7-8. Nederlands tijdschrift voor. juli 2015. Logopedie bij oudere kinderen. Logopedisch Instrument Neuromusculaire Aandoeningen

Vergelijkbare documenten
Logopedie bij oudere kinderen

Behandeling van spraak- en taalstoornissen bij kinderen met een cluster 2 indicatie

Wat is een specifieke taalontwikkelingsstoornis? dr Ellen Gerrits, logopedist Congres TaalStaal 9 november 2012 Koninklijke Auris Groep

Logopedie in het cluster 2 onderwijs

Logopedie in het cluster 4 onderwijs

Van Logopedische praktijk naar Logopediewetenschap! Prof dr Ellen Gerrits Symposium promotie dr Joost Hurkmans 12 februari 2016

Logopedie in het cluster 3 onderwijs

Deel 1 Gebruik van het computerprogramma Behandeldoelen tos. 2 Stappen bij het opstellen van een behandelplan 29

Stoornis of breder? De stoornis beschrijven De 5 aspecten in een handzaam schema! Casuïstiek Conclusie

Aantekeningen naar aanleiding van de workshop van Ellen Gerrits tijdens het congres TOS in Utrecht op 18 mei 2017

Effectiveness of a self-regulated remedial program for handwriting difficulties

gebaren bij jonge kinderen met TOS

Ouders maken het verschil

Studie-opzet Effectiviteit Logopedie TS Ank Verschoor, team Stichting Dysphatische Ontwikkleling. November Evidence based.

RICHTLIJN DIAGNOSTIEK EN BEHANDELING VAN AFASIE

Kan een kind meer talen

Observationeel onderzoek Patiënt-controleonderzoek Cohortonderzoek Cross-sectioneel Systematisch review

Hoe denkt de vrijgevestigde Friese psycholoog en orthopedagoog hierover?

Comparison: Kinderen zonder deze risicofactor.

PEUTERS MET VERSTAANBAARHEIDSPROBLEMEN: WELKE BEHANDELING WERKT?

ZINnig. Innovatie van taaltherapie voor kinderen met complexe taalproblemen

1. Inleiding tot The Assessment of Basic Language and Learning Skills: The ABLLS-R. James W. Partington

TAALSTOORNIS KINDEREN: PROBLEMEN MET DE PRODUCTIE VAN SPRAAKKLANKEN

Vroegsignalering taalontwikkelingsstoornissen Symposium Het jonge kind

ZINnig Innovatie van taaltherapie voor kinderen met complexe taalproblemen. ZINnige informatie over het project

DOSSIERVORMING gaat niet om vakjes goed invullen. De RICHTLIJN CAROLINE NOUWELS. VERSLAG Netwerkdag 'Taal in samenhang'

Conclusies uit de enquêtes voor logopedisten op SBO s

Evidence-based - Wat een feest! Ellen Gerrits Alle Taal Centraal 2014

Diagnostiek en behandeling

Meertalige ontwikkeling Adviezen voor ouders van kinderen met een auditieve / communicatieve beperking die in een meertalige omgeving wonen

Dyslexiewijzer. Waarom deze dyslexiewijzer? De rol van de logopedist bij dyslexie

Taal. Informatie over logopedie

De kwaliteit van educatieve activiteiten meten. Universiteitsmuseum Utrecht

De Klinisch Linguïst. Specialist in. Taalontwikkelingsstoornissen Verworven taalstoornissen

Audiologisch centrum, spraaktaalteam

Ouders over kindcentra

Hoofdstuk 8 Kenmerken van de thuisomgeving

Project DigiTaal. Taal leren met tabletgames. Siméacongres Johanna Schulting Marjan ter Harmsel

Onderzoek Zuid-Afrika

Het leren van Engels bij kinderen met TOS

Doordat bewegen en uitvoeren van activiteiten moeilijker gaat, voelt een kind met DCD zich soms onzeker. Ook kan het activiteiten spannend vinden.

Dyslexie valt als voldaan wordt aan de criteria onder de zorgverzekeringswet, waardoor kinderen gebruik kunnen maken van de vergoedingsregeling voor

Uitgangsvragen en aanbevelingen

GEFELICITEERD! Evidence-based logopedie. Evidence-based logopedie: 10 jaar! Taakverdeling. Wat ben

Effectieve woordenschattherapie bij peuters met S-TOS Siméacongres 11 april Dr. N. Uilenburg Dr. E. Gerrits

Thema avond Lezen. Basisschool Oostenwind te Raalte Donderdag 16 januari 2014 Hanneke Berenpas, Logopedist

Individueel verslag Timo de Reus klas 4A

TEVREDENHEIDSONDERZOEK

Therapiekeuze bij verstaanbaarheidsproblemen. Waarom dit onderwerp? Goed nieuws! Therapiekeuze bij verstaanbaarheidsproblemen

WAT DOET DE LOGOPEDIST?

Samenvatting, conclusies en discussie

Effectiviteit van een gestructureerde, fonologisch gebaseerde dyslexiebehandeling

To game or Not to game: games in taaltherapie bij kinderen

Cover Page. Author: Netten, Anouk Title: The link between hearing loss, language, and social functioning in childhood Issue Date:

SCHEMA AFASIE. Stap Methodisch handelen nr. Uitgangsvraag nr. Aanbeveling

Taalstimulering voor kinderen en volwassenen. Taal en taalbeleid 3 februari 2014

Kenmerken van peuters met een taalontwikkelingsstoornis

Ik heb vragen rond 'expressieve taalstoornis' of 'taalstoornis' alleen en begon nu wat te twijfelen of dat synoniemen zijn voor dysfasie of niet.

Developmental Coordination Disorder (DCD) Informatie en behandeling

STANDPUNT LOGOPEDIE OP SCHOOL

Participatieproblemen bij kinderen met TOS/AVP

Persoonlijkheidsstoornissen Kortdurend Behandelaanbod

Handreiking Toeleiding naar onderwijsarrangementen

TOS en Dyslexie. De grenzen van mijn taal....zijn de grenzen van mijn wereld

Schema Afasie. 1 De logopedist neemt bij het vermoeden van een afasie de ScreeLing af, bij voorkeur binnen een week na de beroerte.

doordat er op dat moment geen leeftijdsgenootjes aanwezig zijn. Als ze iets mochten veranderen gaven ze aan dat de meeste kinderen iets aan de

Poster. Belemmeringen in drie categorieën te verdelen: In duo s: 1. Persoonlijke belemmeringen

Ouderbetrokkenheid: interviewschema

Al spelend leren: onderzoek naar de educatieve (meer)waarde van computergames in de klas Project Ben de Bever

Auditieve verwerkingsproblemen

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Het belangrijkste doel van de studie in hoofdstuk 3 was om onafhankelijke effecten van visuele preview en spellinguitspraak op het leren spellen van

Workshops en lezingen


Doe mee met Schildpad en Aap

Capita Selecta AGUtrecht Evidence-based Logopedie: Effect van taaltherapie bij kinderen

Wie doet wat hij deed, krijgt wat hij kreeg

Verslag ouderavond FIT(s) OP DE KRING

Engels in het basisonderwijs: wel of niet vroeg beginnen?

Nederlandse samenvatting

ecourse Moeiteloos leren leidinggeven

Evidence based handelen binnen de logopedie. Consequenties voor de logopedische begeleiding gekoppeld aan de onderwijszorgprofielen

Met Woorden in de Weer

Libra Revalidatie DCD. Diagnose en behandeling bij kinderen met een coördinatieontwikkelingsstoornis

Logopedie na een beroerte

Voortgang implementatie Masterplan Dyscalculie. Rapportage. Mei, s-hertogenbosch

SAMENVATTING SAMENVATTING

Werkbijeenkomst intern begeleiders

Innovatie van taaltherapie met tabletgames

SAMENVATTING. Een actueel perspectief op kinderen en jongeren met een chronische aandoening in Nederland

Bestaat enkelvoudige dyslexie? Frank Wijnen & Elise de Bree Universiteit Utrecht SDN congres, Dyslexie 2.0

Helpt het hulpmiddel?

Samenvatting Zoeken naar en leren begrijpen van speciale woorden Herkenning en de interpretatie van metaforen door schoolkinderen

ONDERZOEK IN DE LERARENOPLEIDING! Wat vinden lerarenopleiders en hun managers daar eigenlijk van?

INFORMATIEVOORZIENING URENAFTREK DOOR ZELFSTANDIGEN VANUIT WW

WORKSHOP. 03 februari 2018 Landelijke bij- en nascholingsdag KKB-ers

Brochure Begrijpend lezen VMBO 1

Wat is logopedie? Wat doet een logopedist? Wanneer is logopedie nodig?

Transcriptie:

Nederlands tijdschrift voor Logopedie bij oudere kinderen Logopedisch Instrument Neuromusculaire Aandoeningen Meertalige kinderen met TOS juli 2015 7-8

Sinds wanneer werk je als logopedist? Ik studeerde af in 1986. Ik ging meteen aan de slag in de praktijk in Woerden waar ik al stage had gelopen en in de praktijk van een eerdere stagebegeleidster in Vianen. Uiteindelijk heb ik altijd in de vrije vestiging gewerkt. Waarom ben je logopedist geworden? Eerlijk? In die tijd was mijn vader docent aan de opleiding in Utrecht. Hij vertelde altijd zo enthousiast over de opleiding en over het vak van logopedist, dat ik eigenlijk niet anders kon. Nooit spijt van gehad overigens! Wat vind je fijn aan je huidige werkplek? Ik vind mijn vak nog steeds fantastisch. Het hele gedoe rond de contractering met zorgverzekeraars vind ik echter verschrikkelijk ondanks de steun van de zorgmakelaar. Ik ben dan ook blij met mijn besluit sinds 2015 volledig contractloos te gaan! Dat bevalt me prima. YOLANDE KYLSTRA FUNCTIE PRAKTIJKHOUDER WERKSETTING VRIJE VESTIGING REGIO ZEIST Waar heb je je recent in verdiept? Waar ik op dit moment het meest trots op ben is het opzetten van de Logopedisten Facebookgroep. Ik ben daarmee begonnen om met zoveel mogelijk mensen te kunnen sparren. Dat nauwelijks 2 jaar later we ruim 3000 leden zouden hebben, had ik nooit kunnen voorzien. Ook de workshops voor logopedisten, door logopedisten die we de afgelopen tijd hebben georganiseerd waren zeer de moeite waard! Vakinhoudelijk ben ik nu vooral bezig op het terrein van adem, stem en ontspanning en ICT-ontwikkelingen op dit vlak. Wat verwacht je voor de toekomst? Ik hoop dat de logopedisten net als de huisartsen actief durven opstaan tegen het zorgverzekeringsbolwerk. Ik verwacht dat de komende jaren alleen maar meer geëist gaat worden. Heb je een boodschap voor de lezers? Ik hoop heel erg dat we elkaar kunnen blijven zien als collega s en niet als concurrenten. Wees (in je werk) de beste versie van jezelf, en dan moet het goed komen! v/d redactie JANNEKE DE WAAL-BOGERS HOOFDREDACTEUR Focus Op een zonnige dag in juni rond ik de laatste punten voor deze uitgave af op mijn flexplek: de tuintafel onder de parasol. Zalig. De zomer komt er duidelijk aan. En ik ben niet de enige die buiten aan het werk is. De achterbuurman, schilder, neemt zijn eigen kozijnen eens goed onder handen. Het geluid van zijn schuurmachine is enigszins afleidend. Ik heb nog geen 100 woorden op papier gezet maar al wel gezien dat de druivenstruik dringend gesnoeid moet worden en er toch wel een hoop onkruid tussen mijn gras groeit. En het terras mag ook wel eens geveegd worden. Over kozijnen gesproken, ik moet ook nog een schilder regelen. Hé kijk, een roodborstje! Niet echt sprake van goede focus op mijn werk. Het zalige weer geeft een zomers gevoel dat ik nu nog moeilijk kan rijmen met werken. Als het nu eens een langere periode zonnig bleef, dan komt die match met de werkethiek vanzelf. En anders lost dit probleempje zich ook vanzelf op: de redactie gaat er een maandje tussenuit. We zijn er in september weer. Mogelijk kunt u tot die tijd buiten in de tuin van het lekkere weer genieten terwijl u dit afwisselende julinummer leest. En misschien heeft u het dubbeldikke themanummer Afasie van vorige maand nog niet helemaal uit. Ik wil van de gelegenheid gebruik maken om de redactieleden te bedanken voor hun inzet de afgelopen maanden en ik wens hen, en u, een stralende zomerperiode toe. In september zijn we er weer, met frisse focus! 02 LOGOPEDIE JAARGANG 87

Inhoud juli 2015 Berichten Logopedie bij oudere kinderen Meertalige kinderen met TOS hebben recht op een meertalige aanpak Opinie Logopedisch Instrument Neuromusculaire Aandoeningen voor kinderen Boeken & Materialen Proefschrift Joke Geytenbeek Column van Hanneke Bax Xtra Cursus & Congresinformatie Colofon 4 6 14 18 24 29 30 33 34 38 39 NUMMER 7-8, juli 2015 03

EERSTE LOGOPEDIST INGESCHREVEN IN HET KWALITEITSREGISTER-OMFT Liset Maas-Houtekamer (Arnemuiden; Zeeland) heeft als eerste logopedist voldaan aan de kwaliteitscriteria om ingeschreven te worden in het Kwaliteitsregister-OMFT. Dit register is een initiatief van Peter Helderop en Berry Verlinden. Sedert 1992 worden door Peter Helderop en Berry Verlinden Basiscursussen, Opfriscursussen en Verdiepingscursussen gegeven. In totaal hebben bijna 2000 logopedisten één of meerdere cursussen bij hen gevolgd. Het Kwaliteitsregister-OMFT is een openbaar register, waarin logopedisten die aangetoond hebben aan bepaalde kwaliteitscriteria te hebben voldaan, zich kunnen laten registreren. Transparantie en inzichtelijkheid in de gezondheidszorg worden steeds belangrijker. Patiënten en cliënten hebben mogelijkheden om hun eigen behandelaars te kiezen. De keuzemogelijkheid leidt tot behoefte aan inzicht in de kwaliteit van behandelaars. Bij wie kan een patiënt het beste terecht voor een OMFT-behandeling? Bij het beantwoorden van deze vraag biedt het Kwaliteitsregister-OMFT uitkomst door het individueel keurmerk. De gedachte achter het Kwaliteitsregister- OMFT is om onderscheid te maken tussen logopedisten die af en toe OMFT bedrijven en logopedisten, die hebben kunnen aantonen over beduidend méér kennis en behandelervaring te beschikken en daardoor beter zijn geëquipeerd om op kwalitatief hoog niveau te behandelen. Liset Maas-Houtekamer is praktijkhoudster van OMFT-Zeeland met twee locaties in Zeeland. In december 2010 volgde Liset de OMFT-basiscursus Logopedie en tandheelkunde ; in maart 2014 de Verdiepingscursus OMFT. Daarnaast heeft zij vele verdiepingsdagen, cursussen en opfriscursussen gevolgd, waarin onderzoek en behandeling op het gebied van OMFT centraal stond. De OMFTpraktijk in Middelburg is geopend in september 2014 binnen de muren van het Orthocenter. Hier wordt op grote schaal samengewerkt met tandartsen en orthodontisten. Meer informatie vindt u op www.omft.info. UVA-ONDERZOEKERS: GELDENDE DYSLEXIEDIAGNOSTIEK IS VEROUDERD Onderzoekers van de UvA hebben aangetoond dat het huidige dyslexiediagnostiek model gedateerd is. De bekende cognitieve vaardighedentesten blijken onvoldoende. In een grootschalig onderzoek van de Universiteit van Amsterdam en Oxford hebben 1200 NEMO-bezoekers meegedaan. Ouders en hun kroost werden getest op verschillende cognitieve vaardigheden zoals fonologisch bewustzijn en snelbenoemen. De scores van deze testen voorspellen voor een groot deel hoe goed kinderen lezen. Voor het eerst werd ook de leessnelheid van hun ouders meegenomen. Dit is altijd al een goede indicator geweest voor het genetisch risico dat kinderen lopen. Door de twee uitslagen te combineren ontdekten de onderzoekers dat er meer speelt dan alleen deze twee indicatoren. Kinderen met een zeer ernstig leesprobleem zouden daarom de dyslexiebehandeling vergoed moeten krijgen. We hebben een mooi systeem waarbij we kinderen met dyslexie ondersteunen maar in de huidige vorm is dat niet toereikend. Er zijn factoren die tot dyslexie leiden en die nog niet bij ons bekend zijn. Daarom moet de diagnosticering aangepast worden. 404 LOGOPEDIE Bron: http://www.parool.nl. Meer over het onderzoek kunt u lezen op http://www.uva.nl/nieuws-agenda/nieuws/uva-nieuws/content/nieuwsberichten/2015/06/leessnelheid-zo-ouder-zo-kind.html JAARGANG 87

Asjemenou! Vandaag mijn laatste patiënt, een puberknul, 13 jaar, afwijkende slik. Hij mocht halfvast voedsel meenemen, de eerste echte slikoefeningen; komt hij binnen met een K3-fruitbakje met daarin yoghurt. Ik wijs hem plagerig op het feit dat het toch een drama is dat de meiden van K3 uit elkaar zijn. Ja, zucht hij met een doodserieus gezicht, en het bakje valt ook al uit elkaar... (Ook met puberjongens kun je de slappe lach hebben, weet ik nu uit ervaring!) Esther van Rems-Dijkstra, logopedist Heeft u ook een asjemenou? Schrijf deze dan in maximaal 100 woorden op en stuur hem naar redactie@nvlf.nl Denkt u wel aan het anonimiseren van patiëntgegevens. NIEUWE INFORMATIE IN DOSSIER TAALONTWIKKELINGS- STOORNIS Begin juni is een animatie en een voorlichtingsfilmpje toegevoegd aan het dossier Taalontwikkelingsstoornis, dat staat op http://www.gezondheidsplein.nl/dossiers/taalontwikkelingsstoornis/item115124. De animatie is gebaseerd op de poster Jos heeft n TOS, en legt uit op welke signalen je als ouder kunt letten als je kind achterblijft in de taalontwikkeling. In de video komt logopedist Karin van de Kamp aan het woord. Zij vertelt onder andere waarom het belangrijk is alert te zijn als je kind zich qua taal minder goed ontwikkelt dan leeftijdsgenootjes. Het dossier Taalontwikkelingsstoornis is een samenwerking van Auris, Kentalis, NSDSK en de NVLF. Bron: www.nvlf.nl Braziliaans indianenvolk leert taal voorouders met hulp van Nederlander De Nederlandse taalkundige Leo Wetzels helpt de Tapeda-indianen in Brazilië de taal van hun voorouders te spreken. Het volk spreekt nu alleen nog Braziliaans- Portugees, maar wil graag de oorspronkelijke moedertaal weer beheersen om de eigen identiteit te versterken (en daarmee wellicht aanspraak te kunnen maken op bepaalde landrechten). Wetzels werd door de indianen benaderd gezien zijn achtergrond; hij deed onder andere taalkundig onderzoek bij de indianen in Brazilië en schreef een standaardwerk over de inheemse talen. Bron: www.onzetaal.nl Lees meer over onderzoek op http://static1.volkskrant.nl/static/ nmc/red/frameset/2015/vk06062015indianen/index.html Rectificaties Helaas is in de april uitgave bij het blog van Mirjam Blumenthal de verkeerde titel geplaatst. De titel moest zijn: Meten en weten. Auteur van het blog heeft deze titel bewust gehanteerd gezien de inhoud van het stuk. Zij beschrijft in haar blog haar beredenering dat meten namelijk juist NIET hetzelfde is als weten. Het blog kunt u ook lezen op http://www.kentalis.nl/professionals/ Academie/Professionals-vertellen/Meten-en-weten/ In de april uitgave staat ook een verslag over Taalstaal. In de tekst over de presentatie Kenmerken van kinderen met een taalontwikkelingsstoornis van Bernadette Vermeij staat geschreven Ook werd een significant verschil gevonden tussen de scores op de niet-verbale intelligentietests en de Schlichting Zinsontwikkeling, waarbij kinderen met een receptieve en expressieve stoornis lager scoren dan kinderen met alleen een expressieve stoornis. Uit het onderzoek dat Bernadette Vermeij tijdens haar presentatie toelichtte kwam inderdaad wel een significant verschil naar voren tussen de scores van de twee groepen kinderen op de nietverbale intelligentie, maar werd geen significant verschil gevonden op de zinsontwikkeling. Meer informatie over het onderzoek kunt u vinden op: http://www.nsdsk.nl/kinderen/kinderen_met_een_taalontwikkelingsstoornis/ NUMMER 7-8, juli 2015 05

Logopedie bij oudere kinderen Inhoud en vorm van de behandeling van kinderen met een specifieke taalontwikkelingsstoornis in de leeftijd van 8 tot 12 jaar auteurs gerda bruinsma HOGESCHOOLDOCENT EN JUNIOR ONDERZOEKER esther van niel DOCENT EN PROMOVENDA felicia allard LOGOPEDIST sanne donker LOGOPEDIST lieke kant LOGOPEDIST yasmijn moonen LOGOPEDIST ellen gerrits LECTOR LOGOPEDIE 6 LOGOPEDIE Een specifieke taalontwikkelingsstoornis (S-TOS) is een neurologische ontwikkelingsstoornis van genetische oorsprong die gekenmerkt wordt door een taalontwikkeling die beduidend achterblijft bij die van leeftijdsgenoten. Een S-TOS is op zichzelf staand; er is geen duidelijk aanwijsbare oorzaak (Gerrits & Van Niel, 2012). Hoewel de taalproblemen met het opgroeien minder opvallend worden, blijven ze vaak aanwezig tot in de volwassenheid. Een S-TOS heeft grote negatieve consequenties voor het totale functioneren van kinderen en volwassenen. Zij hebben vaak moeite met het volgen van onderwijs en stromen uit op lagere niveaus dan op grond van hun intelligentie verwacht mag worden. Zowel kinderen als volwassenen met S-TOS hebben minder maatschappelijk succes: zij hebben minder vrienden, zijn als volwassene vaker gescheiden en langduriger werkeloos (Clegg, Hollis, Mawhood & Rutter, 2005). Omdat de taalproblemen vaak blijvend zijn is adequate begeleiding niet alleen noodzakelijk voor jonge kinderen, maar ook voor kinderen in de hoogste klassen van het basisonderwijs en in het voortgezet onderwijs. Wetenschappelijk onderzoek naar de behandeling van taalontwikkelingsstoornissen heeft zich tot nu toe vooral gericht op jonge kinderen. Er is weinig onderzoek gedaan naar de inhoud en vorm van logopedische behandeling bij oudere kinderen met S-TOS. Slofstra-Bremer constateert in 1987 al dat literatuur over diagnostiek en behandeling bij S-TOS het meest gericht is op kinderen tussen 2 en 5 jaar. Daarin is de afgelopen jaren weinig veranderd. Van Groningen (2010) schrijft dat er een tekort aan kennis is over Nederlandstalige kinderen van 8 jaar en ouder met S-TOS. Voor het Engelse taalgebied is meer literatuur beschikbaar, hoewel er nauwelijks effectstudies zijn waaraan kinderen deelnemen die ouder zijn dan 6 jaar (Cirrin & Gillam, 2008). Logopedisten die oudere kinderen met S-TOS behandelen moeten hun begeleiding dus vormgeven met beperkte aanwijzingen en onderbouwing vanuit literatuur. Het is onduidelijk hoe zij dat in de praktijk doen. In de huidige studie zijn de vorm en inhoud geïnventariseerd van de behandeling bij kinderen van 8 tot en met 12 jaar met S-TOS. De onderzoeksvraag was: Hoe ziet de logopedische behandeling van kinderen van 8 tot en met 12 jaar met S-TOS eruit volgens de literatuur en in de praktijk?. De deelvragen richtten zich op de behandeldoelen, de vorm en organisatie van de behandeling en behandelmethoden. Om de onderzoeksvraag te beantwoorden werd een literatuurstudie uitgevoerd en een enquête afgenomen. De resultaten van beide deelonderzoeken zijn met elkaar in verband gebracht. JAARGANG 87

Methode Voor een beschrijvende review over de behandeling van oudere kinderen met S-TOS is in Nederlandse en in internationale literatuur gezocht naar informatie over doelen, methoden en vorm van de logopedische behandeling van kinderen van 8 tot en met 12 jaar. Gebruikte informatiebronnen zijn wetenschappelijke en niet-wetenschappelijke tijdschriften en handboeken. In tabel 1 staan de zoektermen. Naast de literatuurstudie is een digitale enquête afgenomen bij logopedisten. De enquête bestond uit 46 vragen over de logopedische problematiek van kinderen van 8 tot en met 12 jaar over de behandeling, de behandeldoelen en de behandelmethoden (zie kader voor voorbeelden). Bij de meeste vragen konden logopedisten kiezen uit verschillende antwoordmogelijkheden. Daarnaast konden zij bij veel vragen een eigen antwoord toevoegen. IN HET KORT Dit artikel geeft een overzicht van de inhoud van de logopedische behandeling van kinderen van 8 tot en met 12 jaar met een specifieke taalontwikkelingsstoornis (S-TOS). Doelen, therapievorm en methoden worden beschreven op basis van een literatuurstudie en een enquête bij 201 logopedisten in de vrije vestiging en het cluster 2-onderwijs. De bevindingen uit de literatuur en uit de praktijk worden met elkaar vergeleken. In het literatuuronderzoek zijn aanwijzingen gevonden dat logopedische behandeling effectief zou kunnen zijn bij oudere kinderen met S-TOS. De taalproblemen die het kind het meest belemmeren in de communicatie zouden de meeste aandacht moeten krijgen. Het is niet duidelijk of dit in de praktijk gebeurt. Logopedisten stellen vooral doelen voor verhaalopbouw, syntaxis en actieve woordenschat. In de literatuur wordt aangeraden directe en indirecte therapie te combineren. De enquête laat echter zien dat logopedisten voornamelijk gebruik maken van directe therapie bij oudere kinderen met S-TOS. Voor de behandeling van S-TOS maken veel logopedisten gebruik van Transparant Plus en Denkstimulerende Gespreksmethodiek (DGM). Logo-art wordt veel gebruikt bij de behandeling van spraakstoornissen. Logopedisten constateren dat er een gebrek is aan behandelmethoden voor oudere leerlingen. Er wordt regelmatig gebruik gemaakt van methoden die voor jongere kinderen ontwikkeld zijn. Omdat kinderen met een ernstige S-TOS meestal een indicatie hebben voor onderwijsondersteuning vanuit cluster 2 is de enquête verspreid onder logopedisten die kinderen met een cluster 2-indicatie behandelen. Deze indicatie wordt afgegeven op basis van landelijke criteria. Hierdoor kon een goed beeld worden gegeven van de behandeling van een grote en duidelijk afgebakende groep kinderen met S-TOS. Omdat de kinderen logopedie kunnen krijgen op school of in de vrije vestiging is de enquête verspreid onder logopedisten in vrijgevestigde praktijken en logopedisten in het cluster 2-onderwijs. In de vrije vestiging werden alle praktijken benaderd waarvan het e-mail adres te vinden was op internet. Logopedisten die werkzaam zijn in het cluster 2-onderwijs werden benaderd na contact met de school of de onderzoeksafdeling van hun organisatie. Er werd duidelijk aangegeven dat de enquête moest worden ingevuld voor kinderen met een cluster 2-indicatie. Logopedisten die niet met deze doelgroep werkten hoefden de enquête niet in te vullen. Voor de enquête zijn ongeveer 600 logopediepraktijken benaderd en alle cluster 2-scholen in Nederland (ongeveer 30 scholen). De enquête is ingevuld door 135 logopedisten in de vrije vestiging en door 61 logopedisten van cluster 2-scholen (zie tabel 2). Er hebben dus relatief veel logopedisten uit het cluster 2-onderwijs gereageerd. Het is niet mogelijk om te berekenen of het om een representatieve steekproef gaat, omdat niet bekend is hoeveel logopedisten kinderen met een cluster 2-indicatie behandelen. Resultaten Hieronder wordt per deelvraag van het on- Nederlandse zoektermen Engelse zoektermen Specifieke taalontwikkelingsstoornissen, directe therapie, indirecte therapie, behandeldoelen, ernstige spraak-taalmoeilijkheden, cluster 2 indicatie. Specific language impairment, language impairment, school-age, therapy, methods, speech therapist, speech language and communication needs, intervention, treatment. TABEL 1. Zoektermen die zijn gebruikt bij het literatuuronderzoek. Totaal aantal enquêtes Werkzaam in vrije vestiging Werkzaam in cluster 2-onderwijs Werkzaam in beide werksettings 201 (100%) 135 (67%) 61 (30%) 5 (3%) TABEL 2. Werksetting van de respondenten. NUMMER 7-8, juli 2015 7

8 LOGOPEDIE De volgende vragen hebben betrekking op de behandeldoelen bij oudere kinderen met S-TOS (leeftijd 8 tot 12 jaar). Werkt u bij oudere kinderen met S-TOS vooral aan: Alleen het veranderen van de stoornis Alleen aan activiteiten en participatie (compensatiestrategieen) Een combinatie van stoornis, activiteiten en participatie Op welk(e) gebied(en) richt u de behandeling bij kinderen van 8 tot en met 12 jaar met S-TOS? (meerdere antwoorden mogelijk) Fonologie Syntaxis Morfologie Passieve woordenschat Actieve woordenscht derzoek de informatie uit het literatuuronderzoek en de enquête weergegeven. Er wordt gekeken of de keuze van logopedisten overeenkomt met de aanbevelingen. Eerst zal kort worden beschreven wat bekend is over de effectiviteit van logopedie bij oudere kinderen. Effectiviteit Over de effectiviteit van logopedie bij kinderen van 8 jaar en ouder zijn de meningen verdeeld. Goorhuis en Schaerlaekens (2000) geven aan dat het effect van taalbehandeling gebonden is aan leeftijdsgrenzen. In de periode van 0 tot 7 jaar hebben kinderen een groot vermogen om het taalsysteem te ontwikkelen. Na het zevende jaar is er nog ruimte voor verdieping en uitbreiding van de verworven taal, maar aanleg van nieuwe taalstructuren wordt Woordvinding Communicatieve functies Conversatievaardigheden Verhaalopbouw Maakt u bij het behandelen van oudere kinderen met S-TOS gebruik van: Voornamelijk directe therapie Voornamelijk indirecte therapie Beide therapieën ongeveer evenveel Op welke manier begeleidt u de leerkracht bij de indirecte therapie aan het kind? (meerdere antwoorden mogelijk) Adviseren Voorbeelden geven Feedback geven Voordoen Samen lesgeven Niet van toepassing Anders: KADER 1. Voorbeelden van enquêtevragen. In de oorspronkelijke enquête werd de term ESM gebruikt. In overeenstemming met de tegenwoordig gebruikte terminologie is die term hier vervangen door S-TOS. steeds moeilijker. Daarom zal behandeling het meeste effect hebben in de periode tot ongeveer 7 jaar. Van den Dungen en Verboog (1991) vinden het niet reëel om te verwachten dat de communicatieve vaardigheden van een kind met S-TOS vanzelf verbeteren, zonder behandeling. Daarom is behandeling voor zowel jonge als oudere kinderen noodzakelijk. Er zijn twee effectstudies gevonden die gedeeltelijk van toepassing zijn op de leef- tijdsgroep 8 tot 12 jaar. Broomfield en Dodd (2011) onderzochten het effect van logopedische behandeling op spraak- en taalvaardigheden bij 730 kinderen met S-TOS in de leeftijd van 2 tot 16 jaar. Zij concludeerden dat logopedische behandeling gedurende een half jaar tot significant betere taalvaardigheid leidde dan geen behandeling. Oudere kinderen waren beperkt vertegenwoordigd: slechts 9,7% van de kinderen in de studie was 7 jaar of ouder. Boyle, Mc- Cartney, O Hare en Forbes (2009) onderzochten het effect van verschillende interventiemodellen op taalscores bij kinderen met S-TOS in de leeftijd van 6 tot 11 jaar. Therapie werd individueel gegeven of in kleine groepjes, direct door logopedisten of indirect door logopedie-assistenten. De therapie was gericht op taalbegrip, woordenschat, morfosyntaxis en vertelvaardigheden en werd gegeven volgens een protocol dat is gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek, meningen van experts en handleidingen van therapieprogramma s (Mc- Cartney et al., 2004). In vergelijking met een controlegroep die reguliere logopedie kreeg, liet de experimentele groep meer verbetering zien in de expressieve taal in alle interventiemodellen. Dit gold niet voor de receptieve taal. Aangetekend moet worden dat de therapie in alle interventiemodellen intensief was: drie keer per week 30-40 minuten gedurende 15 weken. Er zijn dus aanwijzingen dat logopedie effectief zou kunnen zijn bij kinderen van 8 tot 12 jaar met S-TOS, maar er is te weinig onderzoek gedaan om conclusies te kunnen trekken. Behandeldoelen Paul en Norbury (2012) geven aan dat de doelen van de logopedische behandeling van S-TOS ingedeeld kunnen worden in het veranderen van de stoornis (stoornisgericht werken) en het aanleren van communicatie- en compensatiestrategieën (werken aan activiteiten en participatie). Er zijn aanwijzingen dat logopedie effectief zou kunnen zijn bij kinderen van 8 tot 12 jaar met S-TOS, maar er is te weinig onderzoek gedaan om conclusies te kunnen trekken JAARGANG 87

Inbreng van het kind % logopedisten Het kind wordt enkel bewust gemaakt van de doelen 52,7 Het kind beslist niet mee over de doelen 19,9 Het kind bepaalt de volgorde van de doelen 17,4 Het kind bepaalt de doelen 13,9 Anders 24,4 TABEL 3. Inbreng van het kind bij het bepalen van de behandeldoelen. Communicatiestrategieën zijn er niet op gericht de taal op niveau te brengen, maar zijn hulpmiddelen die de logopedist aanreikt om kinderen te leren omgaan met hun beperking. Deze strategieën zijn bij oudere kinderen belangrijk, omdat de stoornis niet zal verdwijnen. Uit de enquête blijkt dat 91,5% van de logopedisten bij oudere kinderen een combinatie van stoornis, activiteiten en participatie centraal stelt in de behandeling. 6,5% stelt alleen activiteiten en participatie centraal. Slechts 2% van de logopedisten stelt alleen het veranderen van de stoornis centraal. Volgens Van den Dungen en Verboog (1991) is een belangrijk uitgangspunt bij het stellen van prioriteiten voor de behandeldoelen dat datgene wat het kind het meest belemmert in zijn communicatie het eerste behandeld wordt. Logopedisten stellen doelen voor verhaalopbouw (93%), syntaxis (88%) en actieve woordenschat (87%). Het is niet duidelijk of dit de aspecten zijn die de kinderen het meest belemmeren. Uit de enquête blijkt tevens dat 35% van de logopedisten voor de oudere kinderen doelen stelt voor de fonologie. Dat is opmerkelijk, omdat verwacht mag worden dat een fonologische stoornis bij kinderen van 8 jaar en ouder verdwenen is (Lewis, Freebairn & Taylor, 2000). Het taalgebruik zou prioriteit moeten krijgen bij de behandeling wanneer er naast een stoornis in de taalinhoud en taalvorm ook sprake is van een stoornis in het taalgebruik (Van den Dungen & Verboog, 1991). In de enquête is gevraagd welk aspect van de behandeling de meeste nadruk krijgt. De meeste logopedisten (26,9%) stellen verhaalopbouw als primair behandeldoel. Daarna volgen communicatieve functies (19,4%) en conversatievaardigheden (18,9%). Dit zijn doelen die zich richten op het verbeteren van het taalgebruik. De doelen hebben ook veel raakvlakken met het participeren in dagelijkse communicatieve situaties en sluiten aan bij de antwoorden die gegeven zijn over het centraal stellen van zowel stoornis als activiteiten en participatie. De motivatie van het kind voor de behandeling is erg belangrijk. Paul en Norbury (2012) stellen dat het kind gemotiveerder kan raken om mee te werken als het betrokken wordt bij het stellen van prioriteiten binnen de behandeldoelen. Door het kind ook bewust te maken van de achterliggende gedachte begrijpt het waarom er gewerkt wordt aan deze doelen. In de enquête is gevraagd hoe het kind meebeslist over de behandeldoelen. De gegevens zijn weergegeven in tabel 3. Ongeveer de helft van de logopedisten geeft aan de kinderen bewust te maken van de doelen in de behandeling. Een kleiner deel laat de kinde- EN DAN ren meebeslissen over de doelen. Bij de optie anders wordt het meest genoemd dat de behandeldoelen in overleg met het kind worden opgesteld en dat er wordt gekeken naar onderwerpen die op school worden behandeld. Slofstra-Bremer (1987) stelt dat het bij oudere kinderen mogelijk is om gerichte taaloefeningen te doen. Daarbij worden taalaspecten afzonderlijk geoefend. Omdat geoefende vaardigheden in taalvorm, taalinhoud en taalgebruik niet vanzelf worden toegepast in dagelijks taalgebruik zal er expliciet aandacht voor transfer moeten zijn in de therapie. Dat wordt ook wel een geïntegreerde benadering genoemd. Uit de enquête komt naar voren dat het merendeel van de logopedisten (88,6%) door middel van een geïntegreerde benadering werkt aan de gestelde behandeldoelen. Slechts 11,4% werkt apart aan elk doel zonder dit te integreren in alledaagse situaties. Directe en indirecte therapie In de literatuur zijn aanwijzingen dat indirecte therapie effectief zou kunnen zijn (Allen & Marshall, 2011; Boyle, McCartney, O Hare en Forbes, 2009, Van den Dungen & Verboog, 1991). Oudere kinderen zou- Belangrijke aanbevelingen voor de behandeling van kinderen van 8 tot 12 jaar zijn: Bepaal nauwkeurig wat het kind zou moeten leren en ga daarbij uit van de beperking en de participatieproblemen. Stel de vraag wat het kind het meest belemmert in de communicatie en het schoolse leren. Dat moet het primaire doel worden. Kijk goed welke onderliggende problemen op stoornisniveau daarvoor verminderd moeten worden. Betrek het kind bij het stellen van prioriteiten voor de behandeldoelen. Door het kind bewust te maken van de achterliggende gedachte bij de behandeldoelen begrijpt het waarom er gewerkt wordt aan deze doelen. Op deze manier wordt het kind verantwoordelijk gemaakt voor zijn eigen leren. De kans op medewerking tijdens de behandeling wordt daardoor groter. Leer doelstructuren bewust aan en maak gebruik van metalinguïstische vaardigheden. Integreer de taalaspecten vervolgens in een communicatieve context. Integreer het generalisatieproces in elke behandelsessie, omdat spontane generalisatie vaak niet optreedt na de behandeling. Het is effectief gebleken om schoolmethoden te gebruiken om het generalisatieproces te bewerkstelligen. Denk aan de mogelijkheden van het werken met kleine groepjes kinderen met S-TOS. Besteed evenveel aandacht aan directe en indirecte therapie. Dit geeft kinderen de meeste kans om nieuw taalgedrag aan te leren. NUMMER 7-8, juli 2015 9

Percentage logopedisten GRAFIEK 1. Frequentie van het contact over indirecte therapie tussen logopedist en leerkracht in de vrije vestiging en in het cluster 2-onderwijs. Percentage logopedisten 100% 80% 60% 40% 20% 0% 100% 80% 60% 40% 20% 0% minstens 1x per week 1x per 2 weken 1x per maand Frequentie contact leerkracht 1x per week 1x per 2 weken 1x per maand 1x per 6 weken 1x per 6 weken Frequentie contact ouder(s)/verzorger(s) vrije vestiging 1x per 3 maanden vrije vestiging 1x per 3 maanden cluster 2 onderwijs 1x per half jaar anders cluster 2 onderwijs 1x per half jaar anders GRAFIEK 2. Frequentie van het contact tussen logopedist en ouder(s)/verzorger(s) in de vrije vestiging en in het cluster 2-onderwijs. wordt uitgelokt om geleerde taalvaardigheden toe te passen. Daarvoor werkt ze samen met volwassenen uit de omgeving van het kind. Een efficiënte vorm van samenwerking met leerkrachten is het informeren en instrueren van de leerkracht, waarbij de focus niet ligt op de problemen van de leerling, maar op de mogelijkheden van de leerkracht om de leerling te begeleiden (Boerman & Bruins, 2000). De resultaten uit de enquête laten zien dat logopedisten met zowel leerkrachten als ouders op bovengenoemde manier samenwerken. Een groot gedeelte van de ondervraagde logopedisten geeft aan gebruik te maken van adviseren (84,1%), voorbeelden geven (76,6%), en feedback geven (45,8%) bij de indirecte therapie via ouders en leerkrachten. Individuele en groepsbehandeling Een studie van Boyle et al. (2009) toont aan dat er geen significant verschil in taalscores is tussen kinderen met S-TOS in de leeftijd van 6 tot 11 jaar die individuele logopedie krijgen, of logopedische behandeling in kleine groepjes. Van den Dungen en Verboog (1991) geven aan dat de mogelijkheden en beperkingen van een kind bepalend zijn voor de keuze. Bij een kind met een ernstige taalontwikkelingsstoornis geven zij de voorkeur aan starten met een individuele behandeling, zodat er goed kan worden ingegaan op de specifieke problemen van het kind. Later zou met groepsbehandeling kunnen worden ingezet op de transfer van geleerde vaardigheden op het gebied van communicatieve functies en conversatievaardigheden. 10 LOGOPEDIE den in zoveel mogelijk verschillende situaties gestimuleerd moeten worden in hun taalgebruik. Een combinatie van directe en indirecte therapie wordt dan ook aanbevolen en geeft oudere kinderen de meeste kans om nieuw taalgedrag aan te leren (Van den Dungen & Verboog, 1991; Goorhuis & Schaerlaekens, 2000). De resultaten van de enquête laten zien dat logopedisten in Nederland bij oudere kinderen met S-TOS vaker gebruik maken van directe therapie dan van indirecte therapie. De meeste logopedisten (65,2 %) geven aan voornamelijk gebruik te maken van directe therapie. 2% van de logopedisten maakt voornamelijk gebruik van indirecte therapie en 32,8 % gebruikt evenveel directe als indirecte therapie. Logopedisten geven aan vooral de ouders en leerkrachten te betrekken bij de behandeling van oudere kinderen. In grafiek 1 en grafiek 2 is te zien dat de ondervraagde logopedisten in de vrije vestiging vaker contact over indirecte therapie hebben met de ouders en de logopedisten in het cluster 2-onderwijs vaker met de leerkracht. Tijdens de indirecte therapie wil de logopedist een situatie creëren waardoor het kind De meerderheid van de logopedisten uit de enquête (66%) geeft de behandelingen individueel, tegenover 6% die de kinderen in groepsverband behandelt. 27% van de logopedisten behandelt de kinderen door middel van een combinatie van individuele en groepsbehandeling. De keuze om individueel te behandelen komt overeen met de voorkeur van Van den Dungen en Verboog (1991) bij het behandelen van kinderen met een ernstige stoornis maar wordt niet ondersteund door effectstudies (Boyle et al, 2009, Broomfield & Dodd, 2011). Metalinguïstisch vermogen Bij oudere kinderen met S-TOS kan er tij- LOGOPEDIE JAARGANG 87

Logo-Art Metaphon Dyspraxieprogramma PROMPT Hodson & Paden GRAFIEK 3. Meest gebruikte methode bij de behandeling van spraakproblemen. GRAFIEK 4. Meest gebruikte methode bij de behandeling van taalproblemen. dens de behandeling gebruik worden gemaakt van het metalinguïstisch vermogen (Slofstra-Bremer 1987; Paul & Norbury, 2012). Het metalinguïstisch vermogen stelt een kind in staat om na te denken over en te reflecteren op taal (Schaerlaekens, 2008). De behandeling wordt hierdoor meer educatief en trainend dan speels, maar dat betekent niet dat het spelelement helemaal wegvalt (Slofstra-Bremer, 1987). Van den Dungen en Verboog (1991) geven ook aan dat taalstructuren bewust kunnen worden getraind met het kind. Zwitserlood NUMMER 7-8, juli 2015 Anders 2,0% 4,5% 9,5% Denkstimulerende gespreksmethodiek (DGM) 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% Transparant Plus Transparant Communicatieve taaltherapie Van den Dungen Schoolmethoden Taaltraining Mondjesmaat Taalachterstand en Taalverwerving (TenT) LinC Curriculum Schoolrijpheid Zeg het maar helemaal Logopedie-klapper Zo snap ik het Functionele Imitatie van Taalstructuren (FIT) Anders 15,9% 18,9% 1,0% 0,5% 0,5% 0,5% 0,0% 0,0% 0,0% 3,0% 8,5% 12,4% 11,4% 49,3% 20,4% 19,4% 22,4% 0,0% 5,0% 10,0% 15,0% 20,0% 25,0% (2014) toonde onlangs aan dat het metalinguïstisch trainen van de zinsbouw met het programma Metataal bij oudere kinderen met S-TOS effectief is. 60% van de ondervraagde logopedisten behandelt door middel van training. Het doel wordt hierbij specifiek aangeleerd en de training is meestal metalinguïstisch van aard. Daarentegen maakt 40% van de logopedisten geen gebruik van het metalinguïstisch vermogen maar van spelactiviteiten om het behandeldoel te oefenen. De keuze van een groot deel van de logopedisten om metalinguïstische vaardigheden te integreren in de behandeling komt overeen met de aanbevelingen uit het literatuuronderzoek. Behandelmethoden en materialen In deze laatste paragraaf wordt per taalaspect de informatie over behandelmethoden en materialen uit de literatuur en de enquête beschreven. Eerst wordt stilgestaan bij spraakproblemen. In de literatuur worden geen behandelmaterialen of methoden genoemd voor het behandelen van problemen in de fonologie bij oudere kinderen met S-TOS. Ook over andere spraakproblemen zijn er weinig aanbevelingen die specifiek gericht zijn op oudere kinderen. Zoals in grafiek 3 te zien is, wordt Logo-art door 49% van de logopedisten genoemd als meest gebruikt behandelmateriaal bij de behandeling van spraakproblemen. Ook Metaphon, het Dyspraxieprogramma, Hodson & Paden en PROMPT worden ingezet. Er wordt dus vooral gebruikt gemaakt van methoden die ontwikkeld zijn voor de behandeling van jongere kinderen, waarschijnlijk omdat er geen ander materiaal voor handen is. In grafiek 4 zijn de meest gebruikte methoden en materialen voor de behandeling van taalproblemen te zien. De categorie anders is vaak gebruikt. Veel logopedisten geven daarbij aan dat het niet mogelijk is een keuze te maken voor de meest gebruikte methode, omdat meerdere methoden worden gecombineerd om optimaal aan te sluiten bij de problematiek en interesse van het kind. Er worden in de Nederlandse literatuur twee behandelmaterialen/-methoden genoemd voor het behandelen van proble- Een combinatie van directe en indirecte therapie wordt aanbevolen en geeft oudere kinderen de meeste kans om nieuw taalgedrag aan te leren 11

12 LOGOPEDIE men in de syntaxis en morfologie bij oudere kinderen met S-TOS, namelijk Transparant Plus en Taaltraining Mondjesmaat uit Curriculum Schoolrijpheid (Goorhuis & Schaerlaekens, 2000). De effectiviteit is niet onderzocht. In grafiek 4 is te zien dat logopedisten gebruik maken van deze twee methoden. Er wordt echter ook gebruik gemaakt van methoden die ontwikkeld zijn voor jongere kinderen. Ten aanzien van woordenschat komt uit het literatuuronderzoek naar voren dat er bij oudere kinderen met S-TOS kan worden gewerkt door middel van thema s (Goorhuis & Schaerlaekens, 2000; Elbers & Van Loon- Vervoorn, 1990 in: Van den Dungen & Verboog, 1991). Uit de enquête blijkt dat veel logopedisten dat doen (genoemd bij anders ). Het thema sluit in veel gevallen aan op de schoolthema s. Paul en Norbury (2012) stellen dat het effectiever is om schoolmethoden te gebruiken in de logopedische behandeling van oudere kinderen met S-TOS dan eigen methoden. Dit bevordert het generalisatieproces. Van de ondervraagde logopedisten gaf 40% aan ook schoolmethoden te gebruiken en 8,5% geeft aan schoolmethoden het meest te gebruiken. De didactische werkwijze Met woorden in de weer wordt vaak genoemd bij anders (van den Nulft & Verhallen, 2009). Voor het behandelen van problemen in de pragmatiek komen de Denkstimulerende Gespreksmethodiek (DGM) (Golstein, Heeg & Kuiper, 2006) en debatteren (Stam, 2007) als aanbevelingen uit het literatuuronderzoek naar voren. Uit de enquête blijkt dat logopedisten deze methoden inderdaad gebruiken. Debatteren wordt genoemd bij de categorie anders. Discussie en conclusie Uit onze studie blijkt dat er weinig informatie is over de behandeling van oudere kinderen met S-TOS. Er is nauwelijks effectonderzoek gedaan. Tevens zijn er weinig beschrijvingen van hoe in de praktijk gehandeld wordt. Desondanks is het mogelijk gebleken een aantal uitspraken te doen over behandeldoelen en de vorm en organisatie van de logopedie. Daarbij is het wel de vraag of de informatie uit internationale literatuur zonder meer gegeneraliseerd kan worden naar de Nederlandse situatie. De organisatiestructuur en inclusiecriteria voor logopedie kunnen verschillen in andere landen en worden niet altijd duidelijk beschreven in de artikelen. Over behandelmethoden konden nauwelijks uitspraken gedaan worden op basis van literatuur. Voor het beantwoorden van de vraag of logopedisten in overeenstemming werken met wat beschreven wordt zijn de gegevens uit de literatuur vergeleken met de antwoorden van 201 respondenten. Het is niet duidelijk of dit aantal voldoende is om de bevindingen te generaliseren naar alle logopedisten in Nederland. Tevens zijn logopedisten in het cluster 2-onderwijs in verhouding meer vertegenwoordigd dan logopedisten in de vrije vestiging. Het is mogelijk dat deze twee groepen logopedisten anders handelen en dat de cluster 2 logopedisten nu een relatief grote invloed hebben gehad op de resultaten. Bij oudere kinderen met S-TOS kan tijdens de behandeling gebruik worden gemaakt van het metalinguïstisch vermogen Als het gaat om het stellen van behandeldoelen werken de ondervraagde logopedisten in grote lijnen in overeenstemming met wat er beschreven wordt in de literatuur. Logopedisten besteden veel aandacht aan taalgebruik, ze stellen een combinatie van stoornis, activiteiten en participatie centraal en ze besteden aandacht aan de transfer naar dagelijkse situaties. In vorm en organisatie van de logopedie werken logopedisten niet altijd in overeenstemming met beschikbare evidentie. Behandeling in groepjes kan even effectief zijn als individuele behandeling en een combinatie van directe en indirecte therapie wordt aanbevolen. De ondervraagde logopedisten passen deze organisatievormen niet altijd toe. Apeldoorn, Vinke en Vonhof (2011) vonden in hun onderzoek naar logopedie bij S-TOS in Nederland dat de combinatie van directe en indirecte logopedie veel vaker gebruikt wordt dan in het huidige onderzoek. Mogelijk komt dit omdat de enquête van Apeldoorn et al. zich op een iets jongere groep richtte (7 t/m 12 jaar) en de vraag globaler was gesteld. Op het gebied van behandelmethoden is het lastig om aan te geven of er wel of niet in overeenstemming met de literatuur wordt gewerkt. Er zijn weinig behandelmethoden bekend voor de behandeling van oudere kinderen met S-TOS, waardoor er in de praktijk gebruik wordt gemaakt van methoden die ontwikkeld zijn voor jongere kinderen. De ondervraagde logopedisten geven dan ook aan dat zij behoefte hebben aan meer behandelmateriaal en meer behandelmethoden voor de behandeling van oudere kinderen met S-TOS. Concluderend kan gezegd worden dat logopedisten een weg vinden in de behandeling van oudere kinderen, ondanks dat er weinig onderbouwing is vanuit wetenschappelijk onderzoek. De keuzes en overwegingen komen vaak, maar niet altijd, overeen met aanbevelingen uit de literatuur. Contact Dit artikel is gebaseerd op een onderzoek dat is uitgevoerd in 2012 in het kader van een afstudeerproject aan het lectoraat en de opleiding logopedie van Hogeschool Utrecht. De contactpersoon is Gerda Bruinsma, gerda.bruinsma@hu.nl Auteurs Felicia Allard is logopedist en werkt bij Logopedie Groene Hart, praktijk voor logopedie in Gouda. Gerda Bruinsma, MSc is logopedist en hogeschooldocent. Zij heeft geruime tijd als logopedist gewerkt op verschillende scholen voor speciaal onderwijs en op een medisch kleuterdagverblijf. In 2007 werd zij docent aan de opleiding logopedie van Hogeschool Utrecht. Haar vakgebieden zijn taalontwikkelingsstoornissen en kwaliteit en ethiek. In 2009 rondde zij haar mas- JAARGANG 87

ter Logopediewetenschap af. Zij is verbonden aan het lectoraat logopedie en is onlangs gestart met promotieonderzoek naar de effectiviteit van logopedie bij kleuters met een taalontwikkelingsstoornis. Zij was opdrachtgever voor het afstudeerproject waar dit artikel op is gebaseerd. Sanne Donker werkt als logopedist bij logopediepraktijk Saskia Kraan, gevestigd op de Van Voorthuijsenschool, cluster 3-school voor zeer moeilijk lerende kinderen in Haarlem en Hoofddorp. Daarnaast is zij werkzaam bij Buitenschool De Schans in Utrecht. Dit is een cluster 3-school voor langdurig zieke kinderen. Prof. Dr. Ellen Gerrits is lector logopedie aan Hogeschool Utrecht, faculteit Gezondheidszorg en hoogleraar logopediewetenschap aan de Universiteit Utrecht. Haar onderzoek richt zich op evidence-based logopedie, effect van logopedische therapie, kinderen met taalontwikkelingsstoornissen, kinderen met een gehoorverlies en cochleaire implantatie. Het afstudeerproject waar dit artikel op is gebaseerd is uitgevoerd binnen het lectoraat logopedie. Lieke Kant is logopedist en werkt bij Logopedie Vechtstreek in Maarssen en Loosdrecht. Yasmijn Moonen is logopedist en werkt bij Logopediepraktijk Het Zand in Utrecht. Esther van Niel, MA is logopedist en docent. Zij werkte een aantal jaar als logopedist in de vrije vestiging en volgde daarnaast een master Algemene Taalwetenschap. Sinds 2012 is zij werkzaam bij de Hogeschool Utrecht. Ze geeft les in het vakgebied taal-en spraakontwikkelingsstoornissen en voert binnen het lectoraat Logopedie onderzoek uit op het gebied van effectiviteit van logopedie bij kinderen met taalontwikkelingsstoornissen. Zij was begeleider bij het afstudeerproject waar dit artikel op is gebaseerd. NUMMER 7-8, juli 2015 De keuze van de logopedist om individueel te behandelen komt overeen met de voorkeur van Van den Dungen en Verboog bij het behandelen van kinderen met een ernstige stoornis, maar wordt niet ondersteund door effectstudies LITERATUURLIJST > Allen, J. & Marshall, C.R. (2011). Parent-child interaction therapy (PCIT) in school-aged children with specific language impairment. International Journal of Language & Communication Disorders (46)4, 397-410. doi: 10.3109/13682822.2010.517600 > Apeldoorn, F., Vinke, l. & Vonhof, J. (2011). Behandeling van spraak- en taalstoornissen bij kinderen met een cluster 2 indicatie. Beschrijving van frequentie, duur en inhoud. Afstudeerproject logopedie, Hogeschool Utrecht, Utrecht > Boerman, R. & Bruins, M. (2000). Leerkracht en logopedist: samen in school. Logopedie en Foniatrie, 10, 208-213. > Boyle, J., McCartney, E., O Hare, A. & Forbes J. (2009). Direct versus indirect and individual versus group modes of language therapy for children with primary language impairment: principal outcomes from a randomized controlled trial and economic evaluation. International Journal of Language & Communication Disorders, 44, 826-846. doi: 10.3109/13682820802371848 > Broomfield, J. & Dodd, B. (2011). Is speech and language therapy effective for children with primary speech and language impairment? Report of a randomized control trial. International Journal of Language & Communication Disorders, 46, 628-640. doi: 10.1111/j.1460-6984.2011.00039.x > Cirrin, F.M., & Gillam, R.B. (2008). Language intervention practices for school-age children with spoken language disorders: A systematic review. Language, Speech, and Hearing Services in Schools, 39(1), S110-S137. > Clegg, J., Hollis, C., Mawhood, L. & Rutter, M. (2005). Developmental language disorders, a follow-up in later adult life. Cognitive, language and psychosocial outcomes. Journal of Child Psychology and Psychiatry, 46, 128-149. > Dungen van den, L. & Verboog, M. (1991). Kinderen met taalontwikkelingsstoornissen. Bussum: Uitgeverij Coutinho. > Gerrits, E. & Van Niel, E, (2012). Taalachterstand of taalontwikkelingsstoornis? Dysfasie, ESM, SLI of taalstoornis? Logopedie, 11, 6-11 > Golstein, C., Heeg, J. & Kuiper, C. (2006). Coachen in het ZMLK-onderwijs: Een nieuwe uitdaging? Logopedie en Foniatrie, 6, 192-198. > Goorhuis, S.M. & Schaerlaekens, A. (2000). Handboek taalontwikkeling, taalpathologie en taaltherapie- bij Nederlandssprekende kinderen. Utrecht: De Tijdstroom Uitgeverij. > Groningen van, R. (2010). Complexity and correctness in older children with SLI: related or not? Master Thesis General Linguistics, Universiteit van Amsterdam, Amsterdam. > Lewis, B.A., Freebairn, L.A., Taylor, H.G. (2000). Follow-Up of Children with Early Expressive Phonology Disorders. Journal of Learning Disabilities, 33, 433-444. doi: 10.1177/002221940003300504 > McCartney, E., Boyle, J., Bannatyne, S., Jessiman, E., Campbell, C., Kelsey, C., &... O Hare, A. (2004). Becoming a manual occupation? The construction of a therapy manual for use with language impaired children in mainstream primary schools. International Journal Of Language & Communication Disorders, 39(1), 135-148. > Nulft, D. van den & Verhallen, M. (2009). Met woorden in de weer. Bussum: Coutinho > Paul, R. & Norbury, C.F. (2012). Language Disorders from Infancy through Adolescence: Listening, Speaking, Reading, Writing, and Communicating. St. Louis, Missouri (USA): Elsevier. > Schaerlaekens, A.M. (2008). De taalontwikkeling van het kind. Groningen: Noordhof Uitgevers > Slofstra-Bremer, C.F. (1987). Taaltherapie bij oudere kinderen. Logopedie en Foniatrie, 59, 214-217. > Stam, C. (2007). Taalgestoorde kinderen in debat. Logopedie en Foniatrie, (4), 128-133. > Zwitserlood, R. (2014) Language growth in Dutch school-age children with specific language impairment. Doctoraal dissertatie Universiteit Utrecht. Utrecht: LOT. 13

Meertalige kinderen met TOS hebben recht op een meertalige aanpak Symposium Multi-SLI auteur karin wiefferink Zaterdag 30 mei organiseerde Kentalis het symposium Multi-SLI. Het symposium was de afsluiting van een Europees project waartoe Kentalis het initiatief nam. Zeven Europese landen hebben bijna twee jaar lang praktijkervaringen ( best-practices ) uitgewisseld in zorg en onderwijs aan kinderen met een taalstoornis, die opgroeien in een meertalige omgeving. Op het symposium deelden de projectmedewerkers hun ervaringen met logopedisten en andere professionals die deze kinderen behandelen en begeleiden. Is een meertalige omgeving goed voor een kind met TOS? Hoe stimuleren ouders de taalontwikkeling van hun kind in verschillende culturen? Hoe beïnvloeden normen en waarden de interactie met kinderen? Welke woorden leren kinderen het eerst in verschillende culturen? Deze en andere vragen kwamen tijdens het symposium aan de orde. 14 LOGOPEDIE Ondanks het vroege uur kwamen ongeveer 80 mensen uit het hele land naar Sint-Michielsgestel. Mirjam Blumenthal, initiatiefnemer van het project, opende het symposium in het Engels met, in het kader van meertaligheid, een kort intermezzo in het Nederlands. Eerst inventariseerde zij hoe het zit met de meertaligheid van de deelnemers. Er waren nauwelijks deelnemers die zelf meertalig zijn opgevoed en enkele deelnemers voeden hun kinderen meertalig op. Maar veel van de aanwezigen hadden in hun werk wel met meertalige kinderen te maken. Mirjam benadrukte dat de moedertaal voor alle JAARGANG 87

De moedertaal is voor alle kinderen belangrijk, dus ook voor kinderen met TOS. Dat is helaas niet bij alle behandelaars bekend kinderen belangrijk is, dus ook voor kinderen met TOS. Dat is helaas niet bij alle behandelaars bekend. Het Europese Multi-SLI project De volgende spreker was Wiebke Scharff Rethfeldt. Zij is logopedist en hoogleraar in Bremen. Zij introduceerde het Europese Multi-SLI project, waarin België, Duitsland, Engeland, Luxemburg, Malta, Zweden en Nederland participeerden. Bij de uitwisseling van best-practices waren logopedisten, psychologen en docenten betrokken. Ook Nederlandse ouders van meertalige kinderen met TOS waren vertegenwoordigd, omdat zij ervaring hebben met de combinatie TOS en meertaligheid. De projectleden constateerden een aantal uitdagingen. Ten eerste zijn behandelaars vaak niet bekend met de taal en cultuur van het kind, wat het risico in zich draagt dat er een verkeerde diagnose gesteld wordt en dat de behandeling niet afgestemd is op de behoeften van de ouders en het kind. Ten tweede zijn er nauwelijks goede testen beschikbaar voor meertalige kinderen en worden kinderen vaak gediagnosticeerd met testen die voor eentalige kinderen zijn genormeerd. Ten slotte is er weinig bekend over de taalontwikkeling van meertalige kinderen met TOS. De belangrijkste boodschap die Wiebke Scharff Rethfeldt mee wilde geven is dat eentaligheid niet de norm is en dat in diagnostiek en behandeling plaats is voor de moedertaal en de cultuur van het kind. AThEME Maaike Verrips is eigenaar van de Taalstudio, een bureau dat taalwetenschappelijke kennis beschikbaar maakt voor praktische doeleinden. Zij vertelde over AThEME (Advancing the European Multilingual Experience), een Europees onderzoek naar verschillende aspecten van meertaligheid. Acht Europese landen doen mee aan dit onderzoek, dat in 2019 wordt afgerond. Zij vertelde dat uit eerder onderzoek bleek dat kinderen heel goed in staat zijn om twee talen te scheiden. Voor een tweetalige opvoeding is het nodig dat het taalaanbod in beide talen minimaal 30% is. Bovendien is meertaligheid goed voor non-verbale cognitieve vaardigheden, leren meertaligen makkelijker een nieuwe taal en zijn meertalige kinderen zich eerder bewust van het perspectief van anderen. In AThEME wordt de komende jaren onderzoek gedaan naar regionale talen, b.v. Fries, en meertaligheid. Ook wordt er onderzoek gedaan naar meertaligheid waarbij de thuistaal niet de dominante taal in de omgeving van het kind is. Daarnaast gaat AThEME onderzoek doen naar het brein van meertaligen, met name naar hoe het brein werkt bij de cognitieve voordelen die hierboven genoemd zijn. Tot slot worden er ook diagnostische testen ontwikkeld voor TOS en dyslexie. Meer informatie over dit Europese project is te vinden op www.atheme.eu. NUMMER 7-8, juli 2015 De rol van ouders De volgende spreker was Eva Kristina Salameh, logopedist en onderzoeker uit Zweden. Zij vertelde over de rol van ouders bij de taalontwikkeling van kinderen. Zij onderscheidde twee visies over hoe kinderen een taal leren en de rol van ouders daarin. De eerste visie is dat kinderen talig worden opgevoed, de dominante visie in Europa en Noord-Amerika. In deze visie is de taalontwikkeling de verantwoordelijkheid van de ouders. De ouders doen dat door het perspectief van het kind te nemen om het kind te begrijpen. Bovendien passen ouders hun taalgebruik aan aan het niveau van het kind, de zogenaamde babytaal. Ouders benoemen wat ze zien en wat het kind doet en conversaties bestaan vaak uit vragen van de ouders aan het kind. Dit zijn zogenaamde controle vragen met als doel om na te gaan of het kind begrijpt wat er is gezegd. De an- 15