Werkbladen. Boekopdrachten. K13 Erfelijkheid

Vergelijkbare documenten
Antwoorden Biologie Thema 4

Mitose is een ander woord voor gewone celdeling. Door gewone celdeling blijft het aantal chromosomen in lichaamscellen gelijk (46 chromosomen).

Samenvatting Erfelijkheid Vmbo 3a Biologie voor Jou. Erfelijke informatie ligt in de celkern in de chromosomen. Chromosomen bestaan weer uit DNA.

Samenvattingen. Samenvatting Thema 4: Erfelijkheid. Basisstof 1. Basisstof 2. Erfelijke eigenschappen:

Erfelijkheid. Examen VMBO-GL en TL. biologie CSE GL en TL. Bij dit examen hoort een bijlage.

6,1. Samenvatting door een scholier 1949 woorden 7 februari keer beoordeeld. Biologie voor jou

6.7. Werkstuk door een scholier 1654 woorden 17 april keer beoordeeld. Biologie voor jou. Erfelijkheidsmateriaal

Het genotype van een individu staat in de chromosomen. Daar staat namelijk de erfelijke informatie in van alle eigenschappen die erfelijk zijn.

ERFELIJKHEID. 1 N i e t a l l e m a a l h e t z e l f d e Afbeelding 17-2

Verslag Biologie Drosophila Melanogaste

Oefen Repetitie thema Erfelijkheid

3 Rundveefokkerij Melkproductiecontrole Selectie Fokwaardeschatting Inseminatieplannnen 69 3.

Level 1. Vul het juiste woord in

Antwoorden Biologie Thema 4 erfelijkheid

2 Voortplanten met organen Bouw en werking van geslachtsorganen Werking van geslachtshormonen Afsluiting 31

Paragraaf Homologe chromosomen

Jongetje of meisje? hv12. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

Level 1. Vul het juiste woord in

3. Eén gen kan vele allelen hebben. Hoeveel allelen van één gen heeft ieder individu?

Oefenvraagstukken genetica

Door recombinatie ontstaat een grote vescheidenheid in genotypen binnen een soort. (genetische

Klinische Genetica. Autosomaal recessieve overerving

Antwoorden door een scholier 1825 woorden 28 februari keer beoordeeld


Praktische opdracht ANW Biochemie

Newsletter April 2013

Genetische Selectie. Eindwerk: hondenfokker 2 de jaar. Sabine Spiltijns

Samenvatting Biologie Erfelijkheid & Evolutie (Hoofdstuk 7 & 8.1)

Monohybride en dihybride kruisingen vmbo-kgt34

Klinische Genetica. Autosomaal dominante overerving

6,4. Samenvatting door E woorden 6 december keer beoordeeld. Biologie voor jou

8,6. Samenvatting door Jasmijn 2032 woorden 9 januari keer beoordeeld. Biologie voor jou. Biologie samenvatting hoofdstuk 4 Genetica

Samenvatting Biologie H7 erfelijkheid

4 HAVO thema 4 Erfelijkheid EXAMENTRAINER OEFENVRAGEN

Antwoorden Biologie Thema 5

Mogelijke combinaties van genotypen. Mogelijke combinaties van fenotypen. Deze kruising levert 2 X 2 = 4 fenotypen.

Copyright 2008 Pearson Education Inc., publishing as Pearson Benjamin Cummings

Klinische Genetica. Geslachtsgebonden (X-chromosoom gebonden) recessieve overerving

Samenvatting Biologie Erfelijkheid

2. Erfelijkheid en de ziekte van Huntington

6. Chromosomen. Deze basisstof vervangt de basisstof in je hand- en werkboek.

Samenvatting Biologie Thema 5 Erfelijkheid en Evolutie

Verklarende Woordenlijst

Celdeling vmbo-kgt12. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

Verklarende woordenlijst

Infoblad. Chromosoomafwijkingen. Chromosoomafwijkingen, wat zijn dat eigenlijk? En waardoor ontstaan ze? Hierover lees je in dit infoblad.

Jongetje of meisje? vmbo-kgt12. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

AAbb of Aabb = normaal zicht aabb of aabb = retinitis pigmentosa AABB of AABb = retinitis pigmentosa

Let er op dat je voor iedere vraag een uitwerking maakt met kruisingsschema en/of berekening.

Alles door elkaar 1. a) b) c) 2. a) b) c) a) b) BIOLOGIE 2017/18 WERKBOEK

PRAKTISCH MEER OVER ERFELIJKHEID

6,3. Proef door een scholier 2004 woorden 19 april keer beoordeeld. Wat is het Down Syndroom?

Samenvatting door een scholier 1681 woorden 19 juni keer beoordeeld. Genetica

Keuzeopdracht Biologie Leertaken Hoofdstuk 5 en 7

Tussen de trofoblast en de kiemschijf wordt de navelstreng gevormd.

Voorbereiding toelatingsexamen arts/tandarts. Biologie: Erfelijkheid 6/29/2013. dr. Brenda Casteleyn

Copyright 2008 Pearson Education Inc., publishing as Pearson Benjamin Cummings

Werkstuk Biologie Erfelijkheid

Dialogen voor conceptcartoons. Verband genotype/fenotype, dominant/recessief

PENTA College csg Scala Rietvelden Vakgroep biologie 3 havo Thema 5 Erfelijkheid

4,5. Praktische-opdracht door een scholier 1995 woorden 25 juni keer beoordeeld DNA

Thema 3b Voortplanting. Wereldoriëntatie L6

1 Antwoorden Monohybride Kruisingen

Mitochondriële ziekten

Concept cartoons zijn meerkeuzevragen in de vorm van een dialoog met plaatje. Dat ziet er bijvoorbeeld zo uit:

Erfelijkheidsschema's deel 1.

Begrippenlijst Biologie DNA

Jongen of meisje? Variaties in de ontwikkeling van het geslacht

Examen Voorbereiding Erfelijkheid

Voortplanting. Examen VMBO-GL en TL. biologie CSE GL en TL. Bij dit examen hoort een bijlage.

vwo erfelijkheid 2010

Erfelijkheid van de ziekte van Huntington

Voortplanting bij dieren

Het leven duurt niet eeuwig

Praktische opdracht ANW Biotechnologie

Examenreader Erfelijkheid BIOLOGIE

Fenotype nakomelingen. donker kort 29 donker lang 9 wit kort 31 wit- lang 11

BIOLOGIE VMBO KB VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2016 V

Wat is het XXX-syndroom? Het XXX-syndroom is een syndroom waarbij meisjes drie in plaats van twee maal een X- chromosoom hebben.

Werkstuk door een scholier 2268 woorden 8 maart keer beoordeeld

Oefenstencil opdrachten ter voorbereiding op het SE1. Cellen Kattenziekte

Afwegingen bij de keuze voor ICSI. Polikliniek Gynaecologie Route 48

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 3 + 4

Mendel en Morgan versie

7,1. Praktische-opdracht door een scholier 2146 woorden 17 juni keer beoordeeld

Kinderneurologie.eu. Klinefelter syndroom

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 7 en 8

Een mens is voor 50% genetisch identiek aan een banaan.

S e k S u e l e v o o r t p l a n t i n g r e d u c t i e d e l i n g o f m e i o S e e n g e n e t i S c h e v a r i a t i e

Verslag Biologie Fruitvliegjes

Werkstuk Biologie Mongolisme

Thema Generaties hv12. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

Welke van de bovenstaande celorganellen of levensprocessen kunnen zowel in prokaryote, als in eukaryote cellen voorkomen?

Afsluitende les. Leerlingenhandleiding. DNA-onderzoek en gentherapie

Krokodil 32 Bruine rat 42 Konijn 44 Zijdeaapje 46 Chimpansee 48 Tabel 1

Welke van de bovenstaande celorganellen of levensprocessen kunnen zowel in prokaryote, als in eukaryote cellen voorkomen?

Tentamen Van Mens tot Cel

Juli blauw Biologie Vraag 1

Juli geel Biologie Vraag 1

CE toets HAVO (1) erfelijkheid

Transcriptie:

Werkbladen Boekopdrachten K13 Erfelijkheid

INFO-1 Individuele kenmerken Nakomelingen lijken op de ouders. Dit geldt voor mensen, maar ook voor planten en dieren. We zeggen dat nakomelingen een bepaalde aanleg en eigenschappen van hun ouders meekrijgen. Het meekrijgen van bepaalde kenmerken noemt men: erven. Er zijn veel kenmerken die nakomelingen van hun ouders kunnen erven. Enkele voorbeelden van uiterlijke kenmerken die kinderen van hun ouders kunnen erven zijn : - de vorm van het haar (stijl haar of krulhaar); - de kleur van de ogen; - de grootte van de oren, enz. Ook de nakomelingen van planten en dieren erven bepaalde uiterlijke kenmerken. Bij planten bijvoorbeeld de kleur van de bloemen of de vorm van het blad. Bij dieren bijvoorbeeld de kleur van de vacht, de lengte van de staart, enz. Door het erven van eigenschappen lijken de nakomelingen op de ouders, maar ze zijn nooit precies hetzelfde als de ouders. Soortkenmerken Behalve de kenmerken waarvan hiervoor enkele voorbeelden zijn genoemd (de zogenaamde individuele kenmerken), zijn er nog tal van andere kenmerken die erfelijk zijn. Uit een olifant wordt nooit een muis of een kip geboren, maar een olifantje, en de jongen van een St. Bernhardhond zijn ook weer St. Bernhardhonden. Dit komt doordat ook de kenmerken van een soort of een ras worden overgeërfd. Erfelijk Opdracht 1 Beantwoord de vragen met behulp van het Info-1 en boek 4.9 en 4.10 a. Leg uit wat bedoeld wordt met het begrip erfelijkheid b. Noem (ongeveer 5) voorbeelden van individuele kenmerken die kinderen van hun ouders kunnen erven c. Noem (ongeveer 5) voorbeelden van soortkenmerken die kinderen van hun ouders kunnen erven Individuele kenmerken soortkenmerken d. Op welke manier komen de erfelijke kenmerken/eigenschappen van de ouders in het kind terecht? e. Sommige eigenschappen / kenmerken zijn erfelijk; sommige eigenschappen / kenmerken niet. Geef enkele voorbeelden van niet-erfelijke kenmerken bij mensen. Het Streek Ede biologie 2014-2015 - grn 2

INFO-2 Cel kern chromosoon gen - DNA In de cellen bevindt zich een kern. Alle eigenschappen van de cel worden vanuit de kern geregeld. In de kern bevinden zich chromosomen. Zij bevatten de informatie voor alle erfelijke eigenschappen en vormen het erfelijkheidsmateriaal. In de chromosomen liggen de genen. Ieder gen bevat de informatie voor één eigenschap. Genen zijn zo klein, dat ze zelfs met de microscoop niet gezien kunnen worden. Foto van enkele chromosomen Een chromosoom bevat vele genen. Een gen is een deel van een chromosoom dat de informatie bevat voor een erfelijke eigenschap. Zij bestaan uit chemische moleculen die het DNA genoemd worden. (DeoxyriboNucleic Acid) Genen bepalen al onze erfelijke eigenschappen, zoals de kleur van ons haar en onze ogen. Ze spelen ook een rol bij de aanleg voor een bepaalde aandoening. chromosomen en celdelingen Chromosomen Chromos=kleur; somen= deeltjes. Dus: deeltjes die met kleurstof zichtbaar worden Chromosomen zitten in de celkern van alle organismen (planten, mensen, dieren, schimmels) Zie afbeelding biologieboek 12.18b op blz. 244 Mensen: in elke lichaamscel 46 chromosomen Chromosomen zijn in lichaamscellen altijd in paren aanwezig Alleen met een juist aantal chromosomen functioneert een cel goed Elk soort organisme heeft een eigen, vast aantal chromosomen Gewone celdeling Nieuwe cellen nodig voor: -groei -vervangen van kapotte cellen (bijv. wondjes) -vervangen van versleten cellen (bijv. huid, bloed) soort Aantal chromosomen per cel mens 46 huisvlieg 12 Groene kikker 26 kreeft 254 schaap 60 Kat 38 tomaat 24 aardappel 48 erwt 14 ui 16 Het Streek Ede biologie 2014-2015 - grn 3

Er ontstaan nieuwe cellen door celdeling; het aantal chromosomen per cel blijft hetzelfde. 46 46 46 Reductiedeling Gewone celdeling mens Bij het maken van geslachtscellen (eicellen en spermacellen/zaadcellen) komt een ander type celdeling voor, namelijk de reductiedeling (reductie=korting, in mindering brengen) Bij een reductiedeling ontstaan nieuwe cellen, maar de nieuwe cellen hebben de helft van het aantal chromosomen. 23 46 23 Reductiedeling mens Zie afbeelding 13.12 op blz. 260 voor het verloop van de reductiedeling Het Streek Ede biologie 2014-2015 - grn 4

Cellen, chromosomen en celdelingen. Opdracht 2 Gebruik bij het beantwoorden van de vragen de gegevens in het Info-2 a. In welk deel van de cellen zitten de chromosomen? b. Hoeveel chromosomen hebben mensen in hun cellen? c. Hebben alle levende wezens hetzelfde aantal chromosomen als mensen? Zo niet, hoeveel dan? d. Wat bedoelt men met een gen? e. Wat bedoelt men met DNA? f. Zet in onderstaande tekening de volgende woorden op de juiste plaats(en): chromosoom - cel - gen DNA - celkern Het Streek Ede biologie 2014-2015 - grn 5

Opdracht 3 Kenmerken celdelingen: Vul in het schema hieronder genoemde kenmerken in bij één van de twee typen celdeling Er ontstaan nieuwe cellen maar de nieuwe cellen hebben de helft van het aantal chromosomen. Er ontstaan nieuwe cellen maar de nieuwe cellen hebben hetzelfde aantal chromosomen. Komt voor in alle lichaamscellen Komt voor in de teelballen en eierstok Is nodig voor het maken van geslachtscellen (eicellen, zaadcellen) Is nodig voor de groei en het vervangen van kapotte of versleten cellen Gewone celdeling Reductiedeling Aantal chromosomen: Plaats van celdeling: Functie: Opdracht 4 Leg uit waarom voor het maken van geslachtscellen (eicellen, zaadcellen) een speciale deling reductiedeling- nodig is. Opdracht 5 Welk soort celdeling (gewone celdeling; reductiedeling) treffen we aan bij lichaamsdeel 1, 2, 3 en 4? Plaats 1: gewone celdeling / reductiedeling Plaats 2: gewone celdeling / reductiedeling Plaats 3: gewone celdeling / reductiedeling Plaats 4: gewone celdeling / reductiedeling Het Streek Ede biologie 2014-2015 - grn 6

Opdracht 6 Geef op de plaats van de vraagtekens het aantal chromosomen in de celkern aan INFO-3 Chromosomenportret Een chromosomenportret (of karyogram) van een organisme is een afbeelding van de chromosomen, zoals deze tijdens een bepaald stadium van de celdeling te zien zijn onder een microscoop. Met de computer of handmatig worden de afgebeelde chromosomen vervolgens gerangschikt naar grootte. De nummering van de chromosomenparen loopt van groot naar klein. Door dit chromosomenportret te bestuderen, kunnen grotere chromosoomafwijkingen (bijvoorbeeld aantal of vorm van de chromosomen) gevonden worden. Het Streek Ede biologie 2014-2015 - grn 7

Geslachtschromosomen Opdracht 7 Gebruik bij het beantwoorden van de vragen de gegevens in het Informatieblad Erfelijkheid a. Om chromosomen te bestuderen wordt soms een chromosomenportret gemaakt. Leg kort- uit hoe men een chromosomenportret samenstelt. b. Hierna staan 3 chromosomenportretten.. Chromosomenportret 1: Deze chromosomen komen uit de cel van: een man / een vrouw Deze chromosomen komen uit: een lichaamscel / een geslachtscel Chromosomenportret 2: Deze chromosomen komen uit de cel van: een man / een vrouw Deze chromosomen komen uit: een lichaamscel / een geslachtscel Het Streek Ede biologie 2014-2015 - grn 8

Chromosomenportret 3: Deze chromosomen komen uit de cel van: een poes / een kat Deze chromosomen komen uit: een lichaamscel / een geslachtscel c. Hoe zie je/weet je dat chromosomenportret 1 en 2 van een mens zijn en chromosomenportret 3 niet? Opdracht 8 Vul het juiste aantal chromosomen of de juiste letter van het geslachtschromosomen in 1. Aantal chromosomen in een lichaamscel van de mens 2. Aantal geslachtschromosomen in een lichaamscel van de mens: 3. Aantal chromosomen in een geslachtscel (eicel of zaadcel) van de mens 4. Aantal geslachtschromosomen in een geslachtscel van de mens. 5. Aantal chromosomen in een bevruchte eicel van de mens 6. Welke geslachtschromosomen in een zenuw- of spiercel van een man 7. Welke geslachtschromosomen in een zenuw- of spiercel van een vrouw 8. Welke geslachtschromosomen in een zaadcel van een man 9. Welke geslachtschromosomen in een eicel van een vrouw Het Streek Ede biologie 2014-2015 - grn 9

Opdracht 9 a. Vul bij de verschillende cellen het aantal chromosomen in, en zet in de cel welke geslachtschromosoom er in zit Ik ben een jongen b. Op welk moment wordt het geslacht van een mens bepaald? c. Welke geslachtscel is doorslaggevend voor het geslacht, de eicel of de zaadcel. Leg uit waarom. Het Streek Ede biologie 2014-2015 - grn 10

Kruisingsschema Opdracht 10 Getekend kruisingsschema a. Welke geslachtschromosomen zitten in de lichaamscellen van de vrouw en de man? Noteer dat in de cellen in de lichamen. b. Welk geslachtschromosoom zit er in de eicellen en welk in de zaadcellen? c. Welke zaadcel welk eicel ontmoet tijdens de bevruchting is niet te voorspellen. Daarom zetten we de geslachtscellen in een tabel: links de eicellen erboven de mogelijke zaadcellen. d. Vul alle mogelijke combinaties in. e. Hoe groot is in procenten de kans dat er een meisje wordt geboren? f. Hoe groot is in procenten de kans dat er een jongen wordt geboren? X.... Het Streek Ede biologie 2014-2015 - grn 11

Begrippen Opdracht 11 Gebruik bij het beantwoorden van de vragen de Begrippen Erfelijkheid (zie laatste bladzijde) a. Is de vrouw in de afbeelding hiernaast voor de erfelijke aanleg haarkleur homozygoot of heterozygoot? b. Wat is het fenotype van de kinderen in afbeelding hiernaast voor de erfelijke aanleg haarkleur? c. De kinderen hebben op hun chromosomen de aanleg voor blond haar. Toch hebben ze zwart haar. Leg uit hoe dit komt. d. Zijn de kinderen voor de erfelijke aanleg haarkleur homozygoot of heterozygoot? e. Behoort een tatoeage bij het genotype of het fenotype? Leg ook uit waarom. f. Kees krijgt op 16-jarige leeftijd een ongeluk en verliest daarbij zijn rechterbeen. Enkele jaren later trouwt Kees en na verloop van tijd is zijn vrouw in verwachting. Bestaat er een verhoogde kans dat het kindje geboren wordt met één been? Leg uit waarom wel / niet. g. Wat bedoelt men met de P-generatie? h. Wat bedoelt men met de F1 en de F2? Het Streek Ede biologie 2014-2015 - grn 12

Kruisingsschema s Opdracht 12 Bij mensen is de aanleg voor krulhaar (R) dominant. De aanleg voor recht haar (r) is recessief. In een gezin heeft een van de kinderen krulhaar, een ander kind heeft recht haar. Moeder heeft ook recht haar. Wat is het genotype van moeder en van vader? Hulpvragen Vul in wat je weet: Een kind met recht haar; welke letters? Een kind met krulhaar; welke letter in ieder geval? Moeder; welke letter in ieder geval? Doordenken: Het kind met recht haar heeft iets van vader en van moeder gekregen; welke letter komt er bij vader te staan? Het kind met krul haar heeft iets van vader en moeder gekregen; welke letter komt bij moeder vandaan? Welke dus van vader? Moeder Vader Het Streek Ede biologie 2014-2015 - grn 13

Opdracht 13 Fruitvliegjes zijn kleine, zwarte vliegjes die graag op fruit zitten. De aanleg voor normale vleugels is dominant (B). De aanleg voor vleugelstompjes is recessief (b). Fruitvliegje met normale vleugels Een vrouwtje dat heterozygoot is voor de vorm van de vleugels wordt gekruist met een mannetje met vleugelstompjes. Hoe groot is de kans dat er jonge vliegjes ontstaan met normale vleugels en hoe groot is de kans dat er vliegjes ontstaan met vleugelstompjes? Hulpvragen Welke letters kun je opschrijven voor het vrouwtje? Welke letters kun je opschrijven voor het mannetje? Maak een kruisingsschema Fruitvliegje met vleugelstompjes.... Het Streek Ede biologie 2014-2015 - grn 14

Opdracht 14 Bij mensen is de aanleg voor een blauwe oogkleur recessief (a). De aanleg voor bruine ogen is dominant (A). Twee heterozygote ouders willen kinderen. Wat is de oogkleur van beide ouders? Hoe groot is de kan dat hun eerste kind blauwe ogen heeft? Reken dat uit door een kruisingsschema op te stellen. Opdracht 15 Bij konijnen is het gen (de aanleg) voor een zwarte vacht dominant en een bruine vacht recessief. Een homozygoot zwart vrouwtje wordt gekruist met een homozygoot bruin mannetje. Stel een kruisingsschema samen en bereken de kans op bruine en zwarte konijntjes in de F1. Twee konijnen uit de F1 worden onderling met elkaar gekruist. Stel een kruisingsschema samen en bereken de kans op bruine en zwarte konijntjes in de F2. Het Streek Ede biologie 2014-2015 - grn 15

Stambomen Opdracht 16 Gebruik voor de bijzonderheden van de stamboom de informatie in je boek. Hieronder staat de stamboom van honden getekend. Sommige honden zijn ruwharig andere zijn gladharig. Dier 1 en 6 zijn gladharig. De anderen ruwharig. Ik ben ruwharig Welke nummers zijn de vrouwtjeshonden? Ik ben kortharig Welke nummers zijn ruwharige mannetjes? Welke aanleg zal dominant en welke recessief zijn? Vul voor alle dieren die recessief zijn de letters in. Vul voor alle dieren die een dominant kenmerk hebben alvast 1 letter in. Zet bij de dieren met een dominant kenmerk (1 grote letter), een grote of een kleine letter. Het Streek Ede biologie 2014-2015 - grn 16

Opdracht 17 Hieronder staat de stamboom van een mensen. Persoon 1, 4,6 en 7 zijn rechtshandig ; de anderen linkshandig. De aanleg voor rechtshandig is dominant, de aanleg voor linkshandig recessief. Probeer van zoveel mogelijk mensen in deze stamboom het genotype ( de letters ) in te vullen. Opdracht 18 Het gen (de aanleg) voor een bepaalde ziekte is recessief. Persoon 2 in onderstaande stamboom heeft de ziekte. Persoon 3 is homozygoot gezond. Heeft persoon 6 deze ziekte ook? Het Streek Ede biologie 2014-2015 - grn 17

Opdracht 19 Krulhaar is bij mensen dominant (H), steil kaar is recessief (h). Hieronder staat de stamboom van een bepaalde familie. Hoe groot is de kans dat persoon 2 homozygoot is? Persoon 2 en 3 krijgen een dochtertje. Is met zekerheid te zeggen welke vorm haar zijn zal krijgen? Leg ook uit waarom wel/niet. Kan persoon 4 ooit kinderen krijgen met steil haar? Leg ook uit waarom wel/niet. Man 1 en een vrouw met steil haar krijgen een kind. Hoe groot is de kans dat dit kind krullend haar heeft? Opdracht 20 In de stamboom stellen de zwarte hokjes en rondjes een erfelijke ziekte voor. a. Is de aanleg voor de ziekte dominant of recessief? Zoon 1 en 2 trouwen beide met een gezond meisje. b.hoe groot is de kans dat zoon 1 kinderen krijgt met de erfelijke ziekte uit zijn familie? c.hoe groot is de kans dat zoon 2 kinderen krijgt met de erfelijke ziekte uit zijn familie? Het Streek Ede biologie 2014-2015 - grn 18

Opdracht 21 Stel een stamboom samen van jezelf en je familie. Teken met rondjes en hokjes Eerst in het klad, daarna op dit blad Teken 3 generaties: Jezelf, eventuele broers en zussen Je ouders Je opa s en oma s en hun kinderen. INFO-4 DNA In ons DNA ligt alle erfelijke informatie opgeslagen. Het DNA-patroon, de volgorde waarin de DNA-bouwstenen gerangschikt zijn, is voor ieder mens uniek en vormt hierdoor als het ware een genetische vingerafdruk, ook wel DNA-fingerprint of DNA-profiel genoemd. In de misdaadbestrijding wordt handig gebruik gemaakt van een DNA-profiel. Door DNA te isoleren uit sporen die misdadigers achterlaten, zoals huidschilfers, bloed, haren of sperma en dit te vergelijken met het DNA van verdachten, kunnen misdrijven worden opgelost. In Nederland wordt deze techniek sinds 1994 toegepast voor het oplossen van strafzaken. Vingerafdruk DNA profiel INFO-5 Klonen Klonen of kloneren is een onnatuurlijke wijze van voortplanten. Er ontstaat een (bijna) identieke genetische nakomeling van één ouder. Klonen wordt al eeuwen gedaan bij planten: het heet dan stekken. Een relatief recente ontwikkeling is het klonen van zoogdieren. Klonen gebeurt door middel van celkerntransplantatie. De kern van een volwassen cel wordt compleet - met alle chromosomen - overgebracht naar een "lege" eicel, waaruit de kern verwijderd is. Deze wordt ingebracht in de baarmoeder van een draagmoeder. Uit die cel kan een nieuw levend wezen groeien, met dezelfde erfelijke eigenschappen als de eigenaar van de overgeplante celkern. Het Streek Ede biologie 2014-2015 - grn 19

In 1996 kwam het bekende kloon-schaap Dolly ter wereld. Na Dolly werden ratten, muizen, geiten, koeien, varkens en apen gekloond. Veel van de gekloonde dieren bleken niet gezond te zijn. Ze leden onder andere aan defecten aan het afweersysteem, problemen met de vruchtbaarheid, overgewicht, ademhaling- en bloedcirculatieproblemen, nier- en hersenafwijkingen, diabetes, en bijvoorbeeld vergrote tongen Toepassingen Opdracht 22 Beantwoord de vragen met behulp van de gegevens in Info-4 DNA-profiel a. Wat verstaat men onder een DNA-profiel? b. Wat is de functie / het belang van DNA-profielen? c. Een DNA-profiel wordt ook wel een genetische vingerafdruk genoemd. Maar het heeft niets met vingers of vingerafdrukken te maken. Leg uit waarom men dat toch zo genoemd heeft. d. Leg uit hoe met behulp van DNA-profielen bijvoorbeeld een moord kan worden opgelost. Het Streek Ede biologie 2014-2015 - grn 20

Opdracht 23 Klonen e. Leg met behulp van de afbeelding uit hoe klonen verloopt Schaap 1 Schaap 3 Schaap 2 Schaap 4 f. Wat is de functie / het nut / belang van klonen? Het Streek Ede biologie 2014-2015 - grn 21

Erfelijke ziekten en afwijkingen Opdracht 24 Beantwoord de vragen met behulp van de informatie in 12.4.1 en boek 13.1 a. Noem enkele erfelijke ziekten of afwijkingen b. Zijn alle aangeboren ziekten / afwijkingen ook erfelijke (genetische) afwijkingen c. Hieronder staan drie afbeeldingen. Schrijf bij de afbeelding welke vorm van prenataal onderzoek(= onderzoek voor de geboorte) is afgebeeld. Het Streek Ede biologie 2014-2015 - grn 22

d. Maak van de drie vormen van prenataal onderzoek (= onderzoek voor de geboorte) een overzicht. Vertel: hoe dat onderzoekt verloopt (welke handelingen) en wat bij een dergelijk onderzoek gezocht/gevonden wordt. Prenataal onderzoek Naam onderzoeksmethode werkwijze Gezocht/gevonden e. Wat zijn de voor- en nadelen van prenataal onderzoek? Voordelen: Nadelen: f. Wat is de reden dat niet bij alle zwangere vrouwen een vlokkentest of vruchtwaterpunctie wordt uitgevoerd? g. Wat zal men bedoelen met een pret-echo? Het Streek Ede biologie 2014-2015 - grn 23

Opdracht 25 In de Informatie gaat het over 3 afwijkingen aan de geslachtchromosomen: Syndroom van Klinefelter Triple-X syndroom XYY Syndroom Syndroom van Klinefelter Andere benamingen XXY syndroom Klinefelter syndroom XXYY syndroom Korte beschrijving Het Klinefelter syndroom is een aangeboren aandoening, waarbij meestal sprake is van één (of meerdere) extra vrouwelijke geslachtschromosomen bij de man. De vrouw heeft als geslachtschromosomen twee X-chromosomen (XX), de man heeft een X en een Y-chromosoom (XY). Maar bij het Klinefelter syndroom is sprake van een combinatie van één of meerdere extra X of Y chromosomen. Deze aandoening komt alleen bij jongens voor. Het meest komt voor 47-XXY. Maar verschillende varianten zijn mogelijk, zoals bijvoorbeeld 48-XXXY of 49-XXYY of 49-XXXXY. Bij de geboorte is er soms sprake van een kleine penis. Er kan een achterstand in de motorische ontwikkeling zijn. Meestal is de intelligentie normaal, maar soms zijn er leer- en gedragsmoeilijkheden. Mannen met Klinefelter syndroom worden vaak langer en hebben een meer vrouwelijke vetverdeling met soms borstontwikkeling. De groei van de testikels blijft achter in de puberteit, meestal is er sprake van onvruchtbaarheid en de lichaamsbeharing is minder. Op volwassen leeftijd kunnen spataderen ontstaan. Diagnose Klinefelter syndroom kan worden vermoed op grond van de bovenstaande kenmerken. De diagnose kan met chromosomenonderzoek worden bevestigd. Behandeling Dit syndroom is niet te genezen. Extra begeleiding bij de ontwikkeling van het kind kan soms uitkomst bieden. Tijdens de puberteit kan besloten worden om mannelijke geslachtshormonen toe te dienen. Als er een kinderwens is en er zaadproductie is, kan een onvruchtbaarheids behandeling worden overwogen. Voorkomen (frequentie) Klinefelter syndroom komt voor bij ongeveer 1 op 1000 tot 2 op 1000 jongens. Het Streek Ede biologie 2014-2015 - grn 24

Triple-X syndroom Andere benamingen Trisomie X XXX syndroom 47 XXX-syndroom Korte beschrijving Triple-X syndroom is een aangeboren aandoening waarbij meisjes een extra exemplaar van het X-chromosoom hebben, dus drie X-chromosomen. Hoe Triple-X syndroom ontstaat is nog onduidelijk. Het X-chromosoom is net als het Y-chromosoom een geslachtschromosoom. Normaal gesproken hebben vrouwen XX, en mannen XY. Triple-X meisjes lijken hetzelfde als meisjes zonder deze aandoening, en veel vrouwen met Triple-X ervaren geen problemen. Maar soms is sprake van: - een tragere ontwikkeling van de motoriek, - een iets verminderde leer- en taalvaardigheid, - minder gemakkelijk functioneren in een groep. Diagnose Meestal wordt het Triple-X syndroom bij toeval ontdekt door DNA-onderzoek. Behandeling Bij goede begeleiding en stimulans door de omgeving ontwikkelen Triple-X meisjes zich hetzelfde als ieder ander. Voorkomen (frequentie) Het komt voor bij 1 op 1000 vrouwen. Overerving Triple-X syndroom is niet erfelijk Het Streek Ede biologie 2014-2015 - grn 25

XYY Syndroom Andere benamingen 47, XYY Karyotype Polysomie Y Korte beschrijving Het XYY-syndroom is een zeldzame afwijkingen in de chromosomen van mannen. Jongens en mannen met het XYY-syndroom hebben naast hun normale X- en Y- chromosomen een extra mannelijk (Y-) chromosoom. Een pasgeboren jongen met XYY heeft geen karakteristieke kenmerken. Een versnelde groeispurt in hun kinderjaren zorgt ervoor dat de jongens ongeveer zeven centimeter langer worden dan gemiddeld. Behalve hun lengte is ook het slanke postuur een typisch kenmerk van jongens met XYY. Mannen met XYY hebben een normale vruchtbaarheid. De bouw van de geslachtsorganen, het verloop van de puberteit en het latere seksueel functioneren zijn normaal. De exacte oorzaak is nog niet bekend. Diagnose De diagnose kan worden gesteld met behulp van chromosoomonderzoek. Behandeling Het hebben van een XYY-chromosomenpatroon is blijvend: er is geen behandeling die de oorzaak ervan (voor zover die bekend is) kan wegnemen. Voorkomen (frequentie) Ongeveer 1 op de 1000 mannen heeft het XYY-syndroom. Dit betekent dat er in Nederland naar schatting 7500 mannen met het XYY-syndroom zijn. Overerving Vaders met het XYY-syndroom hebben hoogstwaarschijnlijk geen verhoogde kans op een zoon met een extra Y-chromosoom. Beantwoord de vragen met behulp van de informatie. 1. Syndroom van Klinefelter a. Komt het Syndroom van Klinefelter voor bij jongens of meisjes? b. Wat is er mis met de geslachtchromosomen? c. Wat zijn de symptomen bij deze chromosoomafwijking? 2. Triple-X syndroom a. Komt het Triple-X syndroom voor bij jongens of meisjes? b. Wat is er mis met de geslachtchromosomen? c. Wat zijn de symptomen bij deze chromosoomafwijking? Het Streek Ede biologie 2014-2015 - grn 26

3. XYY Syndroom a. Komt het XYY Syndroom voor bij jongens of meisjes? b. Wat is er mis met de geslachtchromosomen? c. Wat zijn de symptomen bij deze chromosoomafwijking? 4. Er zijn géén behandelingen die de oorzaak van deze drie syndromen kunnen wegnemen. Leg uit waarom dat onmogelijk is. 5. Het Syndroom van Klinefelter omschrijft men ook wel met 47-XXY. Geef een verklaring voor deze afkorting. Het Streek Ede biologie 2014-2015 - grn 27

Begrippen Erfelijkheid Genotype = de aanleg op de chromosomen (de erfelijke aanleg) Fenotype = het uiterlijk (wat tot uiting komt; te merken is) Dominant = overheersende aanleg Recessief = terugtrekkende (zwakkere) aanleg Homozygoot = homo betekent hetzelfde ; op beide chromosomen ligt eenzelfde aanleg (bijv. AA of aa) Heterozygoot = hetero betekent verschillend ; op de ene chromosoom ligt een andere aanleg dan op de andere chromosoom (bijv. Aa) Afkortingen P = Parentis = ouders F1 = Fillii=kinderen= nakomelingen van P F2 = bij planten en dieren nakomelingen uit de F1 (jongen die onderling worden gekruist) Het Streek Ede biologie 2014-2015 - grn 28