Aan Permanente Vertegenwoordiging van Nederland bij de Europese Unie Ir. A.P. Bader Hermann-Debrouxlaan 48 116 Brussel België Datum Uw kenmerx Ons kenmerk Bijlage(n) 2 8 JUNI 2? Onderwerp Nederlands Energy-efficiency Aktieplan 27 ET/ED / 776496 Brief aan Finat Geachte heer Bader, Bijgaand treft u aan het Nederlands Energie-efficiency Aktieplan 27, dat conform de RL Energie-efficiency en energiediensten, vóór l juli bij de Commissie ingediend moet worden. Gaarne verzoek ik u bijgaande brief aan de heer Gonzalez Finat met als bijlage het Nederlands Energie-efficiency Aktieplan, door te geleiden. Me vriendelijke groet, Drs. A.A. Stroop MT-Iid Energie en Duurzaamheid Bezoekadres Doorkiesnummer Telefax Hoofdkantoor Telefoon (7) 379 8911 Behandeld door Bezuidenhoutseweg 3 Telefax {7} 347 4 81 v Postbus 211 Emailezpost@minez.nl 25 EC 's-gravenhage Website www.minez.nl Verzoeke bij beantwoording van deze brief ons kenmerk te vermelden
Ministry of Economie Affaire To Mr. A. Gonzalez Finat Director of New Energy and Renwables, Energy-efficiency and Innovation DG TREN European Commission Date Your reference Our reference Enclosure I 8 JUNI 27 - Subject Netherlands Action Plan for Energy Efficiency 27 ET/ED/ 776493 1 Dear Mr. Gonzalez Finat, I herewith have the pleasure to send to you the Dutch Energy-Efficiency Actionplan 27. This is not the final version, since at this moment our new government is working on a reformulation of the Dutch policy regarding climate and energy. In the field of energy-efficiency specific policies for different sectors are being developed, these will be presented to the Parliament in September. For that reason I will be able to present a complete energy-efficiency plan later this year, as we have already discussed. You will receive the final version before October 1. In drafting the plan, we have followed as closely as possible the template provided by the Commission. Regarding the calculation of expected savings, please be aware that the calculation method used by ECN (Energy research Centre of the Netherlands) only allows for calculation of effects of groups of measures. That is because energy-efficiency measures for one sector (for example households) may interact with each other, making it impossible to distinguish between effects of singular measures for a sector. Visiting address Extension Telefax Bezuidenhoutseweg 3 (7) 379 66 86 (7) 379 74 23 Main office Tel.+31 7 3798911 Handled by Bezuidenhoutseweg 3 Fax+317347481 <Jrs. O.G. van Aardenne P.O. Box 211 Email ezpost@minez.nl 25 EC The Hague Website www.minez.nl Please quote our reference on all correspondence
c/i For the future regarding calculations of energy-effects we will follow the directions as provided by the Directive on Energy-efficiency and Energy services. Sincerely yours, CD CD O Drs. A.A. Stroc Member Management Team of Energy and Sustainability
Nederlands Actie Plan voor Energie Efficiëntie 27 Den Haag 25 juni 27
Voorwoord n Dit plan betreft de Nederlandse invulling van een vereiste onder artikel 14 lid 1 van de Richtlijn 26/32/EG van 5 april 26 betreffende energie-efficiëntie bij het eindgebruik en energiediensten, waarbij de lidstaten een actieplan voor energie-efficiëntie (APEE) moeten opstellen. Het plan bevat een omschrijving van de maatregelen ter verbetering van de energieefficiëntie in Nederland die zijn gepland om de streefwaarden voor 21 en 216 te bereiken, en te voldoen aan de bepalingen over de voorbeeldrol van de publieke sector en de informatie- en adviesverstrekking aan de eindgebruiker. Zoals voorgeschreven in genoemde richtlijn zal in 211 een tweede APEE uitgebracht worden. Nederland - Actie Plan voor Energie Efficiëntie 27
Ministerre van Economische Zaken Inhoud 1 Samenvatting 5 ^ 2 Algemene nationale indicatieve streefwaarde 7 ^ 2.1 Berekening van de nationale indicatieve streefwaarde 7 ^ 2.2 Specifieke aspecten bij de berekening van de streefwaarde 7 '7' co 2.2.1 Bijzonderheden bij de data over het binnenlands energie eindverbruik 7 GD 2.2.2 Afgrenzing met emissiehandel en onderdelen van defensie die uitgezonderd zijn 8 gp 2.2.3 Conversiefactoren (coëfficiënten) 9 NJ M 2.2.4 Afbakening tussen energie (productie) sector en finale consumptie 9 <'" ) ; 3 Maatregelen ter verbetering van de energie-efficiëntie per sector 11 3.1 Maatregelen ter verbetering van de energie-effciëntie in de huishoudelijke sector 11 3.2 Maatregelen ter verbetering van de energie-efficiëntie in de dienstensector 11 3.3 Maatregelen ter verbetering van de energie-efficiëntie in de industrie (niet-ets) 12 3.4 Maatregelen ter verbetering van de energie-efficiëntie in de transport sector 12 3.5 Maatregelen ter verbetering van de energie-efficiëntie in de landbouw sector 13 4 Horizontale maatregelen en maatregelen voor verschillende sectoren 15 5 Maatregelen in het kader van artikel 5 en 7 ESD 17 5.1 Artikel 5: Energie-efficiëntie bij eindgebruik in de publieke sector 17 5.2 Artikel 7: Beschikbaarheid van informatie 18 i, ' Nederland - Actie Plan voor Energie Efficiëntie 27
CD CD O G) i * 'UD NJ r-.j O
1 Samenvatting r* UI n Onderstaande tabel vat de verwachte besparingen samen van de maatregelen die in het kader van het nationale actie plan voor energie efficiëntie genomen worden en geeft de streefwaarden voor 216 en 21. De verwachte besparingen voor de verschillende sectoren zijn doorgerekend als pakket, dat wil zeggen dat er geen besparingen berekend zijn van de afzonderlijke maatregelen. Gezien de samenhang tussen de maatregelen is een dergelijke berekening in dit plan niet mogelijk. Nationale indicatieve streefwaarde 216 (GWh) Nationale tussentijdse indicatieve streefwaarde 21 (GWh) 52.67 11.69 Maatregelen Maatregelpakket in de huishoudelijke sector: Bouwbesluit en energieprestatienorm (EPN) Energiebelasting (EB) - KOMPAS - MHieuCentraal en COEN Maatregelpakket in de dienstensector: Energieprestatienorm (EPN) - Wet Milieubeheer (WMB) - Meerjarenafspraken 2 (MJA-2) Energiebelasting (EB) Energieinvesterinqsaftrek (EIA) Maatregelpakket in de industrie (niet-ets): Meerjarenafspraken 2 (MJA-2) - Wet Milieubeheer (WMB) - Energiebelasting (EB) - Energieinvesteringsaftrek (EIA) - MEP-WKK Maatregelpakket in de transport sector: - Belastingen Beperking maximumsnelheid Energielabels - Het Nieuwe Rijden (HNR) Maatregelpakket in de landbouw sector: Meerjarenafspraken (MJA) - MEP-WKK en duurzaam - Energiebelasting (EB) Energieinvesteringsaftrek (EIA) Groen Beleggen en Financieren (MIA/Vamil) Totaal verwachte besparingen: Jaarlijkse besparingen verwacht per eind 21 (GWh) 3.93 3.375 25 692 5.386 13.632 Jaarlijkse besparingen verwacht per eind 216 {GWh) 21.631 17.911 664 16.178 9.431 65.815 Nederland -Actie Plan voor Energie Efficiëntie 27
Maatregelen in het kader van artikel 5 ESD: Nederland heeft binnen Europa een voorlopersrol op het gebied van duurzaam inkopen. De Nederlandse overheid heeft als ambitie dat de Rijksoverheid in 21 bij 1% van haar inkopen duurzaamheid meeneemt; voor provincies, gemeenten en waterschappen is dit 5%. In het programma Duurzame Bedrijfsvoering Overheden worden criteria geformuleerd met betrekking tot duurzaam inkopen en aanbesteden. Maatregelen in het kader van artikel 7 ESD: Nederland kent drie organisaties die betrouwbare informatie over energie-efficiëntie verspreiden, één organisatie voor consumenten, één voor het MKB en één voor overige marktpartijen. Daarnaast zijn er vele NGO's en bedrijven die actief zijn op dit gebied. Gezien de verhoogde aandacht voor energie-efficiëntie in het Nederlandse beleid zal er de komende jaren nog meer aandacht zijn voor het onder de aandacht brengen van mogelijkheden voor energie-efficiëntie bij marktdeelnemers. Contactpersoon APEE Naam: Functie: Organisatie: Adres: E-mail: O.G. van Aardenne senior beleidsmedewerker Ministerie van Economische Zaken Postbus 211, NL-25 EC Den Haag O.G.vanAardenne@minez.nl Telefoon: +31 7 379 66 86 Fax: +31 7 379 74 23 Nederland - Actie Plan voor Energie Efficiëntie 27
Algemene nationale indicatieve streefwaarde 2.1 Berekening van de nationale indicatieve streefwaarde Tabel 2.1 vat de berekening van de nationale indicatieve streefwaarde samen. Tabel 2.1 Berekening nationale indicatieve streefwaarde h-* Totaal jaar 1-5 Final binnenlands energieverbruik 1 Uitgezonderd energieverbruik van installati&s betrokken bij het EU ETS Final binnenlands energieverbruik volgens ESD Huishoudens Dienstensector Industrie (niet-ets) Transport sector Landbouw sector Brandstoffen Warmte Electriciteit Totaal [GWh] 2.196.396 455.73 1.74.666 479.878 27.29 145.28 654.333 19.956 188.261 79.333 18.928 1.78 22.992 58.525 17.333 1.159.174 86.146 1.73.28 29.49 352.327 363.573 19.931 47.148 3.543.83 621.29 2.922.621 78.4 645.69 567.37 674.264 255.438 r-,.) M CD Jaarlijks gemiddelde over periode van 5 jaar 9% streefwaarde in 216 Nationale indicatieve streefwaarde in 216 Tussentijdse streefwaarde 21 (2 %) Bijlage l bevat een meer gedetailleerde berekening. 2.2 Specifieke aspecten bij de berekening van de streefwaarde 2.2.1 Bijzonderheden bij de data over het binnenlands energie eindverbruik Alle energiedragers zijn als volgt gegroepeerd (conform indeling ECN): Kolen: steenkool en cokes, Olieproducten; lichte olie, zware olie, dieselolie, petroleumcokes, LPG. Verbruik van defensie niet inbegrepen. Nederland -Actie Plan voor Energie Efficiëntie 27
, -H Aardgas: aardgas Groningen kwaliteit en aardgas hoogcalorisch. * n Overige gassen: Hoogovengas, cokesovengas, waterstof, overige restgassen. ~% Fermentatiegas: biomassa, biogas. co ^ Warmte: aan ETS-bedrijven geleverde warmte door industriële WKK's, daarvan 95%. Elektriciteit: elektriciteitssaldo = inkoop minus verkoop. 2.2.2 Afgrenzing met emissiehandel en onderdelen van defensie die uitgezonderd zijn In de periode 28-212 zijn er ruim 35 bedrijven die deelnemen aan ETS, waarvan ongeveer 25 eindafnemers. De 1 afvallers behoren tot de energiebedrijven (centrales, winningsbedrijven en raffinaderijen). De groep eindafnemers binnen ETS is als volgt samengesteld: Industrie: ongeveer 18 bedrijven Glastuinbouw: ruim 6 bedrijven Handel, diensten en overheid (HDO): ruim 1 bedrijven Huishoudens: O Transport: O Door het finale energiegebruik van de ETS in mindering te brengen op het finale energiegebruik van de 5 bovengenoemde sectoren (volgens CBS, zoals verwerkt door ECN in MONIT) kan het ESD-verbruik worden bepaald. Het gemiddelde ESD-verbruik over de periode 21-25 vormt de basis voor de berekening van de ESD-doelstelling voor Nederland. Deze wordt berekend door 1% per jaar te nemen van het gemiddelde ESD-verbruik 21-25. Bij de bepaling van de aftrekpost voor ETS-bedrijven is uitgegaan van het begrip inrichting en niet van het begrip onderneming. Om er voor te zorgen dat het landelijk totaal en de aftrekpost voor ETS op dezelfde bron worden gebaseerd zouden de ETS-cijfers ook van het CBS afgeleid moeten worden. Hierbij deden zich echter de volgende problemen voor: De gegevens bij het CBS zijn beschikbaar op het niveau van berichtgever, hetgeen niet per definitie overeen komt met het inrichtingsniveau dat we kennen voor de beschikbare data voor ETS. De gegevens per berichtgever kunnen bijvoorbeeld gegevens op concernniveau zijn. Een deel van de gegevens bij het CBS is gebaseerd op steekproeven. Dit betekent dat niet voor alle bedrijven de volledige tijdreeks beschikbaar is. Voor de bedrijven waar dat niet het geval is, zijn de CBS-cijfers minder bruikbaar, omdat de ESDdoelstelling is gebaseerd op een gemiddelde over de jaren 21-25. CBS beschikt alleen over bedrijfscijfers uit de industrie, voor gebouwde omgeving en glastuinbouw is niets beschikbaar. Nederland - Actie Plan voor Energie Efficiëntie 27
Naar aanleiding van deze problemen met het verkrijgen van de juiste CBS-cijfers heeft f SenterNovem zich gebaseerd op reeds beschikbare cijfers vanuit het proces van CO 2 - > allocatie 28-212 voor de deelnemers aan ETS. Deze waren echter niet geheel ^~ volledig. Daarom zijn de cijfers op drie punten gecorrigeerd: ^ Niet alle verbrandingsinstallaties van ETS-deelnemers vallen onder ETS. Dit heeft ^ te maken met de geharmoniseerde definitie door de EU van P verbrandingsinstallaties. Hierdoor vallen bijvoorbeeld drogers niet onder ETS. De J;^ energiecijfers en emissies zoals beschikbaar in het allocatiebestand zijn daarom H* geschoond van de cijfers die bij de installaties behoren die niet meedoen met ETS. tx) Voor ESD geldt echter dat de gehele inrichting die onder ETS valt niet meedoet M niet met ESD. Daarom is hiervoor een correctie aangebracht. ^ Van niet alle bedrijven waren de elektriciteitsinkoopcijfers beschikbaar. Deze zijn gedeeltelijk bijgevoegd op basis van MJA-monitoringcijfers en gedeeltelijk - bijgeschat. Uiteindelijk ontbreken de volgende elektriciteitscijfers: industrie 5 bedrijven, HDO 1 bedrijf en glastuinbouw 4 bedrijven. Bij de glastuinbouwbedrijven is de fout die wordt gemaakt niet erg groot omdat wel bekend is dat er een aantal afnemers en een aantal leveranciers van elektriciteit bij zit die elkaar redelijk in evenwicht houden. De warmte-inkoop per inrichting was in het geheel niet beschikbaar. Het totale warmteverbruik van de industrie is daarom bijgeschat op basis van de output van de industriële WKK's. Van die cijfers is 95% toegerekend aan de ETS-bedrijven. In de energiecijfers van het CBS zijn de energieverbruiken van defensie niet inbegrepen. Daarom was het niet nodig hiervoor een correctie toe te passen. 2.2.3 Conversiefactoren (coëfficiënten) De conversiefactor voor elektriciteit is 2,5; de standaardwaarde zoals aangegeven in bijlage II van de richtlijn. Dit is ook het gemiddelde rendement van de elektriciteitsproductie in Nederland. 2.2.4 Afbakening tussen energie (productie) sector en finale consumptie In het finale energiegebruik zijn de centrales (incl. decentrale WKK), winningsbedrijven en raffinaderijen buiten beschouwing gelaten omdat deze tot de energieproductiesector behoren. Bovendien vallen veel van die bedrijven onder ETS. Warmteleveringen aan sectoren Huishoudens, Diensten en Landbouw zijn inbegrepen in het finale energiegebruik. Voor de sector Industrie is 95% van de warmte van de decentrale WKK's (zelfstandige inrichtingen) toegerekend aan ETS-bedrijven en dus afgetrokken van het eindverbruik voor de industrie. Indien een WKK binnen een inrichting staat is hiervoor het verbruikte gas toegerekend aan het betreffende bedrijf en niet de opgewekte warmte en elektriciteit. Nederland -Actie Plan voor Energie Efficiëntie 27
-H r~ (X) n C? CD CD Op 1 Nederland -Actie Plan voor Energie Efficiëntie 27
Maatregelen ter verbetering van de energie-efficiëntie per sector 3.1 Maatregelen ter verbetering van de energie-effciëntie in de huishoudelijke sector y CP Onderstaande tabel biedt een overzicht van de besparingen in de huishoudelijke sector als gevolg van een pakket aan maatregelen, waarbij per toepassing is aangegeven welke besparingen het pakket aan maatregelen oplevert. Tabel 3.1 Overzicht besparingen huishoudelijke sector No Toepassing Eindgebruikers doelgroep Periode Besparingen 21 (GWh/jaar) Besparingen 216 (GWh/jaar) 1 Nieuwbouw Huishoudens 28-216 436 2.312 2 Bestaande bouw Huishoudens 28-216 2.218 11.33 3 Apparaten Huishoudens 28-216 1.98 7.279 4 Conversie Huishoudens 28-216 178 1.7 Totaal 3.93 21.631 Het energiebeleid voor de huishoudens kenmerkt zich door een combinatie van beleidsinstrumenten, gericht op verschillende aspecten van huishoudelijk energiegebruik. Deze combinatie van instrumenten is gericht op het vergroten van bewustwording van het energiegebruik, inzicht geven in eigen handelingsperspectieven, huiseigenaren stimuleren tot het nemen van maatregelen en wettelijke maatregelen voor nieuwbouw. Een beschrijving van de afzonderlijke maatregelen staat in bijlage II. 3.2 Maatrege/en fer verbetering van de energie-efficiëntie in de dienstensector Onderstaande tabel biedt een overzicht van de besparingen in de dienstensector als gevolg van een pakket aan maatregelen, waarbij per toepassing is aangegeven welke besparingen het pakket aan maatregelen oplevert. Nederland -Actie Plan voor Energie Efficiëntie 27 11
Tabel 3.2 Overzicht besparingen dienstensector r~ C/) No Toepassing Eindgebruikers doelgroep Periode Besparingen 21 (GWh/jaar) Besparingen 216 (GWh/jaar) 1 Nieuwbouw Dienstensector 28-216 311 1.465 2 Bestaande bouw Dienstensector 28-216 2.147 8.937 3 Apparaten Dienstensector 28-216 917 5.342 4 Conversie Totaal Dienstensector 28-216 3.375 Bij de dienstensector is sprake van een combinatie van wettelijke eisen aan nieuwbouw (EPN), wettelijke eisen aan milieu- en energiebeheer, belasting op het gebruik van energie, afspraken over energiebesparing en een stimuleringsregeling om investeringen in energiebesparende maatregelen eerder rendabel te maken. Een beschrijving van de afzonderlijke maatregelen staat in bijlage II. 173 15.916 üd N> NJ CD üd 3.3 Maatregelen ter verbetering van de energie-efficiëntie in de industrie (niet-ets) Onderstaande tabel biedt een overzicht van de besparingen in de industrie als gevolg van een pakket aan maatregelen. Tabel 3.3 Overzicht besparingen industrie No Toepassing Eindgebruikers doelgroep Periode Besparingen 21 (GWh/jaar) Besparingen 216 (GWh/jaar) 1 Industrie 28-216 25 664 Bij de sector Industrie, uitgezonderd het deel dat valt onder de Europese emissiehandel, gaat het om de inzet van de volgende maatregelen: MJA, Wet Milieubeheer, Energiebelasting (EB), Energie-investeringsaftrek (ElA) en MEP voor WKK. De Wet Milieubeheer bevat minimum verplichtingen waar bedrijven aan moeten voldoen, terwijl via de MJA extra inspanningen worden afgesproken. De E)A maakt investeringen in energie efficiënte apparatuur en/of processen eerder rendabel, terwijl de Energiebelasting de kostprijs van energie verhoogt. Een beschrijving van de afzonderlijke maatregelen staat in bijlage H. 3.4 Maatregelen ter verbetering van de energie-efficiëntie in de transport sector Onderstaande tabel biedt een overzicht van de besparingen in de transport sector als gevolg van een pakket aan maatregelen, waarbij per toepassing is aangegeven welke besparingen het pakket aan maatregelen oplevert. 12 Nederland - Actie Plan voor Energie Efficiëntie 27
Tabel 3.4 Overzicht besparingen transport sector No 1 Toepassing Personenauto's Eindgebruikers doelgroep Transportsector Periode 28-216 Besparingen 21 (GWh/jaar) 91 Besparingen 216 (GWh/jaar) 2.541 r~ t/o n 2 Bestelauto's Transportsector 28-216 81 3 Rijgedrag Transportsector 28-216 62 1.629 4 Kilometerheffing Transportsector 28-216 1 1.27 Totaal 692 16.178 Bij de transport sector gaat het om de volgende maatregelen: Belastingen: brandstofaccijns, motorrijtuigenbelasting (MRB) en belasting personenauto's en motorrijwielen (BPM), kilometerheffing, CO 2 -differentiatie BPM Beperking maximumsnelheid Energielabels auto's Programma "Het nieuwe rijden" Een beschrijving van de afzonderlijke maatregelen staat in bijlage II. 3.5 Maatregelen ter verbetering van de energie-efficiëntie in de landbouw sector Onderstaande tabel biedt een overzicht van de besparingen in de landbouw sector als gevolg van een pakket aan maatregelen. Tabel 3.5 Overzicht besparingen landbouw sector No Toepassing Eindgebruikers doelgroep Periode Besparingen in 21 Besparingen in 216 1 Glastuinbouw 28-216 5.386 9.431 Bij de sector landbouw gaat het om de volgende maatregelen: Meerjarenafspraken (GLAMI convenant, MJA paddestoelen en MJA bloembollen), MEP voor WKK en duurzaam, Energiebelasting (EB), Energie-investeringsaftrek (EIA) en Groen Beleggen en Fiancieren (MIA, Vamil). Een beschrijving van de afzonderlijke maatregelen staat in bijlage II. Nederland -Actie Plan voor Energie Efficiëntie 27 13
14 Nederland - Actie Plan voor Energie Efficiëntie 27
4 Horizontale maatregelen en maatregelen voor verschillende sectoren f") Het actieplan kent de volgende maatregelen voor die voor meer dan een sector gelden (zie onderstaande tabel). Tabel 4.1 Maatregel Maatregelen die voor meer dan een sector gelden Huishoudens Diensten Industrie Transport Landbouw OD CD CD Energiebelasting X X X X X Bouwbestuit Energieprestatienorm X X X X M ISJ Meerjarenafspraken X X X MEP-WKK X X Energieinvestingsaftrek X X X De besparing van horizontale maatregelen en maatregelen die voor meer dan een sector gelden is meegenomen in de berekeningen van de besparingen per toepassing. Nederland - Actie Plan voor Energie Efficiëntie 27 15
n 16 Nederland - Actie Plan voor Energie Efficiëntie 27
- H Maatregelen in het kader van artikel 5 en 7 ESD n 5. f Artikel 5: Energie-efficiëntie bij eindgebruik in de publieke sector cs> H^ Nederland heeft binnen Europa een voorlopersrol op het gebied van duurzaam ^ inkopen. De Nederlandse overheid heeft als ambitie dat de Rijksoverheid in 21 bij ^ 1% van haar inkopen duurzaamheid meeneemt; voor provincies, gemeenten en O waterschappen is dit 5% (Kamerbrief van 14 juli 26 van de Staatssecretaris van Jf Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (Kamerstukken II 25/26, <p 3 3 XI, nr. 134). Het programma Duurzame Bedrijfsvoering Overheden (hierna: M DBO) stimuleert overheden om milieu- en sociale aspecten mee te nemen bij de ^ inkoop van producten en diensten. Het programma loopt vooralsnog tot 21. DBO -fo vormt een samenwerkingsprogramma van het Rijk, het Interprovinciaal Overleg, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en de Unie van Waterschappen. In DBO worden criteria geformuleerd met betrekking tot duurzaam inkopen en aanbesteden. Per productgroep wordt een selectieve lijst van criteria opgesteld waaraan het geleverde moet voldoen. Deze criteria grijpen aan op de belangrijkste duurzaamheidsaspecten die voor de betreffende productgroep aan de orde zijn. Energiegebruik (direct of in de productieketen) zal hier in veel gevallen bij horen en dus zal er vaak een criterium worden opgenomen met betrekking tot energiebesparing. Door opname in het offerteverzoek of het bestek en het contract verplicht de overheid haar leverancier zich daar aan te houden. Voor sommige productgroepen zullen naast de criteria ook aanbevelingen aan de overheden worden gedaan voor de andere fasen van het inkoopproces. Zo kan in de voorbereidingsfase reeds een keuze worden gemaakt voor een minder energievragend alternatief. Ook kan in de contractfase worden aanbevolen in het contract te regelen dat de leverancier gebruikstips verschaft aan de eindgebruiker. Aan het eind van de looptijd van DBO zullen voor 8-1 productgroepen criteria zijn geformuleerd. De voortgang van het programma wordt tweejaarlijks gemonitored. Via de DBO-inkooprichtlijnen wordt tevens uitvoering gegeven aan de onderdelen b en c van bijlage VI van de richtlijn. Om het inkoopproces te vergemakkelijken worden richtsnoeren gepubliceerd over energie-efficiëntie als beoordelingscriterium. Via de DBO-website, workshops, netwerkdagen en publicaties worden kennis, ervaring en best practices over duurzaam inkopen verspreid. SenterNovem is belast met de administratieve, beheerstechnische en uitvoerende taken ten aanzien van het DBO-programma. Dit agentschap van het Ministerie van Economische Zaken geeft via de internetsite (http://www.senternovem.nl/duurzaaminkopen) bekendheid aan het DBO-programma en de resultaten. Nederland -Actie Plan voor Energie Efficiëntie 27 17
5.2 Artikel 7: Beschikbaarheid van informatie ' ; n " J-a MilieuCentraal (www.milieucentraal.nl) is een landelijke organisatie die consumenten ^ praktische en betrouwbare milieu-informatie biedt. De informatie is getoetst door een G> forum van onafhankelijke deskundigen. Het Energiecentrum is een onafhankelijke zelfstandige stichting die ondernemers uit het midden- en kleinbedrijf informeert over besparingsmaatregelen. De mechanismen en financiële en juridische kaders die worden vastgesteld ter verwezenlijking van de streefwaarde worden veelal door SenterNovem gepubliceerd en onder de aandacht gebracht. Via uitvoeringsprogramma's van de centrale overheid, meestal uitgevoerd door SenterNovem, worden specifieke groepen van marktdeelnemers voorzien van voor hun relevante informatie over energie-efficiëntie. Op deze wijze wordt invulling gegeven aan de informatie- en adviesverstrekking aan eindafnemers over energie-efficiëntie. De aandacht voor energie-efficiëntie in Nederland is met het aantreden van het Kabinet Balkenende IV verder verhoogd. De komende jaren zal er dan ook nog meer aandacht zijn voor het onder de aandacht brengen van mogelijkheden voor energie-efficiëntie bij marktdeelnemers. Overeenkomstig de richtlijn worden optimale energiebesparingpraktijken (best practices) uitgewisseld en ruim verspreid. Daartoe neemt Nederland deel aan verschillende internationale netwerken op energiegebied als het European Energy Network (EnR) en diverse Implementing Agreements van het Internationale Energie Agentschap (IEA) zoals Energy Conservation in Buildings and Community Systems Programme (ECBCS), Demand Side Management (DSM) en de Working Party on Energy End-Use Technologies. 18 Nederland - Actie Plan voor Energie Efficiëntie 27
Bijlage 1 Ministerie van Economische Zaken "H r~ iyi o Gedetailleerde berekening nationale indicatieve streefwaarde 5 Energy use (in GWh PRIMARY) Coal Oil Natural gas Other Biogas/ Heat Electricity ^ gasses extraction (PRIMARY) CD -asa^r-' -ft & h-i FIEC ^'t 425 141.481 258.831 28.356 6.819 36.314 226.729 ^ Exemption 465 2.2 58.728 24.625 873 15.337 16.374 FIEC-ESD 96 139.46 2.12 3.73 5.946 2.976 21.356 & Of which: Residential 58 1.83 96.269 2.847 1.858 55.278 Tertiary 318 2.32 46.492 1.613 5.314 69.463 Industry 584 2.594 23.53 3.73 1.486 9.888 72.263 Transport 127.361 3.944 Agriculture 6.12 33.837 3.917 9.48 FIEC "" 1.361 144.67 253.725 32.13 7.192 36.811 227.875 Exemption 425 1.9 59.819 26.595 696 15.14 16.7 FIEC-ESD 936 142.167 193.96 5.58 6.495 21.671 211.175 Of which: Residential 56 1.28 9.994 2.853 1.778 57.42 Tertiary 29 3.364 47.528 1.674 5.347 67.741 Industry 59 2.365 21.826 5.58 1.969 11.13 73.6 Transport 129.861 3.889 Agriculture 5.55 33.558-1 3.417 9.443 FIEC 1.164 146.67 257.5 34.47 7.367 37.192 23.257 Exemption 443 1.825 6.346 28.198 9 15.265 17.12 FIEC-ESD 721 144.242 196.74 5.849 6.466 21.927 213.155 Of which: Residential 58 1.83 93.192 2.869 1.942 58.319 Tertiary 294 3.484 52.166 1.781 4.219 69.58 Industry 369 2.313 19.224 5.849 1.817 12.432 71.864 Nederland -Actie Plan voor Energie Efficiëntie 27 19
Transport Agriculture FIEC Exemption F1EC-ESD f I ^131.583 ^eawlip p^iitellsi ^'TÖ86 436 65 5.779 146.478 1.747 144.73 32.123 255.57 6.61 194.456 34.69 3.283 3.786 7.619 926 6.693 3.333 39.731 16.654 23.76 3.958 9.433 238.118 17.985 22.133 i ÜO n S qp h" 1 -.. Cv GD CO OD Of which: Residential Tertiary 58 313 1.83 3.127 91.872 52.169 2.925 1.936 2.331 4.328 58.826 74.296 S NJ r-j Industry 279 1.62 18.863 3.786 1.832 13.84 73.498 ^ Transport 133.139 4.118 Agriculture 5.779 31.551-1 3.333 9.394 FIEC ^811 146.231 244.4 31.286 8.36 38.214 236.194 Exemption 46 1.676 6.944 29.826 1.25 16.937 17.985 F1EC-ESD 45 144.554 183.456 1.46 7.28 21.277 218.21 Of which: Residential Tertiary Industry Transport Agriculture FIEC Exemption FIEC-ESD Of which: Residential Tertiary Industry Transport Agriculture 56 71 278 2fOO ' " ' -( * * 1.56 3.939 1.392 132.389 5.779 1266', 13385 % T.2'334 654333 1295 87.478 45.125 19.969 3.884 *' ^"W* i > 286 ' 5333,; '^459*86 -~. t * 'l 287 : \ 16215 ""243481 *<. r ï- V o '; 161 953 ** t >. 1.46 " ^ ",, " ^' '. J 2.958 2.33 2.2-1 -^- - - i p.-, rylft Totaryear 1-5- V, 7^ T >' T * /X't^jR-V? ttvs*. Coah * Oil i^.natural", r.! ' "** *t -i* s J '***/? gas *, (.' Other' - ibiogas/^he "* A */ t g as s es extraction tt v: r ^^, '\V J Electricity i ; r (^ y TotaiA] (I^RIMARy) *»«*' ^*^4 i f T,' "t v, J24322; 1 269*62,159861N;i;3/33^; 1 88^26^1} ITÎ 59 174,3543-83 ***.*' ' l '-, r -2174,\ 9 169 ' ^^3.438» 139527 ~\4>21 $ ^ J9 333 i '86 1 46 621 29 > ' '**'"*< t* *?<, -* ^- " " TF * * P, * " - -s' g ' \' 4 ' 1 / 3.673 N 715.154? 968.624, 2.334 >* 32.882 18.928.,1.73.28 2.922.621 * _^ J, Î r * * * ^ t ^ i ^ ' Jtr - / * ^ c* 1 U t T ^ A *T ' f, 't -af S- ' *" ' % -» 1 y! 1 *,,-< " ', ' " 4 * V*" ' L i t *" *» * ' V«* JV^ * v* * 1 ] l t ^ '14453.,, "Î78 ^2949-784 x. f! ï * V M " i- -t ' 1 * ^^ «^.4 * L, < ;o v L, V ''-', y -2" ^ 2.169 3.783 11.991 3.333 TT^jTT :v \ ^;p 6.583 71.247 72.889 4.21 9.469, «r ï 4* * ' 22992.< ' 352327. 645.69 i A -V* ', -*58 f " 525 1 1- \ t;363 573 * ^,567 37 s, ' ^'t"" ^ ^19^931» '674^264 417333 'J" *47 148 *, 255 r 438 u«'vw 2 Nederland -Actie Plan voor Energie Efficiëntie 27
Bijlage II Beschrijving van afzonderlijke maatregelen voor de sectoren -H r~ OP Nederland - Actie Plan voor Energie Efficiëntie 27 21
> 11.1 Huishoudens Het energiebeleid voor de huishoudens kenmerkt zich door een combinatie van beleidsinstrumenten, gericht op verschillende aspecten van huishoudelijk energiegebruik. Deze combinatie van instrumenten is gericht op het vergroten van bewustwording van het energiegebruik, inzicht geven in eigen handelingsperspectieven, huiseigenaren stimuleren tot het nemen van maatregelen en wettelijke maatregelen voor nieuwbouw. Bouwbesluit en EPN Energiebelasting MilieuCentraal en COEN KOMPAS Energielabel woningen (per 28) 22 Nederland - Actie Plan voor Energie Efficiëntie 27
Naam Categorie Geografische toepassing Doelgroep Te beïnvloeden activiteiten eindgebruikers Effectiviteit Status implementatie en planning Bouw besluit en de Energie Prestatie Norm (EPN) 1.1 Building Codes and Enforcements Nederland Projectontwikkelaars en andere bouwpartijen van nieuw bouw. 1995 EPC = 1,4; 2 EPC = 1; 27 EPC =,8; 211 EPC =,6; (under consideration) 215 EPC =,4 (under consideration).,< n Beschrijving Het huidige beleid ten aanzien van nieuwbouw is vastgelegd in het Bouwbesluit en de energieprestatienorm (EPN). Specifieke energie-eisen voor bouwelementen in bouwbesluit Het Bouwbesluit regelt tot in detail aan welke bouwkundige eisen bouwwerken in Nederland moeten voldoen. Hierin zijn ook minimale eisen met betrekking tot isolatiewaarden van gevel-, vloer- en dakelementen en eisen aan installaties opgenomen (normstelling op componentniveau). EPN De energieprestatienorm (EPN) stelt eisen aan de energieprestatie van een woning of gebouw. In het Bouwbesluit is de norm inmiddels diverse malen aangescherpt, waarbij de maximaal toegestane energieprestatiecoëfficiënt (EPC) voor nieuwbouwwoningen is verlaagd van 1,4 in 1995 naar,8 nu. Door deze maatregelen zijn nieuwbouwwoningen gemiddeld 3% energiezuiniger geworden. Ook de normen voor utiliteitsgebouwen zijn verder aangescherpt. Verdere aanscherping EPN In de nieuwbouw moeten projectontwikkelaars en andere bouwpartijen worden verplicht tot het nemen van energiebesparende maatregelen. Dit kan via verdere aanscherping van de Energie Prestatie Normering ten opzichte van de huidige norm met 25% rond 212 en 5% rond 215. Een dergelijke aanscherping betekent voor woningen dat de EPC naar,4 gaat. Nederland - Actie Plan voor Energie Efficiëntie 27 23