Jaarverslag 2008 Stichting Pensioenfonds Honeywell



Vergelijkbare documenten
2013 verkort in beeld. Ontwikkelingen. Pensioenen Beleggingen Organogram

Kwartaalbericht. 4e kwartaal 2014 Den Haag, 30 januari Samenvatting cijfers per 31 december 2014

SPNG. veranderingen. was voor. een jaar van grote. Verkort jaarverslag 2013 >

Jaarverslag 2010 Stichting Pensioenfonds Honeywell

Kort jaarverslag Stichting Pensioenfonds nv Linde Gas Benelux

Persbericht. Kwartaalbericht: vierde kwartaal 2011

Jaarverslag 2008 GE Pension NL 2007

Jaarverslag 2009 Stichting Pensioenfonds Honeywell

Herstelplan 2015 Compartiment SPDHV

In de Pensioenwet is vastgelegd dat wanneer een pensioenfonds niet langer voldoet aan de gestelde eisen ten aanzien van:

Kwartaalverslag Tweede kwartaal 2019

KWARTAALVERSLAG. Philips Pensioenfonds. 1. In het kort. 2. Financiële positie Philips Pensioenfonds 1/5 DERDE KWARTAAL 2015

Verkort jaarverslag 2013

KWARTAALVERSLAG. Philips Pensioenfonds. 1. In het kort. 2. Financiële positie Philips Pensioenfonds 1/5 EERSTE KWARTAAL 2016

Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM

Geef pensioen de aandacht die het verdient. Jaarbericht Stichting Pensioenfonds

KWARTAALVERSLAG. Philips Pensioenfonds. 1. In het kort. 2. Financiële positie Philips Pensioenfonds 1/5 EERSTE KWARTAAL 2019

Deelnemersvergadering. Haarlem 26 juni 2017 Boxmeer 29 juni 2017 Oss 29 juni 2017

Jaarverslag 2012 Stichting Pensioenfonds Honeywell

2011 in het kort TOELICHTING OP HET JAARVERSLAG

2013 in het kort SAMENVATTING VAN HET JAARVERSLAG

Marktwaardedekkingsgraad per 31 maart 2014: 128,6%, een toename van 3,3%-punt ten opzichte van 31 december 2013.

Beleggingsrendement 3% over het vierde kwartaal van 2012 (14,4% over geheel 2012); waarde van de beleggingen gestegen naar miljoen.

Buitengewone vergadering van deelnemers 22 november 2010

Marktwaardedekkingsgraad per 30 september ,8%, een toename van 1,3%-punt ten opzichte van 30 juni 2013.

UITVOERINGSOVEREENKOMST

Stichting Pensioenfonds SABIC Innovative Plastics. Verkort Jaarverslag 2009

Bijlage 3 Het Financieel Crisisplan

Jaarverslag 2011 Stichting Pensioenfonds Honeywell

Stichting Voorzieningsfonds Getronics 11 februari Stand van zaken SVG. 1 van 19

KWARTAALVERSLAG. Philips Pensioenfonds. 1. In het kort. 2. Financiële positie Philips Pensioenfonds 1/5 DERDE KWARTAAL 2016

Pensioenfonds Robeco. Populair Jaarverslag 2014

Datum Briefnummer Behandeld door Doorkiesnummer N.W. Dijkhuizen 630

De Nederlandsche Bank NV T.a.v. de heer S. Keereweer AA Postbus AB AMSTERDAM

Een overzicht van de kerncijfers vindt u op <pagina 8 en 9> van het volledige jaarverslag.

Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM Tweede kwartaal april 2015 t/m 30 juni 2015

Verklaring inzake beleggingsbeginselen

2e kwartaal 2017 Den Haag, juli 2017

FINANCIEEL CRISISPLAN STICHTING PENSIOENFONDS HUNTSMAN ROZENBURG. Bijlage bij de actuariële en bedrijfstechnische nota

Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM Derde kwartaal juli 2016 t/m 30 september 2016

KWARTAALVERSLAG. Philips Pensioenfonds. 1. In het kort. 2. Financiële positie Philips Pensioenfonds 1/6 VIERDE KWARTAAL 2017

KWARTAALVERSLAG. Philips Pensioenfonds. 1. In het kort. 2. Financiële positie Philips Pensioenfonds 1/6 TWEEDE KWARTAAL 2017

Kwartaalbericht. 2e kwartaal 2015 Den Haag, 14 juli Samenvatting cijfers per 30 juni 2015

Verkort jaarverslag In de verkorte versie van het jaarverslag leest u op hoofdlijnen hoe het jaar 2014 voor het pensioenfonds is verlopen.

30 september /LJ/AH. FNV-beleid bij vaststellen van de pensioenpremie. FNV-beleid bij vaststellen van de pensioenpremie

KWARTAALVERSLAG. Philips Pensioenfonds. 1. In het kort. 2. Financiële positie Philips Pensioenfonds 1/5 TWEEDE KWARTAAL 2016

Verklaring inzake de beleggingsbeginselen van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Baksteenindustrie

Stichting Pensioenfonds Unisys Nederland in liquidatie

Marktwaarde van de pensioenverplichtingen in het tweede kwartaal gestegen van miljoen naar miljoen ( miljoen ultimo Q4 2013).

Terugblik 2011 in cijfers

2012 in het kort TOELICHTING OP HET JAARVERSLAG

Dekkingsgraad 121,8% per 30 september 2012, toename van 9,3%-punt ten opzichte van 30 juni 2012.

2009: een actief jaar met interessante ontwikkelingen

Bijlage 3 Het Financieel Crisisplan

Stichting Pensioenfonds Ballast Nedam. Financieel crisisplan 2015

KWARTAALVERSLAG. Philips Pensioenfonds. 1. In het kort. 2. Financiële positie Philips Pensioenfonds 1/6 VIERDE KWARTAAL 2016

Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM

Stichting Metro Pensioenfonds Populair jaarverslag 2008

Persbericht. ABP verlaagt pensioen in 2013 met 0,5% Ondanks goed rendement stijgt dekkingsgraad in 2012 onvoldoende

Verklaring inzake de beleggingsbeginselen

Verslag bijeenkomst SVG 9 maart 2016

Stichting Pensioenfonds Xerox

Stichting Pensioenfonds SABIC

KWARTAALVERSLAG. Philips Pensioenfonds. 1. In het kort. 2. Financiële positie Philips Pensioenfonds 1/6 DERDE KWARTAAL 2017

In het crisisplan worden verschillende parameters gebruikt die voor het pensioenfonds belangrijk zijn:

Reservetekort weggewerkt, pensioenen verhoogd

KWARTAALVERSLAG. Philips Pensioenfonds VIERDE KWARTAAL In het kort. 2. Financiële positie Philips Pensioenfonds 1/6

Veel veranderingen in druk pensioenjaar 2015

KWARTAALVERSLAG. Philips Pensioenfonds. 1. In het kort. 2. Financiële positie Philips Pensioenfonds 1/5 EERSTE KWARTAAL 2018

HERSTELPLAN 31 maart 2009

Toeslagverlening. Versie

1. Definities Kostendekkende premie Premie die noodzakelijk is om jaarlijks ouderdomspensioenaanspraken in te kopen.

4e kwartaal 2015 Den Haag, 21 januari 2016

Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM

VERKORT JAARVERSLAG 2016

NOTULEN DEELNEMERSVERGADERING VAN DE STICHTING JAN HUYSMAN WZ. FONDS 25 september 2012 Datum : 25 september 2012 Steller : D.W. Slok-Uittenbogaard

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Tweede kwartaal april 2012 t/m ultimo juni Samenvatting:

Toeslag- verlening Uitgave mei 2015

Belanghebbendenvergadering. 24 september 2015

Jaarverslag 2008 Stichting Pensioenfonds Cargill B.V.

Verkort jaarverslag 2017 Pensioenfonds Cargill

V e r k l a r i n g i n z a k e d e b e l e g g i n g s b e g i n s e l e n

Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM. Tweede kwartaal april 2012 t/m 30 juni Samenvatting: Lage rente drukt dekkingsgraad

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Eerste kwartaal januari 2017 t/m 31 maart Samenvatting:

Brochure. Toeslagverlening

Jaarinformatie Stichting Pensioenfonds C1000 over het verslagjaar (opgesteld op basis van het jaarbericht 2012)

Stichting Voorzieningsfonds Getronics 9 maart Stand van zaken SVG. 1 van 21

1 INLEIDING ELEMENTEN VAN HET CRISISPLAN CRISISPLAN VAN STICHTING PENSIOENFONDS SCILDON... 6

Brochure Toeslagverlening

J A A R V E R S L A G 2016 ( F I N A N C I E E L ) S T I C H T I N G P E N S I O E N F O N D S M E R C E R. 16 juni 2017

Haarlem 19 juni 2018 Boxmeer 21 juni 2018 Oss 21 juni 2018

Waarom is het fonds afhankelijk van de rentestand?

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Vierde kwartaal oktober 2014 t/m 31 december 2014

In werking : 1 juli 2015 Vastgesteld door het bestuur : 26 juni 2015

Goed jaar Metro Pensioenfonds, toch geen verhoging pensioenen

KWARTAALVERSLAG. Philips Pensioenfonds. 1. In het kort. 2. Financiële positie Philips Pensioenfonds 1/6 EERSTE KWARTAAL 2017

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Vierde kwartaal oktober 2016 t/m 31 december Samenvatting:

Transcriptie:

Jaarverslag 2008 Stichting Pensioenfonds Honeywell Datum rapport 18 juni 2009 Nummer/versie Definitief Auteur Bestuur Telefoon (050) 582 19 90

Profielschets Stichting Pensioenfonds Honeywell is een middelgroot ondernemingspensioenfonds. Het pensioenfonds voert de pensioenregelingen uit voor het personeel van de aangesloten ondernemingen van Honeywell in Nederland en is statutair gevestigd te Amsterdam. Per 31 december 2008 zijn de aangesloten ondernemingen: Honeywell BV, Honeywell Aerospace BV, Honeywell Fluorine Products Europe BV en Honeywell Customized Comfort Products, onderdeel van Cara C'Air BV. De pensioenregeling van Stichting Pensioenfonds Honeywell is een geïndexeerde middelloonregeling, geënt op de pensioenregeling van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds Metalektro. Het pensioenfonds is vrijgesteld van deelname aan het bedrijfstakpensioenfonds. De uitvoering van de pensioenregeling heeft het bestuur uitbesteed aan TKP Pensioen BV (TKP). Het bestuur maakt voor de beleidsadvisering gebruik van de diensten van Mercer BV. Daarnaast maakt het bestuur gebruik van de werkzaamheden van een externe (certificerende) actuaris (Mercer Certificering BV) en accountant (PricewaterhouseCoopers Accountants NV). Alle reglementaire pensioenaanspraken zijn (her)verzekerd bij AEGON Levensverzekering NV. Als verzekeringsconstructie is gekozen voor een gesepareerd depot. Het vermogensbeheer is thans uitbesteed aan de (her)verzekeraar; beleggingen in zakelijke waarden vinden plaats in AEGON regiofondsen, het Fortis OBAM beleggingsfonds en het TKPI Real Estate Fund (TREF). Het fonds is aangesloten bij de Stichting voor Ondernemingspensioenfondsen en ontvangt uit dien hoofde periodiek informatie over diverse ontwikkelingen in aanvulling op de informatie die al langs andere wegen (administratie, actuaris, accountant, et cetera) wordt verkregen. 1

Inhoudsopgave 1. Kerncijfers 4 2. Personalia 5 3. Verslag Verantwoordingsorgaan 7 4. Woord van de voorzitter 10 5. Doelstelling 12 6. Financiële opzet en positie 13 6.1 Inleiding 13 6.1.1 Financiële crisis en invloed op beleidskeuzes 14 6.2 Beleid en beleidskeuzes 16 6.2.1 Beleggingsbeleid 16 6.2.2 Financieringsbeleid 18 6.2.3 Toeslagbeleid 21 6.3 Risicobeheer 21 7. Verslag van het vermogensbeheer 25 7.1 Algemeen 25 7.2 Aandelen 26 7.3 Vastrentende waarden 27 7.4 Overige beleggingen 27 7.4.1 Onroerend goed 27 7.4.2 Grondstoffen 28 8. Pensioen en uitvoering 29 8.1 Inleiding 29 8.2 Pensioencommunicatie 29 8.3 Pensioenadministratie 29 8.4 Pensioenregeling 29 8.5 (Voorstellen voor) nieuwe wetgeving 30 9. Governance en compliance 33 9.1 Algemeen 33 9.2 Goed pensioenfondsbestuur 33 9.3 Informatie vanuit toezicht van DNB en AFM 34 9.4 Bestuursaangelegenheden 34 9.5 Deskundigheids- en integriteitstoets en opleiding 35 9.6 Gedragscodes 36 9.7 Geschillencommissie 36 9.8 Reactie bestuur op oordeel verantwoordingsorgaan 36 9.9 Compliance met wet- en regelgeving 37 9.10 Organisatie en uitvoering 37 9.11 Statutenwijziging 37 10. Verwachte gang van zaken 38 11. Jaarrekening 41 11.1 Balans 41 11.2 Staat van baten en lasten 42 11.3 Kasstroomoverzicht 43 11.4 Toelichting op de jaarrekening 44 11.4.1 Algemeen 44 11.4.2 Waarderings- en berekeningsgrondslagen 44 11.4.3 Toelichting op de balans 48 2

Toelichting op de staat van baten en lasten 57 11.5 Actuariële analyse 60 Overige gegevens 62 12. Overige gegevens 63 12.1 Accountantsverklaring 63 12.2 Actuariële verklaring 65 12.3 Bijzondere statutaire zeggenschapsrechten 67 Bijlagen 68 Bijlage 1 Begrippenlijst 69 3

1. Kerncijfers Bedragen x 1.000 2008 2007 2006 2005 2004 Omvang beleggingen 233.581 266.349 245.743 235.601 188.824 waarvan:* Vastrentende waarden 66% 52% 53% 46% 48% Aandelen 26% 37% 39% 43% 45% Vastgoed 5% 5% 1% 1% 1% Grondstoffen 2% 5% 5% 5% 5% Liquide Middelen 1% 1% 2% 5% 1% Totaal 100% 100% 100% 100% 100% Beleggingsopbrengsten -33.815 12.853 6.586 36.941 10.861 Beleggingsrendement -12,3% 5,0% 2,7% 17,5% 7,7% Resultaat -87.182 20.250 4.133 22.507 4.271 Eigen vermogen -24.837 62.345 43.805 39.672 17.165 Voorziening Pensioenverplichtingen 262.346 207.541 211.990 198.581 156.091 Overige voorzieningen 400 530 531 7.040 7.120 Totaal 262.746 208.071 212.521 205.621 163.211 Dekkingsgraad** 89,3% 128,7% 120,6% 119,3% 110,5% Aantal deelnemers 1.113 1.176 1.190 1.145 1.203 Slapers 1.822 1.866 1.686 1.465 1.441 Pensioengerechtigden 1.002 930 791 749 720 Totaal 3.937 3.972 3.667 3.359 3.364 Standen zijn per het einde van het genoemde jaar; stromen betreffen de gehele verslagperiode * Inclusief de allocatie van derivaten en liquide middelen. ** De berekening van de dekkingsgraad is met ingang van 2007 gelijk aan het eigen vermogen, exclusief de bestemmingsreserve inzake TOP/SUM plus de voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds, inclusief de overige technische voorzieningen, gedeeld door de voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds en de overige technische voorziening. 4

2. Personalia Bestuur per 31 december 2008 Benoemd namens de werkgever: Naam Functie in bestuur Bestuurslid vanaf Bestuurslid tot en met Functie F.H.M. van den Oetelaar Voorzitter 01-12-1998 Algemeen beleid, wetgeving, beleggingsbeleid, pensioenbeleid, adm. organisatie L.H. Buurma plv. voorzitter tot 01-11-2008 01-09-2002 01-11-2008 Algemeen beleid, pensioenbeleid, compensation & benefits K. Dahoe plv. voorzitter vanaf 01-11- 2008 01-11-2008 Algemeen beleid, pensioenbeleid, compensation & benefits Mw. H.C.M. Krüger Lid 01-09-2005 Algemeen beleid, pensioenbeleid Benoemd namens de deelnemers: Naam Functie in bestuur Bestuurslid vanaf Bestuurslid tot en met Functie M.J.M. van Falier Secretaris 01-08-2001 19-04-2010 Algemeen beleid, pensioenbeleid, voorlichting R. Grotendorst plv. secretaris 19-04-2007 23-12-2008 Algemeen beleid, tot 23-12-2008 financieel technische aspecten T.G. van Zanten Lid 01-08-2002 01-08-2009 Pensioenbeleid, beleggingsbeleid Met ingang van 1 november 2008 is de heer K. Dahoe benoemd als bestuurslid namens de werkgever, ter vervanging van het afgetreden bestuurslid de heer B. Buurma. Per 23 december 2008 is de heer R. Grotendorst afgetreden als bestuurlid namens de deelnemers. Verantwoordingsorgaan Namens de werkgever: de heer J. de Vries en mevrouw I.H. Zijlstra Namens de actieve deelnemers: mevrouw E. van Loon en de heer A. de Lange Namens de gepensioneerden: de heren B. Land en N. van Es Beleggingscommissie per 31 december 2008 F.H.M. van den Oetelaar K. Dahoe M.J.M. van Falier Mw. H.C.M. Krϋger T.G. van Zanten 5

Commissie Goed Pensioenfonds Bestuur en Pensioenwet per 31 december 2008 F.H.M. van den Oetelaar M.J.M. van Falier T.G. van Zanten Deelnemersraad G. Ahlen A. Jelles N. van Es B. Land A. de Lange Mw. E. van Loon A. Veld Vereniging van Honeywell Gepensioneerden J.B.M. Boermans N. van Es H.J. Hanepen A. Jelles H. Klingenberg J. Konijnenbelt B. Land G. Roetering H.C. Roozendaal Vermogensbeheerder AEGON Asset Management NV, Den Haag Certificeerders PricewaterhouseCoopers Accountants NV, Amsterdam, externe accountant Mercer Certificering BV, Amstelveen, externe actuaris Herverzekering AEGON Levensverzekeringen NV, Den Haag Adviseur Mercer BV Pensioenadministratie TKP Pensioen BV 6

3. Verslag Verantwoordingsorgaan Statutaire opdracht Het bestuur van het pensioenfonds heeft met ingang van 1 januari 2008 een Verantwoordingsorgaan ingesteld. Het Verantwoordingorgaan bestaat uit 6 leden, te benoemen door het bestuur. Een derde van de leden wordt voor benoeming voorgedragen door de werkgever. Een derde wordt voorgedragen vanuit de deelnemers uit de deelnemersraad en een derde vanuit de pensioengerechtigden uit de deelnemersraad. Het Verantwoordingsorgaan beoordeelt het door het bestuur gevoerde beleid, de gemaakte beleidskeuzes en de naleving van de principes voor goed pensioenfonds bestuur, met als uitgangspunt de vraag of het bestuur bij de genomen besluiten op een evenwichtige wijze met de belangen van alle belanghebbende rekening heeft gehouden. Voor het Verantwoordingsorgaan is een reglement vastgesteld. Hierbij zijn de frequentie van het overleg met het bestuur, de te behandelen onderwerpen met betrekking tot het beleid en de verantwoording aan het Verantwoordingsorgaan vastgesteld. Het Verantwoordingsorgaan heeft het recht advies uit te brengen over: het vaststellen en wijzigen van de vergoedingsregeling voor bestuursleden; het wijzigen van het beleid ten aanzien van het Verantwoordingsorgaan; de vorm, inrichting en samenstelling van het intern toezicht; het vaststellen en wijzigen van een interne klachten- en geschillenprocedure; het vaststellen en wijzigen van het communicatie- en voorlichtingsbeleid. Verantwoording en werkwijze Het Verantwoordingsorgaan baseert haar oordeel op de periode 1 januari 2008 tot en met 31 december 2008. Gedurende deze periode heeft het Verantwoordingsorgaan drie vergaderingen met het bestuur van het pensioenfonds gehad. Voorafgaand en/of aansluitend heeft het Verantwoordingsorgaan haar eigen vergaderingen gepland. De onderwerpen die tijdens deze vergaderingen zijn besproken, zijn: - Jaarstukken 2007 - Communicatie en communicatieplan - Toeslagverlening - ALM studie, beleggingen - Aanpassing pensioenreglement/statuten Daarnaast heeft het Verantwoordingsorgaan zowel een training gevolgd als een informatiebijeenkomst bijgewoond, waarbij de rol van het Verantwoordingsorgaan centraal stond. Tevens heeft het Verantwoordingsorgaan een strategiedag bijgewoond, waarbij onderwerpen als beleggingen, de lange termijn visie en de strategie van het Honeywell pensioenfonds besproken zijn. Voorafgaand aan alle vergaderingen en informatiebijeenkomsten heeft het Verantwoordingsorgaan de benodigde stukken ontvangen, die noodzakelijk waren voor het bespreken van de diverse onderwerpen op dat moment. 7

In 2008 heeft het Verantwoordingsorgaan - advies uitgebracht over het communicatieplan en - een oordeel gegeven over het gevoerde beleid van het bestuur van het Honeywell pensioenfonds. Bevindingen en aandachtspunten Het Verantwoordingsorgaan heeft kennis genomen van het jaarverslag en de jaarrekening van het pensioenfonds en de overige door het bestuur verstrekte informatie, alsmede van de door het bestuur in de vergadering van 4 juni 2009 verstrekte toelichtingen daarbij. Tevens heeft het Verantwoordingsorgaan kennis genomen van de bevindingen van de externe accountant en de externe actuaris. Het Verantwoordingsorgaan wil de volgende punten onder de aandacht van het bestuur van het pensioenfonds brengen: - Door het uitblijven van de toeslagverlening voor de gepensioneerden kan in de toekomst het risico ontstaan, dat het evenwicht tussen gepensioneerden en actieve deelnemers uit de pas gaat lopen. Hoewel dit niet geldt voor de opgebouwde pensioenen, immers aan actieven worden ook geen toeslagen meer verleend, zal door CAO-compensatie bij actieve deelnemers het reëel besteedbaar inkomen toenemen. Bij uitblijven van toeslagverlening zal dit echter voor gepensioneerden niet gelden. De financiële en economische ontwikkelingen in 2008 hebben een zware impact op de resultaten van het pensioenfonds. Het bestuur zal extra alert dienen te reageren op de renteontwikkelingen en haar acties en timing daarop moeten afstemmen. Oordeel Op basis van de beschreven werkzaamheden komt het Verantwoordingsorgaan tot het oordeel dat het bestuur met inachtneming van een voldoende mate van zorgvuldigheid en evenwichtige afweging van de belangen van de bij het pensioenfonds betrokken deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en de werkgever, tot verantwoorde besluitvorming en beleidskeuzes is gekomen. s Hertogenbosch, 18 juni 2009 N. van Es B. Land A. de Lange Mw. E. van Loon J. de Vries Mw. I.H. Zijlstra 8

Bestuursverslag 9

4. Woord van de voorzitter In dit jaarverslag legt het bestuur verantwoording af over het gevoerde beleid in 2008, de achterliggende overwegingen daarbij en de uitkomsten hiervan voor Stichting Pensioenfonds Honeywell. Het jaar 2008 is zonder meer een bewogen jaar te noemen. Negatieve berichten over de economie en de financiële sector volgden elkaar in hoog tempo op. De combinatie van enerzijds dalende aandelenkoersen, grondstofprijzen, waarderingen voor bedrijfsobligaties en onroerend goed en anderzijds een lagere kapitaalmarktrente zorgden ervoor dat de financiële positie van het fonds onder druk kwam te staan. Door het bestuur is regelmatig overleg gevoerd met zijn vermogensbeheerder over de macroeconomische ontwikkelingen, alsmede de impact daarvan op de beleggingsportefeuille. Door het bestuur is in de loop van 2008 besloten om de looptijd van de assets te verlengen om de rentegevoeligheid van de beleggingen meer in lijn te brengen met de rentegevoeligheid van de verplichtingen. Dit heeft dankzij de dalende rente in 2008 veel waarde toegevoegd. Hiermee kon het bestuur echter niet voorkomen dat de dekkingsgraad daalde van 128,7% per ultimo 2007 tot 89,3% per ultimo 2008. Eind oktober is de dekkingsgraad onder de minimale vereiste grens van 105% gedaald en daarmee ontstond een dekkingstekort. Het pensioenfonds heeft voor 1 april 2009 een herstelplan ingediend bij De Nederlandsche Bank (DNB), waarin wordt aangetoond hoe het pensioenfonds in vijf jaar tijd de dekkingsgraad herstelt tot boven de 105% (kortetermijnherstelplan) en binnen een periode van vijftien jaar weer het vereist eigen vermogen bereikt (langetermijnherstelplan). Het premiebeleid is ten opzichte van de ABTN aangepast met een extra opslag op de premie van 1,0% van de pensioengrondslag bij dekkingsgraden onder de 105% (van 29,7% naar 30,7%). Er wordt per 1 januari 2009 geen toeslag toegekend en de werkgever zal gedurende vier jaar een extra storting doen, voor het eerst per 1 januari 2010. Op basis van de financiële positie van het fonds ultimo 2007 heeft het bestuur besloten om per 1 januari 2008 toeslag te verlenen op de opgebouwde pensioenaanspraken van (gewezen) deelnemers en de ingegane pensioenen. Gezien de ontwikkeling van de vermogenspositie van het fonds gedurende 2008 heeft het bestuur in december 2008 besloten om geen toeslag te verlenen op de opgebouwde pensioenaanspraken van (gewezen) deelnemers en de ingegane pensioenen per 1 januari 2009. In de loop van 2009 zal invulling worden gegeven aan de inrichting van het Intern toezicht. Heldere communicatie met de belanghebbenden vindt het bestuur van groot belang. Om de communicatie verder te verbeteren heeft de pensioenplanner, zoals opgenomen op de website www.honeywellpensioen.nl in 2008 een nieuwe vormgeving gekregen en is deze gebruiksvriendelijker en overzichtelijker geworden. Met name in het laatste kwartaal van 2008 is in de communicatiemiddelen extra aandacht besteed aan de impact van de financiële crisis. De focus van het bestuur zal in 2009 gericht zijn op het uitvoeren van het ingediende herstelplan bij DNB. s Hertogenbosch, 18 juni 2009 10

F.H.M. van den Oetelaar, voorzitter 11

5. Doelstelling Stichting Pensioenfonds Honeywell heeft ten doel het verstrekken of doen verstrekken van pensioenen en/of andere uitkeringen ter bescherming tegen geldelijke gevolgen van ouderdom, invaliditeit en overlijden van werknemers, gewezen werknemers en hun nabestaanden. Uit het doel vloeien ondermeer de onderstaande doelstellingen voort die het fonds in opdracht van de CAO-partijen beoogt te bereiken: 1) Het op lange termijn verstrekken van de nominale pensioenaanspraken en pensioenrechten, alsmede het streven naar het waardevast houden van de opgebouwde pensioenen, de ingegane pensioenen en de premievrije pensioenaanspraken. De toeslagverlening is voorwaardelijk. Dat wil zeggen dat er geen recht op toeslagverlening is en het is voor de langere termijn niet zeker of en in hoeverre toeslagverlening zal plaatsvinden. 2) Het zorg dragen voor een duidelijke en klantgerichte communicatie met belanghebbenden, onder wie deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden. Om deze doelstellingen te bereiken, heeft het bestuur beleid ontwikkeld op het gebied van financiering, toeslagverlening, beleggingen en communicatie. De eerste drie beleidsgebieden hebben invloed op de financiële positie van het fonds en worden nader toegelicht in hoofdstuk 6. Het verslag van de vermogensbeheerder inzake de uitvoering van het beleggingsbeleid komt in hoofdstuk 7 aan de orde. In hoofdstuk 8 wordt nader ingegaan op het communicatiebeleid. De governance-structuur van het pensioenfonds wordt toegelicht in hoofdstuk 9. In dit hoofdstuk komt ook de compliance met wet- en regelgeving aan de orde. In hoofdstuk 10 wordt tenslotte ingegaan op de verwachte gang van zaken. 12

6. Financiële opzet en positie 6.1 Inleiding Een belangrijk risico voor het pensioenfonds is het niet kunnen beschikken over voldoende vermogen om de pensioenverplichtingen na te kunnen komen, ook wel het solvabiliteitsrisico genoemd. Als de solvabiliteit zich negatief ontwikkelt, bestaat het risico dat het pensioenfonds de premie moet verhogen en dat er geen ruimte is voor (volledige) toeslagverlening. In het uiterste geval kan het noodzakelijk zijn dat het fonds de verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten moet verminderen. De solvabiliteit van een pensioenfonds kan worden gemeten op basis van de hoogte van de dekkingsgraad van het fonds. De dekkingsgraad is een maatstaf voor de financiële positie van een pensioenfonds, het betreft het pensioenvermogen als percentage van de contante waarde van de pensioenverplichtingen. De dekkingsgraad kan wijzigen door talrijke invloeden, zoals de ontwikkeling van het beleggingsresultaat, verzekeringstechnische ontwikkelingen en de ontwikkeling van de marktrente. Naast het solvabiliteitsrisico loopt het pensioenfonds nog diverse andere risico s, zoals risico s samenhangend met de beleggingen, verzekeringstechnische risico s en niet-financiële risico s, die in paragraaf 6.3 en in de risicoparagraaf van de jaarrekening worden behandeld. Het bestuur heeft beleid ontwikkeld op het gebied van financiering, beleggingen en toeslagen om de risico s en de financiële positie van het pensioenfonds te beheersen. Bij het maken van beleidskeuzes worden de belangen van alle belanghebbenden afgewogen. Het beleid moet worden uitgevoerd binnen de kaders van de pensioenregeling zoals die overeengekomen is met de CAO-partijen. Dit wordt visueel toegelicht aan de hand van onderstaande figuur: 13

In dit hoofdstuk wordt een toelichting gegeven op het gevoerde beleid van het pensioenfonds en het risicobeheer. Tevens wordt ingegaan op de onderlinge samenhang tussen de beleidsgebieden en de invloed van de financiële crisis. 6.1.1 Financiële crisis en invloed op beleidskeuzes Het jaar 2008 was voor pensioenfondsen een roerig jaar en stond in het teken van de financiële crisis. Negatieve berichten over de economie en de financiële sector volgden elkaar in hoog tempo op. Financiële instellingen moesten posities afboeken en derivatenposities sluiten. Het vertrouwen bij beleggers werd hierdoor minder, waardoor ze risico s uit de weg gingen en de beurskoersen daalden. Ook tussen banken onderling was er geen vertrouwen meer en het geldmarktverkeer was beperkt. Door dit gebrek aan kapitaal en liquide middelen kwamen verschillende financiële instellingen in de problemen. Centrale banken en overheden schoten te hulp. Verschillende banken en verzekeraars werden genationaliseerd of maakten gebruik van de mogelijkheid extra kapitaal te lenen. In de eerste helft van het jaar werd nog gesproken over hoge inflatieverwachtingen, mede veroorzaakt door aanhoudend hoge grondstofprijzen. Hierdoor stond het afdekken van inflatierisico s hoog op de agenda bij pensioenfondsbesturen. In de tweede helft van het jaar verdween de inflatieangst. Grondstofprijzen, aandelenkoersen en waarderingen voor bedrijfsobligaties en onroerend goed daalden, evenals de economische groeivooruitzichten wereldwijd door de gevolgen van de steeds groter wordende financiële crisis. Als gevolg van de paniek op de beurzen zochten beleggers massaal een veilig oord: staatsobligaties. Een daling van de kapitaalmarktrente was het gevolg. De dekkingsgraden van pensioenfondsen kregen hierdoor niet alleen te maken met een negatieve waardeontwikkeling van de beleggingen, maar ook met een lagere rente. Omdat de verplichtingen van pensioenfondsen op marktwaarde worden berekend, zorgt een lagere rente voor een stijging van de verplichtingen. Een negatief resultaat op de beleggingen aan de ene kant en een stijging van de verplichtingen aan de andere kant, waren funest voor de dekkingsgraden. Veel pensioenfondsen zagen zich genoodzaakt de toeslagverlening (geheel of gedeeltelijk) te beperken. Het opstellen van een herstelplan werd voor de meeste fondsen een realiteit. Daarnaast hadden de dalende dekkingsgraden ook gevolgen voor het waardeoverdrachten: volgens de Pensioenwet dienen de waardeoverdrachten te worden opgeschort zolang één van de bij de overdracht betrokken fondsen een dekkingsgraad van onder de 100% heeft. Vanaf november 2008 worden er door Pensioenfonds Honeywell geen nieuwe in- en uitgaande waardeoverdrachten meer in behandeling genomen in verband met de daling van de dekkingsgraad onder de 100%. De deelnemers en de betrokken pensioenuitvoerders zijn over de opschorting van waardeoverdrachten geïnformeerd. Naast het effect van de waardeontwikkeling van de beleggingen, is de dekkingsgraad sterk afhankelijk is van renteveranderingen (RTS-effect). Doordat reeds voor 2008 de looptijd van de assets verlengd was om de rentegevoeligheid van de beleggingen meer in lijn te brengen met de rentegevoeligheid van de verplichtingen heeft dit dankzij de dalende rente in 2008 veel waarde toegevoegd. Hiermee kon het bestuur echter niet voorkomen dat de dekkingsgraad daalde van 128,7% per ultimo 2007 tot 89,3% per ultimo 2008. Eind oktober is de dekkingsgraad onder de minimale vereiste grens van 105% gedaald en daarmee ontstond een dekkingstekort. Dit is gemeld aan DNB. 14

Het pensioenfonds heeft, omdat de dekkingsgraad lager is dan 105%, een herstelplan ingediend bij DNB. Hierin toont het pensioenfonds aan hoe het in een periode van vijf jaar de dekkingsgraad weer herstelt tot boven de 105% (kortetermijnherstelplan) en binnen een periode van 15 jaar weer het vereist eigen vermogen (110,9%) bereikt (langetermijnherstelplan). Het premiebeleid is ten opzichte van de ABTN aangepast met een extra opslag op de premie van 1,0% van de pensioengrondslag bij een dekkingsgraad onder de 105% (van 29,7% naar 30,7%). Er wordt per 1 januari 2009 geen toeslag toegekend en de werkgever zal jaarlijks een aanvullende bijdrage van 3,5 miljoen gedurende vier jaar betalen, voor het eerst per 1 januari 2010. Het bestuur is van mening dat met het herstelplan recht is gedaan aan evenwichtige belangenbehartiging. De werkgever en deelnemers dragen een maximale premie bij. Door het achterwege laten van toeslagverlening (onder 105% dekkingsgraad) wordt de aangroei van verplichtingen beperkt. Als ultieme noodmaatregel zou een korting kunnen worden toegepast. Het bestuur voert een beleid om één en ander te voorkomen. De deelnemersraad is voor invulling van zijn adviesfunctie, op de hoogte gesteld van het plan en heeft hieromtrent positief geadviseerd. Het herstelplan is uitgegaan van een verwachte dekkingsgraad ultimo december 2008 van 92,2%. De werkelijke dekkingsgraad blijkend uit de jaarrekening is 89,3%. Het verschil heeft op dit moment geen invloed op het herstelplan; het eerste ijkpunt is 31 december 2009. Het bestuur is nog steeds van mening dat het herstelplan voldoende herstelkracht in zich heeft. Zie verder hoofdstuk 10 Verwacht gang van zaken. 15

6.2 Beleid en beleidskeuzes 6.2.1 Beleggingsbeleid De beleggingen van Stichting Pensioenfonds Honeywell zijn breed gespreid. Bij aanvang van het boekjaar 2008 was de strategische verdeling als volgt: Portefeuille Minimum (%) Strategisch (%) Maximum (%) Aandelen 33.4 38.4 43.4 Vastrentende waarden 42.8 52.8 62.8 Vastgoed 0.0 4.0 7.5 Grondstoffen 2.3 4.8 7.3 Liquiditeiten - 5.0 0.0 5.0 De tactische strategie in 2008 heeft tot positieve bijdragen geleid maar kon niet voorkomen dat het totale rendement (-12,3%) relatief lager uitkwam (-1,3%) dan de benchmark (-11,2%). Eind januari 2008 is een onderwogen positie in aandelen ten gunste van staatsobligaties aangegaan. Dit heeft een licht positieve bijdrage aan de performance gehad. Vanaf eind februari is deze positie gewijzigd naar onderwogen aandelen en overwogen grondstoffen. Ondanks het feit dat de grondstoffenprijzen in maart sterk op en neer bewogen, heeft ook deze positie waarde toegevoegd. Dit kwam vooral door het feit dat aandelenkoersen verder daalden. In het tweede kwartaal van 2008 is nauwelijks positie gekozen om het risico in de instabiele markt te verminderen. Een licht onderwogen positie in aandelen per eind mei ten gunste van liquiditeiten had een positieve uitwerking vanwege de daling van de aandelenindices in juni 2008. De aangehouden overwogen positie in investment grade in het tweede kwartaal van 2008 heeft geen waarde toegevoegd. In het derde kwartaal van 2008 is twee keer een onderweging in aandelen aangehouden. De eerste positie liep van eind mei tot 23 juli, de tweede van 29 augustus tot 8 september. Beide posities hebben positief bijgedragen aan het rendement. Gedurende het gehele boekjaar 2008 zijn de beleggingen defensief gepositioneerd geweest, aangezien het nemen van risico niet werd beloond. Deze positie is in het vierde kwartaal niet gewijzigd. Per 10 oktober 2008 is besloten een onderweging in grondstoffen door te voeren. Hier stond een overweging in cash en staatsobligaties tegenover. Deze positie heeft een positieve bijdrage geleverd. Aan het eind van het jaar is besloten om de wegingen tussen de verschillende vermogenscategorieën aan te passen. Het leek niet verstandig om in een extreem onrustige periode zakelijke waarden bij te kopen. Het percentage van vastrentende waarden ging van 52,8% naar 64,0%. Dit ging ten koste van met name aandelen en grondstoffen. Na deze aanpassingen zag de strategische portefeuille ultimo 2008 er als volgt uit: 16

Portefeuille Minimum (%) Strategisch (%) Maximum (%) Aandelen 24.0 29.0 34.0 Vastrentende waarden 54.0 64.0 74.0 Vastgoed 0.0 5.0 5.5 Grondstoffen 0.0 2.0 4.0 Liquiditeiten - 5.0 0.0 5.0 Binnen de verschillende categorieën beleggingen is de strategische verdeling vastgesteld op: Aandelen Minimum (%) Strategisch (%) Maximum (%) Azië 0.0 2.5 5.0 Japan 0.0 3.8 7.5 Europa 12.5 18.8 25.0 Noord Amerika 12.5 18.8 25.0 Emerging Azië 0.0 3.1 5.6 Latin America (all emerging) 0.0 1.3 3.8 Emerging Europa 0.0 0.6 3.1 Midden Oosten & Afrika 0.0 1.3 3.8 Wereld 40.0 50.0 60.0 Individuele portefeuille 0.0 0.0 0.0 Vastrentende waarden Minimum (%) Strategisch (%) Maximum (%) Long Duration Overlay 4.0 9.9 19.8 Tactical Interest Rate Overlay 0.0 2.0 4.0 European Credit Fund 15.0 22.5 30.0 Euro AAA Bond Index Fund 55.1 65.6 75.1 Vastgoed Minimum Strategisch Maximum (%) (%) (%) Real Estate Fund 100.0 100.0 100.0 Grondstoffen Minimum Strategisch Maximum (%) (%) (%) Commodity Fund 100.0 100.0 100.0 Het bestuur is van mening dat het met de gekozen beleggingsportefeuille mogelijk is om de doelstelling, een acceptabel pensioen tegen redelijke premielasten, te realiseren. Naar aanleiding van het herstelplan is de werkelijke portefeuilleverdeling per 31 december 2008 benoemd als strategische portefeuille per 1 januari 2009. De te verwachten beleggingsrisico s zijn naar de mening van het bestuur acceptabel. In hoofdstuk 7 Verslag van het vermogensbeheer wordt nader ingegaan op de uitkomsten van de gemaakte beleidskeuzes. 17

6.2.2 Financieringsbeleid Financieringssystemen en ABTN Voor de financieringsnormen wordt de omvang van het eigen vermogen als sturingsmiddel genomen. Aan de hand van scenarioanalyses wordt berekend hoeveel middelen benodigd zijn om de verplichtingen met een bepaalde mate van zekerheid te kunnen afwikkelen over een periode van vijftien jaar. De hieruit resulterende benodigde buffers kunnen dan vergeleken worden met het werkelijke eigen vermogen. De volgende definities van het vereist eigen vermogen worden door DNB gehanteerd: Minimaal vereist eigen vermogen: ondergrens Het minimaal vereist eigen vermogen is gelijk aan 5% van de nominale voorziening pensioenverplichtingen. Vereist eigen vermogen: streefgrens Het vereist eigen vermogen is het vermogen dat nodig is om te bewerkstelligen dat met een zekerheid van 97,5% wordt voorkomen dat het eigen vermogen in een periode van één jaar negatief wordt. De bepaling van dit vermogen geschiedt conform de standaardtoets van DNB. Gewenst eigen vermogen: bovengrens Het gewenst eigen vermogen is het vermogen dat boven de voorziening pensioenverplichtingen nodig is om de toeslagambitie ook op de lange termijn na te komen. Het gewenst eigen vermogen is minimaal gelijk aan het vereist eigen vermogen. In haar Beleidsregel toepassing hoofdlijnennota maakt DNB onderscheid tussen de kostendekkende premie en de feitelijk te ontvangen bijdrage. De kostendekkende premie dient de volgende onderdelen te bevatten: a. de actuarieel benodigde premie voor de inkoop van de onvoorwaardelijke onderdelen van de pensioenovereenkomst (inclusief risicopremies en backservicekoopsommen); b. de aan het actuele risicoprofiel van het fonds gerelateerde solvabiliteitsopslag op de premie voor de onvoorwaardelijke onderdelen van de pensioenovereenkomst, zijnde de opslag voor het bereiken c.q. in stand houden van het vereist vermogen, met inbegrip van het minimaal vereist vermogen voor de inkoop van de onvoorwaardelijke onderdelen van de pensioenovereenkomst; c. een opslag voor de uitvoeringskosten; d. voorzover het géén nominaal pensioen betreft, de actuarieel benodigde premie voor voorwaardelijke onderdelen van de pensioenovereenkomst, met inachtneming van de geformuleerde ambitie en afgesproken wijze van financieren. Als disconteringsvoet voor de kostendekkende premie dient gebruik te worden gemaakt van de actuele marktrente (rentetermijnstructuur). Door de fluctuerende marktrente kan de kostendekkende premie sterke schommelingen vertonen. Voor de feitelijk te ontvangen bijdrage is het daarom onder voorwaarden toegestaan een doorsneepremie toe te passen. Deze gekozen doorsneepremie dient een consistent geheel te vormen met de gewekte toeslagverwachtingen, financiering van de toeslagen en het feitelijk toekennen van toeslagen. Om deze consistentie aan te tonen, is begin 2008 een ALM-studie uitgevoerd. 18

De werkgever heeft aangegeven dat een premie van 29,7% van de pensioengrondslag als maximale premie dient te worden aangemerkt. In de uitgevoerde ALM-berekening is met deze maximale premie rekening gehouden. In het kader van het in maart 2009 opgestelde herstelplan is de premie ingeval van dekkingsgraden beneden de 105% verhoogd met 1,0% punt naar 30,7%. DNB biedt pensioenfondsen de mogelijkheid in de ABTN bepalingen op te nemen betreffende een korting op de kostendekkende premie en/of restitutie van eerder betaalde premies. Wanneer een fonds overweegt een premiekorting of restitutie te verlenen, moet aan DNB worden aangetoond dat het eigen vermogen van het fonds hoger is dan de premiekortinggrens. De premiekortinggrens wordt gedefinieerd als de hoogte van de aanwezige middelen die precies voldoende is voor het nakomen van de onvoorwaardelijke en in voorkomende gevallen voorwaardelijke onderdelen van de pensioenovereenkomst in dat jaar en voor de langere termijn. Dit impliceert dat een premiekorting pas kan worden verleend wanneer het fonds over meer middelen beschikt dan nodig zijn om het toeslagstreven van het fonds voor de langere termijn te realiseren. Hier wordt dus duidelijk een link gelegd tussen het premiebeleid en het toeslagbeleid. De premiekortinggrens is zo vastgesteld, dat deze boven de marktwaarde van de geïndexeerde verplichtingen ligt. De kostendekkende premie over 2008 bedraagt 7,4 miljoen, de feitelijke premie bedraagt 10,3 miljoen. Dit betreft de premie voor de basisregeling met uitzondering van de koopsommen en de afrekening van vorige boekjaren. Er is geen gedempte premie in de zin van de Pensioenwet vastgesteld. Premiebeleid Werkgeversbijdrage Vanaf 1 januari 2007 is de werkgeversbijdrage afhankelijk van de financiële positie van het fonds. Een uitgangspunt voor het premiebeleid is dat de jaarlijkse bijdrage van de werkgever relatief weinig zal variëren. Daarom wordt de premie bij een dekkingsgraad boven de 135% met maximaal 2% per jaar verlaagd en met maximaal 1% per jaar verhoogd. Zodra de dekkingsgraad onder de 135% ligt, wordt de premie vastgesteld op 29,7% van de pensioengrondslag. Het beleid met ingang van 2007 is in de volgende beleidsmatrix samengevat: premie af/toename toeslagverlening risicobudget < 105% 29,70% - 0%.. - 4,7% 105% 110% 29,70% - 0% - 25% 110% 115% 29,70% - 25% - 50% 115% 120% 29,70% - 50% - 75%.. - 7,1% 120% 125% 29,70% - 75% - 100% 7,1% -.. 125% 135% 29,70% - 100% 135% 150% richting 24,2% + 1%, - 2% 100% + inhaal 150% 170% richting 24,2% + 1%, - 2% 100% (+ 0% - 2% extra) 170% > richting 20,7% -1% 100% + 2% extra Als gevolg van het dekkingstekort en het herstelplan wordt de premie bij een dekkingsgraad kleiner dan 105% met 1%punt verhoogd tot 30,7%. 19

Deelnemersbijdrage De deelnemersbijdrage wordt uitgedrukt in een percentage van de pensioengrondslag en is maximaal gelijk aan de premie die verschuldigd zou zijn bij deelname aan de pensioenregeling van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Metalektro (PME). Overigens is er voor de pensioenopbouw bij ons fonds geen gemaximeerd salaris, hierdoor kan de deelnemersbijdrage in bedrag hoger uitvallen dan bij PME. Per 1 januari 2008 bedraagt de deelnemersbijdrage 11% van de pensioengrondslag. Ontwikkeling vermogenspositie In 2008 is het eigen vermogen van het pensioenfonds gedaald met 87,9 miljoen, voornamelijk door de daling van de rentetermijnstructuur en het in 2008 gerealiseerde negatieve beleggingsrendement. De bepaalde voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het fonds per 31 december 2008 bedraagt 262,7 miljoen. De dekkingsgraad, zijnde het pensioenvermogen als percentage van de pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds waarbij de bestemmingsreserve uit hoofde van overgangsmaatregelen 56-min buiten beschouwing worden gelaten, is in 2008 gedaald van 128,7% naar 89,3%. Dit valt als volgt te specificeren: 2008 2007 Dekkingsgraad per 1 januari 128,7% 120,6% Effect van beleggingsresultaat -21,0% 0,7% Effect van verzekeringstechnische ontwikkelingen 1,0% 0,7% Effect van waardeverandering verplichtingen 0,0% 0,1% Effect van rentetermijnstructuur -22,1% 8,4% Overige oorzaken 2,7% -1,8% Dekkingsgraad per 31 december 89,3% 128,7% Het verschil tussen ontvangen en benodigde premies, tussen binnenkomende bedragen in verband met waardeoverdrachten en de daarvoor benodigde voorziening, alsmede hetgeen nodig is om de dekkingsgraad op peil te houden, komt tot uitdrukking in de post mutatie door verzekeringstechnische ontwikkelingen. Een groei (daling) van het deelnemersbestand leidt tot een relatieve daling (stijging) van de dekkingsgraad, hetgeen tot uitdrukking komt onder mutatie door waardeverandering verplichtingen. Een verhoging (verlaging) van de rentetermijnstructuur leidt tot een daling (stijging) van de pensioenverplichtingen en tot een stijging (daling) van de dekkingsgraad en wordt weergegeven onder het kopje mutatie door rentetermijnstructuur. De overige baten en lasten zijn verantwoord onder overige oorzaken. Het verloop van de dekkingsgraad over de afgelopen drie jaar is hieronder weergegeven. Ter illustratie is daarbij tevens het behaalde beleggingsrendement en de relevante lange rente per ultimo vermeld: 2008 2007 2006 Dekkingsgraad 89,3% 128,7% 120,6% Beleggingsrendement -12,3% 5,0% 2,7% 20

FVP-bijdrage regeling Het bestuur van de Stichting Financiering Voortzetting Pensioenverzekering (FVP) heeft in 2008 besloten de FVP-bijdrageregeling in beginsel met één jaar te verlengen tot 1 januari 2011. Dit betekent dat ook de werknemers van 40 jaar en ouder die voor 1 januari 2011 WW-gerechtigd worden onder voorwaarden aanspraak op een FVP-bijdrage kunnen maken. De beslissing van het FVP-bestuur is gebaseerd op de meest recente ramingen van de toekomstige vermogensontwikkeling van Stichting FVP. Deze ramingen laten zien dat de geraamde vermogensontwikkeling voldoende ruimte laat om de FVP-regeling te verlengen. Het voorwaardelijke karakter van de FVP-bijdrage blijft ongewijzigd; er gelden dus geen harde garanties. Het voorwaardelijke karakter geldt des te meer onder de huidige financiële omstandigheden. Zonodig zal het FVP-bestuur gebruikmaken van zijn bevoegdheid om de FVPbijdrage aan te passen. 6.2.3 Toeslagbeleid De hoogte van de toeslagverlening op pensioenen voor actieve deelnemers is reglementair gekoppeld aan de algemene loonontwikkeling binnen de CAO Groot Metaal. De hoogte van de toeslag voor gepensioneerden en gewezen deelnemers is gekoppeld aan het prijsindexcijfer. Daarnaast zijn de toeslagen afhankelijk van de aanwezige middelen van het fonds. Het fonds heeft geen middelen gereserveerd voor toeslagen. Of toeslagverlening zal worden toegepast is afhankelijk van de dekkingsgraad. Als de middelen van het fonds, naar het oordeel van het bestuur, het toelaten, zal het bestuur overgaan tot toeslagverlening. Het betreft een voorwaardelijke toeslagverlening. Dit betekent dat er geen recht op toeslagverlening is en het is ook op lange termijn niet zeker is of en in welke mate toeslagen zullen plaatsvinden. Op basis van de financiële positie van het fonds heeft het bestuur per 1 januari 2008 besloten een toeslag te verlenen op de ingegane pensioenen en de premievrije aanspraken van 1,29%, conform de CPI stijging en een toeslag te verlenen op de opgebouwde aanspraken van actieve deelnemers van 4,29%. Op grond van de ontwikkeling van de algemene loonontwikkeling binnen de CAO Groot Metaal zouden de aanspraken per 1 januari 2009 van de actieve deelnemers met 3,01% moeten worden verhoogd; voor gewezen deelnemers en gepensioneerden zou de verhoging op basis van de CPI alle huishoudens 2,96% bedragen. Het bestuur heeft op 11 december 2008 besloten de opgebouwde aanspraken van (gewezen) deelnemers en de ingegane pensioenen per 1 januari 2009 niet aan te passen, omdat de financiële positie van het fonds toeslagverlening niet toelaat. Het verlenen van een toeslag zou betekenen dat de financiële positie van het fonds verder verslechtert. Dit besluit is in overeenstemming met de beleidsrichtlijnen van het fonds en de richtlijnen van DNB. Wanneer de financiële positie in de toekomst zal verbeteren, bestaat de mogelijkheid tot het inhalen van in het verleden niet toegekende toeslagen. 6.3 Risicobeheer Het bestuur heeft zijn beleid verwoord in de Actuariële en Bedrijfstechnische Nota (ABTN). Onderstaand wordt een nadere toelichting gegeven op de voornaamste risico s die door het 21

bestuur zijn onderkend, alsmede op het beleid van het bestuur voor het mitigeren van deze risico s. Beleggingsrisico s De belangrijkste beleggingsrisico s betreffen het markt- en het kredietrisico. Het marktrisico is uit te splitsen in renterisico, valutarisico en prijs(koers)risico. Marktrisico wordt gelopen op de verschillende beleggingsmarkten waarin het pensioenfonds op basis van het vastgestelde ALMbeleid actief is. De beheersing van het risico is geïntegreerd in het beleggingsproces. Renterisico (duration-mismatch) Het renterisico is het risico dat de waarden van de portefeuille vastrentende waarden en de pensioenverplichtingen veranderen als gevolg van ongunstige veranderingen in de marktrente. Maatstaf voor het meten van rentegevoeligheid is de duration. De duration is de gewogen gemiddelde resterende looptijd in jaren van de kasstromen. Indien op balansdatum de duration van de beleggingen aanzienlijk korter is dan de duration van de verplichtingen is er sprake van een zogenaamde duration-mismatch. Bij een rentestijging zal de waarde van beleggingen minder snel dalen dan de waarde van de verplichtingen, met als gevolg dat de dekkingsgraad zal stijgen. Bij een rentedaling zal de waarde van de beleggingen minder snel stijgen dan de waarde van de verplichtingen, waardoor de dekkingsgraad daalt. Op basis van het door het bestuur aanvaardbaar geachte risico heeft het bestuur besloten om de duration-mismatch tussen beleggingen en de voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds te verkleinen tot (bijna) 0% door te beleggen in langlopende obligaties. Valutarisico Bij de beleggingen in de beleggingsfondsen waarin wordt belegd, wordt de Amerikaanse dollar volledig afgedekt naar de euro. Prijsrisico Prijsrisico is het risico dat door de ontwikkeling van marktprijzen (veroorzaakt door factoren die samenhangen met een individuele belegging, de uitgevende instelling of generieke factoren) waardewijzigingen plaatsvinden. Wijzigingen in marktomstandigheden hebben altijd direct invloed op het beleggingsresultaat, omdat alle beleggingen worden gewaardeerd op reële waarde waarbij waardewijzigingen onmiddellijk worden verwerkt in het saldo van baten en lasten. Door spreiding binnen de portefeuille (diversificatie) wordt het prijsrisico gedempt. Kredietrisico Kredietrisico is het risico van financiële verliezen voor het fonds als gevolg van faillissement of betalingsonmacht van tegenpartijen waarop het fonds (potentiële) vorderingen heeft. Hierbij kan onder meer worden gedacht aan partijen die obligatieleningen uitgeven, banken waar deposito s worden geplaatst en marktpartijen waarmee Over The Counter (OTC)- derivatenposities worden aangegaan. Een voor beleggingsactiviteiten specifiek onderdeel van kredietrisico s is het settlementrisico. Dit heeft betrekking op het risico dat partijen waarmee het fonds transacties is aangegaan niet meer in staat zijn hun tegenprestatie te verrichten waardoor het fonds financiële verliezen lijdt. 22

Beheersing vindt plaats door het stellen van limieten aan tegenpartijen op totaalniveau, dat wil zeggen met inachtneming van alle posities die een tegenpartij heeft jegens het fonds; het vragen van extra zekerheden zoals onderpand en dergelijke bij hypothecaire geldleningen en het uitlenen van effecten. Ter afdekking van het settlementrisico wordt door het fonds belegd in markten waar een voldoende betrouwbare clearing- en settlementsysteem functioneert. Voordat in nieuwe markten wordt belegd, wordt eerst onderzoek gedaan naar de waarborgen op dit gebied. Met betrekking tot niet-beursgenoteerde beleggingen, met name OTC-derivaten, wordt door het fonds alleen gewerkt met tegenpartijen waarmee ISDA/CSA-overeenkomsten zijn afgesloten zodat posities van het fonds adequaat worden afgedekt voor onderpand. Concentratierisico Concentratierisico kan optreden als gevolg van het ontbreken van een adequate spreiding van activa en passiva, bijvoorbeeld bij een concentratie van de portefeuille in regio s, economische sectoren of tegenpartijen. Het concentratierisico wordt onderzocht in de ALM-studie, waarbij beleggingscategorieën met elkaar worden gecombineerd om tot een strategische beleggingsmix te komen. Om de concentratierisico s te beheersen wordt de beleggingsportefeuille van het pensioenfonds in hoge mate gediversificeerd. Liquiditeitsrisico Liquiditeitsrisico is het risico dat beleggingen niet tijdig en/of niet tegen een aanvaardbare prijs kunnen worden omgezet in liquide middelen, waardoor het fonds op korte termijn niet aan zijn verplichtingen kan voldoen. Dit risico wordt beheerst door in het beleggingsbeleid voldoende ruimte aan te houden voor liquiditeitsposities, rekening houdend met directe beleggingsopbrengsten en andere inkomsten zoals premies. Verzekeringstechnische risico s Het verzekeringstechnisch risico is het risico dat voortvloeit uit mogelijke afwijkingen van actuariële inschattingen die worden gebruikt voor de vaststelling van de technische voorzieningen en de hoogte van de premie. In de actuariële analyse worden de afwijkingen geanalyseerd. Het verzekeringsrisico is volledig herverzekerd. De belangrijkste actuariële risico s zijn de risico s van langleven, overlijden (kortleven) en arbeidsongeschiktheid. Langlevenrisico Langlevenrisico is het risico dat deelnemers langer blijven leven dan gemiddeld verondersteld wordt bij de bepaling van de voorziening pensioenverplichtingen. Als gevolg hiervan volstaat de opbouw van het pensioenvermogen niet voor de uitkering van de pensioenverplichting. Door toepassing van de AG-prognosetafel 2005-2050 met adequate correcties voor ervaringssterfte is bij het pensioenfonds het langlevenrisico sterk gereduceerd. Overlijdensrisico Het overlijdensrisico houdt in dat het pensioenfonds in geval van overlijden mogelijk een nabestaandenpensioen moet toekennen waarvoor door het pensioenfonds geen voorzieningen zijn getroffen. Arbeidsongeschiktheidsrisico Het arbeidsongeschiktheidsrisico betreft het risico dat het pensioenfonds voorzieningen moet treffen voor premievrijstelling bij invaliditeit en het toekennen van een arbeidsongeschiktheidspensioen. 23

Toeslagrisico Het bestuur van het pensioenfonds heeft de ambitie om toeslag op de pensioenen te verlenen. De mate waarin dit kan worden gerealiseerd is afhankelijk van de ontwikkelingen in de rente, rendement, looninflatie en demografie, alsmede de financiële positie van het fonds. Uitdrukkelijk wordt opgemerkt dat toeslagverlening voorwaardelijk is en afhankelijk is van de hiervoor genoemde ontwikkelingen. Niet-financiële risico s Naast financiële risico s loopt het pensioenfonds ook niet-financiële risico s die het behalen van de doelstellingen kunnen bedreigen. Deze risico s kunnen uiteindelijk ook een financiële impact hebben. De belangrijkste niet-financiële risico s zijn het operationele risico, het uitbestedingsrisico en het systeemrisico. Operationeel risico Operationeel risico is het risico dat optreedt bij de uitvoering van het pensioen- en vermogensbeheer, bestuursondersteuning en de integrale advisering van het pensioenfonds inzake het beleid op communicatie- juridisch, fiscaal, actuarieel en beleggingsterrein en heeft betrekking op de continuïteit, integriteit en kwaliteit van de dienstverlening. Het pensioenfonds heeft de genoemde werkzaamheden uitbesteed aan TKP Pensioen BV (TKP) en AEGON Asset Management NV (AEAM). Uitbestedingsrisico Uitbestedingsrisico is het risico dat de continuïteit, integriteit en/of kwaliteit van de aan derden uitbestede werkzaamheden dan wel door deze derden ter beschikking gestelde apparatuur en personeel worden geschaad. Het uitbestedingsrisico wordt gemitigeerd door de afspraken (kwaliteitseisen) in de uitvoeringsovereenkomst en de daaraan verbonden Service Level Agreement (SLA). Monitoring van de uitvoering door het bestuur van het pensioenfonds vindt plaats op basis van de periodieke rapportages van de externe uitvoerder over de uitgevoerde werkzaamheden. Tevens ontvangt het pensioenfonds van de uitvoerders TKP en AEM een SAS 70 type II-rapport. De SAS 70-rapportages geven inzicht in de wijze van beheersing van de operationele risico s en geeft aan of de uitvoerder in control is. Een externe accountant certificeert de SAS 70-rapportage. Systeemrisico Systeemrisico betreft het risico dat het mondiale financiële systeem (de internationale markten) niet langer naar behoren functioneert, waardoor beleggingen van het fonds niet langer verhandelbaar zijn en zelfs, al dan niet tijdelijk, hun waarde kunnen verliezen. Net als voor andere marktpartijen is dit risico voor het fonds niet beheersbaar. Voor een nadere toelichting op de risico s en het beheersingsbeleid wordt verwezen naar de risicoparagraaf in de jaarrekening (paragraaf 11.4.3.1). 24

7. Verslag van het vermogensbeheer 7.1 Algemeen Martktontwikkelingen De financiële crisis domineerde de ontwikkelingen op de financiële markten en de economie in 2008. De financiële crisis die in de zomer van 2007 zichtbaar werd door problemen op de Amerikaanse huizenmarkt, veroorzaakte in de loop van het jaar een sneeuwbaleffect. Financiële instellingen moesten fors afboeken op hun beleggingen. Het vertrouwen bij beleggers werd hierdoor minder, waardoor ze risico s uit de weg gingen en de beurskoersen daalden. Ook tussen banken onderling was er geen vertrouwen meer en was het geldmarktverkeer beperkt. Door het hierdoor ontstane gebrek aan kapitaal en liquide middelen kwamen verschillende financiële instellingen in de problemen. Centrale banken en overheden schoten te hulp. Veel banken en verzekeraars werden genationaliseerd of kregen extra kapitaal. Wereldwijd zijn reddingsplannen voor de financiële sector en stimuleringspakketten voor de economie gelanceerd. De crisis op de financiële markten had ook gevolgen voor de economische ontwikkeling wereldwijd. In het eerste kwartaal van 2008 werd al duidelijk dat economische groeivoorspellingen naar beneden werden bijgesteld. Toch speelden inflatieverwachtingen nog een belangrijke rol in de eerste helft van het jaar door de hoge olieprijs. Doordat de olieprijs vanaf de zomer sterk daalde, namen de inflatieverwachtingen daarna echter af. Bovendien had de afzwakkende economische groei een neerwaarts effect op de inflatie. Eind 2008 bedroeg de inflatie in het EMU-gebied nog 1,6%. De internationale financiële crisis kreeg in de loop van het jaar steeds meer invloed op de reële economie. De economische groei werd wereldwijd minder. Doordat financiële instellingen in problemen raakten, werd de kredietverlening minder. Daarnaast nam het vertrouwen van consumenten en producenten snel af door alle negatieve berichten over de financiële crisis. Uiteindelijk is de korte rente in de Verenigde Staten in 2008 verlaagd van 2,75% naar het minimumniveau van rond de 0%. Ook de Europese Centrale Bank verlaagde de korte rente in het vierde kwartaal van 4,25% tot 2,5%. De aandelenmarkten sloten het jaar zeer negatief af met een verlies van 39,2% (MSCI Wereld in euro s). Ook grondstoffen hadden een uiterst negatief jaar. Nadat de olieprijs begin van het derde kwartaal nog een piek bereikte van 147 dollar per vat, daalde de olieprijs tot rond de 40 dollar eind 2008. De staatsobligatiemarkt deed het daarentegen goed. De kapitaalmarktrente werd gedreven door de zoektocht van beleggers naar relatief veilige beleggingen door de crisissituatie op de financiële markten. De tienjaars-rente in het EMU gebied daalde van 4,4% begin januari tot 3,5% eind december 2008. Rendement beleggingen De beleggingen hebben een jaarrendement behaald van 12,3% na kosten. Dit is lager dan het benchmarkrendement. Het negatieve resultaat is voornamelijk te wijten aan de beleggingen in aandelen (individuele portefeuille) en grondstoffen. 25