Verslag workshop 10 mei 2017 Gebruikersplatform organiseert succesvolle kennisuitwisseling Levendige discussie over ervaringen met WKO s op campussen en bedrijfsterreinen Het Gebruikersplatform Bodemenergie organiseerde op 10 mei een workshop voor kennisuitwisseling over de toepassing van bodemenergie op campussen en bedrijfsterreinen. Ruim 40 geïnteresseerden kwamen op deze bijeenkomst af, die bij het Radboudumc in Nijmegen plaatsvond. Het academisch ziekenhuis blijkt zelf een ervaringsdeskundige, en was daarmee een van de voorbeelden waarover de bezoekers deze middag meer te weten kwamen. Om te zorgen dat de aanwezige mensen zoveel mogelijk konden opsteken van uiteenlopende praktijkervaringen, had het Gebruikersplatform Bodemenergie een zo interactief mogelijke aanpak gekozen. Dat begon al meteen bij het eerste deel van de middag, waarbij dagvoorzitter Henk van Zoelen vier WKO-beheerders beurtelings naar voren riep om hen te interviewen over hun specifieke project. Achtereenvolgend kwamen Diederik Hilckman van de Radboud Universiteit Nijmegen, Fréderique Houben van de Universiteit Utrecht, Thijs Meulen van de TU Eindhoven en Björn Kouwenhoven van NS Stations over hun WKO-projecten aan het woord. Werken met lange afstanden De eerste projectspecialist, Diederik Hilckmann, heeft bij de Radboud Universiteit in Nijmegen te maken met een langgerekte campus. De gebouwen staan relatief ver uit elkaar, in een soort lintopstelling, waardoor met name het transport van warmte en koude aandacht vereist. Daarbij speelt ook het feit dat de bronnen aan één uiteinde, op grote afstand van de energie-afnemers liggen, een belangrijk rol. Daarnaast heeft het systeem ook nog met hoogteverschil te maken van ruim 10 meter tussen de warme en koude bronnen. Het systeem heeft een
capaciteit van 450 m3/h, maar de potentie voor aan te sluiten gebouwen is nog veel groter. Overigens worden er nu al meer gebouwen aangesloten op het systeem dan de broncapaciteit groot is. Daarom wordt de aangesloten capaciteit uitgebreid tot 700 m3/h. Om dit de faciliteren kunnen de gebouwen onderling op een slimme wijze energie uitwisselen met het primaire grondwatersysteem. Afhankelijk van de functies van de gebouwen zijn er nu al momenten dat het ene gebouw warmte nodig heeft terwijl een ander op dat moment juist koude afneemt, hierdoor is er netto minder broncapaciteit nodig in m3/h. Met onderlinge uitwisseling kun je energiestromen en dus het rendement, de SPF, al veel beter optimaliseren. Het geprogrammeerde Smart Grid stemt de vraag van de gebouwen aan de WKO af met de beschikbare broncapaciteit en stuurt indien nodig aangesloten cv-ketels en droge-koelers aan. Tevens anticipeert het systeem op eventuele thermische onbalans van de bronnen op basis van forecast. Van boomstructuur naar ringnet Fréderique Houben van de Universiteit van Utrecht legde uit hoe zij hun systeem zeer recentelijk grondig hebben gewijzigd. Zij zijn overgestapt van een boomstructuur naar een ringnet, oftewel een open structuur. Daardoor kunnen bronnen op meerdere plekken in het systeem hun warmte en koude invoeden. We wilden vooral de flexibiliteit van ons systeem fors vergroten. Dat is met het ringnet veel beter mogelijk. De nieuwe opzet is in 2015 opgeleverd en de eerste ervaringen zijn erg goed. Wel blijkt dat we overcapaciteit hebben. Alle bronnen die op het terrein beschikbaar zijn, leveren veel meer energie dan alle panden nodig hebben. Dat merken we nu, omdat we de energie via een ringnet distribueren. Bij het ontwerp blijken te ruime marges aangehouden. Dit biedt wel mogelijkheden om in de toekomst gemakkelijker nieuwe gebouwen aan te kunnen sluiten. Een andere, belangrijke aanpassing in het systeem is dat nu elk gebouw, dat op het ringnet is aangesloten, zijn eigen warmtewisselaar heeft. Voorheen was er een centrale warmtewisselaar en kregen de gebouwen via het secundaire systeem warmte en koude aangeleverd. Nu gaat bronwater door het leidingnet en moeten de gebouwen zelf met een warmtewisselaar warmte en koude naar hun systeem overzetten. Onze ervaring is wel dat het bijzonder belangrijk is dat je zelf regisseur van je systeem kunt zijn. Je moet echt inzicht hebben in het totale functioneren, wil je goed kunnen aansturen, vertelt Houben. Tevens hebben wij een bodemenergieplan opgesteld waarin we de regie nemen over de benutting van de ondergrond, door kaders mee te geven voor plekken waar we warme en koude bronnen kunnen realiseren. De vervolgstap hierin is om tevens naar een optimalisatie van de capaciteit van de te realiseren bronnen te gaan. Ook voor derden die zich op het grondgebied van de UU willen vestigen.
Hierbij ontstaat direct de vraag in hoeverre de Universiteit Utrecht regisseur van het gebied wil zijn en blijven ten aanzien van de energievoorziening. Verplicht op WKO aansluiten De TU/e in Eindhoven is stap voor stap bezig om zoveel mogelijk van de gebouwen op haar campus met duurzame warmte en koude te voeden. Maar, zo zegt Thijs Meulen van TU/e, soms moet je erkennen dat een oud gebouw te ingrijpende wijzigingen vereist, en dat het daardoor niet rendabel is. Op de campus zijn op dit moment drie clusters met warme en drie clusters met koude bronnen aanwezig. De warmte en koude worden in een ringleiding gevoed en naar de gebouwen getransporteerd. In totaal zijn er 32 warmtepompen die de warmte in de gebouwen waar nodig opwaarderen. Door dit aantal, en het nog altijd groeiende aantal warmtepompen, stuitten we nu op het probleem dat in de ochtend pieken in de elektriciteitsafname ontstaan. Vooral op bepaalde tijdstippen, zoals vroeg in de ochtend, als we gebouwen moeten opstoken. Daarom denken we er nu over om een smartgrid aan te leggen. Daardoor kunnen we het inschakelen en laten draaien van de warmtepompen veel beter over de dag verspreiden, waardoor er geen pieken in het stroomverbruik zullen optreden. Als andere marktpartijen op de campus van TU/e een gebouw willen bouwen, dan zijn ze verplicht om op het WKO-systeem aan te sluiten. Het doel is namelijk om alle gebouwen op de hele campus in 2020 volledig op het WKO-systeem te hebben aangesloten. Meulen zegt wel enigszins teleurgesteld te zijn in adviserend Nederland. Wij hebben tot enkele jaren terug nog altijd zeer conventionele ontwerpen gekregen. Echt goed en doordacht nadenken over een gebouw dat volledig op duurzame energie draait, blijkt nog wat te veel gevraagd. Wat dat betreft hadden wij wel iets meer verwacht van de advieswereld. WKO is altijd in samenwerking Als laatste in de serie interviews met specialisten kwam Björn Kouwenhoven van NS Stations aan het woord, tevens winnaar van de WKO Duurzaamheid Award 2016. Hij startte zijn uitleg door te vertellen dat hij helemaal niet technisch is, maar voor oorsprong boekhouder. Vandaar dat hij alles wat met WKO s te maken heeft zo bedrijfseconomisch en financieel mogelijk benadert. In dat opzicht heeft hij een heldere boodschap: een WKO is uiterst rendabel en is ook zonder subsidie winstgevend. Bedrijf het systeem dan ook als een bedrijfje, dat warmte en koude verkoopt en rendement maakt door die energie zo efficiënt mogelijk op te wekken, adviseert Kouwenhoven. Laat de eigenaar van het systeem ook zien dat je de kosten en de baten helder maakt, en dat het systeem dus rendabel is. In Nederland zijn zeven grote stationsgebieden met WKO s uitgerust, die door NS Stations worden geëxploiteerd. De omvang en de hoeveelheid aangesloten partijen varieert sterk per gebied, waarbij op Utrecht CS het grootste systeem actief is. In mijn optiek is het exploiteren van een WKO per definitie een vorm van samenwerking. Wij starten een project met het zoeken naar partijen die willen meedoen. Vervolgens is het voor mij helder
dat ontwerpers ook verstand moeten hebben van de exploitatie van een systeem. Ik heb liever nog dat zij ook in de exploitatiefase bij het systeem betrokken zijn. Zo hebben ook wij ervaren dat de dimensionering van alle ontwerpen van onze systemen veel te ruim was. Vandaar dat wij vanaf nu het standpunt huldigen dat we niet meer willen ontwerpen op een temperatuur van -10 graden Celsius, maar op seizoensgemiddelden. Voor die pieken, die zelden voorkomen, zoeken we dan een aanvullende oplossing. In gesprek aan ronde tafels Na een korte pauze nam elk van de vier geïnterviewde beheerders aan een van de rondetafels plaats waar zij, met hulp van een tafelheer of -dame, het gesprek aangingen. Aan elke tafel gingen tevens circa 10 bezoekers zitten die daarna in twee rondes in zeer geanimeerde gesprekken geraakten. Iedereen kon vragen stellen, zijn eigen situatie spiegelen aan die van een ander, een extra toelichting krijgen op het gepresenteerde project, of gewoon luisteren zodat hij of zij met de opgedane kennis in zijn eigen situatie vooruitgang kan boeken. Zo was de conclusie aan een van de tafels dat we op bedrijfsterreinen en campussen veel vaker en al in vroegtijdig stadium op zoek moeten gaan naar mogelijkheden om onderling tussen gebouwen energie uit te wisselen. Hou de energie bovengronds en zoek eerst uitwisselingsmogelijkheden, voordat je het in de bodem opslaat, zo luidde hun oproep. Daarnaast waren er ook veel enthousiaste reacties op het smart grid-principe, vooral om het groeiende aantal warmte-opwekkers slim en gedoseerd te kunnen aansturen. Een ander onderdeel dat enthousiast werd besproken, is het bodemenergieplan dat bij de Universiteit Utrecht is opgesteld. Meer partijen vinden het belangrijk om een visie voor de midden en lange termijn te ontwikkelen. Dat wordt ook als noodzakelijk gezien, wanneer je als eindgebruiker de regierol wilt hebben. Zonder zo n overall plan kun je niet goed sturen. Veel informatie uitwisselen Bij enkele tafels was de tijd om alles te bespreken gewoon te kort. Het blijkt dat er enorm veel informatie uit te wisselen valt. Meerdere bezoekers wilden alles weten van systemen waarbij je met ringleidingen werkt. Wat betekent het als je warmteleverancier wordt? Wat doe je met bronnen van derden binnen de ring? Hoe kun je de bedrijfszekerheid van het systeem maximaliseren? Allemaal vragen waarop de antwoorden gulzig werden opgenomen door de mensen aan de rondetafels. Een andere vaststelling aan een van de rondetafels is dat de geschiedenis van een bepaald gebied of bepaalde organisatie toch en zware stempel drukt op de mogelijkheden. Opvallend is daarom dat steeds meer organisaties de mogelijkheden van hybride oplossingen onderzoeken en toepassen. Dat wil zeggen dat gebouwen deels met duurzame warmte en koude uit bodembronnen worden gevoed, maar tegelijk ook nog cv-ketels gebruiken voor
pieken of voor de delen van een gebouw waar hoge temperatuur verwarming de enige optie is. De toepassing van een ringleiding gekoppeld aan gebouwen die uitsluitend met lage temperatuur verwarming en hoge temperatuur koeling werken, is alleen in greenfield situaties mogelijk. De totale conclusie van de middag is dat deze aanpak met rondetafelgesprekken erg geslaagd en effectief is om de kennisuitwisseling tussen beheerders en eigenaren van WKO-systemen een forse impuls te geven. Rondleiding bij Radboudumc De middag werd afgesloten met een rondleiding langs en een korte toelichting op het WKO-systeem van het Radboudumc. In de kelders van het ziekenhuis konden de bezoekers de technische ruimte bezoeken waar de indrukwekkende bronleidingen, de grote Carrier warmtepompen en alle andere componenten en systemen te zien waren. Vervolgens was er een netwerkborrel waar de bezoekers op een informele wijze konden napraten en de succesvolle middag konden afsluiten.