Samenvatting door F. 808 woorden 9 januari 2016 8,2 20 keer beoordeeld Vak Methode Nederlands Nieuw Nederlands Leesvaardigheid H1 Leesstrategieën Leesdoel Lees-Strategie Aanpak Bekijk een boek: Onderwerp vaststellen snel bepalen of een tekst voor jou bruikbaar of interessant is Deelonderwerpen vaststellen De tekst helemaal goed begrijpen De hoofdzaken van de tekst vinden Bruikbare informatie vinden De betrouwbaarheid van de informatie en de argumentatie in een tekst beoordelen De inhoud van een tekst onthouden - Titel - Flaptekst Oriënterend lezen - Inhoudsopgave - Voorwoord - Auteur Lees de voorkeursplaatsen: Bekijk een artikel: - Titel - Lead - Eerste alinea - Tussenkoppen - Illustraties - Laatste alinea - Auteur - Publicatieplaats - eerste alinea s en laatste alinea s Globaal lezen - eerste en laatste zin van de tussenliggende alinea s. let op tussenkoppen en witregels - lees de tekst helemaal - stel de betekenis van moeilijke woorden vast Intensief lezen - zoek naar kernzinnen van alinea s en naar signaalwoorden die verbanden aangeven - bepaal de hoofdgedachte Kijk naar anders gedrukte woorden (vet, cursief, onderstreept). Let ook Zoekend lezen op opvallende tekens (bolletjes, nummeringen, sterretjes enzovoort). Stel vast: - is de informatie juist, volledig en niet eenzijdig? - is de auteur deskundig en onpartijdig? Kritisch lezen - noemt de auteur bronnen? Hoe actueel zijn ze? - geeft de auteur voldoende (onderbouwende) argumenten? - noemt en weerlegt de auteur belangrijke tegenargumenten? - bevat de tekst drogredenen? - lees de tekst oriënterend, globaal en intensief - maak overhoorvragen Studerend lezen - maak een uittreksel - probeer of je de bedachte vragen kunt beantwoorden - lees je uittreksel enkele malen door https://www.scholieren.com/verslag/89232 Pagina 1 van 5
Leesvaardigheid H2 Schrijfdoel Er zijn 5 schrijfdoelen; Amuseren lezers vermaken door iets interessants te vertellen 2. Informeren lezers vertellen wat er gebeurd is of wat er gebeuren gaat; lezers vertellen hoe iets in elkaar zit. 3. Opiniëren lezers de gelegenheid geven zich een mening te vormen over een onderwerp 4. Overtuigen lezers met argumenten overhalen tot een bepaalde mening/standpunt 5. Activeren lezers aanzetten om iets te gaan doen Leesvaardigheid H3 Tekstsoorten Schrijfdoel:Tekstsoorten Uiteenzetting, handleiding, gebruiksaanwijzing, instuctie, recept, studieboek, informatieve folder, Informeren rapport, nieuwsbericht, familiebericht (geboorte, huwelijk, overlijden), notulen Opieniëren Beschouwing, recensie, verslag, discussiestuk Overtuigen Betoog, ingezonden brief, redactioneel commentaar, column Activeren Brochure, direct mail, advertentie, affiche/poster, flyer, reclamefolder Leesvaardigheid H4 Tekst en publiek Voor welke lezers de tekst bedoeld is, kun je zien aan: - het onderwerp - de inhoud - de bron - het taalgebruik - de toon - de lay-out Leesvaardigheid H2.1 De indeling van een tekst De inleiding; eerste twee à drie alinea s. Inhoudelijke kenmerken De inleiding trekt de aandacht van de lezer met behulp van: - de actualiteit - de geschiedenis - een anekdote https://www.scholieren.com/verslag/89232 Pagina 2 van 5
- een voorbeeld - het belang voor de lezer De inleiding geeft aan wat het onderwerp is. In een beschouwing staat ook een vraagstelling of probleem stelling. In een betoog staat vaak de stelling die de schrijver verdedigt (= hoofdgedachte) De inleiding geeft soms de opvouw aan; er wordt aangekondigd welke deelonderwerpen aan de orde komen Typografische kenmerken van de inleiding Witregels scheiden de inleiding van het middenstuk. De inleiding is gecursiveerd of vetgedrukt. Het middenstuk; behandelt diverse aspecten (deelonderwerpen: gevolgen/voordelen/oplossingen) soms één alinea, soms enkele alinea s. Structurerende zinnen Vaak kondigen de eerste zinnen van een tekstgedeelte een deelonderwerp aan en ronden de slotzinnen het af. Dit noemen we structurerende zinnen. Alineaverbanden en signaalwoorden Sommige alinea s horen bij elkaar en vormen samen een deelonderwerp. Het verband herken je aan signaalwoorden. Typografische kenmerken Vaak geven witregels de scheidingen tussen de deelonderwerpen aan. Soms staan er tussenkoppen boven de deelonderwerpen Het slot; de laatste alinea ( s) van een tekst. Inhoudelijke kenmerken Vaak bevat het slot de conclusie van de tekst (hoofdgedachte). Kan het antwoord zijn op de vraag uit de inleiding. Soms bevat het slot een samenvatting. Andere mogelijkheden: aanbeveling/aansporing/afweging & toekomstverwachting. Vaak staat in een van de eerste zinnen een signaal woord (kortom, ten slotte, al met al, dus) Typografische kenmerken Het slot is herkenbaar aan een witregel na het middenstuk Leesvaardigheid H2.2 Vaste tekststructuren https://www.scholieren.com/verslag/89232 Pagina 3 van 5
Argumentatiestructuur Aspectenstructuur Probleem/oplossingsstructuur Verklaringsstructuur Verleden/heden(/toekomst)structuur Voor- en nadelenstructuur Vraag/antwoordstructuur Stelling/standpunt Argumenten + tegenargumenten Herhaling stelling Onderwerp Diversen aspecten Samenvatting Probleem Gevolgen/oorzaken/oplossingen Beste oplossing Bepaald verschijnsel Kenmerken/voorbeelden verklaring/oorzaak/reden Samenvatting Onderwerp Situatie vroeger Situatie nu Conclusie of situatie in de toekomst Vraag of stelling Voor en nadelen Afweging, conclusie Vraag Antwoord Samenvatting of conclusie Leesvaardigheid H2.3 De alinea Kernzin: - meestal eerste zin - soms tweede zin, eerste zin is een zin die een deelonderwerp aankondigt, of die het verband met de vorige alinea( s) aangeeft. - soms laatste zin Leesvaardigheid H2.4 Tekstverbanden https://www.scholieren.com/verslag/89232 Pagina 4 van 5
Verband Opsommend verband Tegenstellend verband Signaalwoorden Ook, tevens, bovendien, daarnaast, vervolgens, verder, om te beginnen, ten eerste ten tweede ten derde, tenslotte Maar, echter, niettemin, toch, daar staat tegenover, desondanks, evenwel, nochtans, daarentegen, ondanks dat, aan de ene kant aan de andere kant Chronologisch verband Eerst, dan, daarna, uiteindelijk, eens, toen, vroeger, nu, later, voordat, nadat, Oorzakelijk verband Toelichtend verband Doordat, daardoor, als gevolg van, het gevolg is, het komt door, waardoor, zodat Zo, bijvoorbeeld, zoals, neem nou Voorwaardelijk verbandals, indien, wanneer, in het geval dat, tenzij, mits Vergelijkend verband Redengevend verband Doel-middelverband Toegevend verband Zoals, net (zo).. als, evenals, (meer/beter) dan Daarom, omdat, derhalve, dus, want, immers, dat blijkt uit, namelijk, aangezien, de reden hiervoor is Om te, met de bedoeling, opdat, zodat, daarvoor, waarvoor, voor, door te Ook al, zij het (dat), weliswaar, hoewel, ofschoon Concluderend verband Dus, daarom, dat houdt in, concluderend, ik kom de slotsom dat, kortom, al met al https://www.scholieren.com/verslag/89232 Pagina 5 van 5