Veldwerk bos. 2 de en 3 de graad basisonderwijs Handleiding begeleider



Vergelijkbare documenten
OPDRACHT 1: WAT ZIEN WE ONDER DE GROND?

Uitleenkoffer Ontdek het bos- en heideleven. Wat

Opdrachtkaarten heide

Biotoopstudie bos. 1ste en 2 de graad secundair onderwijs Veldwerkboekje

Veldwerk heide. 2 de en 3 de graad basisonderwijs Handleiding begeleider

Onderzoeksopdracht. Bodem en grondstaal

Biotoopstudie heide. 1ste en 2 de graad secundair onderwijs Veldwerkboekje

2. Maak met de 4 buizen een vierkant op de grond. Dit is het zoekraam.

Ontdek de Hoge Rielen eens van héél dichtbij. Met het materiaal uit twee handige uitleenkoffers organiseer je een heideonderzoek.

Loof-en naaldbomen. Naam :

Biotoopstudie bos. 1ste en 2 de graad secundair onderwijs Handleiding begeleider

Les 5 Een goede bodem

Rivierenhof. Handleiding. Opgesteld door de domeinwachters. >> Ontdekkingstocht voor het 4, 5 en 6 leerjaar. Tjakkie de specht Ontdekt de Herfst

Bloeiend plantje Spoor van een dier

Wat gebeurt er met de blaadjes die in de herfst van de bomen vallen? En wat doen onze tuiniers met dode of planten of afgesnoeide takken?

Een midden- en bovenbouwproject van het IVN Veldhoven Eindhoven Vessem najaar 2015

Opdrachtkaarten Lente

Opdrachtkaarten Herfst

6+ 10 WAT MAAKT EEN BOS TOT EEN BOS? Opdracht EDUKIT 3

Oude bomen. Opdracht 1 - Bijzondere bomen. Opdracht 2 De leeftijd van een boom meten. Benodigdheden

Doe- pad Watertorenweg. Achtergrond informatie voor de begeleider. Groep 5-6

Grond onder je voeten

7-12 jaar Scharrelavontuur jaar Scharrelavontuur

NME-leerroute Bomen in het Wandelbos

DASSENWERK. werkbladen opdrachten Nationaal Park De Loonse en Drunense Duinen. Locatie De Drie Linden Giersbergen 8 Drunen

inhoud Herfst 1. Het weer 2. Overal blad 3. Zaden 4. Paddenstoelen 5. De eekhoorn 6. De egel 7. Insecten 8. Vogels op reis 9. Filmpje Pluskaarten

4-7 jaar Scharrelavontuur. 4-7 jaar Scharrelavontuur. Sterke geuren. Aardegeuren. Pluk een blaadje van een plantje.

Opdrachten thema. Veluwe

Bosopdrachten. Praktijkopdrachten groep 7/8

Project Planten ABC. Week 1ABC: Algemeen

Natuur dagboek. Op ontdekking in je achtertuin

Ontdekkingstocht voor gezinnen

Volg de aanwijzingen en ontdek met de cijfercode wat de naam van de boom is. Onze boom heet :...

Leerpad Holle Wegen Halen. Opdrachten. Holle_Wegen_OPDRACHT.indd 1 20/04/10 14:04

WERKBLAD OPDRACHTEN. Locatie: De Drie Linden Giersbergen 8 Drunen Nationaal Park De Loonse en Drunense Duinen

Experimenten KIT. werkboekje. Dokter in de wetenschap: Klas:

( DATUM) WAARNEMERS : SCHOOL:

inhoud 1. Inleiding 3 2. Schimmel 4 3. De paddenstoel 5 4. Uit het leven van een paddenstoel 7 5. Soorten paddenstoelen 6.

Docentenhandleiding Onderzoek Leefomgeving

Themawandeling Herfst

DE BOMEN DOOR HET BOS ZIEN

1.Inleiding De beheerder van een productiebos wil voordat de bomen gekapt worden

Lesbrief Bodemdiertjes favoriete voedsel

ALLES WAT JE WILT WETEN OVER BOMEN

NME-leerroute Kabouters in het Westerpark

Vind de schat van Het Vinne!

inhoud De oude eik 1. In het park 2. De delen van de eik 3. Herfst 4. Dieren helpen de eik. 5. Winter 6. Lente 7. Rupsen 8.

KLEE JENNE ILYANO KARA ROZELIEN QUINN NIENE FLEUR V. NOAH JULES NINA. Project Bomen

Doe- pad Watertorenweg

( DATUM) WAARNEMERS : SCHOOL:

Een bovenbouwproject van het IVN Veldhoven Eindhoven Vessem Najaar 2014

1. Geheimen. 2. Zwammen

Planten voor de Prins Werkmap Tweede graad Basisonderwijs

DOCENT. Thema: natuur BOMEN BIJ MIJN SCHOOL. groep 3 en 4. Stadshagen

Raadsel 1: Wat is het verschil tussen de westkant en de oostkant van de Grote Vlasroot?

ALLES WAT JE WILT WETEN OVER BOMEN

Bomenpad Park Vredeoord. Antwoordenblad. Vul hier eerst jullie namen in:

DE HERFST: KLEURRIJK SEIZOEN

Lesbrief Bodemdiertjes favoriete voedsel

Het is winter. op Landgoed Schothorst

Doos der wijzen: opdracht één

ONDERZOEKERS:...(vul je naam in) Volg de aanwijzingen en ontdek met de cijfercode wat de naam van de boom is. Onze boom heet :...

Kleine beestjes Tijdstip: Deze activiteit kan in de lente, zomer of herfst en door alle groepen gedaan worden.

Mijn Boom. Werkboekje. C.N.M.E. De Groenling

De grond waarop wij wonen.

Het bosschakelspel. Bijenhotel bouwen. illegaal hout kappen. Achtergrondinformatie voor de spelers

Biotoopstudie heide. 1ste en 2 de graad secundair onderwijs Handleiding begeleider

groen in de stad BIOTOOPWANDELING BIOTOOPWANDELINGleidraad natuurreservaat bourgoyen-ossemeersen biotoopstudie 1 MO biotoopstudie

EEN BOOM IS NIET ALLEEN een verhaal over het bos

Kwelder. Planten en zout water. Proefje. VO onderbouw

WORD EEN ECHTE bomenkenner!

Opdrachten thema. Veluwe

Bodem. Bodemleven. Bodemverzorging. Gevorderdencursus dl 1 TT Boxtel Volkstuinvereniging Ceres

Dieren in de winter 3

Paddenstoelen De herfst is echt paddenstoelentijd. Vooral als het buiten lekker vochtig is schieten de paddenstoelen als paddenstoelen uit de grond!

Materiaal Groen. Deel 3: Groen groeit

Bronnen. Meer info. Naam: Co-wetenschapp(st)er: Klas:

BIODIVERSITEIT. Welke stappen doorloop je als je een wetenschappelijk onderzoek doet? (kernwoorden)

,:,- ::s (\') ., - n. -==-. (\) ==} (\) (\) (ih. (\) (h. b,. (\)

inh oud 1. Dieren in de winter 2. De egel 3. De vleermuis 4. De eekhoorn 5. De merel 6. De ree 7. De pad 8. Het lieveheersbeestje 9.

Schimmels.

Woordenschat les 8.1. Vervuilde grond?

Aardoliealarm in het bos

BIODIVERSITEIT. Groep Welke stappen doorloop je als je een wetenschappelijk onderzoek doet? (kernwoorden)

Doe- pad Watertorenweg

Herfstwerkboekje van

' Educatieve dienst 2010 'Een bos vol leven' EEN BOS VOL LEVEN

Leg in iedere cirkel op het werkvel iets van een grondsoort. Zet de naam van de grond erbij.

De composthoop Een composthoop bij school

WAT MAAKT EEN BOS TOT EEN BOS?


4. Hoeveel rupsjes verdwijnen per dag in het opengesperde bekje van een jong koolmeesje?

Handleiding Leskist bomen groep 7

HERFST. IVN OIRSCHOT Instituut voor natuureducatie en duurzaamheid. Dit boekje is van... datum... tijgerspin

Rivierenhof. Ontdekkingstocht voor gezinnen

Een jonge sequoia opgegroeid tussen de as van een bosbrand en een jonge sequoia in een pot.

' Educatieve dienst 2007 'Winkelen in het bos' Winkelen in het bos

VOEL! KLEUTERS. Vlinderen. --> in zijvak hand

BIOBOER. Maar vandaag is het aardoliealarm. Kijk op je aardoliekaart of er voor jou een probleem is.

INHOUD. 1. Zwammen 02 - Vliegenzwam 03 - Eekhoorntjesbrood 03 - Aardappelbovist 04 - Stinkzwam Beuk Eik 06

Transcriptie:

Veldwerk bos 2 de en 3 de graad basisonderwijs Handleiding begeleider

Veldwerk: onderzoek in het bos WAT Het bos is een levensgemeenschap van planten en dieren waarin bomen het meest opvallen. Op aarde bestaan er verschillende bostypes die variëren van klimaatsgebied tot klimaatsgebied. In ons land komen van nature loofbossen voor. Door de kinderen in de huid van een natuuronderzoeker te laten kruipen, komen ze te weten wat het bos is en wie haar bewoners zijn. OPZET Het veldwerk spitst zich toe op 2 verschillende soort bossen: een (gemengd) loofbos en een naaldbos. We werken rond 5 thema s n.l.. de bodem 2. de bodemdichtheid 3. het weer (micro-klimaat) in het bos 4. bomen, planten en zwammen in het bos 5. diertjes en dierensporen Aan de hand van opdrachtjes en proefjes willen we de kinderen het bos in al haar aspecten laten beleven en ervaren. Verder (onder)zoeken de kinderen veel, vergelijken ze materiaal en metingen met elkaar, waardoor ze proberen zelf hun antwoorden op de vragen te vinden. Daarnaast willen we de kinderen zo zelfstandig mogelijk laten werken. Belangrijk hierbij is dat je als begeleider elke opdracht kort toelicht en de nodige afspraken maakt. Splits de groep in 5 subgroepjes op, waarbij elk groepje met een opdrachtkaart aan de slag gaat. We hebben hiervoor opdrachtkaarten uitgewerkt zodat de groep geen potlood en papier hoeft mee te nemen. Hierdoor komt het belevingsaspect meer naar boven. Het veldwerk onder onze begeleiding duurt 2 uur. We werken met een doorschuifsysteem. De groep verdelen we in 5 subgroepjes, die elk rond thema werken. Na ca 20 minuten krijgen ze een ander thema, zodat elk groepje zeker verschillende thema s kan verwerken. Nadien volgt er een groepsbespreking en een besluit over wat is nu een bos. 2

DOELSTELLINGEN De kinderen leren samen te werken met elkaar zo zelfstandig mogelijk te werken op een speelse en belevende manier experimenten uit te voeren MATERIAAL Al het materiaal vind je terug in onze koffer, op te halen bij natuur & avontuur. Het veldwerkboekje voor de groep en de handleiding (met resultaten en besprekingen) voor de begeleider kan je downloaden op onze website. Onder begeleiding is de natuur & avontuur. PLAATS Neem je het veldwerk in eigen handen, dan kan je naar volgende plaatsen gaan (zie kaart). Dit zijn echter suggesties. Belangrijk is dat je 2 soorten bossen vindt: een gemengd bos en een naaldbos met nauwelijks ondergroei. 3

Natuuronderzoeker zijn, is goed rondkijken en waarnemen Je staat met de groep voor 2 verschillende soorten bos. Inleidende vragen kunnen zijn: Wat is een bos eigenlijk? Is een boomgaard in de tuin of een bomenrij in de straat ook een bos? Wie leeft er allemaal van groot tot klein - in het bos? Welke verschillen zie je tussen deze 2 bossen? Geef 3 waarnemingen. Wat is het verschil tussen een loofbos en een naaldbos? Na de verschillende onderzoeken kan je met deze vraag het bosonderzoek afsluiten. Wat maakt een bos tot een bos? Uitleg? Bomen komen vanzelfsprekend in het bos voor: het kunnen naaldbomen en/of loofbomen zijn. Maar bomen leven niet alleen. Ze trekken zoogdieren, vogels, insecten en andere ongewervelde diertjes aan. Het bos vormt een levensgemeenschap. Tussen kleine en grote dieren, (kruidachtige) planten en struiken, zwammen en schimmels bestaan verschillende soorten relaties: een liefdesrelatie, een eetrelatie, een woonrelatie. In dood hout leven talrijke insecten, waar de grote bonte specht en andere vogels verzot op zijn. Dieren vinden hun voedsel in het bos en zorgen tegelijkertijd voor de verspreiding van zaden. Zwammen en bacteriën zijn de opruimers van het bos. Ze breken de blaadjes, takjes, af tot heel kleine voedingsdeeltjes. Zo kunnen de bomen en de andere planten deze deeltjes opnemen met hun wortels. De onderzoeken (in groepjes) De ingevulde gegevens geven je een beeld van wat de mogelijke resultaten en belevingen kunnen zijn. Houd er echter rekening mee dat de resultaten van groepje tot groepje verschillend kunnen zijn. Alles hangt ook af van welke bosgebieden je onderzoekt. In de infobundel met de algemene achtergrondinfo vind je uitleg terug over het bos als levensgemeenschap en het specifieke micro-klimaat dat hier heerst. 5

Wat zien we onder de grond? OPDRACHT : WAT ZIEN WE ONDER DE GROND? Elke grond is anders. Ze kan vochtig of droog zijn. Ze kan korrelig zijn. Of uit piepkleine plakkende deeltjes bestaan. Al deze elementen bepalen welke diertjes en planten hier kunnen leven. We nemen een grondstaal met de grondboor. Zo kunnen we zien hoe de grond tot een meter diep eruit ziet. Wat doen we? We boren in het gemengd bos EN in het naaldbos een gat van ongeveer meter in de grond. We vergelijken deze grondstalen met elkaar. Welke verschillen zien we? Wat heb je nodig? grondboor 2 goten (half open grijze buizen) 2 bordjes schopje lintmeter eventueel een flesje water Hoe doe je het?. Zoek een plekje midden in het gemengd bos. 2. Neem de bovenste laag (met een schopje), de STROOISELLAAG, weg zodat de aarde vrij komt. Leg deze laag op het bordje. 3. Neem de grondboor en boor in de grond: de boor vult zich met grondstukjes of grondstaaltjes. Leg al deze grondstukjes opeenvolgend in de goot neer. Boor totdat één goot gevuld is. Je hoeft de grondstukjes niet aan te drukken met je handen. 4. Zoek dan een plekje midden in het naaldbos. 5. Volg opnieuw de stappen van 2 tot 3. 6. Leg de 2 goten naast elkaar en vergelijk ze met elkaar. Dit doe je door volgende vragen op te lossen. 6

Vragen?. Vergelijk de GRONDSTAAL GEMENGD BOS met de GRONDSTAAL NAALDBOS. Lijken de grondstalen op elkaar of zijn ze verschillend? Wat zie je? 2. Bekijk de eerste laag van gemengd bos en naaldbos. Dit noemen we de STROOISELLAAG. Deze laag ligt op de bordjes. Wrijf deze laag door je vingers. Welke stukjes zie je in de strooisellaag van de heide? En in de strooisellaag van het bos? 3. De laag onder de strooisellaag is de HUMUSLAAG. Deze laag ligt als eerste grondstukje in de goot. Wrijf deze laag door je vingers. Wat zie je? Ruik eens aan de humus. Ken je deze geur? Aan wat doet dit jou denken? Gebruik de lintmeter. Hoe dik is de humuslaag bij de grondstaal heide? En bij de grondstaal bos? 4. Voel aan de eerste laag en de laatste laag van elke grondstaal. Voelt de laag droog, vochtig of nat aan? 5. Neem van de grondstaal een hoopje aarde dat het diepst in de grond zit. Gebruik de tabel grondonderzoek. Welke SOORT GROND is dit? Extra Vraag? 6. In welke grond (gemengd bos ofwel naaldbos) zullen er meer plantjes groeien? Waarom denk je dit? De humuslaag is een vruchtbare laag, dat vol met voedingsstoffen (mineralen) zit en water vasthoudt. Deze stoffen zijn nodig voor de groei van planten. Hoe dikker de laag (zoals in het loofbos), hoe voedzamer. Hierdoor vinden meer planten hun plaatsje. 7

Tip voor de begeleider? Deze opdracht vraagt wat meer tijd dan de andere opdrachten. Ondersteun dit groepje goed. In de achtergrondinfo bodem en grondstaal vind je meer uitleg over het gebruik van de grondboor. Uitleg? Afgebroken takken, bladeren, dennenappels, naalden, dode dieren, enz komen op de bodem terecht. Dit noemen we de STROOISELLAAG. De HUMUSLAAG is de laag van de vergane plantenresten. Bacteriën, schimmels, allerlei beestjes (o.a. wormen) en minuscule organismen die je met het blote oog niet kan zien, breken de dode planten- en dierenresten in de strooisellaag tot hele kleine deeltjes af. Er ontstaat een donkere, aardachtige stof. Dit is HUMUS. Humus ruikt wat naar potaarde of compost. Een humuslaag is belangrijk voor de groei van planten: Ze houdt de voedingsstoffen beter vast, zodat ze met het regenwater niet direct wegspoelen. Ze kan water opslaan, zodat de grond in droge tijden niet meteen uitdroogt. Ze kan geleidelijk aan water laten doorsijpelen naar de dieperliggende lagen in de bodem. Hoe dikker de humuslaag, hoe liever de planten dit hebben. Er zullen ook meer verschillende soorten planten groeien. 8

Oplossingen? naaldbos (gemengd) bos Vergelijk de grondstaal gemengd bos met de grondstaal naaldbos. dunne strooisellaag dikke strooisellaag verschillende kleuren: van donkerbruin grijswit (uitgespoelde mineralen) roest(ijzerverbindingen) tot geelachtig Dit varieert van plek tot plek. verschillende kleuren: van donkerbruin grijswit roest tot geelachtig Dit varieert van plek tot plek. Voel aan de eerste laag en de laatste laag van elke grondstaal. Laag = strooisellaag = bovenste laag vochtig vochtiger Wrijf deze door je handen. Welke stukjes zie je? naalden, naalden, en vele dennenappels blaadjes, eikels, takjes, twijgjes, mos, grassen,. Laag 2 = humuslaag = de laag onder de strooisellaag vochtig tot droog vochtig Wrijf deze door je handen. Wat zie je? Ruik eens aan de humus. Ken je deze geur? Aan wat doet dit jou denken? kleine verpulverde naalden kleine verpulverde blaadjes en twijgjes. ruikt naar potgrond Hoe dik is de humuslaag? ca cm dik ca 5 cm of meer dik Laag 3 = grondlaag = de laag op ca m. diep droog droog Welke soort grond is dit? zand, we zitten in de Kempen zand, we zitten in de Kempen 9

Welk weer (micro-klimaat) is er in het bos? OPDRACHT 2: HOE WARM IS HET IN HET BOS EN OP DE OPEN PLEK? De bodem ondergaat alles: licht, koude, warmte, droogte, water en wind. De natuurelementen bepalen wat hier kan groeien en welke dieren hier kunnen leven. In de bossen spelen licht, warmte, water en wind een bepaalde rol die heel speciaal is en heel anders is dan op de open vlaktes. We noemen dit het micro-klimaat in het bos. Een ander woord voor micro is heel klein. Wat doen we? We meten de bodemtemperatuur in het bos en op de open plek (open zandbodem). Dit doen we zowel in de schaduw als in de zon. Wat heb je nodig? de thermometer Hoe doe je het?. Neem de thermometer. Ga naar het midden van het bos. Leg de thermometer op een zonnige plek (waar de zon door het bladerkruin piept). Na 2 minuten lees je de temperatuur af. 2. Leg de thermometer nu in een schaduwplek. Na 2 minuten lees je de temperatuur af. 3. Ga naar het midden van een open grote plek,. Leg de thermometer op een zonnige plek. Na 2 minuten lees je de temperatuur af. 4. Leg de thermometer nu in een schaduwplek. Na 2 minuten lees je de temperatuur af. Tip voor de begeleider? Als open plek kan je bijvoorbeeld een open zandbodem of een open grasplek kiezen. Vragen en oplossingen?. Op welke plek, die je gemeten hebt, is het warmst? Op de open plek, in de zon. 2. Hoe komt dit denk je? Er zijn geen bomen als zonnefilter of als parasols. Hierdoor kunnen de zonnestralen de bodem rechtstreeks opwarmen, waardoor het erg warm kan worden (tot 40 C of meer in de zomer!). Zand slorpt bovendien de zonnewarmte gemakkelijk op. 0

Resultaten metingen? Dit hebben we gemeten op een mooie lentedag begin april: temperatuur bos = 6 temperatuur open plek = 2 C. OPDRACHT 3: HOE STERK WAAIT DE WIND IN HET BOS EN OP DE OPEN PLEK? De bodem ondergaat alles: licht, koude, warmte, droogte, water en wind. De natuurelementen bepalen wat hier kan groeien en welke dieren hier kunnen leven. In de bossen spelen licht, warmte, water en wind een bepaalde rol die heel speciaal is en heel anders is dan op de open vlaktes. We noemen dit het micro-klimaat in het bos. Een ander woord voor micro is heel klein. Wat doen we? We meten de windsnelheid in het bos en op de open plek. Wat heb je nodig? de windsnelheidsmeter Hoe doe je het?. Neem de windsnelheidsmeter. Ga naar het midden van het bos. 2. Hou de meter,5 meter boven de grond. 3. Meet gedurende minuut. Lees de maximum uitwijking af. 4. Ga naar het midden van de open plek en meet opnieuw. Tip voor de begeleider? Zorg ervoor dat de windsnelheidsmeter op m/s (meter per seconde) staat. In de achtergrondinfo bodem en metingen vind je meer uitleg over het gebruik van de windsnelheidsmeter. Vragen en oplossingen?. Op welke plek, die je gemeten hebt, heb je de minste wind? In het bos. 2. Hoe komt dit denk je?

Bomen zijn als windschermen: met hun hoge kruinen en hun gebladerte vangen ze wind op en houden ze veel wind tegen. Resultaten metingen? Dit hebben we gemeten op een mooie lentedag begin april: windmeting bos = 0 m/s windmeting open plek =,2 m/s OPDRACHT 4: HOEVEEL ZONLICHT VALT OP DE BODEM IN HET BOS EN OP DE OPEN PLEK? De bodem ondergaat alles: licht, koude, warmte, droogte, water en wind. De natuurelementen bepalen wat hier kan groeien en welke dieren hier kunnen leven. In de bossen spelen licht, warmte, water en wind een bepaalde rol die heel speciaal is en heel anders is dan op de open vlaktes. We noemen dit het micro-klimaat in het bos. Een ander woord voor micro is heel klein. Wat doen we? We meten de sterkte van het zonlicht in het bos en op de open plek. Wat heb je nodig? de lichtmeter Hoe doe je het?. Neem de lichtmeter. Ga naar het midden van het bos. 2. Hou de meter vlak (horizontaal) en,5 meter boven de grond. 3. Meet gedurende minuut. Lees de maximum lichtsterkte af. 4. Ga naar het midden van de openplek en meet opnieuw. Tip voor de begeleider? Leg dit meetinstrument even uit. In de achtergrondinfo bodem en metingen vind je meer uitleg over het gebruik van de lichtmeter, ook luxmeter genoemd. 2

Vragen en oplossingen?. Op welke plek, die je gemeten hebt, schijnt het minste zonlicht? In het bos. 2. Hoe komt dit denk je? Als de bomen in blad staan, houden zij het zonlicht tegen. Resultaten metingen? Dit hebben we gemeten op een mooie lentedag begin april: lichtmeting bos = 33 (x 00) lux windmeting open plek = 402 (x 00) lux OPDRACHT 5: HOE SNEL TREKT HET WATER DE GROND IN? De bodem vangt alles op: licht, koude, warmte, droogte, water en wind. Deze natuurelementen bepalen wat hier kan groeien en welke dieren hier kunnen leven. Maar ook het soort grond speelt een grote rol. Bestaat het uit keitjes.? Of is het zand of klei? Kan het water vasthouden of niet? Droogt de grond snel uit of niet? Wat doen we? We doen een proefje. We onderzoeken in welke bodem het water het snelst wegtrekt. Is dit in de bosbodem met humus of in de open zandbodem? Wat heb je nodig? de bruine plastic ring 2 flesjes water (met evenveel water) een chronometer (op een horloge of op een gsm) Hoe doe je het?. Ga naar een bosplekje waar veel humusgrond is. 2. Plaats de bruine ring een centimeter in de grond. Er staat een teken op de ring. Hierdoor staat de ring vast in de grond. 3. Giet nu het flesje water rustig en langzaam aan in de ring. 4. Neem de tijd op totdat je het water zo goed als niet meer in de grond ziet. 5. Ga nu naar een open plekje op de zandbodem. 3

6. Plaats opnieuw de bruine ring in het zand. 7. Giet nu het flesje water rustig en langzaam aan in de ring. 8. Neem ook de tijd op. Tip voor de begeleider? Doe best samen met het groepje dit proefje. Breng 2 flesje water mee ofwel grote fles met 2 bekertjes. Het is belangrijk dat je vertrekt van een gelijke hoeveelheid water. In de achtergrondinfo bodem en metingen vind je meer uitleg over dit proefje. Alternatief? Dit proefje kan je uitvoeren zonder chronometer.. Neem een grote hoop humusbodem en een grote hoop zand. (b.v. van de bodemstaal of met een schopje) 2. Leg de hoopjes naast elkaar. 3. Plaats de ringen cm in de hoopjes. 4. Giet tegelijkertijd het water (eenzelfde hoeveelheid ) in de ringen. 5. In welk ring blijft het water het langste staan? Vragen en oplossingen?. In welk welke bodem sijpelt het water het snelst door in de grond? In de open zandbodem. 2. Hoe komt dit denk je? Zand bestaat uit losse korreltjes, waardoor het water snel erdoor glipt. Een humuslaag absorbeert het water en laat het langzaam doorsijpelen naar de volgende lagen. Noot: Bij aanhoudende droogte, zal je zien dat het water niet onmiddellijk in de zandbodem kan trekken. De grond is verhard waardoor bij een overvloedige bui (in dit geval het water uit het flesje) het water wegvloeit i.p.v. in de grond dringt. Resultaten metingen? Dit hebben we gemeten op een mooie lentedag begin april: 4

bosgrond = ca 45 seconden naakte zandgrond = meer dan 45 seconden Uitleg? Sommige bomen houden van een droge zandgrond zoals de grove den, de zeeden en de berk. Hun wortels kunnen diep de grond indringen. De eik, de lijsterbes, het sporkehout hebben wat meer vocht nodig: Doordenkertjes? Deze vragen kan je extra stellen in de gezamenlijk groep. Belangrijk is wel dat de groep alle opdrachten rond de bodem gedaan hebben.. Welk micro-klimaat hebben we in het bos? Kan je dit in eigen woorden vertellen aan de hand van wat je gemeten hebt? In het bos is er veel schaduw dringt er weinig zonlicht tot op de bodem door is er nauwelijks wind is het vochtig 2. Wat hebben planten nodig om te groeien (te leven)? water voedsel in de bodem (voedingstoffen zoals mineralen en zouten) (zonlicht) (CO2) 3. Waar gaan de meest verschillende soorten plantjes groeien? In het bos of op de open plek? Waarom denk je dit? In het bos en haar bosgrond! Hier is het vochtiger meer humus (= voedsel) minder wind. 5

OPDRACHT 6: WAT IS DE BODEMDICHTHEID OP DE PLAATSEN WAAR JE LOOPT? Elke bodem bestaat uit vaste deeltjes. Tussen al deze deeltjes lopen kanaaltjes. De kanaaltjes zijn gevuld met lucht en water. Alle planten hebben lucht en water nodig om te groeien. Hun worteltjes groeien in deze kanaaltjes. Zijn er veel kanaaltjes in de bodem, dan is de bodem luchtig. De vaste deeltjes zitten niet op elkaar gepropt of geperst. Zijn er weinig kanaaltjes in de bodem, dan is de bodem dichtgeplakt. De vaste deeltjes zijn op elkaar geduwd of geperst. Wat doen we? We meten hoe dicht of hoe los de bodemdeeltjes op elkaar gepropt zijn. We doen dit op 3 verschillende plaatsen: midden in het bos aan de rand van een bospad midden op het bospad Wat heb je nodig? houten hamer houten piket Hoe doe je het?. Ga enkele meters in het bos. Sla hier de houten piket met gelijke slagen een tien centimeter in de grond. Tel het aantal slagen. 2. Sla nu de piket aan de rand van het bospad tien centimeter in de grond. Tel het aantal slagen. 3. Sla nu de piket in het midden van het bospad. Tel het aantal slagen. Tip voor de begeleider? Leg uit wat bodemdichtheid betekent. Vragen en oplossingen?. Waar is de bodemdichtheid het laagst? Waar zijn de bodemdeeltjes het minst op elkaar geperst? Midden in het bos is het laagst, minder dan 0 slagen. 6

2. En waar is de bodemdichtheid het hoogst? Waar zijn de bodemdeeltjes sterk op elkaar geperst? Op het bospad is het hoogst, meer dan 40 slagen. 3. Hoe komt dit denk je? We wandelen altijd op het bospad. Hierdoor drukken we de bodemdeeltjes alsmaar dichter tegen elkaar aan. Doordenkertjes?. Ken je nog andere oorzaken die ervoor zorgen dat de bodemdeeltjes dicht op elkaar gaan zitten? machines en auto s die in het bos komen wandelaars dieren die telkens hetzelfde spoor nemen mountainbikers, fietsers paardenhoeven als mensen gaan paardrijden Al deze elementen verhogen de bodemdichtheid. Als je de grond omwoelt, dan verlaag je de bodemdichtheid. Dit doen de bodemdiertjes zoals o.a. de regenworm, de mol,. 2. Waar denk jij dat de tere worteltjes van kiemplantjes (kiemende boomzaden) het makkelijkste in de bodem kunnen dringen? Kiemende planten zijn heel jonge plantje die hele fijne worteltjes hebben (niet zoals een grote eik). Zij hebben een luchtige bodem nodig, een bodem met veel kanaaltjes of poriën. In deze kanaaltjes kunnen ze gemakkelijk wortelen. Er is genoeg plaats en veel lucht. In deze kanaaltjes kunnen ze ook gemakkelijk water opnemen. Water hebben plantjes nodig om te kunnen groeien. Uitleg? Elke bodem bestaat uit vaste bodemdeeltjes. Tussen al deze bodemdeeltjes lopen er kanaaltjes, die we poriën noemen. (Denk aan de poriën in onze huid.) Deze poriën zijn gevuld met lucht en water. Hierdoor kunnen de worteltjes van jonge plantjes in de grond binnendringen en groeien. Zijn er veel poriën in de bodem, dan is de bodemdichtheid laag. De bodem is luchtig. De vaste deeltjes zitten niet op elkaar gepropt. Zijn er weinig poriën in de bodem, dan is de bodemdichtheid hoog: de vaste bodemdeeltjes zijn op elkaar geduwd. 7

Welke bomen en planten groeien in het bos? OPDRACHT 7: WELKE BOMEN GROEIEN IN HET BOS? Bomen maken een wezenlijk deel uit van het bos. Maar het éne bos is het andere bos niet. We staan nu voor 2 verschillende bossen. Wat zie je? Wat valt je op? Op verschillende plaatsen op aarde kunnen geen bomen groeien? Weet jij waar? Wat doen we? We onderzoeken het gemengd bos en het naaldbos. Welke bomen groeien hier? We zoeken de naam van deze bomen op. Wat heb je nodig? zoekkaart bomen bomenwaaiers Hoe doe je het?. Kijk rond en zoek de verschillende bomen. 2. Kijk naar het blad, de schors en de vrucht van elke boom. Verzamel ze. Is het een naaldboom of een loofboom? Welke vorm heeft het blad? Hoe lang zijn de naalden? Hoe voelt de schors? Welke kleur hebben de vruchten? 3. Met de zoekkaart zoek je de naam van elke boom op. Vragen en oplossingen?. Welke naaldbomen heb je gevonden? Naaldbomen: grove den, zeeden, corsicaanse den, fijnspar, douglasspar, 2. Welke loofbomen heb je gevonden? Loofbomen: amerikaanse en inlandse eik, beuk, berk, lijsterbes, sporkehout (vuilboom), 3. Hoeveel verschillende bomen tref je aan in het gemengd bos? En in het naaldbos? Loofbos: minstens 5 verschillende soorten Naaldbos: ca 3 verschillende soorten 4. Welke boom overheerst in het gemengd bos? Meestal eik, berk en sporkehout, maar is plaatsbepalend. 8

5. Welke boom overheerst in het naaldbos? Naaldbos: grove den Een typisch kenmerk van deze den zijn de 2 verschillende schorskleuren: bovenaan roodbruin, onderaan (donker)bruin. 6. In welk bos zullen de meeste diertjes leven? Waarom denk je dit? In het gemengd loofbos. Hier groeien meer verschillende soorten bomen, die elk op hun beurt verschillende soorten dieren kunnen aantrekken. Maar ook het aantal diertjes (in hoeveelheid) zal talrijker zijn, gezien de gevarieerde structuur van het bos. Tip voor de begeleider? Laat het groepje 2 bordjes nemen. Op het eerste bordje verzamelen ze alle boomsoorten (blad, schors, vruchten) van het gemengd bos. Op het tweede bordje verzamelen ze de verschillende bomensoorten van het naaldbos. Uitleg? Bosgroei is alleen mogelijk wanneer het klimaat gunstig is: voldoende hoeveelheid neerslag per jaar voldoende zonnewarmte. Dit maakt dat op verschillende plaatsen op aarde geen bomen kunnen groeien namelijk op te koude plaatsen: het hooggebergte, de poolgebieden, de toendra s op te warme plaatsen: de woestijnen op te natte plaatsen: zeeën, oceanen, meren, diep moerasachtig gebied 9

OPDRACHT 8: HOE HOOG EN HOE DIK IS JE LIEVELINGSBOOM? Bomen maken een wezenlijk deel uit van het bos: het zijn de reuzen van onze aarde. Indianen noemen bomen het staande volk. Bomen kunnen ook erg oud worden. Sommige bomen leven al meer dan 000 jaar, zoals de mammoetbomen. Hoe groter de boom en hoe dikker de stam, hoe ouder de boom is. Wat doen we? We meten de hoogte en de dikte van onze lievelingsboom. Wat heb je nodig? boomhoogtemeter van Franck lintmeter Hoe doe je het?. Zoek je lievelingsboom. 2. Schat eerst de hoogte van de boom. Hoe groot is je boom? 3. Meet nu de hoogte van de boom met de boomhoogtemeter. Op de achterkant staat de boomhoogtemeter uitgelegd. 4. Meet ook de dikte van je boom. Dit doe je als volgt. Meet vanaf de grond een hoogte van meter op de stam. Op dat punt meet je de stamomtrek. Je doet volgende berekening (zie achterkant). 5. Meet nu ook de dikte bij 2 andere bomen die behoren tot dezelfde boomsoort. 6. Zijn ze allemaal even dik? Ja, dan zijn ze allemaal even oud. Neen? Dan is de minst dikke boom de jongste, de meest dikke boom de oudste. Tip voor de begeleider? Deze opdracht is interessant voor de oudere kinderen. In de achtergrondinfo variatie in bosstructuur vind je meer uitleg over het werken met de boomhoogtemeter en de dikte van de boom berekenen. Zoek met de kinderen naar een afgezaagde boomstam en tel samen de jaarringen. Hoe oud was deze boom? Hoe oud kan een mens worden? 20

Uitleg? Hoe ouder een boom, des te hoger en dikker hij wordt: een boom blijft alsmaar groeien zolang hij leeft. Bij een omgezaagde boomstronk zie je de groei- of jaarringen. Een jaarring is de jaarlijkse groeilaag van de stam die hard geworden is. Omdat de groei elke winter stilligt, vormen zich zo goed zichtbare ringen van voormalig levende groeilagen: ze bestaat uit een licht en een donker laagje. Elke groeilaag of jaarring staat zo voor één jaar in het leven van de boom. Een telling van het aantal jaarringen geeft de leeftijd van de boom weer. De dikte van elke jaarring wordt onder andere bepaald door klimatologische veranderingen. In warme jaren met voldoende vocht zal de boom harder groeien dan in koude, droge jaren. Zo vormt zich een patroon van jaarringen dat identiek is voor een groep bomen in eenzelfde gebied. Op deze wijze kunnen wetenschappers de jaarringen gebruiken om bijvoorbeeld de leeftijd te bepalen van houten archeologische restanten. Ze kunnen het patroon van de jaarringen vergelijken en zo vaststellen uit welke periode een gevonden balk stamt. Bij een levende boom is dit tellen onmogelijk. Je kan immers moeilijk de boom omhakken om vervolgens de jaarringen te gaan tellen! Er bestaat echter een andere methode om de leeftijd van de boom min of meer - te bepalen n.l. door de dikte van de stamomtrek te meten. 2

OPDRACHT 9: WELKE PLANTEN GROEIEN IN HET BOS? Er groeien niet alleen bomen in het bos, maar ook heel wat planten. Elk bos is opgebouwd in lagen, ook etages genoemd. Denk aan je huis. Ook je huis kan of meerdere verdiepingen hebben. Bij een goed ontwikkeld (en gezond) bos zijn er 4 lagen of etages. Kan je ze opnoemen? Neen, piep dan op de tekening. Lagen in het bos: bomenlaag, struikenlaag, kruidlaag, moslaag of strooisellaag Wat doen we? We zoeken naar de verschillende soorten planten in 3 lagen. Dit doen we in 2 verschillende soort bossen. We vragen ons af welke planten graag in de schaduw staan en welke liever in het zonnetje staan. Wat heb je nodig? zoekkaart grassen, varens en mossen zoekkaart bos- en heideplanten bomenwijzer loepjes Hoe doe je het? Kijk goed naar de tekening zodat je weet welke planten in welke laag thuishoren. Je onderzoekt de planten in het gemengd bos en in het naaldbos.. Zoek 5 verschillende soorten mos. Lukt dit voor beide bossen? Bekijk elk mosje goed met een loepje. 2. Zoek 5 verschillende soorten planten (kruiden) in de kruidlaag. Lukt dit voor beide bossen? Zoek de naam van je plant op. 3. Zoek 5 verschillende soorten struiken in de struiklaag. Lukt dit voor beide bossen? Breng de struiken op naam. Tip: Vele jonge bomen zitten ook nog in de struikfase. Gebruik zeker de bomenwijzer. 22

Vragen en oplossingen?. Welke lagen (etages) zie je in het gemengd bos? Ontbreken er lagen? (gemengd) loofbos: alle lagen 2. Welke lagen (etages) zie je in het naaldbos? Ontbreken er lagen? Welke? Weet je hoe dit komt? Moslaag en boomlaag zie je duidelijk. Kruidlaag en struiklaag ontbreken over het algemeen. In oorsprong zijn de naaldbomen door de mens aangeplant. Dikwijls staan de bomen te dicht op elkaar waardoor er te weinig zonlicht op de bodem valt. Hierdoor kunnen jonge bomen niet of nauwelijks groeien. De naalden van een naaldboom verzuren ook de bodem, waardoor er maar weinig planten/struiken kunnen opschieten. 3. In welk bos zullen de meeste diertjes leven? Waarom denk je dit? In het loofbos: meer gevarieerde begroeiing in alle lagen, waardoor de dieren gemakkelijker voedsel en beschutting kunnen vinden. 4. In welk bos zou jij het liefst spelen? Waarom? Vertel maar. 5. Heeft een mosplantje worteltjes? Een mosplantje heeft geen worteltjes zoals alle andere planten, maar wel hechtworteltjes Hierdoor kan het zich vastklampen op de bodem, de bomen, een steen,. Voedsel en water haalt het uit de lucht (regenwater). Als de lucht vervuild is, zullen er minder mossen of andere soort mossen groeien. 6. Zoek een open zonnig plekje in het bos. Welke plantjes staan graag in het zonnetje? Veelal mos, grassen, ontkiemende planten. Zij hebben veel zonlicht nodig. 7. Zoek een plantje dat heel graag in de schaduw staat. Ken je dit plantje? Voornamelijk varens. boomlaag (> 800 cm hoog) struiklaag (35 cm - 800 cm hoog) kruidlaag (5 cm - 35 cm hoog) moslaag strooisellaag (< 5 cm hoog) 23

Welke diertjes leven in het bos? OPDRACHT 0: WELKE DIERTJES LEVEN IN HET BOS? Het bos is een samenspel van bomen, planten en diertjes. Het één kan niet zonder de ander. Zouden er geen planten meer bestaan op aarde, dan zouden alle dieren EN de mens verdwijnen. Vele dieren zijn immers dol planten! Overal zouden we dus diertjes moeten vinden. Wat doen we? We zoeken diertjes onder dood hout en brengen deze op naam. We sporen de bodemdiertjes op en zoeken in het (hoge) gras. Met behulp van de zoekkaarten brengen we ze op naam. We schudden aan de struiken en kijken welke diertje hier leven. Wat heb je nodig? schopje loepenpotjes wit doek opdrachtkaartjes bodemdiertjes zoekkaart gallen op bladeren en knoppen zoekkaart minidiertjes zoekkaart dagvlinders zoekkaart rupsen zoekkaart muggen, vliegen, bijen en wespen zoekkaart spinnen Hoe doe je het?. Zoek DOOD HOUT (b.v. een dode stronk, een omgevallen boomstam). Kijk welke diertjes hier in of onder leven. Met de zoekkaart minidiertjes kan je de diertjes een naam geven. Heb je dood hout omgedraaid, leg ze zeker terug zoals in het begin. De diertjes kunnen terug in hun huisje. 2. Leg je op je buik neer en zoek naar diertjes op de bodem en in het (hoge) gras. 3. Houd een laken ONDER DE STRUIIKEN en/of ONDER JONGE BOMEN. Schud aan de takken. Welke diertjes heb je ze gevonden? Ken je ze ook? Laat na elk onderzoek de diertjes vrij op de plaats waar je ze gevonden hebt! 24

Vragen en oplossingen?. Hoeveel verschillende soorten diertjes ben je tegengekomen? 2. Waar heb je de meeste diertjes gevonden? In het gemengd bos of in het naaldbos? 3. Wat is het verschil tussen een insect en een spin? TIP: tel het aantal pootjes. insect 3 paar poten (6 poten) lichaam bestaat uit 3 delen (kop, borst en achterlijf) vleugels facetogen (samengestelde ogen) spin 4 paar poten (8 poten) lichaam bestaat uit 2 delen (kopborststuk en achterlijf) geen vleugels 8 (of meer) enkelvoudige ogen zoals bij de mens spintepels: kan een draad weven 4. Noem 3 (of 5) verschillende soorten insecten die je gevangen hebt. 5. Vang 2 verschillende soort spinnen. Bekijk ze. Welke verschillen zie je? 6. Zoek 2 verschillende spinnenwebben. Hoe zijn ze gebouwd? Maken alle spinnen een web? Sommige spinnen maken geen web b.v. krabspinnen, springspinnen, wolfsspinnen, zebraspinnen, zij bespringen als het ware hun prooi. 7. Op welke plaats leeft de pissebed graag? Plekje met veel of weinig zon? Donker of licht? Vochtig of droog? Pissebed behoort tot de familie van de kreeftachtigen. Je vindt dit diertje op donkere vochtige plaatsen. 25

Welke dierensporen vinden we in het bos? OPDRACHT : WELKE DIERENSPOREN VINDEN WE IN HET BOS? Vele grotere dieren zoals zoogdieren en vogels zijn niet onmiddellijk zichtbaar voor ons, maar toch laten ze hun sporen achter. Zo verbergt het bos vele bewoners. Wat zijn dierensporen? Leg aan elkaar uit. Welke dierensporen heb je ooit al gevonden? Vertel! Wat doen we? We speuren rond en zoeken naar dierensporen en brengen ze op naam. Wat heb je nodig? bordjes eventueel markeringsvlaggetjes zoekkaarten dierensporen Hoe doe je het?. Zoek in het bos naar zoveel mogelijk verschillende dierensporen. Hou je ogen en oren goed open. Dierensporen kunnen groot en klein zijn. Vergeet niet op de blaadjes te kijken, op dood hout, in en op de grond. 2. Gebruik de zoekkaart. Zoek uit welk spoor je hebt gevonden. 26

Welke zwammen of paddenstoelen vinden we in het bos? OPDRACHT 2: WELKE ZWAMMEN OF PADDENSTOELEN VINDEN WE IN HET BOS? De meeste zwammen of paddenstoelen zijn de opruimers van het bos. Ze breken alles stukje voor stukje af: het dood hout, de boomstronk, de blaadjes, dode diertjes, zieke bomen,. Daarnaast eten verschillende dieren graag paddenstoelen zoals de naaktslak, de eekhoorn, sommige kevers. Vele paddenstoelen tref je aan in de herfst. Maar ook in de andere seizoenen (zelfs in de winter!) kan je paddenstoelen vinden. Wat doen we? We gaan op zoek naar verschillende paddenstoelen en zoeken uit tot welke grote familie van zwammen ze behoren. Wat heb je nodig? spiegeltje zoekkaart zwammen in het bos Hoe doe je het?. Speur de omgeving af en zoek naar verschillende paddenstoelen (zwammen). Pluk ze NIET. Neem het spiegeltje, zodat je de onderkant kan bekijken. 2. Heeft de zwam plaatjes of buisjes? Draagt de paddenstoel een hoedje? Heeft ze een ring aan de steel? 3. Neem de zoekkaart en zoek tot welke familie ze behoren. 4. Waar leeft jouw gevonden paddenstoel? Op een blad, op een dennenappel, op dood hout of juist op een levendige boom, op? Uitleg? Sommige paddenstoelen leven heel graag samen met bomen. Ze wikkelen hun schimmeldraadjes rond de (haar)worteltjes van de boom. Zo kan de boom extra water opnemen. In ruil geeft de boom voedingsstoffen aan de paddenstoel. Vliegenzwammen leven altijd samen met de berk. Kastanjeboleten vertoeven in de buurt van dennen. Andere paddenstoelen zijn de schoonmaakploeg van het bos. Alles wat dood is (takjes, blaadjes, gestorven dieren) breken ze af tot heel kleine voedingsdeeltjes. Zo kunnen bomen en planten via de wortels deze voedingsdeeltjes (mineralen) terug opnemen. Het zijn hun bouwstoffen. De berkenzwam bevindt zich altijd op de berk en breekt deze af. Nog andere zwammen zijn parasieten: ze profiteren van hun gastheer. Met hun schimmeldraden zitten ze in de sapstromen van de boom en haal hier de voedingsstoffen eruit. De boom zal op lange duur sterven. Hij heeft immers onvoldoende voedsel. En ondertussen smult de zwam maar verder en groeit en groeit. 27

Materiaallijst boskoffer ARTIKEL AANTAL PRIJS/STUK IN Algemeen veldonderzoek bos handleiding begeleider 2 de en 3 de graad BO 5,00 opdrachtkaarten veldonderzoek bos 2de en 3de graad BO 5,00 biotoopstudie bos veldwerkboekje ste en 2 de graad SO 0,00 biotoopstudie bos handleiding begeleider ste en 2de graad SO 0,00 bundel achtergrondinfo bos 0,00 schrijfplanken potloden 5 5 2,50 0,50 boeken speurboekje voor de jonge boswachter 0,00 natuurtalenten: op zoek naar de bronnen in het bos 5,00 Bodem en grondstaal (bodemprofiel) achtergrondinfo bodem en grondstaal 5,00 grondboor met 6,00 dakgoten (half open PVC-buizen) 2 4,00 bordjes 2,50 schopje 5,00 lintmeter 0,00 tabel grondonderzoek 2,00 Bodem en micro-klimaat achtergrondinfo bodem en micro-klimaat 5,00 thermometer klein thermometer groot 6,50 3 bodemvochtigheidsmeter met 8,00 priem (= grote nagel),50 hamer 3,00 windsnelheidsmeter met opbergtasje 50,00 luxmeter met opbergtasje 86,00 zowel te gebruiken voor bodem en microklimaat als begroeiing, licht en bodemdichtheid ring in bruine kunststof met,00 flesje water (best zelf mee te brengen) Bij beschadiging en /of verlies van materiaal uit de boskoffer zullen we bovenstaande prijzen aanrekenen. 28

Begroeiing, licht en bodemdichtheid bundel achtergrondinfo begroeiing, licht en bodemdichtheid 5,00 houten hamer piket 2 6,00,00 afbakeningslint of afbakeningstouw met 4,00 afbakeningsschijven 8,00 zoekkaart loof- en naaldbomen & struiken (boshuis Ravels) 2 bomen (agentschap natuur en bos) 2 bomen aan knoppen herkennen bomenwaaier 2 9,00 bos- en heideplanten bermplanten grassen, varens en mossen veldgids bomen 30,00 boomhoogtemeter van Franck 5,00 lintmeter 0,00 Dierenleven en biodiversiteit vouwmeter 3,00 schopje 5,00 bordje 2,50 loepenpotje 5 5,00 wit doek (nylon) 5,00 zoekkaart dierenkaartjes (met opdrachten) 0,50 minidiertjes 5 gallen op bladeren en knoppen dagvlinders nachtvlinders rupsen hommels muggen, vliegen, bijen en wespen vogels dierensporen o vraatsporen o loopsporen boeken insectengids 30,00 diersporengids welk dierspoor is dat? 6,50 Variatie in bosstructuur (beheer) achtergrondinfo variatie in bosstructuur 5,00 spiegeltje 5,50 zoekkaart zwammen in het bos 2 29