LES 9. GROEP: 3 t/m 8 DOELSTELLINGEN: Groep 3/4: Beoordelen Trampolinespringen. O De leerling heeft geen goede sprong in de trampoline ( 1 been voor de trampoline, 2 benen in de trampoline) en geen balans in de lucht. V De leerling heeft een goede insprong en landt veilig op de mat. G De leerling loopt snel aan en de sprong is omhoog en in balans (vormspanning). - De leerling kan samen met de leerkracht de sandwichgreep uitvoeren. Mikken op een doel. - De leerling kan de bovenhandse strekworp gericht uitvoeren. Klokkenluiden. - De leerling kan een medeleerling veilig heen en weer laten zwaaien. Groep 5/6: Trampoline springen. Beoordelen Trampoline springen. O De leerling heeft geen goede insprong en geen controle tijdens de sprong. V De leerling loopt snel aan, springt met veel kracht in de trampoline, heeft een zweeffase G met vormspanning en landt veilig op zijn voeten. De leerling kan tijdens de zweeffase verschillende sprongen laten zien: Spreidsprong, hurksprong, skatesprong. Mikken op een doel. - De leerling kan onder druk, gericht de bovenhandse strekworp uitvoeren in wedstrijdvorm. Klokkenluiden. - De leerling kan een medeleerling veilig heen en weer laten zwaaien. Groep 7/8: Trampoline springen. Beoordelen Trampoline springen. O De leerling heeft een goede insprong en landt veilig op de mat. V De leerling heeft controle in de lucht zodat trucks (spreidsprong, hurksprong) uitgevoerd G kunnen worden. De leerling heeft controle in de lucht en kan de hele draai of salto uitvoeren waarna stabiel op de mat geland wordt. Mikken op een doel. - De leerling kan onder druk gericht de bovenhandse strekworp uitvoeren in wedstrijdvorm. Klokkenluiden. - De leerling kan een medeleerling veilig heen en weer laten zwaaien.
LES 9. GROEP: 3 t/m 8 HET MATERIAAL: Groep 3/4: Inleiding: - 5 pittenzakjes - 2 lintjes Vak 1: - 1 dikke mat - 1 trampoline - 2 banken Afsluiting: - Sleutelbos - Blinddoek Groep 5/6: Inleiding: - 2 lintjes - 5 ringen Vak 1: - 1 dikke mat - 1 trampoline - 2 banken Afsluiting: - Geen Vak 2: - 2 kasten - 4 pionnen - 4 paaltjes - 8 pittenzakjes - 2 korfbalpalen - 1 toversnoer - Kranten, knijpers (Zelf meenemen) Vak 2: - 2 kasten - 12 pionnen of blokjes - 2 zachte ballen Vak 3: - 1 lange mat - 5 touwen, met 8- knoop (geen andere knoop!) Vak 3: - 1 lange mat - 5 touwen, met 8- knoop (geen andere knoop!) Groep 7/8: Inleiding: - 2 lintjes Vak 1: - 1 dikke mat - 1 trampoline - 2 banken Afsluiting: - Geen Vak 2: - 2 kasten - 12 pionnen of blokjes - 2 zachte ballen Vak 3: - 1 lange mat - 5 touwen, met 8- knoop (geen andere knoop!)
LES 9. GROEP: 3 t/m 8 OPSTELLING VAN HET MATERIAAL: Groep 3/4: KLOKKENLUIDEN MIKKEN OP EEN DOEL Groep 5/6 TRAMPOLINE SPRINGEN KLOKKENLUIDEN MIKKEN OP EEN DOEL TRAMPOLINE SPRINGEN Groep 7/8 KLOKKENLUIDEN MIKKEN OP EEN DOEL TRAMPOLINE SPRINGEN
LES 9. GROEP: 3/4 INLEIDING. Tik de Schat! - Er zijn twee tikkers. - In het spel zijn 5 pittenzakjes. - De tikkers mogen alleen de leerlingen tikken die het zakje vast hebben. - Het zakje kan worden doorgegeven. - Wordt het pittenzakje aan jou gegeven, dan moet je hem aanpakken. - Ben je af, dan leg je het zakje op de grond en kom je naar de bank. Drie is teveel. - Er mag niet gegooid worden met de zakjes. VAK 1. Springen. - De leerlingen maken een rij achter de banken. - De eerste leerling neemt een aanloop, zet met 1 voet af, 2 voeten in de trampoline en landt met 2 voeten op de mat. - Letten op: o Vormspanning, het hele lichaam is gespannen. o Juiste ritme o Sprong moet de hoogte in. Hulpverlening: - Leerlingen uitleggen wat de sandwichgreep is. Handen bij buik en rug, doorschieten naar voren voorkomen. Na een aantal sprongen, samen met leerlingen gaan hulpverlenen. Corrigeer de leerling waar het fout gaat. VAK 2. Mikken op een doel. - De leerlingen verdelen zich over de twee vakken. Vak 1: Mikken op de pionnen. Vak 2: Mikken op kranten. - Er wordt gemikt met de bovenhandse strekworp, vanaf de hoepel. - Tegelijk gooien en tegelijk halen. Wijs een leerling aan die dit kan aangeven. Moeilijkheidsgraad aanpassen door: - De afstand te vergroten/verkleinen - Wedstrijden. VAK 3. Klokkenluiden. - In de touwen zitten 8-knopen. - 1 touw sla je om het andere touw heen. - 1 leerling zit op het touw, de andere leerling trekt aan het andere touw, zo gaat de leerling op het touw schommelen. - Na 5 keer zwaaien wordt er gewisseld. Letten op: - Afstand tussen de touwen - Recht achter het touw trekken, anders wordt er scheef geschommeld. - Veiligheid van de wachtende leerlingen. AFSLUITING: Slapende zeerover. - Alle leerlingen zitten in een kring, in het midden ligt een turnmat. - Daarop zit, op handen en knieën, een leerling geblinddoekt. - Onder de leerling ligt een sleutelbos. - De leerkracht wijst een leerling aan, die mag proberen om de sleutelbos te stelen. - De zeerover probeert de leerling te tikken, daarna wisselen van leerlingen.
LES 9. GROEP: 5/6 INLEIDING. Tik de Ring! - Er zijn twee tikkers. - In het spel zijn 5 ringen. - De tikkers mogen alleen de leerlingen tikken die de ring vast hebben. - De ring kan worden door gegeven. - Wordt de ring aan jou gegeven, dan moet je hem aanpakken. - Ben je af, dan leg je de ring op de grond en kom je naar de bank. - Drie is de te veel. - Er mag niet gegooid worden met de ring. VAK 1. Springen. - De leerkracht vangt de eerste ronde samen met een leerling. Als alle leerlingen een keer hebben gevangen, dan gaan 2 leerlingen vangen. De leerkracht blijft in de buurt, maar kan daarna naar andere plekken in de zaal lopen. Niet goed vangen is niet meer springen. - Pion op de trampoline, betekent niet springen! - Leerling rent naar de trampoline, zet af met 1 been, 2 benen in de trampoline, landt op twee voeten op de dikke mat. Tijdens de sprong letten op: - Vormspanning, het hele lichaam is gespannen. - Juist ritme - Sprong moet de hoogte in. Hulpverlening: - Leerlingen uitleggen wat de sandwichgreep is. Handen bij buik en rug, doorschieten voorkomen. Na een aantal sprongen, samen met leerlingen gaan hulpverlenen. Corrigeer de leerling waar het fout gaat. VAK 2. Mikken op een doel. - De leerlingen verdelen zich over de twee vakken. - Welk team heeft als eerst de 6 pionnen van het andere team omgegooid? - De leerlingen kunnen niet af zijn wanneer ze geraakt worden door de bal. - Stimuleer het mikken met de bovenhandse strekworp. Geen slingerworp. Moeilijkheidsgraad aanpassen door: - De afstand te vergroten/verkleinen - Grotere of kleinere bal. - Meer of minder pionnen VAK 3. Klokkenluiden. - In de touwen zitten 8 knopen. - 1 touw sla je om het andere touw heen. - 1 leerling zit op het touw, de andere leerling trekt aan het andere touw, zo gaat de leerling op het touw schommelen. - Na 5 keer zwaaien wordt er gewisseld. Letten op: - Afstand tussen de touwen - Recht achter het touw trekken, anders wordt er scheef geschommeld. - Meteen stoppen wanneer de zittende leerling dit aangeeft. AFSLUITING: Groepshinkelrace - Speel het spel in de breedte van de zaal. Maak teams van 4 personen. - Het doel is om met je groep als eerste naar de overkant te hinkelen. - Dit gaat op de volgende manier: - Groepen vormen een rij en iedereen houdt zijn linkerbeen naar achteren, persoon erachter pakt het been van de persoon voor zich vast. - Als er iemand van de groep omvalt of met 2 benen op de grond staat dan moet de groep weer opnieuw beginnen.
LES 9. GROEP: 7/8 INLEIDING. Tik de Ring! - Er zijn twee tikkers. - In het spel zijn 5 ringen. - De tikkers mogen alleen de leerlingen tikken die de ring vast hebben. - De ring kan worden door gegeven. - Wordt de ring aan jou gegeven, dan moet je hem aanpakken. - Ben je af, dan leg je de ring op de grond en kom je naar de bank. - Drie is teveel. - Er mag niet gegooid worden met de ring. VAK 1. Springen. - De leerkracht vangt de eerste ronde samen met een leerling. Als alle leerlingen een keer hebben gevangen, dan gaan 2 leerlingen vangen. De leerkracht blijft in de buurt, maar kan daarna naar andere plekken in de zaal lopen. Niet goed vangen is niet meer springen. - Pion op de trampoline, betekent niet springen! - Leerling rent naar de trampoline, zet af met 1 been, 2 benen in de trampoline, landt op twee voeten. Tijdens de sprong letten op: - Vormspanning, het hele lichaam is gespannen. - Juist ritme - Sprong moet de hoogte in. - Verre afzet vanaf de trampoline, kan worden aangegeven met een lijn, dopje of tape. Hulpverlening: - Leerlingen uitleggen wat de sandwichgreep is. Handen bij buik en rug, doorschieten voorkomen. Na een aantal sprongen, samen met leerlingen gaan hulpverlenen. Corrigeer de leerling waar het fout gaat. VAK 2. Mikken op een doel. - De leerlingen verdelen zich over de twee vakken. - Welk team heeft als eerst de 4 pionnen van het andere team omgegooid? - De leerlingen kunnen niet af zijn wanneer ze geraakt worden door de bal. - Stimuleer het mikken met de bovenhandse strekworp. Geen slingerworp. Moeilijkheidsgraad aanpassen door: - De afstand te vergroten/verkleinen - Grotere of kleinere bal. - Meer of minder ballen - Meer of minder pionnen VAK 3. Klokkenluiden. - In de touwen zitten 8 knopen. - 1 touw sla je om het andere touw heen. - 1 leerling zit op het touw, de andere leerling trekt aan het andere touw, zo gaat de leerling op het touw schommelen. - Na 5 keer zwaaien wordt er gewisseld. Letten op: - Afstand tussen de touwen - Recht achter het touw trekken, anders wordt er scheef geschommeld. - Meteen stoppen wanneer de zittende leerling dit aangeeft. AFSLUITING: Groepshinkelrace - Speel het spel in de breedte van de zaal. Maak teams van 4 personen. - Het doel is om met je groep als eerste naar de overkant te hinkelen. - Dit gaat op de volgende manier: - Groepen vormen een rij en iedereen houdt zijn linkerbeen naar achteren, persoon erachter pakt het been van de persoon voor zich vast. - Als er iemand van de groep omvalt of met 2 benen op de grond staat dan moet de groep weer opnieuw beginnen.