1 Afdeling Vergunningverlening Aan: Gemeente De Bilt T.a.v. de heer B. Quaak Postbus 300 3720 AH Bilthoven Pythagoraslaan 101 Postbus 80300 3508 TH Utrecht Tel. 030-2583306 Fax 030-2582990 http://www.provincie-utrecht.nl Datum 18 maart 2008 Team Bodemsanering Nummer 2008INT220110 Referentie G. de Wolff Uw brief van - Doorkiesnummer 030 258 2056 Uw nummer - Faxnummer 030 258 2990 Bijlage - E-mailadres bodemloket@provincie-utrecht.nl Onderwerp Beschikking saneringsplan Groenekanseweg Ongenummerd te Bilthoven, code UT0310/00025 Geachte heer Quaak, 1 Inleiding Wij, Gedeputeerde Staten van Utrecht, hebben op 1 oktober 2007 een melding als bedoeld in artikel 28 van de Wet bodembescherming (Wbb) ontvangen van Gemeente De Bilt. De melder is voornemens de ernstige bodemverontreiniging ter plaatse van het perceel gelegen aan de Groenekanseweg Ongenummerd in Bilthoven (gemeente de Bilt) te saneren dan wel handelingen te verrichten als gevolg waarvan de verontreiniging van de bodem wordt verminderd of verplaatst. Bij brief van 30 oktober 2007 met kenmerk 2007INT211483 hebben wij aangegeven dat bovenstaande rapporten nog niet volledig waren en hebben de beslistermijn geschorst met 12 weken. De ontbrekende gegevens zijn 21 januari 2008 bij ons binnengekomen. Vanaf dat moment is de beslistermijn weer hervat. Bij deze melding zijn diverse bodemonderzoeksrapporten en een saneringsplan gevoegd. Deze rapporten (en eventueel andere relevante stukken) zijn opgesomd in paragraaf 4.1 van deze beschikking. Het kadastrale perceel waarvan de bodem is onderzocht en waar verontreiniging is aangetoond, is: Kadastrale gemeente Sectie Nummer De Bilt F 1243 De locatie is aangegeven op de kadastrale kaart in hoofdstuk 10.
2 2 Beschikking De hierboven bedoelde bodemonderzoeksrapporten, het saneringsplan en de aanvullende gegevens hebben wij op volledigheid en op inhoud beoordeeld. Aan de hand van deze gegevens besluiten wij het volgende. Ter plaatse van het hierboven genoemde perceel is sprake van een geval van ernstige verontreiniging als bedoeld in artikel 29 lid 1, van de Wbb. Gelet op het huidige of het toekomstige gebruik van deze ernstige verontreinigde bodem is er geen sprake van zodanige risico s voor mens, ecosysteem en/of verspreiding van de verontreiniging dat spoedige sanering als bedoeld in artikel 37 van de Wbb, noodzakelijk is. Op grond van artikel 39 lid 2 van de Wbb stemmen wij in met het saneringplan. Met toepassing van dit artikellid hebben wij in hoofdstuk 5 van deze beschikking voorschriften aan onze instemming verbonden. 3 Inspraak Met betrekking tot deze melding is de procedure gevolgd van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht. De ontwerpbeschikking, de bijbehorende rapporten en de daarop betrekking hebbende stukken zijn gedurende een periode van zes weken ter inzage gelegd. Belanghebbenden hebben gedurende deze periode hun zienswijze over de ontwerpbeschikking naar voren kunnen brengen. Er zijn geen schriftelijke of mondelinge zienswijzen ingebracht. Overeenkomstig artikel 28 lid 5 van de Wbb hebben wij Burgemeester en Wethouders van De Bilt van de melding op de hoogte gesteld. Het definitieve besluit wordt kenbaar gemaakt in een plaatselijk huis-aanhuisblad. 4 Overwegingen die ten grondslag liggen aan deze beschikking 4.1 Rapporten De volgende rapporten liggen ten grondslag aan deze beschikking: Orienterend bodemonderzoek op het terrein van het M.C. de Bilt, opgesteld door CSO Adviesbureau, rapportnummer 091.123, 4 februari 1992; Verslag van het nader bodemonderzoek op het terrein van M.C. de Bilt te de Bilt, opgesteld door Ecolyse Nederland B.V., referentie: D-262.40, 21 januari 1993; Verslag van het nader bodemonderzoek tweede fase op het terrein van M.C. de Bilt te de Bilt, opgesteld door Ecolyse Nederland B.V., referentie: D-262.41, 16 juni 1993; Verkennend Milieukundig Bodemonderzoek Groenekanseweg 150 te De Bilt, opgesteld door Centraal Bodemkundig Bureau, referentie 51026231, 30 maart 2000;
3 Nader bodemonderzoek Asbest O-NEN 5707 Mobilisatieterrein De Bilt Groenekanseweg 150 De Bilt, opgesteld door Prokam Milieutechnisch Adviesbureau, referentie: 028167-A GRO/DOM, 21 oktober 2002; Aanvullend bodemonderzoek vm. stortplaats op Larenstein in De Bilt, opgesteld door CSO Adviesbureau. referentie: 05.L196.20, 16 maart 2006; 2 e Aanvullend bodemonderzoek vm. stortplaats Larenstein Groenekanseweg 150 De Bilt, opgesteld door CSO Adviesbureau, referentie: 05.L196.20, 1 augustus 2007; Saneringsplan vm. stortplaats Larenstein Groenekanseweg 150 te De Bilt, opgesteld door CSO Adviesbureau, referentie: 05.L090.40, 1 augustus 2007; Aanvulling op het saneringsplan voormalige stortplaats Larenstein aan de Groenekanseweg 195 te Groenekan, opgesteld door CSO Adviesbureau, referentie: 05.L090, 17 januari 2008. 4.2 Toetsingskader geval van ernstige bodemverontreiniging Van een geval van verontreiniging is sprake indien de verontreiniging van de bodem betrekking heeft op grondgebieden die vanwege die verontreiniging, de oorzaak of de gevolgen daarvan in technische, organisatorische en ruimtelijke zin met elkaar samenhangen (zie artikel 1 van de Wbb). Van een geval van ernstige bodemverontreiniging is sprake indien in minimaal 25 m 3 bodemvolume in het geval van grond- of sedimentverontreiniging of in 100 m 3 bodemvolume in het geval van grondwaterverontreiniging voor tenminste één stof de gemiddelde gemeten concentratie hoger is dan de interventiewaarde (zie Circulaire bodemsanering van 1 mei 2006, Stcrt.2006, 83), alsmede de Circulaire Streef en interventiewaarden bodemsanering van 4 februari 2000 (Stcrt. 24 februari 2000)). 4.3 Verontreinigingen grond en grondwater De locatie betreft een braakliggend terrein, voorheen het mobilisatiecomplex van Defensie. Op de locatie waren militaire opslagplaatsen (die in de periode januari t/m maart 2006 zijn gesloopt) en een bunker aanwezig. De funderingen (voornamelijk aanwezig onder de voormalige buitenmuren, aanwezig tot 0,8 m-mv) zijn bij de sloop blijven zitten. De bunker is nog aanwezig op de locatie. Op de locatie heeft een ondergrondse opslagtank (bij gebouw L3) gelegen. Deze is reeds verwijderd. Daarnaast hebben op de locatie tussen 1947 en 1957 stortactiviteiten plaatsgevonden. Hierbij zijn diverse materialen als bouw- en sloopafval, maar ook specifiek ziekenhuisafval, verwerkt. Uit de hierboven aangehaalde (bodemonderzoeks)rapporten blijkt dat in de grond op het in paragraaf 1 genoemde perceel stortmateriaal wordt aangetroffen over oppervlakte van circa 26.900 m 2. De stort blijkt gemiddeld 1,4 meter diep te zijn en heeft een afdeklaag met een dikte van gemiddeld 0,6 meter. De kwaliteit van de afdeklaag varieert maar de afdeklaag is overwegend sterk verontreinigd met zware metalen en plaatselijk matig verontreinigd met Polycyclische Aromatische Koolwaterstoffen (PAK). In de afdeklaag wordt tevens asbest aangetroffen (maximaal aangetroffen gehalte van 59 mg/kg (gewogen)).
4 Het stortmateriaal zelf bestaat met name uit puin, aardewerk en glas. Het stortmateriaal is sterk verontreinigd met zware metalen. In één sleuf is een gehalte asbest van 101 mg/kg (gewogen) aangetroffen. De grond onder de stort is niet verontreinigd. In het grondwater zijn in het verleden plaatselijk zink en lood aangetroffen boven de interventiewaarden. Recent onderzoek toont aan dat in het grondwater slechts een licht verhoogde concentratie chroom wordt aangetroffen. Buiten de contouren van de stort worden eveneens licht verhoogde concentraties chroom en plaatselijk cadmium en/of zink aangetroffen. Ter controle zijn onder een aantal wegen en gebouwen monsters genomen en geanalyseerd. Er blijkt dat onder deze verhardingen geen verontreiniging wordt aangetroffen. Er heeft echter geen onderzoek ter plaatse van alle voormalige gebouwen/verhardingen plaatsgevonden. Er wordt vanuit gegaan dat de verkregen gegevens representatief zijn voor die delen waar (nog) geen onderzoek heeft plaatsgevonden en dat onder de nog aanwezige funderingen en wegen geen verontreiniging aanwezig is. Uit de analyseresultaten blijkt dat zware metalen (met name koper, lood en zink), PAK en asbest zijn aangetroffen in gemiddelde concentraties die hoger zijn dan de vastgestelde interventiewaarden. De aangetroffen verontreinigingen in zowel de grond als het grondwater hangen in technische, organisatorische en ruimtelijke zin met elkaar samen (gerelateerd aan de stort). De omvang van de verontreinigingen in de grond is op basis van de interventiewaardecontour aangegeven op de kadastrale kaart die in hoofdstuk 10 bij deze beschikking is gevoegd. Conclusie Omdat de gemiddelde concentratie zware metalen (met name koper, lood en zink), PAK en asbest gemeten in grond in minimaal 25 m 3 hoger is dan de interventiewaarde voor deze stoffen is er sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging. De verrichte bodemonderzoeken voldoen naar het oordeel van ons college aan de daartoe bij of krachtens de Wbb gestelde eisen. 4.4 Risicobeoordeling, spoedeisendheid en saneringstijdstip Het toetsingskader voor de risicobeoordeling is vastgelegd in de Circulaire bodemsanering 2006 van 1 mei 2006 (Stcrt.2006, 83). De standaard en locatiespecifieke risicobeoordeling betreffen de vraag of de aangetroffen ernstige verontreiniging al dan niet onaanvaardbare risico s oplevert voor de mens, het ecosysteem of van verspreiding, gelet op de huidige of toekomstige gebruiksfunctie van het onderhavige perceel. Uit de standaard risicobeoordeling zoals deze is uitgevoerd door het adviesbureau en opgenomen in het saneringsplan blijkt dat er geen sprake is van risico s voor mens, ecosysteem en/of verspreiding van de verontreiniging. 5 Saneringsdoelstelling 5.1 Algemeen De saneringsdoelstelling dient er volgens artikel 38 van de Wbb primair op gericht te zijn:
5 de verontreinigde bodem in ieder geval geschikt te maken voor de gebruiksfunctie; het risico van verspreiding van de verontreiniging zoveel mogelijk te beperken; de nazorg en gebruiksbeperkingen, bedoeld in artikel 39d van de Wbb zoveel mogelijk te beperken. In artikel 39 van de Wbb en artikel 6.3 van de Provinciale Milieuverordening Utrecht (PMV) is voorgeschreven waaraan een saneringsplan moet voldoen. 5.2 Immobiele verontreiniging en bodemgebruikswaarde Op dit moment is de locatie braakliggend. In de toekomst wordt de locatie gebruikt als bedrijfsterrein. De voormalige stortplaats wordt verwijderd. Er wordt gesaneerd tot extensief gebruikt (openbaar) groen (bodemgebruiksvorm II). De doelstelling wordt bereikt door: - ontgraving van de verontreiniging waarbij de stortlaag volledig wordt verwijderd. In totaal zal circa 37.100 m 3 verontreinigd materiaal vrijkomen waarvan 21.200 m 3 stortmateriaal en 15.900 m 3 deklaag; - er wordt vanuit gegaan dat het vrijgekomen materiaal uit de deklaag wordt gezeefd. Naar verwachting zal circa 10% bestaan uit grove fractie (1.590 m 3 asbesthoudend puin/afval) en 90% uit gezeefde grond 14.310 m 3 ; - het materiaal uit de stortlaag circa 21.200 m 3 (36.040 ton) wordt direct afgevoerd. Het vrijkomende asbesthoudende puin/afval wordt gestort bij een erkende stortplaats, de overige partijen worden afgevoerd naar een erkend verwerker; - na ontgraving worden conform het VKB Protocol 6001 monsters genomen van de de putbodem en -wanden ter controle van het eindresultaat; - er wordt vanuit gegaan dat onder de wegen en gesloopte panden geen sanering hoeft plaats te vinden. Dit wordt tijdens de uitvoering nog geverifieerd door middel van een eindbemonstering conform de BRL6000 als de nog aanwezige funderingen zijn verwijderd; - als aan de saneringsdoelstelling wordt voldaan wordt de put aangevuld met grond die wat betreft de saneringsparameters voldoet aan de saneringsdoelstelling. Voor de overige parameters dient te worden voldaan aan categorie 1 van het bouwstoffenbesluit. In totaal wordt circa 28.300 m 3 grond ter aanvulling aangevoerd. De verwachting is dat na verwijdering van de het stortmateriaal de aanwezig grondwaterverontreiniging volledig wordt verwijderd. Ter controle worden na de afronding van de grondsanering 5 peilbuizen, waarvan 1 in de stort en 4 in alle windrichtingen net buiten de contouren van de stort opnieuw geplaatst, bemonsterd en geanalyseerd op het NEN-pakket. Het grondwater wordt tweemaal onderzocht, twee maanden na afloop van de grondsanering en nogmaals 1 jaar later. Als er geen concentraties boven de tussenwaarde worden aangetroffen wordt de sanering als afgerond beschouwd. Indien onverhoopt toch concentraties boven de tussenwaarde worden aangetroffen zal in overleg met het bevoegd gezag bekeken worden of en zoja welke maatregelen genomen moeten worden.
6 5.3 Nazorg en gebruiksbeperkingen (globaal) Indien na sanering ernstig verontreinigde grond op het bovengenoemde perceel achterblijft rust een nazorgverplichting op de saneerder. De nazorgverplichting houdt het volgende in: Het regelmatig inspecteren van de voorzieningen die ter uitvoering van de sanering zijn aangebracht; Het instandhouden en onderhouden alsmede waar nodig herstellen, verbeteren of vervangen van die voorzieningen. Conclusie Het saneringsplan voldoet aan de eisen die bij of krachtens de Wbb zijn gesteld. 6 Saneringsuitvoering De sanering wordt, indien van toepassing, uitgevoerd overeenkomstig: de Beoordelingsrichtlijn uitvoering bodemsanering: BRL SIKB 7000 van de Stichting Infrastructuur Kwaliteitsborging Bodembeheer (SIKB); het SIKB protocol 7001: Uitvoering van landbodemsanering met conventionele methoden; het SIKB protocol 7002: Uitvoering van landbodemsanering met in-situ methoden. De onderzoeken, de uitvoering van de sanering en de milieukundige begeleiding als bedoeld in deze beschikking dienen te worden uitgevoerd door een persoon of instelling die op grond van het Besluit uitvoeringskwaliteit bodembeheer (Kwalibo) beschikt over een erkenning voor het uitvoeren van de betrokken werkzaamheden. 7 Melding start en wijzigingen saneringswerkzaamheden In verband met een mogelijk controlebezoek van één van onze medewerkers dient het tijdstip van de feitelijke aanvang van de bodemsanering ten minste 1 week voor dat tijdstip bij ons college te worden gemeld. Dat kan: schriftelijk: Gedeputeerde Staten van Utrecht, team Bodem, Water en Natuur, Postbus 80300, 3508 TH Utrecht, of per fax: via de fax van het team Bodem, Water en Natuur, 030-258 2121 of per e-mail: handhavingbodem@provincie-utrecht.nl Tevens dient u bij deze melding de volgende gegevens aan te leveren: geplande einddatum van de sanering; de naam van de aannemer die de saneringswerkzaamheden gaat uitvoeren; de naam van het bureau en de persoon die de saneringswerkzaamheden milieukundig begeleidt. Indien u vooraf of tijdens de werkzaamheden wilt of moet afwijken van het saneringsplan, dan dient u ons direct hiervan op de hoogte te stellen. Ook dit dient u te doen bij het team Bodem, Water en Natuur, via één van bovengenoemde mogelijkheden. Daarnaast attenderen wij u erop, dat bij onvoorziene omstandigheden tijdens de uitvoering van de sanering, met ons overlegd dient te worden.
7 8 Opslag en aan- en afvoer van grond De tijdelijke opslag van verontreinigde grond dient minimaal te voldoen aan de volgende eisen: Het is niet toegestaan een depot voor de opslag van bij de sanering vrijkomend materiaal in werking te hebben na het beëindigen van de grondsanering. Het is niet toegestaan partijen verontreinigde grond van verschillende kwaliteit en samenstelling te mengen. Partijen verontreinigde grond dienen naar aard, samenstelling en verontreiniging in te onderscheiden deelpartijen te worden opgeslagen. Tussen deze deelpartijen dient een afstand van ten minste één meter te worden aangehouden of een fysieke scheidingswand te worden aangebracht. Vrijgekomen asbesthoudende grond of bodemmateriaal dient uiterlijk vier werkweken na het vrijkomen afgevoerd te worden naar een erkende verwerker. 9 Milieukundig begeleiding De werkzaamheden worden milieukundig begeleid. De milieukundige begeleiding wordt, indien van toepassing, uitgevoerd overeenkomstig: de beoordelingsrichtlijn milieukundige begeleiding: BRL SIKB 6000 van de SIKB; het VKB-protocol 6001: Milieukundige begeleiding en evaluatie landbodemsanering met conventionele methoden van de SIKB; het VKB-protocol 6002: Milieukundige begeleiding en evaluatie landbodemsanering met in situ methoden. De milieukundig toezichthouder dient, in uw opdracht, na afloop van de sanering een evaluatierapport op te stellen dat voldoet aan de eisen van de provincie Utrecht. U dient het evaluatierapport in ieder geval binnen 3 maanden na afloop van de bodemsanering bij ons college in te dienen, in drievoud. Het verslag kan worden gezonden aan de provincie Utrecht, afdeling Vergunningverlening, team Bodemsanering, Postbus 80300, 3508 TH Utrecht. 10 Kadastrale inschrijving Krachtens het bepaalde in artikel 55 Wbb zal ons college een afschrift van dit besluit, met een kadastrale kaart van het perceel waarop dit besluit betrekking heeft, ter inschrijving aanbieden aan de Rijksdienst van het Kadaster en de Openbare Registers. Het besluit wordt ingeschreven op basis van de interventiewaarde-contour van de verontreiniging in de grond. Deze contour is weergegeven op bijgevoegde kadastrale tekening. Het te registreren kadastrale perceel is: Kadastrale gemeente Sectie Nummer Oppervlakte De Bilt F 1243 26.900
8 Sterk verontreinigd perceelsgedeelte 11 Beroep Belanghebbenden kunnen binnen zes weken na de bekendmaking tegen dit besluit beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20900, 2500 EA, Den Haag. Daarvoor is een griffierecht verschuldigd van 145,- voor een natuurlijk persoon en van 288,- voor een rechtspersoon. Indien beroep is ingesteld, kan ook om een verzoek om een voorlopige voorziening worden gevraagd als er tijdelijke maatregelen nodig zijn waarmee niet tot de uitspraak op het beroepschrift kan worden gewacht. Het verzoek moet worden gedaan bij de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Daarbij is hetzelfde griffierecht opnieuw verschuldigd. Onder vermelding van de code UT0310/00025 kan over deze beschikking nadere informatie worden gevraagd bij het team Bodemsanering van onze provincie, telefonisch bereikbaar: 030-2583306. Hoogachtend, Gedeputeerde Staten van Utrecht, namens hen, mr. D.A.E. van Egmond-Bleumink afdelingsmanager Vergunningverlening
9 Een kopie van deze brief is verzonden naar: - Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden, t.a.v. de heer E. de Wilde, Postbus 550, 3990 GJ Houten; - Gemeente De Bilt p/a Milieudienst Zuid-oost Utrecht, t.a.v. de heer R. Kockelkoren, Postbus 461, 3700 AL Zeist; - CSO adviesbureau, t.a.v. de heer M.H.M. van Gelderen, Postbus 2, 3980 CA Bunnik; - Gemeente De Bilt, t.a.v. mevrouw E. van Wel, Postbus 300, 3720 AH Bilthoven; - Mw. Van Strijland, Groenekanseweg 195, 3737 AE Groenekan; - Kadaster t.a.v. WKPB-team, Postbus 9015, 6800 DT Arnhem.
10 Verklaring van eensluidendheid Ondergetekende, Dina Aleida Euphemia van Egmond, afdelingsmanager van de afdeling Vergunningverlening van de provincie Utrecht, Pythagoraslaan 101, 3584 BB Utrecht, verklaart dat dit afschrift eensluidend is met het ter inschrijving aangeboden stuk. Utrecht, 18 maart 2008 Mr. D.A.E. van Egmond-Bleumink Afdelingsmanager Vergunningverlening De beschikking 2008INT220110 met datum 18 maart 2008 is verstuurd op: