afkorting: Spierkracht De kracht die wordt uitgeoefend door spieren van de mens. F spier Samenvatting door F. 823 woorden 3 maart 2015 7,4 32 keer beoordeeld Vak NaSk Sport, kracht en beweging 1 Naam van de kracht: Uitleg: Afkorting: Spierkracht De kracht die wordt uitgeoefend door spieren

Nadere informatie

VAK: natuurkunde KLAS: Havo 4 DATUM: 20 juni 2013. TIJD: 10.10 11.50 uur TOETS: T1 STOF: Hfd 1 t/m 4. Opmerkingen voor surveillant XXXXXXXXXXXXXXXXXXX

VAK: natuurkunde KLAS: Havo 4 DATUM: 20 juni 2013. TIJD: 10.10 11.50 uur TOETS: T1 STOF: Hfd 1 t/m 4. Opmerkingen voor surveillant XXXXXXXXXXXXXXXXXXX VAK: natuurkunde KLAS: Havo 4 DATUM: 20 juni 2013 TIJD: 10.10 11.50 uur TOETS: T1 STOF: Hfd 1 t/m 4 Toegestane hulpmiddelen: Binas + (gr) rekenmachine Bijlagen: 2 blz Opmerkingen voor surveillant XXXXXXXXXXXXXXXXXXX

Nadere informatie

Natuur- en scheikunde 1, energie en snelheid, uitwerkingen

Natuur- en scheikunde 1, energie en snelheid, uitwerkingen 4M versie 1 Natuur- en scheikunde 1, energie en snelheid, uitwerkingen Werk netjes en nauwkeurig Geef altijd een duidelijke berekening of een verklaring Veel succes, Zan Kracht, snelheid, versnelling,

Nadere informatie

Hoofdstuk 3. en energieomzetting

Hoofdstuk 3. en energieomzetting Hoofdstuk 3 Energie en energieomzetting branders luchttoevoer brandstoftoevoer koelwater condensator stoomturbine generator transformator regelkamer stoom water ketel branders 1 Energiesoort Omschrijving

Nadere informatie

De hoogte tijd grafiek is ook gegeven. d. Bepaal met deze grafiek de grootste snelheid van de vuurpijl.

De hoogte tijd grafiek is ook gegeven. d. Bepaal met deze grafiek de grootste snelheid van de vuurpijl. et1-stof Havo4: havo4 A: hoofdstuk 1 t/m 4 Deze opgaven en uitwerkingen vind je op www.agtijmensen.nl Bij het et krijg je in 1 minuten ongeveer deelvragen. Oefen-examentoets et-1 havo 4 1/11 1. Een lancering.

Nadere informatie

Natuurkunde in context 5H. 3 Brandstofverbruik in het verkeer Energie en arbeid

Natuurkunde in context 5H. 3 Brandstofverbruik in het verkeer Energie en arbeid Natuurkunde in context 5H 3 Brandstofverbruik in het verkeer Energie en arbeid Inhoud 3.1 Inleiding 3.2 Arbeid en brandstofverbruik 3.3 Motorvermogen en snelheid 3.4 Motorrendement 3.5 Afsluiting SLO_KoKo

Nadere informatie

Samenvatting snelheden en 6.1 6.3

Samenvatting snelheden en 6.1 6.3 Samenvatting snelheden en 6.1 6.3 Boekje snelheden en bewegen Een beweging kan je op verschillende manieren vastleggen: Fotograferen met tussenpozen, elke foto is een gedeelte van een beweging Stroboscopische

Nadere informatie

Uitwerkingen opgaven hoofdstuk Verrichten van arbeid

Uitwerkingen opgaven hoofdstuk Verrichten van arbeid Uitwerkingen opgaven hoofdstuk 4 4. Verrichten van arbeid Opgave 4 Opgave 5 Opgave 6 Opgave 7 Opgave 8 W F s Hierin is F N en s 5,0 km 5,0 0 m. Dan is W 5,0 0 6,0 0 4 Nm. F zw m g 0,45 9,8,40 N De appel

Nadere informatie

Opgave 1 Afdaling. Opgave 2 Fietser

Opgave 1 Afdaling. Opgave 2 Fietser Opgave 1 Afdaling Een skiër daalt een 1500 m lange helling af, het hoogteverschil is 300 m. De massa van de skiër, inclusief de uitrusting, is 86 kg. De wrijvingskracht met de sneeuw is gemiddeld 4,5%

Nadere informatie

- KLAS 5. a) Bereken de hellingshoek met de horizontaal. (2p) Heb je bij a) geen antwoord gevonden, reken dan verder met een hellingshoek van 15.

- KLAS 5. a) Bereken de hellingshoek met de horizontaal. (2p) Heb je bij a) geen antwoord gevonden, reken dan verder met een hellingshoek van 15. NATUURKUNDE - KLAS 5 PROEFWERK H6 22-12-10 Het proefwerk bestaat uit 3 opgaven met in totaal 31 punten. Gebruik van BINAS en grafische rekenmachine is toegestaan. Opgave 1: De helling af (16p) Een wielrenner

Nadere informatie

Samenvatting NaSk 1 Hoofdstuk 5

Samenvatting NaSk 1 Hoofdstuk 5 Samenvatting NaSk 1 Hoofdstuk 5 Samenvatting door R. 956 woorden 12 oktober 2015 7,4 4 keer beoordeeld Vak NaSk 1 Paragraaf 1 De belangrijkste energiebronnen in huis zijn elektriciteit en aardgas. De meeste

Nadere informatie

a. Bepaal hoeveel langer. b. Bepaal met figuur 1 de snelheid waarmee de parachutist neerkomt.

a. Bepaal hoeveel langer. b. Bepaal met figuur 1 de snelheid waarmee de parachutist neerkomt. Deze examentoets en uitwerkingen vind je op www.agtijmensen.nl Bij het et krijg je in 100 minuten ongeveer 22 vragen Et3 stof vwo6 volgens het PTA: Onderwerpen uit samengevat: Rechtlijnige beweging Kracht

Nadere informatie

Theorie: Snelheid (Herhaling klas 2)

Theorie: Snelheid (Herhaling klas 2) Theorie: Snelheid (Herhaling klas 2) Snelheid en gemiddelde snelheid Met de grootheid snelheid geef je aan welke afstand een voorwerp in een bepaalde tijd aflegt. Over een langere periode is de snelheid

Nadere informatie

Samenvatting Natuurkunde Hoofdstuk 7, Krachten

Samenvatting Natuurkunde Hoofdstuk 7, Krachten Samenvatting Natuurkunde Hoofdstuk 7, Krachten Samenvatting door een scholier 1845 woorden 20 juni 2008 6,1 99 keer beoordeeld Vak Methode Natuurkunde Natuurkunde overal Natuurkunde samenvatting hoofdstuk

Nadere informatie

Space Experience Curaçao

Space Experience Curaçao Space Experience Curaçao PTA T1 Natuurkunde SUCCES Gebruik onbeschreven BINAS en (grafische) rekenmachine toegestaan. De K.L.M. heeft onlangs aangekondigd, in samenwerking met Xcor Aerospace, ruimte-toerisme

Nadere informatie

Eindexamen natuurkunde 1 havo 2000-II

Eindexamen natuurkunde 1 havo 2000-II Eindexamen natuurkunde havo 2000-II 4 Antwoordmodel Opgave Slijtage bovenleiding uitkomst: m =,87 0 6 kg Het afgesleten volume is: V = (98,8 78,7) 0-6 5200 0 3 2 = 2,090 0 2 m 3. Hieruit volgt dat m =

Nadere informatie

a. Bepaal hoeveel langer. b. Bepaal met figuur 1 de snelheid waarmee de parachutist neerkomt.

a. Bepaal hoeveel langer. b. Bepaal met figuur 1 de snelheid waarmee de parachutist neerkomt. Deze examentoets en uitwerkingen vind je op www.agtijmensen.nl Bij het et krijg je in 100 minuten ongeveer 22 vragen Et3 stof vwo6 volgens het PTA: Onderwerpen uit samengevat: Rechtlijnige beweging Kracht

Nadere informatie

SO energie, arbeid, snelheid Versie a. Natuurkunde, 4M. Formules: v t = v 0 + a * t s = v gem * t W = F * s E Z = m * g * h F = m * a

SO energie, arbeid, snelheid Versie a. Natuurkunde, 4M. Formules: v t = v 0 + a * t s = v gem * t W = F * s E Z = m * g * h F = m * a SO energie, arbeid, snelheid Versie a Natuurkunde, 4M Formules: v t = v 0 + a * t s = v gem * t W = F * s E Z = m * g * h F = m * a Neem indien nodig g = 10 m/s 2. Geef duidelijke berekeningen met Gegeven

Nadere informatie

UITWERKINGEN OEFENVRAAGSTUKKEN 5 HAVO. natuurkunde

UITWERKINGEN OEFENVRAAGSTUKKEN 5 HAVO. natuurkunde UITWERKINGEN OEFENVRAAGSTUKKEN voor schoolexamen (SE0) en examen 5 HAVO natuurkunde katern 1: Mechanica editie 01-013 UITWERKINGEN OEFENVRAAGSTUKKEN voor schoolexamen (SE0) en examen 5 HAVO natuurkunde

Nadere informatie

Uitwerkingen opgaven hoofdstuk 4

Uitwerkingen opgaven hoofdstuk 4 Uitwerkingen opgaven hoofdstuk 4 4.1 De eerste wet van Newton Opgave 7 Opgave 8 a F zw = m g = 45 9,81 = 4,4 10 N b De zwaartekracht werkt verticaal. Er is geen verticale beweging. Er moet dus een tweede

Nadere informatie

Samenvatting Natuurkunde Hoofdstuk 8, Bewegen in functies

Samenvatting Natuurkunde Hoofdstuk 8, Bewegen in functies Samenvatting Natuurkunde Hoofdstuk 8, Bewegen in functies Samenvatting door een scholier 1016 woorden 19 januari 2003 5,6 80 keer beoordeeld Vak Methode Natuurkunde Natuurkunde overal Samenvatting hoofdstuk

Nadere informatie

Uitwerkingen van de opgaven in Basisboek Natuurkunde

Uitwerkingen van de opgaven in Basisboek Natuurkunde opgave (blz 4) Uitwerkingen van de opgaven in Basisboek Natuurkunde De zwaarte-energie wordt gegeven door de formule W zwaarte = m g h In de opgave is de massa m = 0(kg) en de energie W zwaarte = 270(Joule)

Nadere informatie

Hoofdstuk 3. en energieomzetting

Hoofdstuk 3. en energieomzetting Energie Hoofdstuk 3 Energie en energieomzetting Grootheid Energie; eenheid Joule afkorting volledig wetenschappelijke notatie 1 J 1 Joule 1 Joule 1 J 1 KJ 1 KiloJoule 10 3 Joule 1000 J 1 MJ 1 MegaJoule

Nadere informatie

Samenvatting Natuurkunde Beweging in de sport (Energie en Beweging)

Samenvatting Natuurkunde Beweging in de sport (Energie en Beweging) Samenvatting Natuurkunde Beweging in de sport (Energie en Beweging) Samenvatting door een scholier 3149 woorden 1 april 2010 6 21 keer beoordeeld Vak Natuurkunde H12 Beweging in de Sport Energie en beweging

Nadere informatie

Opgave 1 Millenniumbrug

Opgave 1 Millenniumbrug Aan het juiste antwoord op een meerkeuzevraag wordt scorepunt toegekend. Opgave Millenniumbrug maximumscore antwoord: resonantie maximumscore uitkomst: v =, 6 0 m s voorbeeld van een berekening: Er geldt:

Nadere informatie

Een tweede punt van kritiek is dat er in de natuurkunde alleen een kracht (en geen plank) arbeid kan verrichten.

Een tweede punt van kritiek is dat er in de natuurkunde alleen een kracht (en geen plank) arbeid kan verrichten. Uitwerkingen 1 W = F s Opgave Eenheid van arbeid: joule (symbool J). W = F s = 40,0 N 8,00 m = 30 J W 10 J F = = = 400 N s 0,300 m W 350 J s = = =,33 m F 150 N W 7300 kj s = = = 90 m =,9 km F,5 kn In de

Nadere informatie

Snelheid en kracht. 4.1 Inleiding. 4.2 Soorten krachten

Snelheid en kracht. 4.1 Inleiding. 4.2 Soorten krachten 4 Snelheid en kracht 4.1 Inleiding 4.2 Soorten krachten B 1 a Zwaartekracht en wrijvingskracht b Zwaartekracht, kracht van de lucht op de vleugels omhoog (= opwaartse kracht of lift), stuwkracht van de

Nadere informatie

Arbeid & Energie. Dr. Pieter Neyskens Monitoraat Wetenschappen pieter.neyskens@wet.kuleuven.be. Assistent: Erik Lambrechts

Arbeid & Energie. Dr. Pieter Neyskens Monitoraat Wetenschappen pieter.neyskens@wet.kuleuven.be. Assistent: Erik Lambrechts Introductieweek Faculteit Bewegings- en Revalidatiewetenschappen 25 29 Augustus 2014 Arbeid & Energie Dr. Pieter Neyskens Monitoraat Wetenschappen pieter.neyskens@wet.kuleuven.be Assistent: Erik Lambrechts

Nadere informatie

4 keer beoordeeld 4 maart Natuurkunde H6 Samenvatting

4 keer beoordeeld 4 maart Natuurkunde H6 Samenvatting 5,2 Samenvatting door Syb 763 woorden 4 keer beoordeeld 4 maart 2018 Vak Natuurkunde Methode Pulsar Natuurkunde H6 Samenvatting PARAGRAAF 1 Er zijn veel verschillende soorten energie: Bewegingsenergie

Nadere informatie

Samenvatting NaSk 1 Natuurkrachten

Samenvatting NaSk 1 Natuurkrachten Samenvatting NaSk 1 Natuurkrachten Samenvatting door F. 1363 woorden 30 januari 2016 4,1 5 keer beoordeeld Vak NaSk 1 Krachten Op een voorwerp kunnen krachten werken: Het voorwerp kan een snelheid krijgen

Nadere informatie

ATWOOD Blok A en blok B zijn verbonden door een koord dat over een katrol hangt. Er is geen wrijving in de katrol. Het stelsel gaat bewegen.

ATWOOD Blok A en blok B zijn verbonden door een koord dat over een katrol hangt. Er is geen wrijving in de katrol. Het stelsel gaat bewegen. ATWOOD Blok A en blok B zijn verbonden door een koord dat over een katrol hangt. Er is geen wrijving in de katrol. Het stelsel gaat bewegen. Bereken de spankracht in het koord. ATWOOD Over een katrol hangt

Nadere informatie

Begripsvragen: Arbeid en energieomzettingen

Begripsvragen: Arbeid en energieomzettingen Handboek natuurkundedidactiek Hoofdstuk 4: Leerstofdomeinen 4.2 Domeinspecifieke leerstofopbouw 4.2.2 Energie egripsvragen: rbeid en energieomzettingen iguur 1 1 Meerkeuzevragen 1 [H/V] Hieronder staan

Nadere informatie

Tijdsduur 100 minuten. Deze toets bestaat uit 4 opgaven (54 punten). Gebruik eigen grafische rekenmachine en BINAS toegestaan. Veel succes!

Tijdsduur 100 minuten. Deze toets bestaat uit 4 opgaven (54 punten). Gebruik eigen grafische rekenmachine en BINAS toegestaan. Veel succes! PROEFWERK NATUURKUNDE KLAS 5 ROEFWERK H10 + H6 10/3/2009 Tijdsduur 100 minuten. Deze toets bestaat uit 4 opgaven (54 punten). Gebruik eigen grafische rekenmachine en BINAS toegestaan. Veel succes! Opgave

Nadere informatie

Eindexamen natuurkunde / scheikunde 1 compex vmbo gl/tl I

Eindexamen natuurkunde / scheikunde 1 compex vmbo gl/tl I Beoordelingsmodel Aan het juiste antwoord op een meerkeuzevraag wordt één punt toegekend. Zoals de waard is maakt ie zijn tenten 1 maximumscore 1 Het antwoord moet het inzicht bevatten dat de eenheid van

Nadere informatie

Hoofdstuk 4: Arbeid en energie

Hoofdstuk 4: Arbeid en energie Hoofdstuk 4: Arbeid en energie 4.1 Energiebronnen Arbeid: W =............. Energie:............................................................................... Potentiële energie: E p =.............

Nadere informatie

5 Kracht en beweging. Beweging in diagrammen. Nova

5 Kracht en beweging. Beweging in diagrammen. Nova 5 Kracht en beweging 1 Beweging in diagrammen 1 a Een beweging waarbij de snelheid gelijkmatig groter wordt, noem je een eenparig versnelde beweging. Een beweging waarbij de snelheid steeds even groot

Nadere informatie

Bergtrein. Figuur 2 staat ook op de uitwerkbijlage. a. Bepaal de afstand die de trein op t = 20 s heeft afgelegd.

Bergtrein. Figuur 2 staat ook op de uitwerkbijlage. a. Bepaal de afstand die de trein op t = 20 s heeft afgelegd. Bergtrein In een bergachtig gebied kunnen toeristen met een bergtrein naar een mooi uitzichtpunt reizen De trein wordt aangedreven door een elektromotor en begint aan een rit naar boven In figuur 2 is

Nadere informatie

Eindexamen natuurkunde 1 havo 2001-I

Eindexamen natuurkunde 1 havo 2001-I Eindexamen natuurkunde havo 00-I 4 Antwoordmodel Opgave Hartfoto s 43 43 0 antwoord: K Ca + e (+ γ) 9 0 elektron rechts van de pijl Ca als vervalproduct aantal nucleonen links en rechts kloppend - en Als

Nadere informatie

Eindexamen natuurkunde 1-2 havo 2000-I

Eindexamen natuurkunde 1-2 havo 2000-I - + - + Eindexamen natuurkunde -2 havo 2000-I 4 Antwoordmodel Opgave LEDs voorbeelden van schakelschema s: 50 Ω V LED A 50 Ω A V LED Als slechts één meter juist is geschakeld: punt. 2 uitkomst: R = 45

Nadere informatie

BEWEGING HAVO. Raaklijnmethode Hokjesmethode

BEWEGING HAVO. Raaklijnmethode Hokjesmethode BEWEGING HAVO Foton is een opgavenverzameling voor het nieuwe eindexamenprogramma natuurkunde. Foton is te downloaden via natuurkundeuitgelegd.nl/foton Uitwerkingen van alle opgaven staan op natuurkundeuitgelegd.nl/uitwerkingen

Nadere informatie

Kracht en Energie Inhoud

Kracht en Energie Inhoud Kracht en Energie Inhoud Wat is kracht? (Inleiding) Kracht is een vector Krachten saenstellen ( optellen ) Krachten ontbinden ( aftrekken ) Resulterende kracht 1 e wet van Newton: wet van de traagheid

Nadere informatie

ENERGIE & ARBEID VWO

ENERGIE & ARBEID VWO ENERGIE & ARBEID VWO Foton is een opgavenverzameling voor het nieuwe eindexamenprogramma natuurkunde. Foton is gratis te downloaden via natuurkundeuitgelegd.nl/foton Uitwerkingen van alle opgaven staan

Nadere informatie

4. Maak een tekening:

4. Maak een tekening: . De versnelling van elk deel van de trein is hetzelfde, dus wordt de kracht op de koppeling tussen de 3e en 4e wagon bepaald door de fractie van de massa die er achter hangt, en wordt dus gegeven door

Nadere informatie

Leerstof: Hoofdstukken 1, 2, 4, 7, 9 en 10. Hulpmiddelen: Niet grafische rekenmachine, binas 6 de druk. Let op dat je alle vragen beantwoordt.

Leerstof: Hoofdstukken 1, 2, 4, 7, 9 en 10. Hulpmiddelen: Niet grafische rekenmachine, binas 6 de druk. Let op dat je alle vragen beantwoordt. Oefentoets Schoolexamen 5 Vwo Natuurkunde Leerstof: Hoofdstukken 1, 2, 4, 7, 9 en 10 Tijdsduur: Versie: A Vragen: Punten: Hulpmiddelen: Niet grafische rekenmachine, binas 6 de druk Opmerking: Let op dat

Nadere informatie

Auteur(s): Harry Oonk Titel: In de afdaling Jaargang: 10 Jaartal: 1992 Nummer: 2 Oorspronkelijke paginanummers: 67-76

Auteur(s): Harry Oonk Titel: In de afdaling Jaargang: 10 Jaartal: 1992 Nummer: 2 Oorspronkelijke paginanummers: 67-76 Auteur(s): Harry Oonk Titel: In de afdaling Jaargang: 10 Jaartal: 1992 Nummer: 2 Oorspronkelijke paginanummers: 67-76 Deze online uitgave mag, onder duidelijke bronvermelding, vrij gebruikt worden voor

Nadere informatie

4 Krachten in de sport

4 Krachten in de sport Newton havo deel Uitwerkingen Hoofdstuk 4 Krachten in de sport 58 4 Krachten in de sport 4. Inleiding Voorkennis Krachten a Spierkracht, veerkracht, zwaartekracht, wrijvingskracht, elektrische kracht,

Nadere informatie

Natuurwetten »NIEUWE NATUURKUNDE VWO6 »UITWERKINGEN. a. = b. = = c. = = = d. = = Boorplatform naar links, Dan afstand = = Kabel is dan dus uitgerekt!

Natuurwetten »NIEUWE NATUURKUNDE VWO6 »UITWERKINGEN. a. = b. = = c. = = = d. = = Boorplatform naar links, Dan afstand = = Kabel is dan dus uitgerekt! »NIEUWE NATUURKUNDE VWO6 Natuurwetten»UITWERKINGEN HOOFDSTUK 1 - MODELLEN 1. a. A F shorizontaal F s vraag 1a C 40m Pythagoras: B Met gelijkvormigheid driehoeken vind je veerconstante (BINAS 35A-4 ) C

Nadere informatie

In autotijdschriften staan vaak testrapporten van nieuwe auto s. In de figuur op de bijlage is zo n overzicht afgedrukt.

In autotijdschriften staan vaak testrapporten van nieuwe auto s. In de figuur op de bijlage is zo n overzicht afgedrukt. Opgave 1 Autotest In autotijdschriften staan vaak testrapporten van nieuwe auto s. In de figuur op de bijlage is zo n overzicht afgedrukt. 0p 0 Zet je naam op de bijlage. De wettelijk verplichte minimale

Nadere informatie

J De centrale draait (met de gegevens) gedurende één jaar. Het gemiddelde vermogen van de centrale kan dan berekend worden:

J De centrale draait (met de gegevens) gedurende één jaar. Het gemiddelde vermogen van de centrale kan dan berekend worden: Uitwerking examen Natuurkunde1 HAVO 00 (1 e tijdvak) Opgave 1 Itaipu 1. De verbruikte elektrische energie kan worden omgerekend in oules: 17 = 9,3 kwh( = 9,3 3, ) = 3,3 De centrale draait (met de gegevens)

Nadere informatie

AUTEURS 5 H AV HAVO EINDREDACTIE N A T UU R K UN DE

AUTEURS 5 H AV HAVO  EINDREDACTIE N A T UU R K UN DE 5 HAVO Inhoud Voorwoord 5 Praktijk Bewegen voor elektrische energie 6 Energieopwekking bij stuwmeren Theorie 1 Arbeid 12 2 Energiesoorten 17 3 WAK: wet van arbeid en kinetische energie 22 4 Wet van behoud

Nadere informatie

Hoofdstuk 1 Beweging in beeld. Gemaakt als toevoeging op methode Natuurkunde Overal

Hoofdstuk 1 Beweging in beeld. Gemaakt als toevoeging op methode Natuurkunde Overal Hoofdstuk 1 Beweging in beeld Gemaakt als toevoeging op methode Natuurkunde Overal 1.1 Beweging vastleggen Het verschil tussen afstand en verplaatsing De verplaatsing (x) is de netto verplaatsing en de

Nadere informatie

RBEID 16/5/2011. Een rond voorwerp met een massa van 3,5 kg hangt stil aan twee touwtjes (zie bijlage figuur 2).

RBEID 16/5/2011. Een rond voorwerp met een massa van 3,5 kg hangt stil aan twee touwtjes (zie bijlage figuur 2). HOOFDSTUK OOFDSTUK 4: K NATUURKUNDE KLAS 4 4: KRACHT EN ARBEID RBEID 16/5/2011 Totaal te behalen: 33 punten. Gebruik eigen grafische rekenmachine en BINAS toegestaan. Opgave 0: Bereken op je rekenmachine

Nadere informatie

Samenvatting Natuurkunde Verwarmen en isoleren (Newton)

Samenvatting Natuurkunde Verwarmen en isoleren (Newton) Samenvatting Natuurkunde Verwarmen en isoleren (Newton) Samenvatting door een scholier 1404 woorden 25 augustus 2003 5,4 75 keer beoordeeld Vak Natuurkunde Verwarmen en isoleren Warmte en energie 2.1 Energievraag

Nadere informatie

Opgave 2 Een sprong bij volleyball 2015 I

Opgave 2 Een sprong bij volleyball 2015 I Opgave 2 Een sprong bij volleyball 2015 I Bij volleybal springt een speler vaak uit stand recht omhoog. Zie figuur 1. De verticale snelheid van het zwaartepunt van een volleyballer tijdens de afzet en

Nadere informatie

Eindexamen natuurkunde 1-2 havo 2000-II

Eindexamen natuurkunde 1-2 havo 2000-II Eindexamen natuurkunde -2 havo 2000-II 4 Antwoordmodel Opgave Slijtage bovenleiding uitkomst: m =,87 0 6 kg Het afgesleten volume is: V = (98,8 78,7) 0-6 5200 0 3 2 = 2,090 0 2 m 3. Hieruit volgt dat m

Nadere informatie

Tentamen Mechanica ( )

Tentamen Mechanica ( ) Tentamen Mechanica (20-12-2006) Achter iedere opgave is een indicatie van de tijdsbesteding in minuten gegeven. correspondeert ook met de te behalen punten, in totaal 150. Gebruik van rekenapparaat en

Nadere informatie

Leerstof: Hoofdstukken 1, 2, 4, 9 en 11. Hulpmiddelen: Niet grafische rekenmachine, binas 6 de druk. Let op dat je alle vragen beantwoordt.

Leerstof: Hoofdstukken 1, 2, 4, 9 en 11. Hulpmiddelen: Niet grafische rekenmachine, binas 6 de druk. Let op dat je alle vragen beantwoordt. Oefentoets schoolexamen 5 Vwo Natuurkunde Leerstof: Hoofdstukken 1, 2, 4, 9 en 11 Tijdsduur: Versie: Vragen: zo lang als je wilt A wel heel veel. Punten: Hulpmiddelen: Niet grafische rekenmachine, binas

Nadere informatie

Tijdsduur 100 minuten. Deze toets bestaat uit 4 opgaven (55 punten). Gebruik eigen grafische rekenmachine en BINAS toegestaan. Veel succes!

Tijdsduur 100 minuten. Deze toets bestaat uit 4 opgaven (55 punten). Gebruik eigen grafische rekenmachine en BINAS toegestaan. Veel succes! NATUURKUNDE KLAS 5 INHAAL PROEFWERK ROEFWERK H10 + H6 3/2010 Tijdsduur 100 minuten. Deze toets bestaat uit 4 opgaven (55 punten). Gebruik eigen grafische rekenmachine en BINAS toegestaan. Veel succes!

Nadere informatie

Krachten (4VWO) www.betales.nl

Krachten (4VWO) www.betales.nl www.betales.nl Grootheden Scalairen Vectoren - Grootte - Eenheid - Grootte - Eenheid - Richting Bv: m = 987 kg x = 10m (x = plaats) V = 3L Bv: F = 17N s = Δx (verplaatsing) v = 2km/h Krachten optellen

Nadere informatie

Extra opdrachten Module: bewegen

Extra opdrachten Module: bewegen Extra opdrachten Module: bewegen Opdracht 1: Zet de juiste letters van de grootheden in de driehoeken. Opdracht 2: Zet boven de pijl de juiste omrekeningsfactor. Opdracht 3: Bereken de ontbrekende gegevens

Nadere informatie

Werkblad 3 Bewegen antwoorden- Thema 14 (NIVEAU BETA)

Werkblad 3 Bewegen antwoorden- Thema 14 (NIVEAU BETA) Werkblad 3 Bewegen antwoorden- Thema 14 (NIVEAU BETA) Theorie In werkblad 1 heb je geleerd dat krachten een snelheid willen veranderen. Je kunt het ook omdraaien, als er geen kracht werkt, dan verandert

Nadere informatie

ENERGIE & ARBEID HAVO

ENERGIE & ARBEID HAVO ENERGIE & ARBEID HAVO Foton is een opgavenverzameling voor het nieuwe eindexamenprogramma natuurkunde Foton is gratis te downloaden via natuurkundeuitgelegd.nl/foton Uitwerkingen van alle opgaven staan

Nadere informatie

1 Warmteleer. 3 Om m kg water T 0 C op te warmen heb je m T 4180 J nodig. 4180 4 Het symbool staat voor verandering.

1 Warmteleer. 3 Om m kg water T 0 C op te warmen heb je m T 4180 J nodig. 4180 4 Het symbool staat voor verandering. 1 Warmteleer. 1 De soortelijke warmte is de warmte die je moet toevoeren om 1 kg van een stof 1 0 C op te warmen. Deze warmte moet je ook weer afvoeren om 1 kg van die stof 1 0 C af te koelen. 2 Om 2 kg

Nadere informatie

CRUESLI. Een pak Cruesli heeft een massa van 375 gram. De bodem van het pak is 4,5 cm breed en 14 cm lang. 1. Bereken de oppervlakte van de bodem.

CRUESLI. Een pak Cruesli heeft een massa van 375 gram. De bodem van het pak is 4,5 cm breed en 14 cm lang. 1. Bereken de oppervlakte van de bodem. CRUESLI Een pak Cruesli heeft een massa van 375 gram. De bodem van het pak is 4,5 cm breed en 14 cm lang. 1. Bereken de oppervlakte van de bodem. gegeven: b = 4,5 cm l = 14 cm gevraagd: A formule: A =

Nadere informatie

Eindexamen natuurkunde 1 havo 2006-I

Eindexamen natuurkunde 1 havo 2006-I Opgave 1 Itaipu Op de grens van Brazilië en Paraguay ligt de waterkrachtcentrale van Itaipu. Zie figuur 1. De stuwdam is een van de grootste ter wereld. In de dam zijn 18 generatoren aangebracht (zie figuur

Nadere informatie

Hoofdstuk 6: Veiligheid in het verkeer

Hoofdstuk 6: Veiligheid in het verkeer Hoofdstuk 6: Veiligheid in het verkeer NaSk I Vmbo 2011/2012 www.lyceo.nl Hoofdstuk 6: Veiligheid in het verkeer NaSk I 1. Stoffen en materialen 2. Elektrische energie 3. Verbranden en verwarmen 4. Geluid

Nadere informatie

c. Bereken van welke hoogte Humpty kan vallen zonder dat hij breekt. {2p}

c. Bereken van welke hoogte Humpty kan vallen zonder dat hij breekt. {2p} NATUURKUNDE KLAS 5 INHAALPROEFWERK ARBEID EN ENERGIE 17/01/11 Denk aan FIRES! Dit proefwerk bestaat uit 3 opgaves, met totaal 33 punten. Opgave 1. Humpty Dumpty (9p) In een Engels liedje is Humpty Dumpty

Nadere informatie

Formules voor Natuurkunde Alle formules die je moet kennen voor de toets. Eventuele naam of uitleg

Formules voor Natuurkunde Alle formules die je moet kennen voor de toets. Eventuele naam of uitleg Formules voor Natuurkunde Alle formules die je moet kennen voor de toets. Formule Eventuele naam of uitleg m # = m%# Machten van eenheden: regel m # m ( = m #)( Machten van eenheden: regel 2 m # m ( =

Nadere informatie

Samenvatting Natuurkunde Hoofdstuk 1 t/m 3

Samenvatting Natuurkunde Hoofdstuk 1 t/m 3 Samenvatting Natuurkunde Hoofdstuk 1 t/m 3 Samenvatting door C. 2009 woorden 16 januari 2014 7,2 6 keer beoordeeld Vak Natuurkunde Hoofdstuk 1 Elektriciteit 1.1 Er bestaan twee soorten elektrische lading

Nadere informatie

Opgaven. Opgave: Polsstokspringen a) m = ρ V

Opgaven. Opgave: Polsstokspringen a) m = ρ V Opgaven Opgave: Polsstokspringen a) m = ρ V m = 2,2 kg V = V buiten V binnen = ¼ π (3,9 10 2 ) 2 4,5 ¼ π (3,5 10 2 ) 2 4,5 V = 1,046 10 3 m 3 ρ = 2,1029 10 3 kg/m 3 ρ = 2,1 10 3 kg/m 3 b) Kies twee tijdstippen:

Nadere informatie

Eindexamen natuurkunde 1-2 havo 2002-I

Eindexamen natuurkunde 1-2 havo 2002-I Eindexamen natuurkunde -2 havo 2002-I Opgave Binnenverlichting Maximumscore 4 uitkomst: R tot = 4 Ω voorbeelden van een berekening: methode Het totale vermogen van de twee lampjes is gelijk aan 25,0 =

Nadere informatie

natuurkunde havo 2015-II

natuurkunde havo 2015-II natuurkunde havo 05-II Aan het juiste antwoord op een meerkeuzevraag wordt scorepunt toegekend. Vleugel maimumscore antwoord: vier knopen en drie buiken, afwisselend afstand KB = afstand BK B maimumscore,70

Nadere informatie

Rekenmachine met grafische display voor functies

Rekenmachine met grafische display voor functies Te gebruiken rekenmachine Duur Rekenmachine met grafische display voor functies 100 minuten 1/5 Opgave 1. Een personenauto rijdt met een beginsnelheid v 0=30 m/s en komt terecht op een stuk weg waar olie

Nadere informatie

Examen mechanica: oefeningen

Examen mechanica: oefeningen Examen mechanica: oefeningen 22 februari 2013 1 Behoudswetten 1. Een wielrenner met een massa van 80 kg (inclusief de fiets) kan een helling van 4.0 afbollen aan een constante snelheid van 6.0 km/u. Door

Nadere informatie

toelatingsexamen-geneeskunde.be

toelatingsexamen-geneeskunde.be Fysica juli 2009 Laatste update: 31/07/2009. Vragen gebaseerd op het ingangsexamen juli 2009. Vraag 1 Een landingsbaan is 500 lang. Een vliegtuig heeft de volledige lengte van de startbaan nodig om op

Nadere informatie

natuurkunde havo 2016-I

natuurkunde havo 2016-I natuurkunde havo 06-I Aan het juiste antwoord op een meerkeuzevraag wordt scorepunt toegekend. Radiumbad maximumscore voorbeeld van een antwoord: Radium-6 vervalt volgens: 6 4 6 Ra Rn + He + γ of Ra Rn

Nadere informatie

Vraag 1 Vraag 2 Vraag 3 Vraag 4 Vraag 5

Vraag 1 Vraag 2 Vraag 3 Vraag 4 Vraag 5 Vraag 1 Een hoeveelheid ideaal gas is opgesloten in een vat van 1 liter bij 10 C en bij een druk van 3 bar. We vergroten het volume tot 10 liter bij 100 C. De einddruk van het gas is dan gelijk aan: a.

Nadere informatie

Mooie samenvatting: http://members.ziggo.nl/mmm.bessems/kinematica%20 Stencil%20V4%20samenvatting.doc.

Mooie samenvatting: http://members.ziggo.nl/mmm.bessems/kinematica%20 Stencil%20V4%20samenvatting.doc. studiewijzer : natuurkunde leerjaar : 010-011 klas :6 periode : stof : (Sub)domeinen C1 en A 6 s() t vt s v t gem v a t s() t at 1 Boek klas 5 H5 Domein C: Mechanica; Subdomein: Rechtlijnige beweging De

Nadere informatie

Overal Natuurkunde 3 V Uitwerkingen Hoofdstuk 4 Kracht en beweging

Overal Natuurkunde 3 V Uitwerkingen Hoofdstuk 4 Kracht en beweging Overal Natuurkunde 3 V Uitwerkingen Hoofdstuk 4 Kracht en beweging 4.1 Kracht en soorten beweging A1 a De afgelegde afstand in een (v,t)-diagram is gelijk aan de oppervlakte onder de grafiek. b De snelheid

Nadere informatie

Stevin havo Antwoorden hoofdstuk 6 Energie en arbeid ( ) Pagina 1 van 10

Stevin havo Antwoorden hoofdstuk 6 Energie en arbeid ( ) Pagina 1 van 10 Stevin havo Antwoorden hoofdstuk 6 Energie en areid (016-06-07) Pagina 1 van 10 Als je een ander antwoord vindt, zijn er minstens twee mogelijkheden: óf dit antwoord is fout, óf jouw antwoord is fout.

Nadere informatie

Hoofdstukken 1, 2, 4 en 9 ) + vaardigheden. Hulpmiddelen: Niet grafische rekenmachine, binas 6 de druk. Let op dat je alle vragen beantwoordt.

Hoofdstukken 1, 2, 4 en 9 ) + vaardigheden. Hulpmiddelen: Niet grafische rekenmachine, binas 6 de druk. Let op dat je alle vragen beantwoordt. Oefentoets schoolexamen 5 Vwo Natuurkunde Leerstof: Hoofdstukken 1, 2, 4 en 9 ) + vaardigheden Tijdsduur: Versie: A Vragen: 30 Punten: Hulpmiddelen: Niet grafische rekenmachine, binas 6 de druk Opmerking:

Nadere informatie